BIJVOEGSEL BIJ DE ZiEKiKZEESCHE NIEUWSBODE van Donderdag 6 October 1898. Uitvoeriger verslag van de Gemeente raadsvergadering van Maandag 3 October. Nadat het voorstel van Burgem. en Weth. tot verkoop van kapitaal op het Grootboek ia aangenomen, komt aan de orde het voorstel van Burgem. en Weth. tot af- en overschrijving van - en op posten der gerneentebegrooting voor 1893. In dat voorstel hebben Burgem. en Weth. nog de wijzigiDg gebracht, om in plaats van in 1899 eerst in 1900 met de redintegratie te beginnen, om de reden in het vorig verslag reeds medegedeeld. De heer Fokker stelt als amendement voor, om in plaats van in 20 jaar, in 8 jaar te redintegroeren, du3 in plaats van 1000 gulden, jaarlijks 2500 gulden terug te geven, terwijl de heer Cau als amendement voorstelt niet in 19<)0, maar in 1899 reeds daarmede aan te vangen; het werk moet reeds in 1899 betaald worden, want hoopt toch dat het dit jaar klaar komt, en behoort de som dus ook ten laste der begrooting van 1899 te komen. De heer van der Vliet bestrydt het amendement van den heer Fokker, om dezelfde reden welke hij reeds in een vorige vergadering heeft genoemd, n.l. het werk zal nu zeker in een tiental jaren geen onderhoud vnreischen en is redinte gratie op korter termijn dus niet noodig en het zou schadelijk zijn, orndat er dan jaarlijks een veel grootere som geredin- tegreerd moet worden en dezo gevoegd by do som, door de voorgangers nog te redintegreereu achtergelaten, wordt hot bedrag, dus de last te groot. Daarom adviseert hy tegen het amendement van den heer Fokker to stemmen. Het amendement van den heer Can vindt hy van minder groot belang. De heer Fokker zou zich gewonnen verklaren als er betaald werd voor het nageslacht, rnaar dit is niet zoo, het werk kan onmogelijk gedurende '20 jaren zonder onderhoud blyven, want het is niet de geheele kaaimuur, doch 9lechts een gedeelte, terwijl zeker orn do bekende redenen Zierikzee thans beter den verhoogden hoofdelyken omslag kan betalen dan het nageslacht zal kunnen. De Voorzitter meent, dat cr geen beter betoog voor het voorstel van Burgem. en Weth. is gehouden dan jnist door den heer Fokker, waardoor z. i. alles in evenwicht komt. De draagkracht der gemeente gaat achteruit, een feit is, dat men komt te staan voor grooto uitgaven, dit wcik wordt thans uitgevoerd, later weer een ander werk, wordt nu geredintegreerd in 8 jaren, dan moet het een volgenden keer weer op korter termijn geschieden, de hoofdelijke omslag wordt nu door dien korteren termijn met 2500 verhoogd en niet zooals Burgem. en Woth. willen met slechts f 1000, dat heeft een volgender. keer weer plaats, dns na verloop van korten tijd komen we zeker te staan voor het geval, waarvoor de heer Fokker juist zoo bang was, dat de hoofdelyke omslag een aanzienlijk hoog procent bereikt, welk gevaar niet zoo groot is als het voorstel van Burgem. en Weth. wordt aangenomen, de ingezetenen worden dan niet te veel bezwaard. De heer Cau wenscht het amendement van den heer Fokker te steunen. Was het werk productief, dan kon eon leening op langer termijn plaats hebben, maar nu dit weik niet productief is, nu vindt ook hij de termijn van 20 jaar te lang. We moeten reeds van vorige jnren nog betalen, daarbij komen nog meer werken, daarom beter in zoo'n kort mogelijken tijd afdoen, dan is men cr spoedig van af en er niet lang mede bezwaard. De heer v. d. Vliet meent, dat de amendementen konden opgaan als we Diets anders te doen hadden, maar niet nu or nog meer werken om verbetering schreeuwen; gaat men voort met steeds te verbeteren, dan zal over 8 jaren de toestand der kaaimuren uitstekend zyn en bovendien zijn. volgens hem, financiëele voordeelen te wachten met de Dijkwater-polders, nu cr geen sluisgelden meer noodig zijn en die polders verpacht zullen worden. Dat de handel in deze gemeente zoo goed als dood is weet hij, maar hoopt dat dit niet zoo zal blyven nu eenmaal de tram er komt. Daarom acht hij hot voor de gemeente een ramp als hot amendement van deu heer Fokker wordt aangenomen. Daarop komt dat runendement om in 8 jaar te redinte- greeren, elk jaar f 2500, in stemming, doch de stemmen staken, zoodakjn de volgende vergadering nieuwe stemming plaats zal hebben. Tegen stemden de heeren Legemaat, Houwer, ten Haaf, v. d. Bout, v. Geuns en v. d. Vliet. Het amendement van den heer Cau wordt nu, op verzoek van den heer Fokker, ook aangehouden, omdat hij daar vóór zal stemmen als zyn voorstel wordt verworpen, terwijl hij er tegen zal stemmen als het zijne wordt aangenomen. Aan de orde komt het voorstel van Burgem. en Weth. tot bestendiging der heffing van havengelden. De heer van Schelven vraagt of het niet mogelijk zou zijn verandering te brengen in de heffing van havengelden van rijksschepen, daar hij weet dat deze de haven vermijden omdat het havengeld te duur is, o. a. het inspectie-vaartuig van het loodswezen te Vlissingen en ook enkele kanon- neerbooten. De Voorzitter zegt, dat indertijd Burgem. en Weth. die vrysU-Uing bobben gehandha-fi), ddch Raad besloten heeft het rijk niet irjj te stellen, omdat dit niet armlastig is; maar hy denkt, dat Burgem. on Weth. thans nog wel niet van opinie veranderd zullen zij». De hoer L gernaat betwijfelt hot of het voorstel van den heer van Schelven wel ingang zal kunnen vinden, omdat or een privilegie aan liet rijk wordt gegeven en alle privi legiën verboden zijn. De Voorzitter vraagt den beer ven Schelven of by bet voorstel aL amendenu-nt w. uscht in te dienen, waarop deze bevestigend antwoordt en wil dan voorstellen vrijstelling van schepen in dienst «an het rijk, bet loodswezen of do gemeente. Do hoor Fokker meent, dat het beter is over het amen dement nog niet to spreken, voordat Burgem. en Woth. beter irgelicht zijn omtrent dc gevolgen, die de wijziging zou kunnen teweegbrengen. Er is geen haast by. Do Voorzitter zegt echter, dat er wel degelijk baast is, blykendo uit een brief van Gedep. Staten, met verzoek om de- verordening tot helling der havengelden spoedig in te zenden om tijdig behandeld te kunnen worden. Do heer Fokker wil dan nog alleen zeggen, dat hij het onbillyk zou vinden schepen van het rijk vrij te stellen, z. i. is het billyk dat het rijk ook iels betaald en vraagt of het dan niet mogelyk zou zijn deze ook in de gelegenheid te stellen by abonnement te betalen. De heer van den Bout vraagt of rijksschepen in andere plaatsen ook vrij zyn of niet, waarop dc heer Fokker ant woordt, dat Zierikzee dc cenigo gemeente is, waar haven gelden geheven worden, hetgeen do Voorzitter bevestigt. Volgens hem zyn na de verordening op do heffing geen oorlogsschepen moer binnengcloopen en evenmin monitors met hunne grooto bemanning, dio vroeger nog al eens binnenliepen orn te fouragecren. Daardoor is het bedrag der ontvangen havengelden tot een minimum teruggebracht Verleden jaar nog waren twee monitors van plan binnen te komen, doch hoorondo dat er en welke havengelden er gelieven werden, maakte do Commandant zijn compliment aan den Burgemeester maar schriftelijk. Daarom acht de Voorzitter het ook beter niet te wachten met het aanbrengen der verandering. Do heer van Schelven bevestigt het zooeven gesprokene door te verklaren, dat nog üir-3 geen f109 aan havervelden door rijksschepen opgebracht wordt, nauwetyks f 50. Daarom zou hij in het belang der gemeente gaarne de heffing afgeschaft zien. Daarop wordt het voorstel van den heer van Schelven, vrijstelling schepen in dienst van het ryk, het loodswezen of do gemeentein stemming gebracht en aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren Cau, Franse, Legemnat en Fokker. Daarop worden de veranderingen: om abonnement voor ccn gedeelte van oen jaar niet too to laten on beide ge deelten van het abonnement in de 1ste helft van hot jaar in te vorderen, zonder discussie of hoofdelyke stemming aangenomen en vervolgens ook de geheele verordening, zooals zij is gewyiigd. Aan de orde kornt dc behandeling van het ontwerp algemeene politic-verordening voor deze gemeente. De Voorzitter opent de algemeene beraadslagingen, doch Iaat vooraf nogmaals het voorstel van Burgem. cn Woth. omtrent dat ontwerp voorlezen. Gccu der heeren algemeene beschouwingen wenscheode te houden, worden deze gesloten. Daarop neemt de artikelsgcwijze behandeling een aanvang. Omtrent art. 1, al. 3, vereischte toestemming van Burgem. en Weth. tot het maken van veranderingen aan een bestaand gebouw, is door den heer Lcgemaat opgemerkt, dat deze bepaling wel wat al to rekbaar is waarin hij gesteund wordt door den heer Fokker, die dc bepaling een ongeoor loofde beperking van het eigendomsrecht acht, do eigenaar moet weten wat hij in zijn gebouw wil doen veranderen; daarom zou hij willeu voorstellen het te veranderen in uitwendige veranderingen. Volgens den Voorzitter achtte de Commissie het wel degelijk wenschelijk toestemming te vorderen voor het maken van groate inwendige veranderingen, cr moet gezorgd worden voor de veiligheid; een huis zou anders van binnen geheel uitgebroken kunnen worden, alleen do gevel laten staan en daarin een geheel nieuw huis bouwen en naar de hechtheid daarvan is wel degelijk een onderzoek waardig. De heer Fokker blijft by zijn meening, dat het eigendoms recht niet te veel mag beperkt worden en dat hetgeen van den openbaren weg niet te zien is, niet aan banden gelegd moot worden. De heer van Geuns wil den Raad in overweging geven niet mede te gaan met het voorstel van den lieer Fokker. De veiligheid van een huis gaat niet alleen den eigenaar aan, maar ook de gemeente. Wordt het voorstel van den heet Fokker aangenomen, dan kan men binnenshuis zooveel cn zoo onsoliede bouwen aL. men wil en de veiligheid wordt daardoor in gevaar gebracht. Daarop wordt het voorstel van den h er Fokker, om alleen toestemming te eischen voor uitwendige veranderingen, in stemming gebracht cn aangenomen met 9 tegen 3 stommen. Tegen stemden de heeren: v. Geuns, v. d. Bout er T.echner, waardoor ook het laatste lid vau art. 1, geen toestemming voor geringe herstellingen binnenshuis, vervalt. Art. 2 wordt zonder discussie of hoofdelyke stemming aangenomen. De artikelen 3—10 worden, na een geringe discussie over dc redactie, aan gei omen. Art. 11. Verplichting tot afbreken of wegruimen van het bouwvallige. De heer v. d. Vliet acht het art. van te veel belang en zou het gebracht willen zien onder een strafbepaling van 25 gulden boeto of 6 dagen hechtenis. De Voorzitter acht het beter dit art. dan te behandelen bij de strafbepalingen, doch de heer v. Geuns maakt er opmerkzaam op, dat art. 11 onder art. 170d is genoemd, waarop de heer v. d. Vliet erkent zich vergist te hebben. De artikelen 1225 wordeu zonder eenige noemens waardige wijzigingen aangenomen. Art. 20. Verbod om de ten teeken dat het verkeer gestremd is, aan den openbaren weg aangebrachte voor werpen te beschadigen of te verplaatsen. De heer Fokker zou daaraan willen toevoegen onbruikbaar maken, want wordt een lantaarn nitgeblazen, dan wordt deze niet beschadigd, noch verplaatst, waarop de Voorzitter aanmerkt, dat de lantaarn door liet uitblazen ook niet onbruikbaar wordt gemaakt. De Commissie acht het dan beter er aan toe te voegen: aan hunne bestemming tt onttrekken. Aldus wordt besloten. Artt. 27 en 28 na noemenswaardige opmerkingen aan genomen. Art. 29. Verbod in de buitengrachten eenig vlot of vaartuig te leggen. De heer Legemaat vraagt of in de als vischwater verpacht® grachten een jol voor de vischvangrt mag gelegd worden. De Commissie antwoordt, dat het art. het niet toelaat, maar dat Burgem. en Weth. vergunning kunnen verteenen. Art. 30. Verbod aan op - of over den openbaren weg eenig voorwerp uit te spreiden of te hangen, uitgezonderd uitsteken van vlaggen en uitstallen van winkelwaren op de stoepen. De heer Fokker meent, dat er hier aan één geval niet gedacht is, n.l. het tc drogen leggen van de wasch op heggen, langs den openbaren weg, en wil in overweging geven dit ook onder de uitzondering op te nemen, omdat het niemand aanstoot geeft cn die mcnschen meestal geen andere gelegenheid hebben om de wasch le drogen. De heer v. d. Vliet acht het niet gewenscht en de heer Ten Haaf maakt bezwaar met het oog op het schrikken van paarden. De heer Fokker maakt van zijn amendement een voorstel cn wordt dit in stemming gebracht cn met 9 tegen 3 stemmen verworpen. Vóór stemden do heeren Fokker, Legemaat en van Schelven. Do artikelen 31—33 worden zonder discussie of hoofdelyke stemming aangenomen. Art. 34. Verbod op of aan den openbaren weg karpetten, loopers, matten en andere stof of vuilnis veroorzakende voorwerpen tusschen half negen 's morgens en tien uur 's avonds uit te slaan. De heer Fokker acht het wenschelyk deze bepaling te beperken tot de wintermaanden en gedurende de zomer maanden 's morgens te vervroegen. De heer Houwer is van tegenovergestelde mcening en acht in den winter half negen te vroeg, vooral met het oog op huisgezinnen met een groot gezin en geen genoegzame bediening. In andere plaatsen, als Amsterdam, is het ook van half 10 tot hall 11 toegestaan en in den zomer ver vroegd tot half 8. Do Voorzitter zegt, dat de Commissie geen bezwaar er in ziet het uur nog to vervroegen, maar wel om het later te stellen, want dan zijn niet alleen kinderen, maar ook grootere menscben op straat, die hunne waren rondbrengen; het is hein ook dikwyls gebeurd, dat hij, naar het raadhuis gaande, door de stof liep, wat zeker niet bevorderlijk is voor de gezondheid. De heer van Geuns acht het beter om 's zomers de tyd te stellen tot half acht en degenen, die het vóór dien tyd niet hebben kunnen doen, alsnog in de gelegenheid te stellen het nog tusschen 10 en 1 tuur te doen, waarmede de heer Cau zich best kan vereenigen. De heer van der Vliet acht het uur van 10—11 minder gewenscht, boter van 910, doch de heer van Geuns meent, dat van 910 het drukker is op straat dan van 10—11. De heer Cau geeft daarop in overweging de verandering der redactie nog aan de Commissie over te laten en het artikel gewijzigd later nog eens te behandelen, in welken geest besloten wordt. De artikelen 3538 worden ongewyzigd aangenomen. Art. 39. Verbod op den openbaren weg op een met één of meer honden bespannen voertuig te zitten of iemand te laten zitten. Bij dit artikel wordt voorgelezen een ingekomen request van verscheidene houders van hondenkarren. I)e heer Legemaat zon allereerst gaarne zien, dat het artikel zoo gewijzigd werd, dat b.v. zieken, lammen of kreupelen wel op de karren mochten zitten, doch de Com missie is van meening deze uitzondering niet te moeten maken omdat er in dat geval nog al bedrog gepleegd kan worden. Verder schynt, volgens de heer Legemaat, de bepaling gemaakt te zijn vroeger met het oog op de dierenmishande-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1898 | | pagina 5