ling, doch nu er een verordening op het mishandelen van dieren bestaat, acht hy het niet meer noodig. Hij zou het artikel zoodanig gewijzigd willen zien, dat er komt te staan binnen de bebotitvde kont der gemeente op den openbaren weg, enz. De heer Fokker is tegen het amendement van den heer Legemaat. Hij heeft te dikwijls afbeulen van honden voor karren gezien en acht het verbod wel degelijk geschikt, vooral omdat het aanwezig zijn van het geval dierenmishan deling moeielijk uit te maken is. De heer van Geuns wil, niettegenstaande den aandrang uit het request blijkende, toch trachten het verbod te land- haven. Uij is het met den heer Fokker eens, dat dieren mishandeling moeilijk te constateeren is; dergelijke personen worden dan ook dikwijls niet veroordeeld. Het afleggen van lange wegen met zware vrachten zou men reeds als dierenmishandeling kunnen aanmerken. Met het art., zooals het thans luidt, kan men in ieder geval iets doen. Daarop wordt het amendement van den heer Legemaat, om het verbod te beperken tot binnen de bebouwde kom der gemeente, in stemming gebracht. Tegen stemmen de heeren Lechner, Fokker, ten Haaf, van Geuns, Cau en Moolenburgh, zoodat de stemmen staken en in een volgende vergadering dus nieuwe stemming moet plaats hebben. Artt 40 en 41 worden ongewijzigd aangenomen; art. 41 nadat de Voorzitter de heer Legemaat op zijn vraag be vestigend geantwoord heeft, dat het de bedoeling is, dat ook de zerken en steenen op de Oude Haven moeten worden opgeruimd. Art. 42. Verbod binnen de bebouwde kom der gemeente aan den openbaren weg te schuren (schrobben). De heer Legemaat vindt dit verbod wel wat kras; hij geeft toe, dat het voor de straten schadelijk is, maar zou dan liever Burgem. en VVeth. de bevoegdheid geven het in enkele gevallen te verbieden. De heer van der Vliet acht het verbieden van het schuren ook verkeerdde gezondheid wordt er z. i. niet mede be vorderd en in plaats van te schuren zal men nu alleen vegen, dat nog ongezonder is. De heer Houwer houdt schuren ook schadelijk voor de bestrating en de straten zullen bij het achterwege laten van het schuren er zeker niet minder om gaan uitzien. De heer Fokker ziet ook het schadelijke van het schuren voor de steentjes in, maar acht het vegen niet minder schadelijk, het zand gaat dan ook tusschen de steenen uit. De heer van den Bout is ook tegen het verbod van schuren en meent, dat de straten er verschrikkelijk zullen gaan uit zien, als nu ook het vegen nog verboden wordt. De Voorzitter zou aan het artikel willen toevoegen het verbod anders te vegen dan met een heibezem. De heer van Schelven acht dit nog slechter, omdat de grond met heibezems nog meer uit de straten gewerkt wordt. De heer Houwer meent, dat de tegenstanders van deze bepaling niet bang behoeven te zyn voor vervuiling der straten, zij behoeven daartoe maar even naar Middelburg te zien, welke stad men toch niet vuil kan noemen, terwyl daar toch hetzelfde verbod reeds eenigen tijd bestaat. De heer ten Haaf zou het schuren eens in de week, b.v. Vrijdag?, willen invoeren. De heer Lecbner wjjst op de Oude Haven, waar vroeger veel geschuurd werd, toen de haven er nog was, thans gebeurd het niet half zooveel en toch is zij niet vervuild. De heer Houwer meent nog, dat het vegen niet te ver bieden is, omdat het vuil, dat op de straat komt, Van dien aard kan zijn, dat men het niet kan laten liggen. Daarna wordt het art., zooals het daar ligt, in stemming gebracht en aangenomen met 7 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren Legemaat, ten Haaf, van den Bout, Cau en van der Vliet. Art. 43 wordt weggelaten omdat daarin reeds is voorzien bij het Wetboek van Strafrecht. Het doel was die bepaling meer onder de oogen van het publiek te brengen, doch de heer Cau meende, dat het publiek noch deze verordening noch het Wetboek van Strafrecht leest. Na aanneming van art. 44 wordt de vergadering geschorst tot 's avonds half acht. By de heropende vergadering is thans ook aanwezig de heer van der Lek de Clercq. Art. 45. Bij dit art. wordt voorgelezen een adres van verschillende slagers, aan wier verzoek door de Commissie bij dit art. grootendeels is voldaan. De heer van den Bout meent uit het art. te moeten opmaken, dat, indien er slechts 2 stuks vee binnen de bebouwde kom der gemeente wordt vervoerd, men toch 5 personen voor de geleiding noodig heeft, vindt dit erg bezwarend en de bepaling daarom onaannemelijk. De Voorzitter erkent, dat er op het oog feitelijk volgens deze bepaling 5 personen voor een koppel vee noodig zou zijn, maar het behoeft niet, want men kan elk stuk vee doen vasthouden en dan heeft men dus geen 5 personen noodig. Volgens den heer Houwer is er geen verschil tusschen de oude en nieuwe verordening in deze, want hy heeft te allen tijde gezien, dat het vee aldus gedreven werd, n.l. één beest vasthoudende en de andere er bijgedreven. Het bezwaar van den heer van den Bout vervalt z. i. ook als het Sas weg 2al zijn en het vee dus niet meer door de stad behoeft gedreven te worden. Hy wil nog alleen voorstellen, dat stieren, die een ring door den neus hebben, niet behoeven g»knieband tï worden, omdat hij een ring voldoende acht. Op de tentoonstellingen worden zij uiei ar.deis toegelaten dan met een riog door den neus cn tan ongelukken heeft men nog nooit gehoord. De heer Fokker wil voorstellen de redactie zoodanig te wyiigen, dat elke 2 stuks vee door 1 persoon geleid moet worden, dan heeft men voor 10 stuks 5 personen noodig, voor minder stuks ook minder personen. De heeren Cau en van Geuns willen het art. aanhouden, totdat de Commissie een nieuw artikel heeft ontworpen orn het dan nog eens te behandelen. Aldus wordt besloten. Artt. 4648 worden aangenomen zonder «enige noemens waardige wijziging. Art. 49. De heer van Schelven acht het art. niet van kracht als er geen verbetering aan de haven gebracht wordt. Men moet kunnen zien of er genoeg water staat om binnen te komen of er uit te gaan en zou er aan het einde der haven en aan het Luitje een teeken geplaatst moeten worden, dat dit aangeeft. Nadat de Voorzitter verklaard heeft, dat die teékecs er zullen komen, wordt het art. aangenomen. Art. 50 wordt aangenomen. Art. 51. De heer van Schelven vraagt wat de bedoeling is van het buitenom houden der schepen. De Voorzitter zegt, dat, als er een toelichting noodig is, deze zeker niet beter te geven is dan door den heer van Schelven, als technicus zelf en de Commissie zich juist door dezen technicus heeft doen inlichten cn daarbij zich heeft neergelegd, doch de heer van Schelven kan niet gelooven dat hij toen dat woord genoemd heelt, maar als de heer van Geuns dit uitdrukkeljjk bevestigt, wil de beer van Schelven de woorden buitenom doen vervangen door elkander bakboord voorbijvaren. Aldus besloten. Art. 52. De heer Fokker wil dit artikel laten vervallen omdat de bepaling om zoolang over (fe haven te varen, nn er geen concurrentie tusschen de booten meer bestaat, niet meer noodig is, doch de heer van Schelven acht het nog wel degelijk noodig met het oog op de dijken, vooral de raderbooten zouden daaraan veel schade kunnen veroorzaken. De heer Cau acht het niet goed den havenmeester het recht te verleenen het geval van overmacht te constateeren, dit hoort aan den rechter. De Voorzitter meent echter dat dit wel kan, want wordt er in het geval, door den heer Cau gesteld, proces verbaal opgemaakt, dan komt de zaak voor den kantonrechter, er heeft getuigenverhoor plaats, de havenmeester wordt ook gehoord en deze constateert dan toch al of niet overmacht. De heer Cau blijft er echter bij, dat dit niet in de ver ordening thuis hoort en maakt een vootstel om die bepaling to laten vervallen. Dc Commissie verklaart zich daartoe bereid en aldus geschiedb Art. 53 wordt aangenomen; Art. 54. Al. 3. Verboden met stoombooten anders te zwaaien dan met stilstaande machine. De heer Moolenburgh acht dit onmogelijk als er veel wind is. De heer van Schelven stemt daarmede in. De Commissie wil de bepaling wel schrappen, doch de heer Fokker acht liet niet noodig, omdat, als ze niet zonder machine zwaaien kan, omdat er te veel wind is, er overmacht is cn dU3 niet strafbaar. De heer van der Vliet wil een lid toevoegen aan het artikel, bevattende de bepaling, dat de havenmeester in byzondere gevallen vrijstelling kan verleenen. Hij handhaaft dit amen dement, nadat de heer van Schelven verklaart heeft dat het toch zonder machine kan en dit ook beter is met het oog op de muren cn het dan evengoed kan door middel van de trossen. Daarop wordt het amendement van den heer van der Vliet in stemming gebracht, doch verworpen met 7 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren van Genns, ten Haaf, Legemaat, van Schelven, Houwer, Lechner en van der Lek dc Clercq. De heer van Schelven wenscht voor te stellen bij het artikel te voegen, dat de booten bij aankomst niet mogen zwaaien en wordt besloten het artikel aan te houden voor de redactie. Art. 55. De heer van Schelven stelt voor, uit dit art. te lichten de woorden «langer dan 5 minuten", zoodat er heelemaal niet meer met de machine gemalen mag worden vóór het vertrek, omdat het van bevoegde zijde onnoodig voor deze haven verklaard is, daar er tijd genoeg is om te onderzoeken of de machine in orde is, voordat men de haven uit is, en al dat malen slechts schade toebrengt aan de kaaimuren. Dit voorstel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 8 tegen 5 stemmen. Tegen de heeren Franse, Fokker, van den Bout, Moolen burgh en van der Vliet. Het gewijzigde art. in stemming gebracht, wordt aan genomen met 8 tegen 5 stemmen; tegen dezelfden. AtU. 56— 65 worden ongewijzigd aangenomen. Art. 66. De heer Houwer stelt voor, uit dat art. te lichten de woorden »over het perk rondom de Nieuwe Kerk", omdat de grond daar hard genoeg is om er met karren en wagens over te kunnen rijden. Dit vooistel in stemming gebracht, wordt verworpen met 10 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren van der Vliet, Houwer en Franse. Art. 67. Het verbod om rnet peeënwaceris te rij leu tusschen Appelmaikt eu Kraanplsm is gemaakt, omdat aan die zijde nooit zon komt en dus de slik, die er op gebracht wordt, niet zoo gauw opdroogt ais aan den overkant en men nu dus aan weerskanten een schoone toestand houdt. Dit art. in stemming gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren van der Lek de Clerq, Franseen ten Haaf. Art. 68. De heer Cau wil het rijden met rywiclen door de wandelingen ook verbieden in de wintermaanden, doch de Commissie vindt het niet noodig, omdat men in den winter, als alles kaal is, goed kan zien of er een rijwiel aankomt. De heer Moolenburgh wil niet alleen de touwbaan open stellen, maar ook het gedeelte vandaar tot de Nobelpoort om op den Blokweg te komen. De Commissie neemt dit over. Na eenige discussie, of onder het ryder. met rijwielen ook verstaan moet worden het geval dat men naast zijn fiets loopt, stelt de heer Fokker voor, in plaats van met rijwielen rijden, te lezen oj> rijwielen rijden, doch dit voorstel wordt verworpen met 9 tegen 4 steinsnen. Voor de heeren Fokker, Cau, Franse en Moolenburgh. Daarop komt in stemming het voorstel van den beer Cau om het verbod om door de wandelingen te rjjden ook uit te strekken tot dc wintermaanden, dat verworpen wordt met 9 tegen 4 stemmen - Vóór de heeren Cau, Franse, Houwer en ten Haaf. Art. 69. Da heer Houwer stelt voor, in dit art. te laten vallen het verbod om op een slede in matigen draf rydende te zitten of te staan. Dit voorstel wordt aangenomen met 12 tegen 1 stem, die van den hoer van der Vliet. De heer van der Vliet stelt daarop voor, onder a ook te lezen in plaats van »in matigen draf', „anders dan in stap", doch de heer Houwer merkt op, dat dit niet gaat, want als iemand b.v. om oen dokter of veearts tc paard komt, dan is er haast bij en kan men hen moeilyk verbieden in matigen draf tc ryden. Het voorstel in stemming gebracht, wordt verworpen met 9 tegen 4 stemmen. Vóór dc heeren van der Vliet, Fokker, van der Lek de Clercq en Moolenburgh. Art. 70 wordt aangenomen. Art. 71 eveneens, maar met deze wyriging, dat in plaats van een half uur, van een uur na zonsonder- en een uur vóór zonsopgang met licht gereden moet worden. De heer Franse stelt voor, de vergadering te sluiten; besloten wordt echter voort te gaan tot Hoofdstuk II. Artt. 7275 worden, behoudens enkele kleine wijzigingen, aangenomen. Art. 76. De heer Moolenburgh maakt bezwaar tegon de bepaling om de sneeuw weg te ruimen en op hoopen te brengen tot aan de boomen of het Havenpark; hij wil het beperken tot de straatjes. De Voorzitter vindt het echter beter, dat dc particulieren, het aan hoopen brengen, dan dat de gemeente op kosten gejaagd wordt om de sneeuw verder te laten wegruimen. De heer Legemaat stelt voor, in plaats van 8 M. breedte te lezen 5 M., waarmede de heeren van der Vliet en Houwer zich best kunnen vereenigingen. Het voorstel van den heer Legemaat wordt in stemming febracht en aangenomen met 12 tegen 1 stem, die van en heer Cau. Artt. 7780 worden ongewyzigd aangenomen. De heer van Geuns stelt voor de vergadering te sluiten, welk voorstel in stemming gebracht wordt verworpen met 8 tegen 5 stemmen. Voör de heeren van Schelven, de Clercq, Franse, van den Bout en van Geuns, terwijl besloten wordt tot art. 92 door te gaan. De artikelen 81—84 worden ongewijzigd aangenomen. Art. 85. De heer van der Vliet zou willen, dat er bij de schouwing der vloedplanken tevens aanwezigheid der benoodigde klei vereischt werd, waarop de heer van Schelven opmerkt, dat dan tevens de ingezetenen in de gelegenheid gesteld moeten worden de klei ergens te balen. De heer Fokker acht het onnoodig dat de klei bij de schouwing reeds buiten gebracht wordt. Op voorstel van den heer Cau wordt thans besloten te lozen: dat klei of andere opstoppende materialen buiten gebracht zijn. Art. 86. De heer Houwer stelt voor, de verplichting om een licht voor het benedenraam te plaatsen te doen ver vallen, met het oog op brandgevaar. Aldus wordt besloten. Artt. 8790 worden ongewijzigd aangenomen. Art. 91. De heer Fokker zegt, dat het onmogelijk is te vergen van iemand, om te zorgen dat de hond niet jankt. De heer Lechner merkt op, dat er staat voortdurend jankt en acht het dan wel degelijk verplicht daaraan een eind te maken. De heer van Geuns merkt op, dat allereerst het gejank voortdurend inoet plaats hebben en ten tweede dat de nacht rust gestoord moet kunnen worden, dus waarborgen genoeg dat het niet leiden zal tot kwelling van hondenbezitters. Het artikel wordt ongewijzigd aangenomen. Daarop wordt de vergadering gesloten. Directeur-Uitgever J. WAALE. Stoomdrukkers van 00HTMAN, VAN DISHOECK ZAKENMAN te Zierikzee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1898 | | pagina 6