ZIERIKZEESCÏIE NIEUWSBODE. Donderdag 16 December 1867. Directeur-Uitgever J. WA ALE. UEKENJfJOAKlNG. Nationale Militie. Openbare Aanbesteding Openbare Aanbesteding Openbare Aanbesteding AANBESTEDING Algemeen Overzicht. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per weekf 10,per jaar. 54ste JAARGANG. No. 7014. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden, Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnement»- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de „Administratie Zierikzeesehe Nieuwsbode' De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Zierikzee; Gelet hebbende op de bestaande wettelijke bepalingen betrekkeiyk de Nationale Militie; maUen bekend: dat het register tot inschrijving van alle mannelijke inge- tenen, die op den lsten Januari aanstaande hun 19de jaar rullen zijn ingetreden, dat zijn diegenen, welke in 1879 zijn geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie alle werkdagen, van den lsten tot en met den 31sten Januari 1898, van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur, en van des namiddags 2 tot 4 uur; dat voor ingezeten wordt gehouden: 1». hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad No. 44), voor zoover hare bepalingen bij de wet van den 22 Juni 1893 (Staatsblad No. 91) voor de toepassing der wet op de Nationale Militie zijn gehandhaafd 2». hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar, waarin hij zich moet laten inschrijven, in Nederland verblijf hield; 3°. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houat; dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling, behoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aan zien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkecrigheid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861, Staatsblad No. 72); dat hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, verplicht is zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet); dat voor de Militie niet wordt ingeschreven: 1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2'. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten 3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont (art. 17 der wet); dat de inschrijving geschiedt 1». van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar, in de gemeente, waar hij woont; 3°. van hem, die geen vader, moeder ol voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waar hij woont; 4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet); dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge schreven, verplicht is zich daartoe b(j Burgemeester en Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tijd aan te geven, en dat, bij diens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, zijn vader, of, is deze overleden, zijn moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hen rustende verplichting te voldoen, terwijl hun nog onder de aandacht wordt gebracht, dat b(j bovengemelde wet, onder meer, is bepaald dat met boete van f 0,50 tot f 100 wordt gestraft de overtreding van art. 18 en dat bij elke veroordeeling tot boete tevens door den rechter wordt bepaald, dat, indien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden nadat de veroordeelde is aangemaand, de boete door hechtenis van ten hoogste tien maanden zal worden vervangen. Zierikzee, den 13 December 1897. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CH. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Benoeming van leden der vaste Raadscommissiën. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van de ingezetenen, dat door den Raad dier gemeente, in zijne op den 13den dezer gehouden ver gadering, zijn benoemd tot leden der vaste Commission, bedoeld bij art. 54 der Gemeentewet, voor 1898, te weten: Voor de Strafverordeningen: de heeren Mrs. VAN GEUNS en LECHNER; Voor de Fabricage: de heeren MULOCK HOUWER en Mr. FOKKER; Voor de Gasfabriek en de Straatverlichting: de heeren MULOCK HOUWER, FRANSE en VAN DEN BOUT; en tot Commissarissen der Vischmarkt: de heeren MULOCK HOUWER en VAN SCHELVEN. Zullende de Commissie voor de Strafverordeningen worden gepresideerd door den BURGEMEESTER, ingevolge de wet; de Commissie voor de Fabricage: door den BURGE MEESTER en, b;j diens verhindering, door den Wethouder Mr. MOOLENBURGH en de Commissie voor de Gasfabriek en de Straatver lichting door den Wethouder Mr. MOOLENBURGH en bij diens verhindering door den BURGEMEESTER. Zierikzee, den 14 December 1897. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CH. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. op Muniulng «Ion SO Docomborl897, 's voormiddags XI uur, ten Raadhuize, van „De bespanning der karren, benoodigd n voor het ophalen der straatmest, asch en vuilnis, en het weghalen „van op de straten en ik de „straatgoten liggende faecale sloffen, „vereenigd met het ruimen der „privaatputten en het ledigen der „privaattonnen, voor den tjjd van „drie jaren, ingaande den 1 Januari „1898". De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter Secretarie van de Gemeente. op MiuiH(lB(r <lou SO Doccinber 1807, 's middags IS ure, ten Raadhuize, van „liet uitgeven van het GemeentfeAiAd „van Zierikzee, over het jaar 1898". De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter Secretarie van de Gemeente. op Maandag «lou SO Decemlicr 1897, 's voormiddags ten ll'/i uur, ten Raadhuize, van: „Het schoonhouden der riool- eg* zink putten, straatgoten, enz. vorken „tijd van drie jaren, ingaande den „1 Januari 1898". De Voorwaarden der aanbesteding liggen ter lezing ter Secretarie van de Gemeente. op Maandag SO December 1807, 's namiddags 1 uur, ten Raadhuize van Zierikzee, van „Het uitvoeren van oad^rhouds- „werken, vernieuwingen kei her stellingen aan de geiXyyren en „andere werken dezer gemeente", voor het jaar 1898, in zeven perceelen. Aanwijzing op Vrjjdug 17 December o.k., des voormiddags te XÓ uur, waartoe gegadigden moeten bijeenkomen ten kantore van den Gemeentebouwmeester, bij wien inmiddels ook inlichtingen te bekomen zijn. Bestekken zijn verkrijgbaar ter Gemeente-Secretarie en ten kantore van den Gemeentebouwmeester ad S£> Cont. De pogingen der Dienwe Regeering in Ooeten- rijk om de verschillende partgen met elkander te verzoenen en de regeeringsmachine weer aan den gang te krjjgen, zjjn mislukt. Hoe handig diplomaat de nieuwe Minister-President Von Gautsch ook wezen moge, het is hem niet gelukt de Polen gunstiger te stemmen, noch de Duitschers voor zich to winnen; trouwens dit laatste was onmogelijk, daar hij hen niets anders wist aan te bieden, dan de Ozeechen wilden geven, en hiermede zjjn de Duitschers natuurlijk niet tevreden. Onmiddelljjk gevolg van het mislukken der onderhandelingen zal zjjn, dat de voorloopige verhouding tot Hongarjje, de voorloopige begrooting en het contingent voor 1898 bjj Keizerlijk besluit zullen worden vastgesteld; maar ook dat de Hongaren vrjj zjjn om hunne ceconomische verhouding tot Oostenrijk naar eigen goedvinden te regelen, zoo zelfs, dat de oprichting van een douane-grens tusschen de twee landen niet meer mogeljjk is en dat Hongarije ontegenzeggelijk een Btap nader brengt tot de zuiver personeele Unie. Nu is het zeer goed mogeljjk, dat de gemoederen allengs wat tot bedaren komen, en de partij en over eenigen tjjd wat minder scherp tegenover elkander zullen staan, maar heel waarschijnlijk is dat niet. De ontevredenheid van de Duitschers in Bohemen wordt al vast aangewakkerd door den last dien zjj van de nog steeds bestaande taalverordening onder vinden, en de Czeechen staan, waar het nationale zaken betreftspoedig in lichte laaie. Bjj de Duitschers is de goede wil om te onderhandelen op het oogenblik wel aanwezigde aanvoerders der partjj hebben een manifest openbaar gemaakt, waarin zjj verklaren het bizonder belang van het hervatten der geregelde vergaderingen van het Huis van Afgevaardigden te erkennen, en bereid te zjjn om de onderhandelingen met de Regeering te gelegener tjjd voort te zetten en mee te werken aan het beslechten van de twisten in Bohemen en Moravië en het herstel van geregelde nationale betrekkingen tusschen de beide volksstammen. Maar bjj al die goede voornemens hebben zjj ook ver klaard nooit te zullen toestemmen dat alle ambtenaren in Bohemen Czeechisch zullen kennen, evenmin als zjj het omgekeerde wenschen; aangezien dit door de behoeften niet wordt gevorderd en alleen dient om de Czeechische droomen van een Czeechisch Koninkrjjk aan te wakkeren. En voorzeker hierin schuilt een gevaar, dat niet over het hoofd mag worden gezien. Er wordt vooral door den adel, die steeds bezorgd is voor zjjne privilegiën, waarover hot volk zeer ontevreden is, al het mogeljjke gedaan om het volk bezig te houden met politieke quaeties, die de nationale jjdelheid streelendaardoor voor komen zjj, dat Duitschers en Czeechen zich met elkander verzoenen en gezamenljjk optreden tegen de privilegiën van den adel en de sociale her vormingen, waarom het geheele land roept, ter hand nemen. Italic heeft weer eens eene ministeriëele crisis, ontstaan zooals menige crisis ontstaan is, om een nietigheid bjjna, die soms, en men beweert dat dit ook hier het geval is, gretig wordt aangegrepen om het lastige Ministersbaantje van zich te schuiven. Maar wat deze crisis van alle andere onderscheidt, is het groote gehaspel dat men heeft gezien van di Rudini, die toch om Minister-President te big ven met alle partgen schier onderhandelde en eindelgk een Ministerie had samengesteld uit zulke uiteen- loopende elementen bestaande, dat er oneenigheid uitbrak voor het goede wel tot stand kwam en di Rudini eindelgkhoewel noode zekerden Koning moest berichten dat hg niet bjj machte was een Ministerie samen te stellen. Wat nu? Zoo mag men wel vragen. Het geschil tusschen Dultaehland en Ctaln» is opgelost. China heeft toegegeven aan Duitsch- land's eischen, en binnen eenigen tijd zal Dnitschland nu zjjn troepen terugtrekken, maar waarschjjnljjk toch een vast punt in China behouden. Prins Heinrich's vertrek naar China moet minder als eene militaire dan wel als eene diplomatieke zending worden beschouwd; men hoopt dat de diplomatieke onderhandelingen in PekiDg door het plechtige bezoek van 's Keizers eenigen broeder voor Dnitsch land zullen vergemakkelijkt worden. De vrede tusschen Turkije en Griekenland is thans eindelgk geteekend. Ruim 7'/s maand, van 18 April tot 4 December, heelt de oorlog geduurd, ofschoon er slechts één maand, tot 17 Mei, is gevochten. De ambassadeurs hebben van de overige 61/» maand er 4 gebruikt om de preleminairen vast te stellen, één maand is er verloren gegaan door de ministeriëele crisis in Griekenland, ten gevolge waarvan de Grieksche afgevaardigden eerst den 16 October te Konstantinopel aankwamen en de onderhandelingen over den definitieven vrede pas 19 October konden beginnen. In Turkjje is de vreugde over het sluiten van den vrede niet groot; alleen is men vol hoop, dat de 4 millioen oorlogs schatting en de honderdduizend pond vergoeding de Regeering zullen in staat stellen om haar ambtenaren en leveranciers, die al 6 maanden op geld wachten, eindelgk te betalen. Maar hun teleur stelling zal groot zjjn. Immers een groot gedeelte van de Bom is reeds verpand voor den aankoop van nieuwe amnnitie in Dnitschland, en dan de Enropeesche schuldeischers en de Armenische troebelen, en de overige schulden der Porteer zal waarljjk voor de arme ambtenaren en leveranciers niet veel overbljjven. En in Griekenland is men eveneens maar matig ingenomen met den vrede. Toch zullen de Griekenin kalme stemming moeten erkennen, dat zjj vrjj gunstige voorwaarden hebben bedongente hopen is het, dat de Kamer den Koning verlof zal geven zijne handteekening onder het vredestractaat te zetten, zoodat dit jaar niet eindigen zal met een oorlogstoestand in 1 Europa T ransvaal. Aan de Volksstem wordt uit Johannesburg ge schreven Donderdagmiddag, den Hen November, brak er hier door ontploffing van een met gazoline gevuld blik, in de werkplaats van den telefoontoren brand uit, dien toren en machinerieën met totale ver nieling bedreigende. Ongetwjjfeld zou het daarop uitgeloopen zjjn, zoo niet juist na de ontploffing de heer D. A. van Trotsenburg, de telefoon-directeur, den toren was binnengekomen. In één oogwenk doordrongen van het groote gevaar, vloog hij zjjn kantoor binnen, bracht de belangrijkste documenten en boeken in veiligheid en stormde vervolgens de trappen af naar de werkplaats, ten einde te zien wat gedaan kon worden. Tot twee maal toe werd de heer v. T. door de vlammen en de verstikkende gasdampen teruggeworpendoch, hoewel haren en knevel verzengden, drong hjj ten derden male, en thans met een natten handdoek voor den mond, met goed gevolg in de werkplaats door. Met bewonderenswaardige tegenwoordigheid van De Vluchtbergen in Schouwen, Bevelenden en Tholen, «looi- 1)1-. .1. C. DE MAN. de (Archief van het Zeeuwsch Genootschap, deel VIII, 2e stuk, Middelburg J. C. en W. Altorffer, 1897. 142 bladzjjden en 2 kaarten). De bjjna tachtigjarige, nog met jeugdigen lust en werkkracht bezielde voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Dr. J. C. de Man te Middelburg, heeft in het door die instelling uit gegeven wordend „Archief" eene studie geleverd over »De Vluchtbergen in Schouwen, de Bevelanden en Tholen", opgehelderd door twee kaarten. Hoewel op zichzelf staande, is dit geschrift toch als voortzetting te beschouwen van hetgeen door den schrijver vroeger over de vluchtbergen in Walcheren werd medegedeeld. In nog hooger mate dan dat vorige geschrift, achten wjj deze studie voor de kennis van oud- Zeeland van belang, omdat, nu de onderzoekingen van den geleerden schrjjver zich over alle eilanden van het gewest hebben uitgestrekt, er ook bepaalde gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden, die licht verspreiden over den toestand van Zeeland, toen het nog was een „Land met neev'len overtogen En in diep geheim gehuld". Lang zjjn de vliedbergen verkeerd beoordeeld, zoowel ten opzichte van hunnen ouderdom, als met betrekking tot hunne bestemming. De een zag er paalwoningen, de ander gerichts- of begraafplaatsen in en de geleerde Dresselhuis hield ze voor offerber^en. Door het nauwkeurig onderzoek van Dr. de Man echter, kan men ze nu, met bijna volkomen zeker heid, als vluchtbergen beschouwen. Volgens den Bchrjjver zjjn deze bergen, hoewel verschillend van ouderdom, het eerst opgeworpen in de 5e of 6e eeuw, toen Zeeland nog was „een „onbegrjjpeljjke chaos van veelal onbewoonbare „schorren met waterglenven, slooten, kreken, weelen „of andere takken van de Schelde". Op de schorren ontstonden hoogere en drogere plaatsen, waarop voor het binnenwater beschutte hoeven verrezen met den vliedberg erbjj; want deze heuvel werd alleen voor de bewoners en het vee der nabjjgelegen hofstede opgeworpen, om bg hoogen vloed tot toevlucht te dienen. Voor een geheel dorp, zooals men vroeger wel eens meende, diende hjj niet; daartoe was hjj trouwens veel te klein. Menige berg ligt nu eenzaam, omdat de hofstede wegens de minder geschikte plaats Bedert lang verdwenen is. Was de ligging echter gunstig, dan ontwikkelde zich, zooals de schrjjver door voorbeelden aantoont, rond zulk eene hofstede verkeer en ontstonden er gehuchten en dorpenen ging alles goed, dan werden er eindelgk steden geboren, zooals Veere, Middelburg, Goes en Zierikzee, die, naar het den schrgver toeschgnt, „alle met (vlucht)bergen zgn begonnen, althans, nadat visschers en zeelui waren voorgegaan". Walcheren, het meest bekende, en met Schouwen het oudst bewqonde der Zeeuwsche eilanden, bezat de oudste en de meeste bergen. Van de bewoners dezer reeds vroeg hoogliggende streken ging de bergbouw uit. Het gelukte den schrgver nog de ligging, de sporen en den waarschjjnljjken grondslag van 66 bergen in Walcheren, 32 in Schouwen en Duiveland, 9 in Tholen, 1 in St.-Philipsland, 2 in Noord- Beveland en 25 in Zuid-Beveland aan te wijzen. Van dat 185-tal bestaan er nog ongeveer 50 of zjjn aan de overblijfsels te herkennen. In Schouwen telt men er heden nog 5 (waarvan een bg den Pennebetsweg en den Oudeweg in de gemeente Zierikzee) en in Duiveland ook 5, hoewel sommige bjjna geheel door afgraving verdwenen zgn. Van de opruiming der meeste vluchtbergen zegt Dr. de Man: „Dat men ze zoovele eeuwen voor „een groot deel heeft laten staan, mag men ver- „klaren uit de wetenschap, dat men om grond „niet verlegen was; thans sloopt men ze alleen om „den grond. Die er nog zgn, wachten, als zjj niet „beschermd worden, tot dat een naar geld verlangend „ambachtsheer of kerkbestuur ze sloopt". Lang heeft de „berg-periode" in Zeeland niet geduurd. De vluchtbergen hebben slechts zoolang gediend, tot de hier wonenden van kundiger en misschien meer gegoede naburen geleerd hadden djjken te maken. Bg de afgraving werd en wordt nog bjjna nimmer iets gevonden, maar dat niterst weinige wijst steeds op den Prieschen (Angelsaksischen) of den Fran- kischen tjjd. Ook zgn er, althans in Walcheren, geene „romantische of mysterieuse overleveringen aan verbonden". Zoover we weten, kan dit ook van Schouwen en Duiveland gezegd worden. De gevolgtrekkingen van het door den schrgver ingesteld onderzoek (waarbjj hjj vaak door met de plaatseljjke gesteldheid goed bekende personen werd ingelicht) zgn de volgende: 1. In den Romeinschen tjjd was het land der Zeeuwsche bergen onbewoond. 2. Onze bergen zgn dus geen Monuments Celtiques. 3. De bergen kunnen afstammen uit den Frieschen tjjd. 4. De bergen zjjn. inderdaad verschillend van ouderdom. 5. De bergen zgn gemaakt uit den omringenden grond. 6. De omringende grond werd gebruikt vóór dat men de bergen maakte. 7. De arbeiders, die den berg bouwden, waren arme menschen. 8. Nabij de bergen lag vermoedeljjk een hoeve of stabulum. 9. De Zeeuwsche heuvelen zgn gemaakt dicht bij wegen, watergangen of oevers. j 10. Er is verband tusschen bergen en heerlgkheden. j 11. De bergen waren veelal het begin van een dorp met of zonder een kasteel. 12. De bergen zgn j geen paalwoningen geweest, geen rechtbanken, geen begraafplaatsen, geen offerbergen. 13. De Zeeuwsche j bergen zgn dus vluchtbergen geweest. Bjj het doorlezen ontmoetten wjj enkele kleinig heden, welke met het onderwerp van het geschrift in geringe betrekking staan, maar als abusief, hoewel niet zinstorend, toch behooreu verbeterd te worden. Op bl. 16, bg het bespreken der afbraak van Westenschouwens toren, wordt de daar ge plaatste aanhaling uit Zelandia illustrata II, p. 207, verkeerd opgevat; op bl. 20 moet voor het jaar der verwoesting van kerk en toren te Noordwelle 1576 in plaats van 1572 gelezen worden; op bl. 25 wordt gezegd, dat Ellemeet en Eikerzee (als kerk dorp) niet meer bestaandit geldt alleen van Ellemeet; op bl. 29, waar van Floris V gesproken wordt, staat „omstreeks de helft der 13e eeuw", lees omstreeks het einde der 13e eeuw"op bl. 32 wordt verkeerdeljjk gezegd, dat Kerkwerve reeds oudtjjds zjjne kerk en in 1820 zgn toren zou verloren hebben. Bedoeld wordt het aanpalende Nieuwerkerk in Schouwen. De bouw eener nieuwe kerk te Kerkwerve is noodig wegens de bouwvalligheid der oude, nog bestaande, kerkop bl. 38 staat Bothland, lees Botland en op bl. 64 staat Ruyk en op bl. 65 Ruyt, wat beide malen Ruyte moet zgn. De aan het slot toegevoegde twee kaarten geven in zwart en rood de nog bestaande en reeds ver dwenen vluchtbergen en oude kustlgnen. Voor het opmaken van een betrouwbaar overzicht van den voormaligen aardrijkskundigen toestand van Zeeland zgn zjj, evenals de vele belangrgke bjjionderheden en gevolgtrekkingen, in het geheele werk verspreid, bepaald onmisbaar. Om deze redenen begroeten wjj dit geschrift met groote ingenomenheid en wenschen den schrgver veel belangstellende lezers, ook buiten den kring van het Zeeuwsch Genootschap. Alle bouwsteenen, die aangebracht worden voor het gebouw van Zeelands historie, vooral die, welke dienen moeten om de fondamenten ervan te leggen, zgn zeer welkom. Daarom verdient elke poging, om het verledene ons duideljjk te maken, lof en aanmoediging en is alle eenzjjdige kritiek, zooals o. a. in den Nederlandschen Spectator aan het met veel vljjt samengestelde werk over Tholen van den heer Hollestelle ten deel viel, om meer dan ééne reden afkeurenswaardig. Een ieder geve slechts wat hjj heeft en wat hg kan en het ten oordeele gerechtigd deel van het publiek zal, mits er bg een schrgver eerlgkheid en waarheidsliefde aanwezig zjj, diens werk, zonder blind te zgn voor wellicht zwakke fragmenten, op prjjs stellen en als aanwinst begroeten. En wat nn ten slotte dit werk van den waardigen Voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap betreft: het kome in banden van allen, die belang stellen in Zeelands historie en de schrgver moge nog eene reeks van jaren de verkregen en in zgn boek neer gelegde gevolgtrekkingen, door verdere onderzoekin gen op dit gebied, meer en meer bevestigd zien. Vs. V,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1897 | | pagina 1