ZIERIKZEESCÏIE NIEUWSBODE.
Donderdag 16 December 1867.
Directeur-Uitgever J. WA ALE.
UEKENJfJOAKlNG.
Nationale Militie.
Openbare Aanbesteding
Openbare Aanbesteding
Openbare Aanbesteding
AANBESTEDING
Algemeen Overzicht.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per weekf 10,per jaar.
54ste JAARGANG.
No. 7014.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden,
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnement»- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de „Administratie Zierikzeesehe Nieuwsbode'
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente
Zierikzee;
Gelet hebbende op de bestaande wettelijke bepalingen
betrekkeiyk de Nationale Militie;
maUen bekend:
dat het register tot inschrijving van alle mannelijke inge-
tenen, die op den lsten Januari aanstaande hun 19de jaar
rullen zijn ingetreden, dat zijn diegenen, welke in 1879 zijn
geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie alle
werkdagen, van den lsten tot en met den 31sten Januari
1898, van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur, en
van des namiddags 2 tot 4 uur;
dat voor ingezeten wordt gehouden:
1». hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder,
of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is
volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad
No. 44), voor zoover hare bepalingen bij de wet
van den 22 Juni 1893 (Staatsblad No. 91) voor de
toepassing der wet op de Nationale Militie zijn
gehandhaafd
2». hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den
lsten Januari van het jaar, waarin hij zich moet
laten inschrijven, in Nederland verblijf hield;
3°. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het
Rijk verblijf houat;
dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling,
behoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan
den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aan
zien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkecrigheid
is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861,
Staatsblad No. 72);
dat hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch
vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, verplicht
is zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven
bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de
inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet);
dat voor de Militie niet wordt ingeschreven:
1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten, die geen Nederlander is;
2'. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van
's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of
koloniën woont (art. 17 der wet);
dat de inschrijving geschiedt
1». van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden
overleden, de voogd woont;
2°. van een gehuwde en van een weduwnaar, in de
gemeente, waar hij woont;
3°. van hem, die geen vader, moeder ol voogd heeft,
of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd
buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waar
hij woont;
4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een
Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in
een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn
vader of voogd het laatst in Nederland gewoond
heeft (art. 16 der wet);
dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge
schreven, verplicht is zich daartoe b(j Burgemeester en
Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar
bepaalden tijd aan te geven, en dat, bij diens ongesteldheid,
afwezigheid of ontstentenis, zijn vader, of, is deze overleden,
zijn moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het
doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet).
Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand
aan de op hen rustende verplichting te voldoen, terwijl hun
nog onder de aandacht wordt gebracht, dat b(j bovengemelde
wet, onder meer, is bepaald
dat met boete van f 0,50 tot f 100 wordt gestraft de
overtreding van art. 18 en dat bij elke veroordeeling tot
boete tevens door den rechter wordt bepaald, dat, indien
daaraan niet is voldaan binnen twee maanden nadat de
veroordeelde is aangemaand, de boete door hechtenis van
ten hoogste tien maanden zal worden vervangen.
Zierikzee, den 13 December 1897.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Benoeming van leden der vaste
Raadscommissiën.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat door den Raad
dier gemeente, in zijne op den 13den dezer gehouden ver
gadering, zijn benoemd tot leden der vaste Commission,
bedoeld bij art. 54 der Gemeentewet, voor 1898, te weten:
Voor de Strafverordeningen:
de heeren Mrs. VAN GEUNS en LECHNER;
Voor de Fabricage:
de heeren MULOCK HOUWER en Mr. FOKKER;
Voor de Gasfabriek en de Straatverlichting:
de heeren MULOCK HOUWER, FRANSE en VAN DEN
BOUT;
en tot Commissarissen der Vischmarkt:
de heeren MULOCK HOUWER en VAN SCHELVEN.
Zullende de Commissie voor de Strafverordeningen
worden gepresideerd door den BURGEMEESTER, ingevolge
de wet;
de Commissie voor de Fabricage: door den BURGE
MEESTER en, b;j diens verhindering, door den Wethouder
Mr. MOOLENBURGH
en de Commissie voor de Gasfabriek en de Straatver
lichting door den Wethouder Mr. MOOLENBURGH en bij
diens verhindering door den BURGEMEESTER.
Zierikzee, den 14 December 1897.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
op Muniulng «Ion SO Docomborl897,
's voormiddags XI uur, ten Raadhuize, van
„De bespanning der karren, benoodigd
n voor het ophalen der straatmest,
asch en vuilnis, en het weghalen
„van op de straten en ik de
„straatgoten liggende faecale sloffen,
„vereenigd met het ruimen der
„privaatputten en het ledigen der
„privaattonnen, voor den tjjd van
„drie jaren, ingaande den 1 Januari
„1898".
De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter
Secretarie van de Gemeente.
op MiuiH(lB(r <lou SO Doccinber 1807,
's middags IS ure, ten Raadhuize, van
„liet uitgeven van het GemeentfeAiAd
„van Zierikzee, over het jaar 1898".
De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter
Secretarie van de Gemeente.
op Maandag «lou SO Decemlicr 1897,
's voormiddags ten ll'/i uur, ten Raadhuize, van:
„Het schoonhouden der riool- eg* zink
putten, straatgoten, enz. vorken
„tijd van drie jaren, ingaande den
„1 Januari 1898".
De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter
Secretarie van de Gemeente.
op Maandag SO December 1807,
's namiddags 1 uur, ten Raadhuize van Zierikzee, van
„Het uitvoeren van oad^rhouds-
„werken, vernieuwingen kei her
stellingen aan de geiXyyren en
„andere werken dezer gemeente",
voor het jaar 1898, in zeven
perceelen.
Aanwijzing op Vrjjdug 17 December o.k.,
des voormiddags te XÓ uur, waartoe gegadigden moeten
bijeenkomen ten kantore van den Gemeentebouwmeester,
bij wien inmiddels ook inlichtingen te bekomen zijn.
Bestekken zijn verkrijgbaar ter Gemeente-Secretarie en
ten kantore van den Gemeentebouwmeester ad S£> Cont.
De pogingen der Dienwe Regeering in Ooeten-
rijk om de verschillende partgen met elkander te
verzoenen en de regeeringsmachine weer aan den
gang te krjjgen, zjjn mislukt. Hoe handig diplomaat
de nieuwe Minister-President Von Gautsch ook
wezen moge, het is hem niet gelukt de Polen
gunstiger te stemmen, noch de Duitschers voor zich
to winnen; trouwens dit laatste was onmogelijk,
daar hij hen niets anders wist aan te bieden, dan
de Ozeechen wilden geven, en hiermede zjjn de
Duitschers natuurlijk niet tevreden. Onmiddelljjk
gevolg van het mislukken der onderhandelingen zal
zjjn, dat de voorloopige verhouding tot Hongarjje,
de voorloopige begrooting en het contingent voor
1898 bjj Keizerlijk besluit zullen worden vastgesteld;
maar ook dat de Hongaren vrjj zjjn om hunne
ceconomische verhouding tot Oostenrijk naar eigen
goedvinden te regelen, zoo zelfs, dat de oprichting
van een douane-grens tusschen de twee landen niet
meer mogeljjk is en dat Hongarije ontegenzeggelijk
een Btap nader brengt tot de zuiver personeele
Unie. Nu is het zeer goed mogeljjk, dat de gemoederen
allengs wat tot bedaren komen, en de partij en over
eenigen tjjd wat minder scherp tegenover elkander
zullen staan, maar heel waarschijnlijk is dat niet.
De ontevredenheid van de Duitschers in Bohemen
wordt al vast aangewakkerd door den last dien zjj
van de nog steeds bestaande taalverordening onder
vinden, en de Czeechen staan, waar het nationale
zaken betreftspoedig in lichte laaie. Bjj de
Duitschers is de goede wil om te onderhandelen
op het oogenblik wel aanwezigde aanvoerders der
partjj hebben een manifest openbaar gemaakt,
waarin zjj verklaren het bizonder belang van het
hervatten der geregelde vergaderingen van het
Huis van Afgevaardigden te erkennen, en bereid te
zjjn om de onderhandelingen met de Regeering te
gelegener tjjd voort te zetten en mee te werken
aan het beslechten van de twisten in Bohemen en
Moravië en het herstel van geregelde nationale
betrekkingen tusschen de beide volksstammen. Maar
bjj al die goede voornemens hebben zjj ook ver
klaard nooit te zullen toestemmen dat alle ambtenaren
in Bohemen Czeechisch zullen kennen, evenmin als
zjj het omgekeerde wenschen; aangezien dit door
de behoeften niet wordt gevorderd en alleen dient
om de Czeechische droomen van een Czeechisch
Koninkrjjk aan te wakkeren. En voorzeker hierin
schuilt een gevaar, dat niet over het hoofd mag
worden gezien. Er wordt vooral door den adel, die
steeds bezorgd is voor zjjne privilegiën, waarover
hot volk zeer ontevreden is, al het mogeljjke gedaan
om het volk bezig te houden met politieke quaeties,
die de nationale jjdelheid streelendaardoor voor
komen zjj, dat Duitschers en Czeechen zich met
elkander verzoenen en gezamenljjk optreden tegen
de privilegiën van den adel en de sociale her
vormingen, waarom het geheele land roept, ter
hand nemen.
Italic heeft weer eens eene ministeriëele crisis,
ontstaan zooals menige crisis ontstaan is, om een
nietigheid bjjna, die soms, en men beweert dat dit
ook hier het geval is, gretig wordt aangegrepen om
het lastige Ministersbaantje van zich te schuiven.
Maar wat deze crisis van alle andere onderscheidt,
is het groote gehaspel dat men heeft gezien van
di Rudini, die toch om Minister-President te big ven
met alle partgen schier onderhandelde en eindelgk
een Ministerie had samengesteld uit zulke uiteen-
loopende elementen bestaande, dat er oneenigheid
uitbrak voor het goede wel tot stand kwam en
di Rudini eindelgkhoewel noode zekerden
Koning moest berichten dat hg niet bjj machte was
een Ministerie samen te stellen. Wat nu? Zoo
mag men wel vragen.
Het geschil tusschen Dultaehland en Ctaln»
is opgelost. China heeft toegegeven aan Duitsch-
land's eischen, en binnen eenigen tijd zal Dnitschland
nu zjjn troepen terugtrekken, maar waarschjjnljjk
toch een vast punt in China behouden. Prins
Heinrich's vertrek naar China moet minder als eene
militaire dan wel als eene diplomatieke zending
worden beschouwd; men hoopt dat de diplomatieke
onderhandelingen in PekiDg door het plechtige
bezoek van 's Keizers eenigen broeder voor Dnitsch
land zullen vergemakkelijkt worden.
De vrede tusschen Turkije en Griekenland
is thans eindelgk geteekend. Ruim 7'/s maand,
van 18 April tot 4 December, heelt de oorlog
geduurd, ofschoon er slechts één maand, tot 17 Mei,
is gevochten. De ambassadeurs hebben van de
overige 61/» maand er 4 gebruikt om de preleminairen
vast te stellen, één maand is er verloren gegaan
door de ministeriëele crisis in Griekenland, ten
gevolge waarvan de Grieksche afgevaardigden eerst
den 16 October te Konstantinopel aankwamen en
de onderhandelingen over den definitieven vrede pas
19 October konden beginnen. In Turkjje is de
vreugde over het sluiten van den vrede niet groot;
alleen is men vol hoop, dat de 4 millioen oorlogs
schatting en de honderdduizend pond vergoeding
de Regeering zullen in staat stellen om haar
ambtenaren en leveranciers, die al 6 maanden op
geld wachten, eindelgk te betalen. Maar hun teleur
stelling zal groot zjjn. Immers een groot gedeelte
van de Bom is reeds verpand voor den aankoop
van nieuwe amnnitie in Dnitschland, en dan de
Enropeesche schuldeischers en de Armenische
troebelen, en de overige schulden der Porteer zal
waarljjk voor de arme ambtenaren en leveranciers
niet veel overbljjven. En in Griekenland is men
eveneens maar matig ingenomen met den vrede.
Toch zullen de Griekenin kalme stemming
moeten erkennen, dat zjj vrjj gunstige voorwaarden
hebben bedongente hopen is het, dat de Kamer
den Koning verlof zal geven zijne handteekening
onder het vredestractaat te zetten, zoodat dit jaar
niet eindigen zal met een oorlogstoestand in
1 Europa
T ransvaal.
Aan de Volksstem wordt uit Johannesburg ge
schreven
Donderdagmiddag, den Hen November, brak er
hier door ontploffing van een met gazoline gevuld
blik, in de werkplaats van den telefoontoren brand
uit, dien toren en machinerieën met totale ver
nieling bedreigende. Ongetwjjfeld zou het daarop
uitgeloopen zjjn, zoo niet juist na de ontploffing
de heer D. A. van Trotsenburg, de telefoon-directeur,
den toren was binnengekomen.
In één oogwenk doordrongen van het groote gevaar,
vloog hij zjjn kantoor binnen, bracht de belangrijkste
documenten en boeken in veiligheid en stormde
vervolgens de trappen af naar de werkplaats, ten
einde te zien wat gedaan kon worden. Tot twee
maal toe werd de heer v. T. door de vlammen en
de verstikkende gasdampen teruggeworpendoch,
hoewel haren en knevel verzengden, drong hjj ten
derden male, en thans met een natten handdoek
voor den mond, met goed gevolg in de werkplaats door.
Met bewonderenswaardige tegenwoordigheid van
De Vluchtbergen in Schouwen,
Bevelenden en Tholen,
«looi- 1)1-. .1. C. DE MAN.
de
(Archief van het Zeeuwsch Genootschap, deel VIII,
2e stuk, Middelburg J. C. en W. Altorffer,
1897. 142 bladzjjden en 2 kaarten).
De bjjna tachtigjarige, nog met jeugdigen lust en
werkkracht bezielde voorzitter van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen, Dr. J. C. de Man
te Middelburg, heeft in het door die instelling uit
gegeven wordend „Archief" eene studie geleverd
over »De Vluchtbergen in Schouwen, de Bevelanden
en Tholen", opgehelderd door twee kaarten.
Hoewel op zichzelf staande, is dit geschrift toch
als voortzetting te beschouwen van hetgeen door
den schrijver vroeger over de vluchtbergen in
Walcheren werd medegedeeld.
In nog hooger mate dan dat vorige geschrift,
achten wjj deze studie voor de kennis van oud-
Zeeland van belang, omdat, nu de onderzoekingen
van den geleerden schrjjver zich over alle eilanden
van het gewest hebben uitgestrekt, er ook bepaalde
gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden, die licht
verspreiden over den toestand van Zeeland, toen
het nog was een
„Land met neev'len overtogen
En in diep geheim gehuld".
Lang zjjn de vliedbergen verkeerd beoordeeld,
zoowel ten opzichte van hunnen ouderdom, als met
betrekking tot hunne bestemming.
De een zag er paalwoningen, de ander gerichts-
of begraafplaatsen in en de geleerde Dresselhuis
hield ze voor offerber^en.
Door het nauwkeurig onderzoek van Dr. de Man
echter, kan men ze nu, met bijna volkomen zeker
heid, als vluchtbergen beschouwen.
Volgens den Bchrjjver zjjn deze bergen, hoewel
verschillend van ouderdom, het eerst opgeworpen
in de 5e of 6e eeuw, toen Zeeland nog was „een
„onbegrjjpeljjke chaos van veelal onbewoonbare
„schorren met waterglenven, slooten, kreken, weelen
„of andere takken van de Schelde".
Op de schorren ontstonden hoogere en drogere
plaatsen, waarop voor het binnenwater beschutte
hoeven verrezen met den vliedberg erbjj; want
deze heuvel werd alleen voor de bewoners en het
vee der nabjjgelegen hofstede opgeworpen, om bg
hoogen vloed tot toevlucht te dienen. Voor een
geheel dorp, zooals men vroeger wel eens meende,
diende hjj niet; daartoe was hjj trouwens veel
te klein.
Menige berg ligt nu eenzaam, omdat de hofstede
wegens de minder geschikte plaats Bedert lang
verdwenen is.
Was de ligging echter gunstig, dan ontwikkelde
zich, zooals de schrjjver door voorbeelden aantoont,
rond zulk eene hofstede verkeer en ontstonden er
gehuchten en dorpenen ging alles goed, dan
werden er eindelgk steden geboren, zooals Veere,
Middelburg, Goes en Zierikzee, die, naar het den
schrgver toeschgnt, „alle met (vlucht)bergen zgn
begonnen, althans, nadat visschers en zeelui waren
voorgegaan".
Walcheren, het meest bekende, en met Schouwen
het oudst bewqonde der Zeeuwsche eilanden, bezat
de oudste en de meeste bergen. Van de bewoners
dezer reeds vroeg hoogliggende streken ging de
bergbouw uit.
Het gelukte den schrgver nog de ligging, de
sporen en den waarschjjnljjken grondslag van 66
bergen in Walcheren, 32 in Schouwen en Duiveland,
9 in Tholen, 1 in St.-Philipsland, 2 in Noord-
Beveland en 25 in Zuid-Beveland aan te wijzen.
Van dat 185-tal bestaan er nog ongeveer 50 of
zjjn aan de overblijfsels te herkennen. In Schouwen
telt men er heden nog 5 (waarvan een bg den
Pennebetsweg en den Oudeweg in de gemeente
Zierikzee) en in Duiveland ook 5, hoewel sommige
bjjna geheel door afgraving verdwenen zgn.
Van de opruiming der meeste vluchtbergen zegt
Dr. de Man: „Dat men ze zoovele eeuwen voor
„een groot deel heeft laten staan, mag men ver-
„klaren uit de wetenschap, dat men om grond
„niet verlegen was; thans sloopt men ze alleen om
„den grond. Die er nog zgn, wachten, als zjj niet
„beschermd worden, tot dat een naar geld verlangend
„ambachtsheer of kerkbestuur ze sloopt".
Lang heeft de „berg-periode" in Zeeland niet
geduurd. De vluchtbergen hebben slechts zoolang
gediend, tot de hier wonenden van kundiger en
misschien meer gegoede naburen geleerd hadden
djjken te maken.
Bg de afgraving werd en wordt nog bjjna nimmer
iets gevonden, maar dat niterst weinige wijst steeds
op den Prieschen (Angelsaksischen) of den Fran-
kischen tjjd. Ook zgn er, althans in Walcheren,
geene „romantische of mysterieuse overleveringen
aan verbonden". Zoover we weten, kan dit ook van
Schouwen en Duiveland gezegd worden.
De gevolgtrekkingen van het door den schrgver
ingesteld onderzoek (waarbjj hjj vaak door met de
plaatseljjke gesteldheid goed bekende personen werd
ingelicht) zgn de volgende: 1. In den Romeinschen
tjjd was het land der Zeeuwsche bergen onbewoond.
2. Onze bergen zgn dus geen Monuments Celtiques.
3. De bergen kunnen afstammen uit den Frieschen
tjjd. 4. De bergen zjjn. inderdaad verschillend van
ouderdom. 5. De bergen zgn gemaakt uit den
omringenden grond. 6. De omringende grond werd
gebruikt vóór dat men de bergen maakte. 7. De
arbeiders, die den berg bouwden, waren arme
menschen. 8. Nabij de bergen lag vermoedeljjk een
hoeve of stabulum. 9. De Zeeuwsche heuvelen zgn
gemaakt dicht bij wegen, watergangen of oevers.
j 10. Er is verband tusschen bergen en heerlgkheden.
j 11. De bergen waren veelal het begin van een
dorp met of zonder een kasteel. 12. De bergen zgn
j geen paalwoningen geweest, geen rechtbanken, geen
begraafplaatsen, geen offerbergen. 13. De Zeeuwsche
j bergen zgn dus vluchtbergen geweest.
Bjj het doorlezen ontmoetten wjj enkele kleinig
heden, welke met het onderwerp van het geschrift
in geringe betrekking staan, maar als abusief,
hoewel niet zinstorend, toch behooreu verbeterd te
worden. Op bl. 16, bg het bespreken der afbraak
van Westenschouwens toren, wordt de daar ge
plaatste aanhaling uit Zelandia illustrata II, p. 207,
verkeerd opgevat; op bl. 20 moet voor het jaar
der verwoesting van kerk en toren te Noordwelle
1576 in plaats van 1572 gelezen worden; op bl. 25
wordt gezegd, dat Ellemeet en Eikerzee (als kerk
dorp) niet meer bestaandit geldt alleen van
Ellemeet; op bl. 29, waar van Floris V gesproken
wordt, staat „omstreeks de helft der 13e eeuw",
lees omstreeks het einde der 13e eeuw"op bl. 32
wordt verkeerdeljjk gezegd, dat Kerkwerve reeds
oudtjjds zjjne kerk en in 1820 zgn toren zou verloren
hebben. Bedoeld wordt het aanpalende Nieuwerkerk
in Schouwen. De bouw eener nieuwe kerk te
Kerkwerve is noodig wegens de bouwvalligheid der
oude, nog bestaande, kerkop bl. 38 staat Bothland,
lees Botland en op bl. 64 staat Ruyk en op bl. 65
Ruyt, wat beide malen Ruyte moet zgn.
De aan het slot toegevoegde twee kaarten geven
in zwart en rood de nog bestaande en reeds ver
dwenen vluchtbergen en oude kustlgnen. Voor het
opmaken van een betrouwbaar overzicht van den
voormaligen aardrijkskundigen toestand van Zeeland
zgn zjj, evenals de vele belangrgke bjjionderheden
en gevolgtrekkingen, in het geheele werk verspreid,
bepaald onmisbaar.
Om deze redenen begroeten wjj dit geschrift
met groote ingenomenheid en wenschen den schrgver
veel belangstellende lezers, ook buiten den kring
van het Zeeuwsch Genootschap.
Alle bouwsteenen, die aangebracht worden voor
het gebouw van Zeelands historie, vooral die, welke
dienen moeten om de fondamenten ervan te leggen,
zgn zeer welkom. Daarom verdient elke poging,
om het verledene ons duideljjk te maken, lof en
aanmoediging en is alle eenzjjdige kritiek, zooals
o. a. in den Nederlandschen Spectator aan het met
veel vljjt samengestelde werk over Tholen van den
heer Hollestelle ten deel viel, om meer dan ééne
reden afkeurenswaardig. Een ieder geve slechts wat
hjj heeft en wat hg kan en het ten oordeele
gerechtigd deel van het publiek zal, mits er bg een
schrgver eerlgkheid en waarheidsliefde aanwezig zjj,
diens werk, zonder blind te zgn voor wellicht
zwakke fragmenten, op prjjs stellen en als aanwinst
begroeten.
En wat nn ten slotte dit werk van den waardigen
Voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap betreft:
het kome in banden van allen, die belang stellen in
Zeelands historie en de schrgver moge nog eene
reeks van jaren de verkregen en in zgn boek neer
gelegde gevolgtrekkingen, door verdere onderzoekin
gen op dit gebied, meer en meer bevestigd zien.
Vs. V,