gemeente-opzichter of de vaste werklieden en stelt daarom voor, het artikel met f 50 te verminderen. Burgem. en "Weth. antwoorden, dat de Commissie de memorie van toelichting niet goed heeft gelezen, waarin staat dat de f 50 hier uitgetrokken zjjn. om zoo noodig uitgaven, die gevorderd worden, te kunnen doen en volstrekt niet om als vaste jaarwedde voor een aan te stellen beambte te dienen. De heer Fokker verklaart, dat de Commissie met dit antwoord niet voldaan is. Het is niet noodig die sluis in het Djjkwator door een bepaald persoon te laten openen en sluiten, dit kan geschieden door de vaste werklieden. Daarop wordt het voorstel der Commissie, om het artikel met f 50 te verminderen, in stemming gebracht en verworpen met 8 tegen 4 stemmendie van de heeren Lechner, Cau, Fokker en Legemaat. Daarop wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten met ingang van i Januari 1899, de betrekking van Sasmeester op te heffen en den tegenwoordigen titularis eervol ontslag uit die betrekking te verleenen met recht op pensioen, bedragende f 150. De heer van den Bout acht dit te weinig en zou hem nog een gratificatie toegezegd willen zien, nu hem de betrekking, die hij jaren getrouw heeft vervuld, wordt De heer Legemaat kan er zich ook mede vereenigen. Aan andere ambtenaren, die op eigen verzoek ontslag kregen, werd wel een toelage toegedachtzoodat het thans z. i. zeker wel mag, nn het ontslag gegeven wordt. De heer Fokker had het beter geacht als men met het behandelen van dit punt gewacht had totdat de man er zelf om vroeg. De heer Legemaat is het hierin eens met den heer Fokker en had dan ook liever gezien, dat de heer van den Bout zijn voorstel had ingekleed als een vraag. Hij wil echter wel erkennen, dat er hier redenen bestaan om meer toe te leggen. De heer Fokker meent, dat dit onderwerp niet thuis hoort in do begrooting en stelt daarom do volgende motie voor: De Raad hoort het voorstel van den heer van den Bout en gaat over tot do orde van den dag. De Voorzitter meent, dat dit punt bij dit artikel wel te pas gebracht kan worden en wordt het voorstel van den heer van den Bout aangenomendan kan het bedrag ook onder dezen post worden opgenomen. De motie van orde van den heer Fokker wordt in stemming gebracht, doch de stemmen staken. Yóór stemden de heeren van Schelven, Lechner, Fokker, Legemaat, Cau en van der Lek de Clercq. Daarop wordt de vergadering geschorst tot des avonds 7 uur. Afwezig in de avondvergadering zjjn de heeren van der Yliet, Franse, Cau, Houwer, van der Lek de Clercq en Fokker, alleen de heer Franse met kennisgeving. Na heropening der vergadering deelt de Voorzitter mede, dat er nogmaals een onderzoek naar de hoogte der honden is ingesteld en dat die van 60 c.M. bevonden is te hoog te zijn en stellen Burgem. en Weth. daarom voor, daar voor te bepalen een hoogte van 50 c.M. Aldus wordt besloten. Daarop wordt de behandeling der begrooting voortgezet. Hoofd8t. Ill, Afd. II, Art. 1 (Onderhoud van openbare gebouwen). De heer Lechner vindt, dat het loopen der klokken in den laatsten tijd er niet op verbeterd is en vraagt waaraan dit ligt en of er niets aan gedaan kan worden. De Voorzitter antwoordt, dat het nergens anders aan toe te schrijven is dan aan den slechten toestand, waarin vooral het uurwerk op het Stadhuis verkeert. Er wordt alles aan gedaan wat er aan gedaan kan worden, doch het uurwerk is uitgesleten en daardoor verloopt het. Een nieuw uurwerk zou alleen verandering kunnen brengen. Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 2 (Onderhoud van haven- en kanaalwerken). De Commissie vraagt of het vernieuwen der beschoeiing bij het huis van den directeur der gasfabriek niet van minder gewicht is dan de geschrapte vernieuwing van den kaaimuur vóór het huis van den heer de Jonge van Ellemeet en zoo neen, of het dan toch niet de voorkeur verdient dit werk aan te houden tot en tegelijk te besteden met de vernieuwing van de beschoeiingen aan den Visschers- dijk. Tevens vraagt zij hoeveel in de beide laatste jaren is uitgegeven op onderdeel f van dit art. (Uitdiepen der havens, het doen van peilingen enz.), waarvoor de uit getrokken som van f 250 hoog voorkomt. Burgem. en Weth. antwoorden, dat vernieuwing van de beschoeiing bij het huis van den directeur der gasfabriek van meer belang is dan die van den kaaimuur vóór het huis van den heer de Jonge van Ellemeet, daar volgens den Gemeentebouwmeester er gevaar bestaat voor verzakking van het huis, indien het wordt uitgesteld, terwijl dit bij het laatste werk niet te duchten is. Aanbesteding tegelijk met do vernieuwing aan den Visschersdijk is echter niet mogelijk, daar de eerste is gebracht onder de gewone onderhoudswerken en de laatste als buitengewoon werk. Het bedrag voor verdiepen der havens enz. is f 50 hooger dan ten vorigen jare, omdat er in het volgend jaar meer peilingen zullen moeten plaats hebben tengevolge van het verdiepen der buitenhavens. Nog deelen zij mede, dat op onderdeel f is uitgegeven in 1896 f 72,50, 1897 f 4,80 en 1898 f 87,54. De heeren van der Vliet en Cau komen ter vergadering. Daarop wordt het art., zooals het daar ligt, vastgesteld. Hoofdst. Ill, Afd. H, Art. 4 (Onderhoud riolen, slooten, putten enz.). De Commissie vraagt of deze post niet voor besteding vatbaar is, waarop Burgem. en Weth. antwoorden, dat dit onmogelijk is omdat de uitgaven op dit art. het eene jaar bij het andere te veel uiteenloopendaaruit toch worden betaald de kosten van het schoonmaken van slooten, open vroonen enz. als dit noodig is. Het art. wordt steeds op f 250 geraamd, maar in '97 werd er o. a. slechts f 92,985 uitgegeven. Do Commissie dankt voor deze inlichting en het art. wordt aldus vastgesteld. De heeren Houwer, van der Lek de Clercq en Fokker komen ter vergadering. Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 5 (Onderhoud wegen en voetpaden). De Commissie stelt voor, den post van grindzand f 150, te verminderen met f 70 en terug te brengen tot f 80, zijnde het bedrag in vorige jaren uitgetrokken. Burgem. en Weth. achten dit art. niet voor vermindering vatbaar. Op dit art. werd niet geregeld f 80 voor grindzand uitgetrokken, zooals do Commissie meent, doch werd steeds geraamd naar de behoefte. Om bijzondere redenen werd alleen het vorig jaar slechts een gering bedrag toegestaan voor grindzand, welk bedrag echter bleek niet voldoende te zijn en ook overschreden is moeten worden. De Commissie trekt daarop haar voorstel in. Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 6 (Onderhoud straten, pleinen enz.) De Commissie stelt, daar in de laatste jaren veel herbestraat isvoor, met het oog op andere urgente uitgavenin het volgend jaar geen keien te koopen en evenmin klinkers. Het art. wordt dan verminderd met f 2469. Bovendien wordt dan op c, d en e ook minder uitgegeven en stelt zij voor, c en d ieder op f 200 uit te trekken en e op 400, waardoor nog bezuinigd wordt f 971dus totaal f 3440. Het onderdeel i (wegruimen van sneeuw) wordt hooger geraamd dan in 1898, niet tegenstaande krachtens het nieuwe politie-reglement de ingezetenen meer zullen moeten doen aan de straten en de gemeente minder, daarom stelt zij voor eene verlaging met 100; het art. wordt dus verlaagd met f 3540 en voorgedragen op 1121. De Commissie acht het nog wenscheljjk, dat in den vervolge bij voorstellen tot herbestrating tevens de straten worden opgegeven. Burgem. en Weth. antwoorden hierop, dat zij met het voorstel van in 1899 geen keien aan te koopen, zich niet kunnen vereenigen. Reeds werd door hen het aantal der door de Commissie van Fabricage ten aankoop voor gestelde keien tot op de helft verminderd, met het oog op de financiën der gemeente, maar het is niet mogelijk om minder keien en waalklinkers aan te schaffen. Ten gevolge van de vernieuwing van den kaaimuur aan het Luitje wordt de straat daar verbreed en zal dus daar een gedeelte nieuwe bestrating moeten worden aangelegd, terwijl aan schaffing van nieuwe keien ook noodig is voor de noodzakelijke herbestrating van verschillende straten. Voor opruimen van sneeuw enz. is f 50 meer geraamd, omdat thans daaronder ook begrepen is het strooien van zand op de bruggen bij gladheid. Of van dit bedrag veel of weinig zal moeten worden uitgegeven is niet te zeggen, maar een lagere raming durven zij toch niet aan te bevelen. Zij handhaven daarom het art. geheel. De Commissie handhaaft ook haar voorstel. Het is een oud, twistpunt sinds jaren opgeworpen, om op te geven welke straten bestraat moeten worden. Zij meent; dat er geen straten te herbestraten zjjn en vreest nu, dat de uitgetrokken post toch gebruikt zal worden zonder dat het noodig is. Het is gebeurd, dat er jaren lang geen bestrating plaats had, terwijl het toch marcheerde. De heer Houwer is het niet eens met de Commissie. Z. i. is b.v. bestrating van af het Kraanplein tot de Havenpoort wel degelijk noodig, daar de toestand, waarin deze verkeert, nadeelig is voor de kaaimuren; de straat watert niet meer af, langs de boomen valt zij af, dus is dit ook schadelijk voor de boomen. De klachten zijn niet geheel ongegrond, er zjjn straten die onderhoud vereischen, b.v. ook het Groenendaal tot de Vischslop. De Voorzitter deelt mede, dat er keien aangeschaft moeten worden, omdat er geen voorraad meer is, wat andere jaren wel het geval was. Hjj is altijd van oordeel geweest dat het beter is geen straten in den Raad te noemen, daar ieder allicht een voorliefde heeft voor de een of andere straat, Het voorstel der Commissie wordt in stemming gebracht, doch de stemmen staken. Tegen stemden de heeren ten Haaf, Houwer, van Geuns, van den Bout, Moolenburgh en van der Yliet. Hoofdst. Ill, Afd. H, Art. 8 (Onderhoud fonteinen, wandelplaatsen enz.) De Commissie meent, dat ook dit art. voor bezuiniging vatbaar is, daar het personeel, dat in de wandelingen werktgrootendeels bestaat uit de vaste werklieden en den grafdelver, wier bezoldiging op andere artt. voorkomt en stelt zjj voor, het te verminderen met f 100. Burgem. en Weth. antwoorden, dat dit art. vroeger voor aanschaffing van plantsoen enz. steeds werd uit getrokken op f 1000. Door den tegenwoordigen beheerder van het plantsoen is het teruggebracht tot op het bedrag waarop het thans is uitgetrokken, maar het is niet meer voor vermindering vatbaar, tenzjj men het plantsoen, als zoodanig, aan zjjne bestemming wil onttrekken. De Voorzitter verklaart nog, dat hij zich aan de bemoeiing met het onderhoud geheel onttrekt als het art. wordt geschrapt. De heer Fokker zegt, dat de Commissie tot dit voorstel geleid is omdat zjj meende dat uit dit art. niet eens het loon betaald wordt van de vaste werklieden. Bovendien worden z. i. de wandelingen in sommige opzichten wel wat al te net gehoudenb.v. het afsteken der grasranden waarmede een geruimen tjjd heengaat, terwijl zij kort daarna toch weer verwilderd zjjn, waarop de Voorzitter antwoordt, dat onder de f 300 wel degelijk het loon is begrepen en acht het bedrag niet te hoog, wanneer men het vuil maar niet zoo wil laten groeien en de geheele wandeling laten verwilderen. Daarop wordt het voorstel der Commissie, om het art. met f 100 te verminderen, in stemming gebracht en ver worpen met 9 tegen 3 stemmen, die van de heeren Fokker, Legemaat en Cau. Hoofdst. IH, Afd. III, Artt. 2, 3 en 6 (Aanleg of vernieuwing). De Commissie stelt voor, deze artt. te laten vervallen, daar deze sinds jaren op de begrootingen pro memorie voorkomen zonder dat er gedacht wordt die werken uit te voeren en acht het beter op deze wjjze aan die comedie een einde te maken. Burgem. en "Weth. antwoordendat deze artt. steeds op de begrootingen worden gebracht om op de daarbjj genoemde werken de aandacht gevestigd te houden. Wenscht de Raad echter ze te laten vervallen, dan kan dit natuurlijk geschieden, maar zjj achten het beter bedoelde werken niet aan een jaarljjksche overweging te onttrekken. Het voorstel der Commissie tot schrapping dier artt. in stemming gebracht, wordt verworpen met 7 tegen 5 stemmen. Yóór de heeren Fokker, Cau, Legemaat, van Geuns en ten Haaf. De heer van der Lek de Clercq vraagt omtrent art. 1 nogof er genoeg boomen voorradig zjjnom er geen aan te koopen en of het plan is voor de doode boomen nieuwe in de plaats te zetten, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit laatste het plan is en dat de uitgaaf, daarvoor noodigdan getrokken wordt uit de f 300 van art. 8 der vorige Afdeeling. Hoofdst. IH, Afd. III, Art. 4 (Kosten van vernieuwing beschoeiing Yisschersdjjk) en Art. 5 (Kosten voor uit diepen der haven). VERVOLG OP HET RAPPORT der Commissie benoemd tot onderzoek der begrooting. Het nader voorstel van Burgemeester en "Wethouders van 17 October 1898, tot wijziging der concept-begrooting voor 1899, en tot invulling der daarin uitgetrokken memorieposten voor de vernieuwing der beschoeiing aan den Yisschersdjjk en het uitdiepen der haven, respec- tieveljjk met f 14000 en f 7590, heeft de Commissie eerst kunnen onderzoeken nadat kaar Rapport over de begrooting zelve was opgemaakt en ingediend. Zjj miste daardoor de gelegenheid die werken te vergelijken en in verband te brengen met de andere bjj de begrooting voorgedragen werken. Hoezeer der Commissie het geraamd bedrag voor het uitdiepen haven hoog voorkomt, kan zjj zich echter bjj de voor gestelde werken neerleggen, nadat zjj vernam van haar medelid, die tevens lid is van de Commissie van Fabricage, dat het aanbrengen der nieuwe beschoeiing aan den Visschersdijk noodzakelijk is, daar uitstel gevaarlijk kon worden voor de aangrenzende huizen, en dat het cjjfer voor het uitdiepen der haven is een maximum- ramingspost, en het werkelijk bedrag veel minder kan blijken te zijn, daar voor dergelijk baggerwerk de kosten zeer uit elkander loopen en voor nauwkeurige begrooting kwalijk vatbaar zjjn, en tevens dat, wanneer niet de geheele haven, maar alleen die beide plaatsen, welke zeer verondiept zjjn, werden uitgebaggerd en het overige deel van de haven in den tegenwoordigen toestand werd gelatenzulks op de kosten van het werk van geen noemenswaardigen invloed zou zjjn en slechts een verschil van een paar honderd gulden zoude opleveren. De Commissie vestigt er echter wel de aandacht op, dat ook weder de kosten van deze werken geheel gebracht worden ten laste van volgende dienstjaren, door verkoop van kapitaalzonder dat eenig bedrag uit den loopenden dienst wordt gevonden. De meerderheid der Commissie vereenigt zich daarmede niet, althans een deel dier kosten behoort te worden gevonden uit de gewone middelen voor 1899. Het zal wel de bedoeling van Burgemeester en Wethouders zjjn, ofschoon dit uit de stukken niet bljjkt, de f 21590 kapitaal van het Grootboek te nemen, te redintegreeren. De meerderheid der Commissie neemt eene afwachtende houding aan tegenover dit voorstel in verband met den termijnbinnen welke de redintegratie moet plaats hebben. NADERE MEMORIE YAN ANTWOORD van Burgemeester en Wethouders op dit Rapport. Naar aanleiding van het vervolg op het Rapport der Raadscommissie tot onderzoek der begrooting voor 1899 merken wjj op, dat, waar de Commissie mededeelt de gelegenheid gemist te hebben de in haar Rapport be sproken werken te vergeljjken en in verband te brengen met de andere bjj de begrooting voorgedragen werken, het ons voorkomt, dat een onderling vergeljjk dier werken ook volstrekt niet noodig is. Beide werken staan op zichzelf en houden geen verband met eenig ander op de begrooting voorgesteld en in 1899 uit te voeren werk. Ook behoeft de post van Ontvang, voorkomende onder Artikel 7 van Hoofdstuk II, geen wjjziging, daar de rente-derving van het te verkoopen kapitaalwanneer die in 1899 al mocht plaats hebben, uiterst gering zal zjjn en zelfs niet te benaderen is. Voorts vestigt de Commissie er de aandacht op, dat de kosten dezer werken weder geheel gebracht worden ten laste van volgende dienstjaren, zonder dat eenig bedrag uit den loopenden dienst wordt gevonden. Hare meerderheid meent, dat althans een deel dier kosten uit de gewone middelen voor 1899 dient te worden bestreden. Wjj deelen het gevoelen dier meerderheid niet, want een gevolg daarvan zoude zjjn, dat de hoofdeljjke omslag voor 1899 nog meer zoude moeten worden verhoogd dan thans reeds het geval is, terwijl nog bovendien deze werken, die eensdeels het gevolg zjjn van ver anderde omstandigheden, anderdeels van te groote zuinig heid onzer voorgangers, wel degelijk als buitengewoon moeten worden beschouwd. Wjj deelen overigens het gevoelen van hendie meenen, dat het uitdiepen van de haven in den vervolge, dat jaarljjks eene som zal vorderen, uit de gewone inkomsten zal moeten worden bestreden. Ten slotte zjj nog medegedeeld, dat het werkelijk onze bedoeling is, zooals de Commissie veronderstelten zooals ook uit de gedrukte Memorie van Toelichting bljjkt, aan Uwe Vergadering te zijner tjjd voorstellen te doen tot redintegratie van de voor bovengenoemde werken te verkoopen kapitaal. Thans kan dit evenwel nog niet geschieden, omdat, zooals reeds uit het Rapport der Commissie zelve bljjkt, volstrekt niet met zekerheid is te zeggen, welk bedrag voor het uitvoeren der werken moet worden verkocht. Dit kan eerst worden bepaald, wanneer de aanbeste ding zal hebben plaats gehad, en derhalve zullen alsdan aan Uwe Vergadering voorstellen worden gedaan tot verkoop van het benoodigde kapitaal en het jaarlijks te redintegreeren bedrag. De heer Cau vindt het niet wenschehjk deze werken reeds het volgend jaar uit te voerenwaarom alle werken tegelijk Hjj zou bepaald willen zien welke werken urgent zjjn en welke niet, en de urgente het volgend jaar, de niet-urgente een ander jaar uitvoeren. Dit is voordeelig voor de gemeente en tevens in het belang der arbeidende klasse. De heer Houwer meent, dat de groote posten op de begrooting hier het gevolg is van aanneming van het voorstel van den heer Cau in Augustusom de werken te behandelen bij de begrooting voor het jaar waarin die werken worden uitgevoerd. Was dit besluit in Augustus niet genomen, dan zouden waarschijnlijk de bedragen niet opgenomen zjjn. De Voorzitter verklaart alle werken even urgent, vooral den Visschersdjjk, daar de veiligheid daar groot gevaar loopt het gevaar voor verzakking is zeer waarschjjnljjk, bljjkende uit de scheur die midden in de straat is ontstaan. Het uit diepen der haven is even urgent; daartoe zjjn reeds dikwjjls verzoeken ingekomen, terwjjl de booten dikwjjls bljjven vastzitten. De heer Cau stelt voor, de zaken aan te houden en de artt. 4 en 5 voor memorie uit te trekken, nadat hjj vernomen heeft dat de begrooting door den bouwmeester wel wat overhaast is opgemaakt. De Voorzitter erkent, dat de begrooting der werken op het laatste oogenblik is ingediend door Burgem. en Weth., doch zij zijn nooit gewoon geweest zulke werken bij de begrooting voor te stellen, hetgeen thans geschiedt ten gevolge van het besluit in Augustus genomen. Men kan nu wel zeggen de zaken aanhouden tot over een paar maanden, maar het voorstel van Burgem. en Weth. onder gaat daardoor geen verandering, zoodat de cjjfers even goed nu op de begrooting zjjn te zetten als later die posten toch toe te staan en nu weg te laten. De heer Cau breidt zjjn voorstel uitnl. de zaken aan houden met nitnoodiging aan Burgem. en Weth. daarbjj later aan te geven de wjjze waarop de redintegratie zal plaats hebbendan is men vrjj de werken alle dadeljjk uit te voeren of de minst urgente uit te stellen tot later. De Voorzitter herhaalt nogmaals, dat het onmogelijk is op te geven hoe te redintegreeren, zoolang men niet weet welk bedrag uitgegeven moet wordendus zoolang aanbesteding niet heeft nlaaf»..imhadL

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1898 | | pagina 7