Haagsche Brieven. deelen der provincie waren mannen en vrouwen in haar eigenaardige kleederdracht tegenwoordig. Vooral het muziekgezelschap der American Petroleum-Compagnie uit Antwerpen genoot de eer van bijzonder in den smaak te vallen. De matinée, door dit gezelschap gegeven in den tuin »V. O. V.", werd door honderden en honderden bijgewoond. Onder leiding van den heer Lambert van Zierikzee werden door 120 turners op de groote markt de vrije- en orde-oefeningen uitgevoerd, terwijl aan den wedstrijd door 32 personen werd deelgenomen. 11 muziekgezelschappen luisterden het festival op. Medaljes en herinnerings-insignes werden uitgereikt aan overwinnaars en deelnemers, terwijl f 150 aan prijzen onder de gezelschappen werden verloot. Het goedgeslaagde feest werd met een zeer goed vuurwerk besloten. Ierseke, 28 Mei. Zaterdagavond ontdekte eene vrouw alhier, dat bij de buren een zonderling verschijnsel van licht in de kamer aanwezig was. Toen zij zich daarvan overtuigde bleek het dat het vlammen waren, welke uit de oven van een kachel kwamen, waarin hout was te drogen gelegd. Aan den juist passeerenden nachtwaker mocht het nog intijds gelukken den beginnenden brand te blusschen. Middelburg, 28 Mei. De hedennamiddag gesloten tentoonstelling van Oud-Delftsch aarde werk in de Statenzaal aan de Groenmarkt alhier werd in 't geheel bezocht door 672 personen, waarvan alleen op Pinkster-Maandag 162. Alhier is op den eersten Pinksterdag uit het Kanaal bij de Winterstraat opgehaald het lijk van zekeren S., een 36-jarig gehuwd man, vader van twee kinderen. Daar het lijk van den verdronkene een wond aan het hoofd vertoonde is twijfel gerezen of hier zelfmoord dan wel misdaad in het spel is. De zaak is steeds in onderzoek bij de politie. Te Middelburg is na een rede van den ondervoorzitter van den Volksbond, Vereeniging tegen drankmisbruik, mr. Snijder vanWissenkerke, een afdeeling met 136 leden opgericht. Het voorloopig bestuur werd samengesteld uit de heeren jhr. mr. L. Schorer, mr. R. Fruin, ihr. C. J. J. A. Van Teylingen, A. J. Hoornweg, \V. J. J. Koole, J. J. Berdenis van Berkelom en A. J. Wijnne. Aanbestedingen, Verkoopingen enz. De uitslag der besteding van de gewone onderhoudswerken aan den calamiteuzen Leendert Abrahampolder, waarvan de raaaing f 2052,53 bedraagt, is als volgtA. A. de "Wilde, Goes, f 1984; A. Schrien, Colijnsplaat, f 2012; A. Hollestelle, Colijnsplaat, f 2020 A. Verburg, Colijnsplaat, f 2045; J. de Jonge, Middelburg, f 2126. Stavenisse, 29 Mei. Bij de op heden plaats gehad hebbende aanbesteding van werken ten behoeve van het Waterschap Stavenisse was minste inschrijver de heer P. Moerland alhier, voor f 3245, die het werk is gegund. RECHTSZAKEN. Tegen het vonnis van de Zierikzeesche recht bank, waarbij P. en G. de M., timmerlieden te Ellemeet, wegens meineed tot één jaar gevangenis straf zijn veroordeeld, heeft ook de officier van justitie appèl aangeteekend. Voor de zitting van den ïïoogen Raad van Dinsdag was de revisie-aanvrage van W. M. de Jongh aangekondigd. Een ietwat grooter gehoor dan gewoonlijk wachtte echter meer dan een half uur voordat de zitting geopend werd, daar de raadsheeren nog in raadkamer waren vergaderd. Toen de zaak van de rol werd afgelezen, deelde de voorzitter, mr. Van Meerbeke, mede, dat twee dagen geleden bij hem was ingekomen een verzoek van De Jongh zelf, strekkende om de behandeling van zijne aanvrage uit te stellen. Hij stelt dit verzoek in handen van den procureur-generaal. De heer jhr. mr. Rethaan Marcaré, advocaat- generaal, verklaarde reeds van dit verzoek te zijn gesaisissteerd, daar hij Zaterdagnamiddag een schrijven ontving van de moeder van De Jongh, overleggende een telegram van deze met verzoek om uitstel. Of in dezen stand van zaken nog uitstel van behandeling kon worden verleend, liet hij over aan het oordeel van den Hoogen Raad. De voorzitter verklaarde hierop dat de zaak voor onbepaald werd uitgesteld. Naar men uit goede bron verneemt, is door de justitie een nieuw onderzoek ingesteld inzake de geruchtmakende aanranding van een kassiersknecht van de Associalie-Cassa te Amsterdam, eenige maanden geleden gepleegd op het kantoor van de firma Broekman op het Singel. Zooals men weet, is de hoofdschuldige in deze zaak, Knuijvers, veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf en de verdachte, Schepers, vrijgesproken. Door een der vrouwelijke getuigen in dit geding is thans verklaard dat zij, wonende in het bedoelde perceel, Schepers had bezig gezien met het vervaardigen van een strop, waarmede getracht zou worden den kassiérsknechtonschadelijk te maken. Getuige zou zich dit geval niet dadelijk herinnerd hebben. De opsporing van Schepers wordt door de justitie verzocht. KERKNIEUWS. Door het provinciaal kerkbestuur van Zeeland is, in plaats van den heer J. H. Gezelschap, predikant te Ylissingen, die 1 Juli a.s. emeritus wordt, als secundus-lid der commissie van voordraoht voor de benoeming van kerkelijke hoogleeraren, benoemd de heer C.R. van Lely veld* predikant te Goes. R-enesse. Ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer mr. J. A. Bolle, is gekozen tot notabele bij de Ned. Herv. Kerk de heer J. A. Blom. O N D E B W IJ S. Yoor de deelneming aan de examens B der Polytechnische school hadden zich aangemeld 393 candidaten, en wel voor het eerste gedeelte 216, voor het tweede gedeelte 439 en voor het geheele examen 38. Yan deze candidaten trokken zich vóór of gedurende het examen 46 geheel of gedeeltelijk 'tot op heden terug. Voldoende examen in het eerste gedeelte is o. a. afgelegd door de heeren: art. 61, 62 en 64, N. C. Lambrechtsen en A. de Mooij A.Czn., art. 63 en 64 A. L. J. Breebaart, J. H. C. Kakebeeke Gz. en H. M. van Yessem, art. 64 C. M. Bolle Jr., "W. F. van Deinse, W. L. Ghijsen, E. C. U. Hartman, W. J. S. de Kanter, H. Steketee en E. J. T. Thierens. Benoemd tot ondérwijzer te Oosterland de heer J. J. Kluit van Zonnemaire. De voordracht bestond uit de heeren: 1. J. J. Kluit te Zonnemaire2. B. Kerpensteijn te Zierikzee; 3. C. J. Bakker te Axel; 4. W. Hengeveld te 's-Gravenpolder5. E. J. Frangois te Kruiningen. 's-Gravenhage, 21 Mei. Niet bij honderden, maar bij duizenden stroomen de Hagenaars naar het //Wandelhoofd Koningin Wilhelmina" of kort en goed de «pier" van het Kurhaus. Ofschoon het weder de vorige week guur was, was het er op de Zondagen en Hemel vaartsdag vol, en gisteren liep het er storm. De bureelen voor kaartjesafgifte bleken onvoldoende tegen zulk een stroom van liefhebbers. Men duwde en stootte op zijn Hollandsch om er bij te komen, en zelfs drongen op een gegeven moment een hoop menschen een afscheiding omver. Men kan dus gerust spreken van een volkomen succès van deze onderneming voor 't oogenblik. Want, 'men vergete het niet, 't is nu alles nog voorspel, doch als de warme dagen komen, en de vreemde trekvogels in Scheveningen neerstrijken, dan zal men nog wat anders zien Waarin zit 'm nu de reden van dit succès? Me dunkt in het goed begrepen en goed uitgevoerde idee om het gjoote publiek een gelegenheid te geven om zich vrij te bewegen. Het Kurhaus op zich zelf is een inderdaad voortreffelijke inrichting uit een oogpunt van badplaats beschouwdmaar het heeft aan Scheveningen ontnomen het ongegeneerde karakter van vroeger, toen men op de mooie avonden Zondags of in de week met zijn familie ging thee drinken op het terras van het groot stedelijk Badhuis en er familie en bekenden zag. 't Tegen woordige Kurhaus is een inrichting voor dames uit buiten- en binnenland om in de mooiste zomertoiletje8 te schitteren, en om voor muzikale patiënten en niet-patienten den avond door te brengen in 't genot van heerlijke muziek, maar het is er zoo stijf, zoo vormelijk, zoo benauwd in de heete zomeravonden onder het volle gaslicht, en in de overvolle Kurzaal. Verleden jaar is door den «onderbouw" de uitbreiding van het Kurhaus aan den zee-boulevard een uitkomst gegeven aan een oneindig aantal menschen, die liever buiten zitten dan binnen, en nu zet de /,pier" de kroon op alles. Men heeft nu een «uitbouw" in zee, een wezenlijk «Luftkurort" voor menschen, die naar een luchtje snakken. En 't mooiste is, dat de aanleg niet kinderachtig is ondernomen, maar grootsch is opgevat. Dat kolossale restaurant aan het einde van het wandelhoofd is voor velen een wonder. Hoe kan men zulk een constructie maken op palen in zee en geschikt om duizenden menschen te herbergen? Ik heb in 't buitenland ook wel pieren gezien, maar ik herinner mij geen, die zulk een indruk van ruimte geeft als deze. Door een muziekkorps in dit restaurant concerten te laten geven heeft de directie gezorgd voor opvroolijking. Men kan er naar luisteren, als men wil, maar men behoeft niet. Men kan praten en rookengezellig samenzijn, de muziek dient enkel om de leege oogenblikken aan te vullen. Wil men ze niet hooren, welnu, men kan buiten zitten, of tegen de sterke balustrade rusten, om te staren naai de eeuwig bewegelijke zee, te luisteren naar de machtige stem der golven, die links en rechts, en onder u nu eens zachtkens kabbelen, dan weer hoog oprollen en hun schuim tegen de pier indringen op hun domein slaan. Het gezicht naar het Kurhaus is niet mooi, althans nu niet. Wellicht verbetert dat, als in Juni die inrichting geopend is, maar naar de zijde van het dorp is de aanblik zeer schoon. Die streep land, met de wegdoezelende gebouwen, steekt zoo mooi af tegen de blauw groene zee met bootjes en pinken, terwijl de zon strepen gouds toovert over het water. Wat zal het hier mooi zijn in den avondstond, als de tinten versmelten, en bij hooge zee en storm en onweer I Vrees beklemt u niet, ook dan niet, want het hoofd maakt den indruk van allerstevigst in elkaar te zijn gezet, en men denkt meer aan een promenadedek van een onmetelijke zeeboot, dan aan een bouw in zee. Het voordeel is voor de bezoekers, want zeeziek zullen ze er niet worden. Toch zou het succès zoo groot niet zijn geweest, als de directie niet het juiste inzicht had gehad om den toegangsprijs laag te stellen. Één dubbeltje betaalt ieder gaarne, als hij uit is, het maakt voor niemand een absoluut bezwaar. Het groote verschil tusschen ons kleinste zilverstuk, en het daarop volgende is, dat een kwartje voor velen weegt, terwijl men natuurlijk ten onrechte aan een dubbeltje niet hecht. Steeds kan men zien, dat bij dubbeltjes-entrée de toeloop tienmaal grooter is dan bij kwartjes-eisch. Het gevolg zal dan ook wel zijn, dat als de zaak blijft loopen zooals nu, in dit ééne jaar al een aardige aflossing van kapitaal mogelijk zal zijn. In 't mooie seizoen, het badseizoen, zal de directie er wel toe moeten komen om door een hooger entrée op sommige avonden gelegenheid te geven aan de vreemdelingen en de beau-monae om zich hier te vereenigen, maar de winst zal bovenal komen van de «dubbeltjes" van de massa, die dagelijks tot 's avonds laat zal gaan wandelen, zitten, flirten op de pier. De «pierewaaiers" zullen in Den Haag ontzettend toenemen, en de spreekwijze «zoo dood als een pier" zal moeten veranderd worden in «zoo levendig als een pier". Zaterdagavond heeft men in ons Haagje plechtig herdacht den veijaardag van de opening der Vredesconferentie alhier. De eigenaardigheid van deze bijeenkomst was, dat ze al de allures had van een officieel feest. Ministers, Nederlandsche Gedelegeerden, Staatslieden waren er en spraken er, en toch was de beteekenis geen ander dan die van een manifestatie ten gunste van den vrede. De avond ging uit van den Vredebond en van den Damesbond tot algemeenhontwapening, en had geen politieke strekking hoegenaamd. Wel scheen één der sprekers geneigd een motie voor te stellen om te protesteeren tegen Engeland's houding, maar aangenomen is die motie niet, en ze kan dat ook- niet, waar de Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer De Beaufort, de openingsrede hield, die als twee droppelen water geleek op de sluitingsrede van baron De Staal, namelijk de oprichting van een Arbitragehof is een mooi resultaat, dat de sterkste vredes- vrienden niet zoo spoedig hadden verwacht. Het geeft wel niet den vrede, maar het wijst op een gezindheid bij de volkeren, waarmede de regeerders rekening moeten houden. Dat voor 't oogenblik het einddoel nog niet is bereikt, spreekt van zelf. Het zal heel wat tijd kosten, voor wij zoover zijn, maar verliezen we den moed niet, wij vrienden van den vrede. IJveren we voor ons doel, al zijn er voor 't oogenblik teekenen, die haast zouden doen wanhopen. Zeer juist op zichzelf. De vrede, als ze van deze wereld zal zijn, zal niet verkregen worden dan door verzachting van zeden, het dooden van zelfzucht en hartstocht uit de ziel der menschen en der volkeren, door krachtig te werken op het gemeenschapsgevoel, het cosmopolitisme. Opmerkelijk, dat dit woord zich zoo aansluit bij aat door den Paus tot dr. Schaepman gesproken bij diens afscheid van den Heiligen Vader. «Moed, mijn zoon", zeide de Paus tot den Neder- landschen dichter-staatsman, bedoelende«ga voort op den weg door u bewandeld". En die weg is zeker een bijzondere. Dr. Schaepman beweegt zich als katholiek vrij, oordeelt vrij en geeft zijn indrukken vrijelijk weer. Hij laat zijn licht schijnen, waar hij het noodig acht, en is geen partijganger in de slechte beteekenis van het woord. Wat dus zeer opmerkelijk is, dat is, dat deze katholieke woordvoerder van gewicht in zijn politieke rede in den Frieschen landdag aan de tegenwoordige regeering hulde heeft gebracht voor haar beleid, voor haar onpartijdigheid en voor haar werkkracht in zulke uitnemende bewoordingen, dat dergelijk artikel als een ver kiezingsmanifest dienst zou kunnen doen ten bate van het voortbestaan der tegenwoordige regeering. En is het daarom juist zoo opmerkelijk, omdat een liberaal, de heer Hoetink, in een openhare vergadering van de Grondwet, de oud- liberale kiesvereeniging te is-Gravenhage, zich gedrongen heeft gevoeld diezelfde regeering te criti8eeren op een wijze, die allesbehalve vriendelijk of vriendschappelijk kan heeten. Nu is het wel waar, dat' de lof van vijanden verdacht kan heeten, maar waarom dan meer verdacht dan de blaam van vrienden. Men zou integendeel kunnen beweren, dat de scherpste kritiek van partij- genooten niet kan wegcijferen de ongevraagde hulde van politieke tegenstanders, en dat beiden gelijkelijk wijzen op de uitstekende eigenschappen van het tegenwoordig kabinet. Het wil mij voorkomen, aat uit al die beschouwingen toch overtuigend volgt, dat een Ministerie niet aller eerst behoort te zijn een politiek lichaam, dat zich in een veste verschanst om politieke tegen standers te bekampen, en slechts gemeenschap onderhoudt met staatkundige gelijkdenkenden, maar dat elk kabinet tot eerste plicht heeft te arbeiden voor de gemeenschap, het vaderland. Men kan verschillen over den besten weg, die daarbij gevolgd dient te worden, maar men mag nooit vergeten, dat tegenstanders of vrienden in 't politieke zijn landgenooten, burgers van een zelfden Staat. De tijd der enge partij-politiek is voorbij, de tijd voor de gemeenschaps-politiek is aangebroken. En deze regeering nu heeft getoond daarvoor wezenlijk gevoel te hebben. Wanneer zij nu soms te veel mocht afwijken uit de richting, die de hare is, de liberale, dan is het zeker plicht van liberalen haar daarop te wijzen en de gevaren aan te hooren, die daaruit kunnen voortvloeien voor het land, maar wanneer men zooals de Haagsche boetprediker, haar gaat bekampen, omdat zij tracht te bereiken Staats verzekering van werklieden, dan gaat die kritiek te ver. De zorg voor de toekomst van de arbeiders is een gemeenschaps-belang, evenzeer als de zorg voor het verkeer te water en te land. Het moge waar zijn, dat door de werklieden uit de Staatskas te pensioneeren wat nog niet zoo onvoorwaardelijk is voorgesteld de Tasten voor mindere klassen zullen stijgen, maar heeft men de havens der groote steden en de spoor wegen tusschen de hoofdplaatsen niet gebouwd, omdat er tal van streken zijn, die tientallen van jaren van beter verkeer verstoken bleven of nog zullen blijven, ofschoon de bewoners in de lasten voor de groote werken moeten bijdragen. Bij de werklieden-pensioneering moet beslissen niet allereerst het tegenbelang van anderen, maar bovenal de vraag, of de maatregel noodzakelijk en financiëel uitvoerbaar is. Brieven uit Berlijn. Van onzen correspondent). Boeren op de planken. - Het Schliersee'r Banerntheater in de rijkshoofdstad. Berlijn, 23 Mei 1901. Onder al de verschillende volksstammen van het groote Duitsche rijk zijn er zeker weinige, die zoo trouw de zeden, gewoonten en kleederdrachten der vroegere geslachten hebben bewaard, als de kerngezonde bewoners der Beiersche Alpen. In de groote Noord-Duitsche laagvlakte hebben de spoor wegen de bewoners der verschillende gewesten van hunne oorspronkelijke woonplaats op gemakkelijke wijze verplaatst van rechts naar links, van links naar rechts. Naarmate het verkeer toenam en het spoorwegnet werd uitgebreid, liet de landbevolking, enkele streken in Noord- en Middel- Duitschland uitgezonderd, b.v. het Spreewald, sommige gedeelten van Rüzen enz. de van ouder tot ouder gebruikelijke zeden en gewoonten varen, hing hare karakteris tieke, dikwijls onpraktische, maar o zoo schilderachtige kleederdracht aan den kapstok en bootste op plompe, boersche wijze de gewoonten en de modes van den «tedeling zooveel mogelijk na. Bovendien werden vele bewoners van het lage platteland door de groote steden aangetrokken, waar zij spoedig geheel geabsorbeerd werden door de arbeiders bevolking Hoe zuidelijker men echter komt, hoe meer men het hooggebergte nadert, waar de locomotief nog niet in alle dalen is doorgedrongen, des te oorspronkelijker is de bevolking, des te vasthoudender aan zeden, gebruiken en kleederdrachten. Een vrije bewoner der Alpen heeft geen behoefte aan het leven in de stad, waar hij zich in de huurkazernes niet kan wenden of keeren, en waar hem van alle zijden hooge muren den adem benemen. Van oudsher is de Beier uit het hoogland en uit de Alpendalen een groot liefhebber van tooneelspel, welke voorliefde zich op verschillende wijze openbaart, al naar gelang van de in zijn woonplaats heerschende tradities en over leveringen. In het eene dorp bepaalt men zich uitsluitend bij geestelijk spel en godsdienstige tooneelen, in het andere worden moderne stukken uit het boerenleven opgevoerd. Zoowel hier als ginds zijn de spelers er met hart en ziel bij. Zij beschouwen hun spel niet maar als een gewone lief hebberij, maar als een zaak van groot gewicht, als een erfstuk, dat zorgvuldig moet worden onderhouden. De groote passie-spelen in Oberammergau, sinds de laatste helft van de vorige eeuw telkens om de tien jaar met steeds grooter succes en volmaakter techniek gegeven, dateeren reeds uit de 18e en 17e eeuw. Hetzij direct door persoonlijk bezoek of indirect door de lectuur van tijdschrilt- en dagblad-artikelen heeft de beschaafde wereld met de beroemde Oberammergauer passie-spelen kennis gemaakt. Op zulk een wereldvermaardheid kan het dorp Schliersee niet bogen, en toch heeft het even goed een interessante bevolking, welke reeds lang in Duitschland vermaard is door haar comediespel. Het laat zich wel verklaren, hoe de bewoners van een dergelijk dorp, dat gedurende de lange wintermaanden vrijwel van de buitenwereld was afgesloten, hun aangeboren aanleg voor tooneelspel gaandeweg zochten te ontwikkelen en te volmaken. Het dorpje Schliersee, ten westen van Berchtergaden en het Salzkammergut en ten Zuiden van München, aan den voet van den Wendelstein aan de Schliersee gelegen, werd tien jaar geleden door leen lokaalspoortje met Holzkirchen en verder met München verbonden. Of van dat tijdstip af plotseling de «Wanderlust" vaardig werd over de Schliersee'r boeren, dan wel of zij reeds vroeger op kleiner schaal buiten hun dorp voorstellingen gaven, hierop is men mij het antwoord schuldig gebleven, zooveel is echter zeker, dat reeds verscheidene jaren achtereen in het voorjaar het tooneelgezelschap der Schliersee'r boeren en boerinnen uit hun hooggelegen Alpen-dal afdaalt naar het lage noorden om in Berliju gedurende enkele maanden gastvoorstellingen te komen geven. Tweemaal 's jaars kan men in de Berlijnsche bladen lezen: i>De boeren zijn weer in ons midden". In de lente de boersche tooneelspelers uit het Alpenland, die er een eer instellen £voor het publiek van een wereldstad op te treden en bovendien meesmuilend telkens de ruime winst onder elkaar verdeelen; in den herfst een andere groep van landbouwers, de »Bund der Landwirte", de agrarisch groote grondbezitters, ijverige acteurs op het politiek tooneel, die elk najaar, nadat de oogst is binnengehaald, in het circus Basch in Berlijn bijeenkomen om te jammeren en te protesteeren tegen de achteruitzetting en benadeeling van den landbouw, alias van de groote grondbezitters ten oosten van de Elbe, ten gerieve van de industrie. In vroegere jaren traden de Schliersee'r geregeld op in het uiterste Zuid-Oosten van de stad, in het oude Belle- alliance^heater in de straat van denzelfden naam tusschen den Belle-alliance-Platz en het Tempelhoferfeld. Deze schouwburg dateert nog uit den tijd, toen er minder hooge eischen werden gesteld aan het interieur van een theater. Feitelijk is het niet veel meer dan een leelyke vervallen houten barak, hetgeen niet wegneemt, dat deze eenvoudige schouwburg vroeger door een uitstekende troep bespeeld werd en steeds op een zeer grooten toeloop van «en ontwikkeld publiek kon rekenen. Tegenwoordig is het afgedaald tot een theater van den derden rang voor den kleinen burgerman en de bewoners van de voorstad. Wanneer echter in het voorjaar de Schliersee'r van het Belle-alliance-theate r bezit hadden gehomen, kwam plotseling het gehalte van de bezoekers weer op de vroegere hoogte. De wonderlijke oude comediezaal met houten plafond en houten wanden met een onooglijke foyer werd dan geheel gevuld door een gedistingeerd publiek, dat vrijwillig de risico van brandgevaar trotseerde om de Schliersee'r te zien spelen. Het heeft me al dikwyls verwonderd, dat de politie dit gevaarlijke houten gebouw niet reeds lang heelt afgekeurd. Hier in dit sobere milieu kwamen de eenvoudige boeren- artisten eigenlijk meer tot hun recht, dan in het kokette modern gebouwde «neue theater" aan den Schriffbauerdamraer in het centrum van de stad, waarin zij dit voorjaar optreden. De houten, slecht verlichte zaal was zoo recht het interieur voor hunne boeren-stukken. Wanneer het publiek in plaats van op vaste banken aan tafeltjes had gezeten met een stevigen «Masskrug" echt Beiersch bier, een stuk worst en een Rettich (ramenas) voor zich (zooals in een Miinchener Bierkeiler), zou men zich nog volkomener in het leven der Beiersche landelijke bevolking hebben kunnen verplaatsen. Wie weet, of het publiek dan niet als één man telkens het «Iodeln" en den «Schuhplattlertanz" door het klepperen met de deksels hunner »Masskrügel" begeleid hadl Oppervlakkig beschouwd zou men zeggen, hoe is het ter wereld mogelijk, dat de Schliersee'r telkens opnieuw zooveel succes hebben in een wereldstad, waar de kritiek zeer streng is, waar uitstekend gespeeld wordt in bijna alle schouw burgen en waar de toeschouwer hun taal niet altijd zal kunnen volgen. Voor een groot deel zullen zij hun succes wel hieraan te danken hebben, dat zij wijselijk niet verder springen dan hun stok lang is, dat zij zich niet aan de zoogenaamde salonstukken, moderne blijspelen, of diepzinnige tragedies wagen, doch zich uitsluitend bepalen bfj het emplooi, waarin zij zich thuis gevoelen, bij de vele boarenstukken van Beierschen en Oostenrijkschen oorsprong. In deze stukken zijn zij geheel in hun element. Wie zou natuurlijker en «echter" een boer op de planken kunnen weergeven, dan een geboren boer zelve, wiens aangeboren talent voor tooneelspel door langdurige studie en oefening is ontwikkeld! Men merkt het duidelijk, de Schliersee'r geven zich op het tooneel precies zooals ze in het dagelijksch leven zyn. Zy behoeven zich niet, evenals de tooneelspelers van professie, eerst in de toestanden en de tooneelen van het stuk in te werken en in te denken. Neen, zij staan midden in hun dagelijksch milieu, zy spreken hun eigen taal, zy dragen dezelfde schilderachtige kleedij, waarin zij zich overal op straat vertoonen. Er ligt voor den toeschouwer een eigenaardige bekoring in, deze amateur-tooneelspelers hun eigen eng begrensd leventje met zijn lief en zyn leed op de planken te zien weergeven. Daarin ligt zeker eensdeels het geheim van hun succes en anderendeels in hun uitmuntend samenspel en de uitstekende regie, welke aan den gewezen Beierschen hoftooneelspeler Dreher is toevertrouwd. Xaven Terofal, ontegenzeggelijk de beste van het geheele gezelschap, is een geboren «komiker", die den toeschouwer van harte laat lachen, al ontgaat dezen ook nu en dan een enkel woordje. Ofschoon ik geruimen tjjd in Oostenrijk en Zwitserland gewoond heb, en de Zuid-Duitsche tongval mij dus niet vreemd is, miste ik in den Gemeinde Kasperl, waarin Terofal de hoofdrol van den dorpsgendarme vervulde, hier en daar wel eens wat. De stukken van den Oostenrijkschen volksdichter Anzen- gruber, welke bijna allen in het hooggebergte spelen, worden bij voorkeur opgevoerd. Welk stuk ook op het programma staat, onverschillig of het een dramatisch stuk is of een blyspel, dit hebben ze allen met elkaar gemeen, dat in alle stukken op de zither gespeeld en gezongen, «gejodelt" en wgejuchzt", en de «Schuhplattlertanz" gedanst wordt. Terwyl bij dezen dans de «Dirndl" (meisjes) dan met de handen in de zij op de maat van de zithermuziek in de rondte draaien, zoodat hun wijde rokken als een groote klok opblazen, dansen de »Bua" (de jongens) om haar heen, klappen voortdurend met beide handen op de knieën, op de schoenzolen, op den mond, springen in de hoogte, hurken neer, springen weer op, klappen onder het opspringen in de handen onder de dijen, voor de dijen, achter den iug, voor de borst; nemen hun Dirndl met esn stevigen ruk in de hoogte, dat de wijde rokken in het rond fladderen, zetten haar met een schel'en «Juchzerschreeuw" weer near, beginnen opnieuw te «schuhplatteln", terwijl de meisjes weer ronddraaien met de armen in de zij en opgeblazen krinoline-rokken: Tanz'n und Hax'nschlag'n Dös muass a Ieda sag'n, So wie im Bayerland

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1901 | | pagina 7