BIJVOEGSEL ZIERIKZEESCHE* NIEUWSBODE van Zaterdag 2 5 October 1897. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD TE ZIERIKZEE, gehouden den 18 October IS 97, des namiddags 4£ ure. Voorzitter de heer Ch. W. Vermeys, Burgemeester. Afwezig de heeren Mrs. Fokker en van öeuns. Behandeling der Gemeentebegrooting voor 1898. (Bij elk der besproken artikelen zullen wij be knopt opnemen de op- en aanmerkingen der Com missie, het antwoord van Burgem. en Weth. en de gehouden debatten. Rapporteur der Commissie de heer J. Franse). In het algemeen meent de Commissie te moeten opmerken, dat in 't vervolg bij het benoemen van gemeente-ambtenaren twee dingen wenschelijk zijn 1°. te onderzoeken of de toelage, die een voorganger, onverschillig waarvoor, genoot, op den nieuwen titularis zullen overgaan en de Raad bij de benoeming niet alleen met het traktement bekend gemaakt, maar ook aan de hoegrootheid der toelage herinnerd wordt; 2°. te bepalen dat de benoemde den 31 December van het jaar, waarin hij 05 jaar wordt, wordt ontslagen. Burgem. en Weth. zeggen in hunne Memorie van Ant woord hierop: Wat betreft het eerste punt, meenen wij den Raad steeds volledig bij vacatures te hebben ingelicht, omtrent het aan de betrekking verbonden tractement. Alleen werd niet genoemd, indien een ambtenaar nog behalve tractement bureau-kosten genoot. Wellicht dat de opmerking hierop doelt. Het komt ons echter voor, dat de bureau-kosten den titularis niet als toelage of belooning kunnen worden aangerekenddaar de bedragen dier kosten voor de enkele ambtenaren, die ze genieten, zoo gering zijn, dat ze er hunne bureau-kosten niet alleen niet mede kunnen dekken, maar er zelfs nog op tekortkomen. Bij voor komende gelegenheid bestaat er echter bij ons geen bezwaar er mededeeling van te doen. Het tweede punt: het ontslag van ambtenaren op 65- jarigen leeftijdis zóó ingrijpend en omvangrijk om te beoordeelen, dat de tijd tusschen het opmaken van ons rapport en de ontvangst van het verslag der Commissie, en zelfs van de behandeling der begrooting tekort wasom daarop grondig van advies te kunnen dienen. Opper vlakkig beschouwd, zijn wij er echter niet vóór. Daar de begrootingen betreffende de Schutterij, de Brandweer en het Burgerlijk Armbestuur tot geene be denkingen aanleiding hebben gegeven, kunnen wij deze in ons antwoord buiten beschouwing laten. De Voorzitter opent de algemeene beraadslagingen. De heer Franse zegt, dat de bedoeling in het laatste gedeelte van het rapport der Commissie is, dat zij het noodig acht, dat iemand op 70-jarigen leeftijd plaats maakt voor een ander. Niemand vraagt verder meer het woord bij de algemeene beschouwingen. UITGAVEN. Bij Hoofdst. I, Afd. I, Art. 7 (Tijdelijk Ambtenaar ter Secretarie) stelt de Commissie voor, dezen post met 100 te verlagen, omdat de titularis, ten wiens behoeve de verhooging werd voorgesteld, is ontslagen. Burgem. en Weth. antwoorden hierop, dat dit Art. met f 100 wordt verlaagd; de vacature is ontstaan na het opmaken der begrooting. De heer ten Haaf zegt, dat f 200 geen salaris is voor iemand, die bijna den geheelen dag werkzaam moet zijn. De Voorzitter zegt, dat er reeds voldoende sollicitanten zijn op eene bezoldiging van f 200; de verhooging tot f 300 was alleen voorgesteld voor den tegenwoordigen titularis. Deze betrekking is een leerschool voor een jong- mensch om practisch te leeren werken. Hoofdst. IH, Afd. II, Art. 3 (Vaste werklieden der gemeente). De Commissie acht het wenschelijk deze werk lieden eene definitieve aanstelling te geven en ze, zoo zij niet in het pensioenfonds der gemeente-ambtenaren kunnen worden opgenomeneen pensioen te verzekerengelijk staande met die van het personeel der gasfabriek. Burgem. en Weth. stellen voor, de tijdelijke aanstelling nog één jaar te doen voortduren, daar de Gemeente bouwmeester de werklieden nog niet een vol jaar aan het werk heeft gezien en alzoo nog geen voorstellen meent te kunnen doen. Art. 6 (Jaarwedden van de beambten op de begraaf plaats). De Commissie zegt, dat het raadzaam zou zijn, dat de beambten netter gekleed zijn en de opzichter wordt uitgenoodigd daarop te letten. Burgem. en Weth. noemen deze opmerking juist. De toestand zal echter bij de aanneming van het voorstel betreffende de begraafplaats verbeteren. Bij Afd. II, Art. 1 (Onderhoud van openbare gebouwen) geeft de Commissie in overweging, om het nuttelooze en pruikerige kalken en teeren, dat ieder jaar aan de poorten, deels van binnen, deels van buiten plaats heeft, in het vervolg te doen ophouden. Zij hoopt dat hare verzuchting Verlos ons, Heer! van kalk en teer, Geef ons de naakte muren weer, niet te vergeefs zal zijn. Burgem. en Weth. zeggen, dat deze verzuchting ook, door hen bij herhaling is geslaakt. Intusschen meenen zij, dat, waar het te voorschijn roepen der oorspronkelijke muren te groote offers van de gemeente zou vorderen en dus achterwege moet blijvenaan de spreekwoordelijk geworden Nederlandsche netheid zou tekort gedaan worden indien de nu eenmaal gepleisterde en witte muren niet behoorlijk onderhouden werden. De heer Franse zegt, dat de Commissie het niet geheel eens is met dit antwoord van Burgem. en Weth. Zij hoopt, dat de poorten van kalk en teer mogen ontdaan wordenopdat zij misschien nog in hare mooie vormen zullen te voorschijn komen. Er wus eens een proef te nemen bij een klein poortje. De Voorzitter zegt, dat het schoonmaken der muren veel geld zou kostendaar er zoowat van alles op zit en daarom worden zij thans gewit. Wil men echter die poorten in ouden stijl brengendan moet de Raad daartoe besluiten en zal het Dagel. Bestuur medewerken. Wil dus de Commissie hiertoe een besluit uitlokken, dan kunnen Burgem. en Weth. daarnaar handelen. De heer v. d. Bout is het eens met Burgem. en Weth. Hij acht het tegenwoordig onderhoud duurzaam, terwijl het voorgestelde veel geld zou kosten. De heer Franse zegt, dat de Commissie nog geen voorstel zal doen, maar zou wel van den Gemeentebouw meester eene opgave willen hebben omtrent de kosten van het schoonmaken. De Voorzitter zegtdat alle restauratiën van oude gebouwen veel geld kosten, vooral door het bijkomend werk. Hij wijst daartoe op een gebouwtje in Den Haag, waarvan het schoonmaken der muren f 300 en de restauratie f 5000 kostte. Eene begrooting van den Bouw meester zou weinig opheldering gevenwant men weet niet voor welke sommen men komt te staan. De heer Houwer zegt, dat het witten der poorten ook bevorderlijk is tot het geven van licht bij het binnenkomen des avonds. De heer Franse zegt, dat de poorten langer zullen staan dan de Commissie en de Raad zitting heeft; liij zou daarom wenschen, dat de Bouwmeester eene begrooting maakte. De heer Legemaat is bang, dat als men begint met breken aan de poortenmen het eind niet weet. Eer men begint met de poorten te restaureerenzou men eerst onze kas wel wat mogen opknappen. De heer v. d. Bout acht het teeren der muren nuttig voor haar behoud. De Commissie stelt alsnu voor, aan den Gemeente- bouwmeester op te dragen, de kosten op te geven om een der poorten te ontdoen van kalk, cement enz., ten einde te zien wat er onder zit. De Voorzitter zegtdat de Raad daar weinig aan heeft, doch dat men dan voor naakte muren staat, die zoo niet kunnen blijven. De heer ten Haaf zal tegen het voorstel stemmen; is er geld van de gemeente over, dan kunnen wij dit beter gebruiken. De heer de Clercq is tegen het voerstel; hij zou liever het onderzoek in deze zaak opdragen aan Burgem. en Weth. Begint men die muren te ontblooten, dan staat men voor eene besliste zaak. Het voorstel der Commissie wordt daarop verworpen met 7 tegen 4 stemmen, die van de heeren Mulock Houwer, ten Haaf, v. d. Bout en v. d. Vliet. Bij dat Art. vestigt de Commissie nog de aandacht op de schuur A 505 op den Scheepstimmerdijken hoopt dat zoodra de huur uit is, zij de gemeente niet langer tot oneer zal verstrekken, maar zal worden afgebroken. Burgem. en Weth. wijzen er op, dat zij niet vóór 1 Jan. 1898 handelend kunnen optreden, ingevolge contract. Zij hebben over een en ander Duivendijk reeds geschreven. Bij Art. 4 (Onderhoud van riolenputten enz.) verlangt de Commissie te vernemen of de pulten in het Havenplein voortdurend door het bestaande riool zoodanig gevoed worden, dat zij bij brand onuitputtelijk zijn. Burgem. en Weth. antwoorden, dat de putten op het Havenpleinook naar het oordeel van den Opperbrand- meesteren zooals bij beproevingen is geblekenvoldoende water bij brand geven. De heer Franse zegt, dat de Commissie deze vraag heeft gedaanomdat de vrees bestonddat de putten niet altijd waterhoudend ziju. De Commissie dankt echter voor de verkregen inlichtingen. De heer v. d. Bout vraagt of een onderzoek mogelijk is? Hij meent, dat het moeilijk te bepalen is of er voldoende water is. De Voorzitter en de heer v. d. Vliet geven nog nadere inlichtingen omtrent de genomen proeven. Bij Art. 5 (Onderhoud van wegen en voetpaden) zegt de Voorzitter, dat Burgem. en Weth. dezen post wenschen te verhoogen met 21 als bijdrage in de kosten van effenen van wegen in den Westhoek en den Zuidhoek. Ook de Kaweg is zeer slecht. Burgem. en Weth. stellen voor, om ook dezen laatsten weg in behoorlijken toestand te brengen, wat f 40 zal kosten, welke som nog uit 4897 zal kunnen, worden gevonden. Na eenig debatwaaraan de heeren v. d. Boutv. d. Vliet Moolenburgh, v. d. Lek de Clercq en den Voorzitter deel namen, worden de gevraagde sommen tot verbetering dier wegen toegestaan. Art. 6 (Onderhoud van straten, pleinen enz.) De Commissie vraagt aan welke straten het voorrecht van herstrating zal ten deel vallen? De Commissie acht het wenschelijk om met de bestrating zoo vroeg mogelijk te beginnenten einde te voorkomen dat de stroom van bietenwagens bestendig over een pas gelegde straat ga. Burgem. en Weth. zeggen, dat in den loop van 1898 opnieuw bestraat of verstraat zullen worden: Zuidwellestraat, PoststraatOude Haven (beide zijden)Korte Groenendaal Zevenhuisstraat, PaardenstraatjeBotermarkt, Wevershoek, Sint-Jacobstraatje, Balie, Kromme Elleboog, Manhuis- straat en verder waar putten enz. moeten opgehaald worden. De heer Franse vraagt, of het niet mogelijk zou zijn om de straten, die weinig bereden worden, met klinkers te bestraten, zooals in andere gemeenten. De Voorzitter belooft een onderzoek te zullen doen instellen. Art. 7 (Ophalen van straatmest, asch, vuilnis enz.) De Commissie acht het bouwen van een wagenhuis bij den mestvaalt overbodig en stelt alzoo voor, dezen post met de daarvoor uitgetrokken som van f 240 te verminderen. Burgem. en Weth. wenschen dien post te behouden, omdat zij een wagenhuis noodzakelijk achten voor het behoud der karrendie thans zijn blootgesteld aan regen en wind. De heer v. d. Bout meent, dat de karren niet altijd in het wagenhuis zullen komenindien er geen toezicht op wordt gehouden. Indien het slechts een afdak moest zijn acht hij de berekening te hoog. De Voorzitter zegt, dat dit slechts eene begrooting is; hij gelooft wel, dat van het afdak gebruik zal worden gemaakt en acht het in het voordeel van de gemeente. Het voorstel van Burgem. en Weth. wordt daarop aangenomen met 8 tegen 3 stemmen, die van de heeren Lechner, Franse en van Schelven. De heer de Clercq zou wenschen, dat de karlieden er op gewezen werdendat zij ook verplicht zijn de achterbuurten schoon te houden. Bij Art. 8 (Onderhoud van wandelplaatsen enz.) vraagt de Commissie of het arbeiderspersoneel groot genoeg is om de wandelingen en plantsoenen behoorlijk te onder houden. Naar de meening der Commissie laat dat onderhoud nu en dan te wenschen over. Burgem. en Weth. zeggen, dat, toen menigmaal op bezuiniging was aangedrongen, zij gemeend hebben, dat het eerst op de zoogenaamde luxe-posten te moeten doen. Vandaar, dat deze post steeds verminderd is. Het onder houd der wandelingen wordt thans zoo goed mogelijk gedaan en naar hunne meening ook voldoende, doch het spreekt van zelf, dat dit niet zoo goed kan geschieden door ééu persoon, als in den tijd toen geregeld twee personen in de wandelingen werkzaam waren. De heer Legemaat vraagt, of het niet mogelijk is om het Vrije, dat veel bewandeld wordt, wat meer van grind te voorzien. De Voorzitter meent, dat het Vrije goed onder houden wordt. De heer Legemaat vraagt, of het niet mogelijk is de grond wat harder te maken. De heer Houwer meent, dat de oorzaak van den slechten toestand hierin bestaat, dat er zoo weinig afwate ring is. De heer Franse gelooft, dat het Vrije bedorven wordt door voer- en rijtuigen en zou in overweging geven het te onttrekken aan den publielcen dienstbehalve voor hen die daar wonen of bergplaatsen hebben. Wat de wandelingen betreft, de kosten daaraan besteed noemt hij geen luxe-uitgaven. Vooral de tweede wandeling wordt z. i. niet behoorlijk onderhouden. De Voorzitter meentdat de wandelingen er vol doende uitzienmet het oog op de weinige werkkracht. De heer Franse zegt, dat er thans in wording is een nieuwe grafdelver; hij hoopt dat die tijd genoeg over zal hebben om de wandelingen te helpen onderhouden. Hoofdst. Ill, Afd. III, Art. 4 (Kosten van het ver nieuwen van den kaaimuur aan het Luitje) f 30,000. De Commissie acht de uitvoering van het werk hoogst wenschelijk en niet meer voor uitslel vatbaar. Zij veroorlooft zich echter de vraag: of het vernieuwen van een gedeelte kaaimuur vroeger op dezelfde plaats was voorgesteld? Blijkbaar wordt de muur sterk gedrongen door den hooger gelegen grond. Zij acht het daarom raadzaam, dat de nieuwe muur nog iets schuiner gezet worde dan gewoonlijk, omdat hij dan naar hare meening beter den druk zal kunnen doorstaan. De Commissie vraagtof het niet mogelijk zou zijn den hoek bij de aanlegplaats te laten vervallendoor de nieuwe muur met dien der aanlegplaats ééne lijn te doen vormen. Als het de bedoeling is om den stroom langs den muur tijdens de vernieuwing geheel af te sluiten, dan vraagt de Commissie of de raming van f 1500 voor het aanleggen en voorzien van een tijdelijk talud gerechtvaardigd is? Burgem. en Weth. antwoorden hierop, dat het genoemde cijfer natuurlijk een globaal cijfer is, maar tevens het maximum cijfer, omdat nog niet bekend is of de Raad het werk al dan niet zal doen uitvoeren. Besluit de Raad daartoe, dan zullen gedétailleerde plannen worden aan geboden die aan het oordeel der Commissie van Fabricage zullen worden onderworpen. Daarbij zal op de gegeven wenken worden gelet. De hoek bij de aanlegplaats der booten zal echter niet kunnen vervallen, omdat die ver breeding aldaar is gemaakt met het oog op den afslag. Wat de laatste opmerking betreft, een nader onderzoek naar den grondslag van den achtergelegen muur kan eerst plaats hebben wanneer tot uitvoering van het werk is beslist. De heer Franse zegt, dat, indien thans de f 30,000 wordt toegestaan, alles is overgelaten aan Burgem. en Weth. De raadsleden zien dan alleen den uitslag der besteding. De Commissie stelt daarom voor, dezen post voor Memorie uit te trekken daar de zaak nog niet rijp is voor behandeling en vaststelling. De Voorzitter vindt het eene vreemde zaak, als zoo'n groote post der begrooting voor Memorie wordt uitgetrokken. De heer.de Clercq zegt, dat z. i. thans beschikt wordt over een post, dien men nog niet juist bepalen kan. Hij vraagt of deze berekening alleen door den Gemeente bouwmeester is gemaakt. Is dat zoo, dan zal hij bepaald tegen stemmen. De heer v. d. Vliet zou meenen, dat, als men in principe besluit het werk uit te voerenmen ook de gevraagde som moet aannemenals men ze niet te hoog acht. De Voorzitter zegtdat de begrooting vau dit werk voorloopig is aangenomen door de Commissie van Fabricage en ook door Burgem. en Weth. Indien de som is vastge steld zal worden onderzocht of het cijfer al dan niet moet worden behouden. Dit moet bewezen worden door het boren van proefgaten enz.doch in elk geval zal het niet

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1897 | | pagina 3