ZIERIKZEESCM NIEUWSBODE.
EXTRA-NOMMER,
D
D
D
Een gewichtige dag.
Het stembiljet.
J. J. van Kerkwijk's verdiensten.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De priji per 3 maanden is ƒ1,30, franoo per poat
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
53ste JAARGANG. No. 6934.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groots letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnement»- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode".
Iedereen zal nu wel weten, dat men niet meer
zoobIb vroeger het Btembiljet tehuiB krjjgt, en dit
dan tehuis kan invullen.
Dit is afgeschaft.
Men krjjgt nu de oproepingskaart, die thans bjj
allen reeds is bezorgd.
Met die oproepingskaart gaat men op 15 Juni
tusscken 8 en 5 uur naar do stembus, en geeft
daar die kaart aan den voorzitter over, waarop
men van dozen ontvangt een stembiljet.
Zonder de oproepingskaart, krjjgt men geen
stembiljet.
Die kaart moet men dus in de allereerste plaats
medebrengen.
Hoeft men ze verloven, dan kan de burgemeester
eene nieuwe geven.
Het stembiljet, dat men na het overgeven der
oproepingskaart ontvangt, ziet er aldus uit:
C ANDIDATEN.
bo
.9
•S> «- N
f-s s
g
NAMEN.
VOOBLETTÏBS.
HEEMSKERK.
Mr. TH.
VAN KERKWIJK.
J. J.
Met dat stembiljet gaat men nu naar een lesse
naar, en moet daar met een potlood het witte
rondje van den naam van hem, dien men kiest,
zwart maken.
Daarna vouwt men het toe, laat de achterkant
van het aldus toegevouwde biljet aan den voorzitter
zien en steekt het in de bus.
Het is vreemd en ongewoon, maar als men het
maar weet, doodeenvoudig.
Men mag niets anders aan het biljet doen. Men
mag er niets op schrjjven, ook niet den naam van
Heemskerk doorschrappen. Doet men dat, dan is
het biljet ongeldig.
Kiezers! Het biljet, dat gjj das Dinsdag in de
bus steekt, ziet er aldus uit:
CANDIDATEN.
60
a
's n 8
fM g
4 -
NAMEN.
VOORLETTER.
HEEMSKERK.
Mr. TH.
VAN KERKWIJK.
J. J.
Voor den naam VAN KERKWIJK is nu het
onderste witte rondje zwart gemaakt; dit beteekent
dus, dat gjj VAN KERKWIJK kiest.
Heemskerk en 't rondje vóór zjjn naam laat gjj
onaangeroerd, niets er Mn doen, ook niet
doorschrappen
alleen het onderste rondje zwart «naken.
Wie zich vergist of verschrijft, kan éénmaal
een nieuw biljet krijgen.
Dinsdag, 15 Juni 1897, belooft een zeer ge
wichtige dag te zullen worden in de geschiedenis
van ons vaderland.
Ten allen tijde hebben algemeene verkiezingen
voor de Tweede Kamer de belangstelling van ons
volk gewekt, maar ditmaal is het gewicht te grooter,
ten eerste omdat tengevolge van de kiesrecht
uitbreiding, een zeer veel talrijker kiezerspersoneel
geroepen zal worden mede te stemmen, en ten
tweede, omdat de clericale partijen, roomschcn en
anti-revolutionairen, zich hebben verbonden om al
wat vrijzinnig denkt en handelt voor goed den
genadeslag te geven.
Van die zijde heeft men de liberalen gedwongen
om bij de stembus bovenal te strijden voor ge
wetensvrijheid, die sterk gevaar zou loopen als
Rome en Dordt, vereenigd tot een monsterverbond,
zouden zegevieren.
Alle burgers, alle kiezers, die prijs stellen op
vrijheid van denken en spreken, die niet verlangen
opgeofferd te worden aan clericale hartstochten,
zijn dus verplicht met beslistheid te stemmen voor
den liberalen cadidaal.
Nu moge dit elders in het land hier en daar
moeieliik vallen, omdat verschil van meening over
maatschappelijke onderwerpenaanleiding heeft
gegeven dat mannen van verlichte gevoelens tegen
over elkaar zijn gesteld, voor die moeielijkheid
staat men gelukkig in het kiesdistrict Zierikzec niet.
Bij ons staan slechts twee candidaten tegenover
elka&r, de anti-revolutionaire heer Heemskerk en
de vrijzinnige lieer J. J. van Kerkwijk.
Tusschen beiden kan de keuze niet moeielijk zijn.
Voor ons is de heer Heemskerk een volkomen
vreemdeling, die ons district, onze behoeften niet
kent. Geboren in een groote stad, gevestigd als
advocaat in de hoofdstad des Rijks, waar hij zelfs
göïuimen tijd raadslid was, kent hij de behoeften
van liet platteland slechts bij naam, en zijn die
van ous Zeeuwen, voor hem een gesloten boek.
Als kamerlid munt hij uit door veelsprakerigheid,
waardoor hij alle gezag mist, en door een zucht
oui te bakkeleien met woorden, waardoor hij door
sommigen als een kemphaan wordt beschouwd.
Zijne juridische en economische adviezen kruidt
hij overigens steeds met zeer zalvende opmerkingen,
waardoor ieder, die liet nog niet wist, kan liooren
dat hij tot de geloovigen behoort.
De heer van Kerkwijk daarentegen is voor ons
district een uitstekende bekende. Gedurende 34
jaren heeft hij Zierikzee in de Kamer vertegen
woordigd. Ministerie» mochten komen of gaan,
hij bleef op zijn post, krachtig door den steun
zijner kiezers, gezagvol door zijn prnctische kennis,
zijne belezenheid, zijn vastheid van wil en zijn
veeljarige ervaring. Geboren eilander, bracht hij
zijn jeugd in Zeeland door, om later als civiel-
ingeuieur bij spooraanleg en telegrafie groote
diensten te bewijzen aan liet land, en steeds in
alle betrekkingen gedachtig te zijn aan bet zoo
genaamde platteland, dat zoo vaak wordt achter
gesteld bij de groote steden, en waarvan de welvaart
toch feitelijk het meeste bijdraagt tot die vau het
gansche land.
Doottlrougen van de noodzakelijkheid om het
platteland vooruit te helpen, heeft van Kerkwijk
zijn gansche leven en zijne langjarige parlementaire
loopbaau geheel gewijd aan de verzorging van dat
belang, hetzij hij als ingenieur werken aanlegde,
hetzij hij in Staatscommissies zitting had voor
nijverheidszaken en landbouwaangelegenheden, hetzij
hij als volksvertegenwoordiger in de Kamer sprak
en handelde. Hij spreekt niet veel en niet lang,
dat is zijn gewoonte niet, maar hij weet zijn tijd
af te wachten en hij spreekt zakelijk. Hij femelt
niet over godsdienst in het openbaar en bij elke
gelegenheid, maar schaamt zich, waar het pas geeft,
zijn godsdienstig gevoelen volstrekt niet. Hij
heeft hart voor zijn volk, en vooral trekt hij steeds
partij voor verdrukten en tegen al wat naar zijne
overtuiging onrecht is. De mindere man vindt in
van Kerkwijk een krachtigen verdediger, als zijn
zaak eene rechtvaardige is. Als van Kerkwijk in
de Kamer spreekt, luisteren allen, want zijne eigen
aardige, scherpe betoogtrant dwingt, hem aan te
hooren. Hij maakt geen misbruik van het woord,
maar wanneer hij optreedt heeft hij wat te zeggen.
Er zijn ministers geweest, die voor van Kerk
wijk sidderden als hij oprees om te spreken.
Waarom? Omdat deze afgevaardigde op zijn
duimpje weet wat ieder op zijn kerfstok heeft in
zijn politiek en maatschappelijk leven en dit flink
weg openbaart, als hij overtuigd is, dat geheim
houding het publiek belang zou schaden.
In alle vraagstukken van landbouw, scheepvaart,
nijverheid en visscherij is van Kerkwijk een gids
van beteekenis. Maar bovenal voor den landbouw
is hij de beschermer en de kampioen.
Wat heeft hij niet gestreden tegen de jachtwet,
die den landbouw benadeelde, hoe dikwijls
heeft hij niet met succes de belangen der visscherij
tegenover opvolgende regeeringen verdedigd,
hoe krachtig heeft hij niet voorgestaan aanleg
van trambanen en verkeerswegen ten platte lande,
hoe warm heeft hij niet de noodzakelijkheid be
toogd om de positie van de ambtenaren bij posterij
en telegrafie te verbeteren.
Nog in het afgeloopen vierjarig tijdperk kwam
hij met felheid op tegen de geheimhouding van
de conduitestaten dier ambtenaren, waardoor zij
letterlijk aan de willekeur van hunne superieuren
zijn overgegeven.
Van Kerkwijk is een man, die oog heeft voor
alles. Hij weet even flink den Minister van
Koloniën te onderhouden over de dure exploitatie
der Orabiliën-steenkolenvelden in onze Oost, als
met den Minister van Waterstaat te spreken over
den aanleg van stoom tram verbindingen. Rusteloos
heeft hij geijverd voor de verbinding van Schouwen
en Duiveland met den vasten wal, en wanneer
binnenkort de stoomfluit te Zierikzee en Brouwers
haven zal piepen, dan danke men dit allereerst
aan van Kerkwijk, die jaar op jaar op hetzelfde
aambeeld bleef slaan, trots alle tegenkanting van
Regeering en van anderen.
De kiezers van ons district hebben dus een taak
van eer te vervullen door van Kerkwijk te herkiezen
als hunne afgevaardigde. Hij heeft zijn plicht
vervuld zooals weinigen. Zijn openhartigheid ge
doogt niet te veinzen. Hij kan, wien hij ook
moge vertoornen, niet nalaten te verklaren, dat hij
meent, dat de landbouw bescherming behoeft. Jaren
lang heeft hij aangedrongen op wegneming van be
lemmeringen, op vermindering van lasten, maar de
Zeeuwsche landbouw verkeert in een eigenaardige»
toestand. Sedert de rijke meekrapteelt te niet
ging, moeten de landbouwers met moeite zich
boven water houden, en daar er niet voldoende
verlaging van lasten te krijgen is, ziet hij niet op
tegen een meer directe bevoordeeling. Dat heeft
van Kerkwijk niet van daag of gister gezegd,
maar reeds in September 1894. Bij de behande
ling van het adres van antwoord somde hij op de
vermindering van druk voor den landbouw, die
z. i. noodig was. En wie was toen zijn bestrijder
Niemand anders dan de heer Heemskerk, die nu
in ons district tegenover hem staat. Maar toen
in Maart 1895 bij de behandeling van de motie-
Dobbelmnun, de vraag ter sprake kwam, wat er
dan toch gedaan moest worden om den landbouw
te helpen; toenwas de heer Heemskerk
niet in de zaal.
Niet onder dc pressie der verkiezingen, maar
reeds lang te voren heeft van Kerkwijk zijne
overtuiging op dit punt uitgesproken en eene
eerlijke overtuiging moet men eerbiedigen, zelfs
al deelt men die niet. Trouwens, zelfs de liberalen
in ons district, die op dit punt een andere mee
ning mochten zijn toegedaan, moeten wel bedenken,
dat zij het recht niet hebben daarom thans thuis
te blijven of op een anderen candidaat te stemmen.
Onder het vroegere kiesstelsel was men tot zekere
hoogte bij de eerste stemming nog vrij. Maar
door het nieuwe kiesstelsel is men gebonden aan
de gestelde candidaten en, daar er in ons
district slechts twee gesteld zijn, is elke stem
die van liberale zijde niet wordt uitgebracht op
den heer van Kerkwijk, een verraad aan de liberale
partij. Feitelijk staan wij op 15 Juni hier voor
eene herstemming, een van de twee moet dien
dag gekozen worden.
Ieder vrijzinnig man nu, die weet wat van
Kerkwijk gewerkt heeft voor ons land en voor ons
district, ieder die zelfstandigheid, rondborstig
heid, kloekheid waardeert, ieder die om geen
prijs ons land wil zien overgeleverd aan de cleri
cale», ieder die vrijheid van geloof en geweten
voorstaat, hij kan niet aarzelen in zijne keuze,
maar zal het witte vak invullen dat op zijn stem
biljet staat vóór den naam van den heer
J. J. VAN KERKWIJK.
Wil men ten slotte een attest ten voordeele van
dien candidaat, niet van ons, maar van een beslist
superieur man?
Welnu, dan veroorlove men ons in herinnering
te brengen, hoe dr. Kuyper, het hoofd der anti
revolutionairen, den heer van Kerkwijk heeft
gekenschetst.
In de Standaard van 27 Februari 1880 schreef
dr. Kuyper over van Kerkwijk het volgende:
//Aan moed om van zich af te spreken zoekt
hij zijn wederga, en hij is in den vollen zin des
woords een onafhankelijk man.
//Een man, die geen baantjes zoekt en geen
eereposten
Daarbij vergete men niet dat van Kerkwijk een
man van ongemeene bekwaamheid is. Hij weet
veel, is een wandelende schat van informatiën en
is scherp als een mes, als het aankomt op het
ontleden en uitpluizen van wat een schipperend
minister met zooveel moeite zoo keurig ineen had
laten stoppen, dat niemand de naden meer zag".
Met zulk een certificaat van den hoogbegaafden
tegenstander, mag men van Kerkwijk geluk
wenschen en als Zierikzee hem opnieuw afvaardigt,
kan het verzekerd zijn geen betere keuze te hebben
kunnen doen.
In een vorig artikel zeiden wij, na de daden van
de liberale partjj in bet algemeen te hebben
nagegaan, dat wij het aandeel dat de heer VAN
KERKWIJK daarin heeft gehad, in een volgend
artikel zonden uiteenzetten.
Wjj zullen hiertoe geen omhaal van woorden
gebruiken, kiezers, maar de naakte feiten zelve zoo
als die in de Handelingen der Tweede Kamer voor
iedereen te lezen zijn, U voor oogen voeren.
De bier volgende onopgesmukte eenvoudige ljjst
van al wat de heer VAN KERKWIJK in de Tweede
Kamer heeft gedaan, is welsprekender dan honderd
redevoeringen, en is een alles overtreffend bewjjs
hoe aan VAN KERKWIJK de belangen van on a
district steeds ter harte gingen en hoe hij altijd
gestreden heeft voor alles wat voor Schouwen en
Duiveland en Flakkee van belang was en niet het
minst voor alles wat onze landbouw en visscherjj
kon helpen.
4 Maart 1863. Goedkeuring der geloofsbrieven
van JACOB JOH AN VAN KERKWIJK.
29 Sept. 1864. Bij het adres van antwoord op
de troonrede dringt hjj aan op spoedige afkoopbaar-
stelling der tienden.
12 Juni 1865. Hij bestrijdt als eerste spreker
het voorgestelde ontwerp tot wijziging der wet op
de personeels belasting als nadeelig voor
de middelklasse en de mindere standen, vooral voor
het platteland en de landbouwers. Na verwerping
van art. 1 wordt het ontwerp ingetrokken.
16 Oct. 1865. Hij stelt een amendement voor,
om te doen vervallen de uitkeering van 21/s procent
door de gemeenten van het hun toegekende 4/5 van
het personeel aan het Rijk, welk amendement
wordt aangenomen.
6 Maart 1867. Hij dringt aan op uitbrei
ding van het Kiesrecht. Eene poging tot
herziening van het Grondwetsartikel zou wel geen
resultaat hebben, maar hij wensebte in allen gevalle
verlaging van den census, vooral voor de steden.
27 Juni 1867. Bij het ontwerp, houdende bepa
lingen op de heffing van den accjjns op de
suiker, wjjst hjj op het groot belang van de
beetwortelsuikercultuur voor ons land.
Wordt deze niet beschermd, maar ook niet door
fiscale maatregelen vermoord, dan is zij voor groote
uitbreiding vatbaar. De wetgeving op dit punt moet
met groote omzichtigheid geschieden.
24 Nov. 1868. Politieke redevoering bjj de be
handeling der Staatsbegrooting. Hij betoogt tegen
Bichon van IJsselmondedat Christeljjke
staatkunde en anti-revolutionaire
staatkunde niet hetzelfde beteekenen.
14 Maart 1870. Hjj richt eene interpellatie tot
den Minister van Justitie wegens Zeeuwsche
Vi8schers, die voor eene overtreding veroor
deeld, niettegenstaande zjj gratie van de Koningin
hadden gekregen, toch wederrechtelijk waren ge
vangen gezet.
9 Mei 1871. Hij dringt bjj de regeering bjj her
haling aan op afdamming van het Slaak,
ten einde de eilanden Schouwen ea Duiveland met
den vasten wal te kunnen verbinden.
3 Juli 1873. Hij stelt met Van Kuyk een amen
dement voor om landbouwschuren enz. vrjj
te stellen van de grondbelasting op gebouwde
eigendommen. Het amendement wordt verworpen.
4 Mei 1874. Hjj verdedigt het voorstelVau
Houten op den kinderarbeid en beatrjjdt Dr.
Knyper, die na eerst het beginsel der wet verdedigd
te hebben, in zijn tweede rede het voorstel is gaan
bestrjjden en ten slotte tegenstemt.
13 Febr. 1875. Hjj richt tot den Minister Heems
kerk eene interpellatie, waarom het ontwerp tot
uitbreiding van het net der Staatsspoor
wegen nog niet is ingediend.
18 Oct. 1875. Hjj keurt af, dat in bet door
Heemskerk ingediende ontwerp niet evenals in bet
voorstel van Kappeyne, Tak van Poortvliet en anderen
niet ia opgenomen de lijn Brouwershaven-
Zierikzee Z ij pe Zevenbergen, welke
hij in 's lands belang acht.
11 Dec. 1875. Hjj keurt af, dat de Minister niet
op de begrooting heeft uitgetrokken een post als
subsidie voor eene landbouwschool te Zie
rikzee, welke door 's Ministers voorganger was
toegezegd.
10 Mei 1876. Hij verdedigt het door hem roet
Oldenhuis, Gratama en Idzerda voorgestelde ontwerp
tot h e r z i e n i n g d e r j a c b t w e t, waarbjj het
jachtrecht tot een gewoon bnrgerljjk recht zou
worden gemaakt en het voor den landbouw aehadeljjk
jagerspvivilege zou worden opgeheven.
16 Maart 1880. Hij verdedigt een door hem
ingediend wetsvoorstel om aan benoemingen van
burgemeesters eene aanbeveling van drie
personen door don gemeenteraad te doen voorafgaan.
26 Sept. 1880. Hij verdedigt het amendement—
Van Houten bjj het adres van antwoord op de troon
rede, om te verklaren dat voor eene goede regeling
van het kiesrecht Grondwetsherziening noodig is,
ten einde met het censusstelsel te breken. Voor
dit amendement stemden toen slechts drie liberalen,
n.l. Van HoutenLenting en VAN KERKWIJK.
9 Nov. 1880. Als tolk der Kamer brengt hij
den Minister Modderman en de Commissie van
Rapporteurs hulde voor de uitstekende wjjze van
behandeling van het juist aangenomen Straf
wetboek.
28 Juni 1882. Hjj geeft zjjne verontwaardiging
te kennen over de vervolging der Joden
in Rumenië en in Rusland.
28 Nov. 1882. Hij verdedigt het ontwerp tot
verlegging van den Maasmond, en
meent, dat daardoor wordt goed gemaakt een lang
durig onrecht aan de Katholieke bewoners van
Noordbrabant, welke streek onder de vroegere repu
bliek met haar Hervormde Staatskerk niet de noodige
belangstelling had ondervonden.
14 Dec. 1882. Hg bestrijdt bet amendement van
eenige anti-revolutionaire Kamerleden om het Rijks
subsidie aan de Hoogere Burgerschool te
Zierikzee te verminderen en dat aan de H. B. S.
voor meisjes te Utrecht in te trekken. Het amen
dement wordt verworpen.
20 Dec. 1882. Hij beklaagt zich over de behan
deling van den milicien Kleinepier te Noord-
gouwe, die in het hospitaal gestorven was, zonder
dat de ouders te voren eenige kennisgeving hadden
ontvangen.
27 Nov. 1883. Hjj brengt ter sprake het verbod
van den telegrafist Morren om in cou
ranten te schrjjven. Hij acht gerechtvaardigd het
verbod om berichten aan couranten mede te deelen,
die deze door zjjn ambt kon weten, maar niet het
verbod om over politieke zaken zijn oordeel uit te
spreken.
20 Maart 1884. Hjj richt eene interpellatie tot
de regeering, om aan te dringen op spoedige in
diening der ontwerpen tot Grondwetsher
ziening.
27 Nov. 1885. Hg bestrjjdt het voorstel in de
kiestabel om Bruinisse bjj het kiesdistrict
G o e s te voegen. De voorgestelde kiestabel wordt
verworpen.
25 Maart 1887. Hij verdedigt bjj de behandeling
der Grondwetsherziening het behoud der
Eerste Kamer.
21 April 1887. Hij verdedigt bij de Grond
wetsherziening het amendement van Van
Houten, Van Kerkwijk en Schaepman, om te bepalen
dat leden der Kamer tot Minister be
noemd, niet behoeven af te treden.
27 April 1887. Hij stelt bij de Grondwets
herziening een amendement voor, om overeen
komstig het voorstel der Staatscommissie te bepalen,
dat de wijze van benoeming der burge
meesters door de wet zal worden geregeld.
26 Maart 1889. Hij richt eene interpellatie tot
de regeering en verdedigt in het belang van denl
handel het behoud van den consul-generaa
in P er zi8.
5 Juni 1890. Hij ondersteunt het amendement
van de Commissie van Rapporteurs, om ook Voor
zitters van Kamers van Koophandel in gemeenten
boven 20,000 zielen en den Voorzitter van het Col
lege der zeevisscberijen verkiesbaar te stellen voor
deEerste Kamer.
21 Dec. 1892. Zjjn amendement om de uitgaven
voor de Groote Staf te verminderen, wordt aange
nomen. Hg jjvert steeds voor beperking der mili
taire uitgaven.
26 Sept. 1893. Hij dringt aan op een spoedige
afschaffing der R ij k s t o 11 e n.
22 Dec. 1893. Hij bestrjjdt het amendement
Ruell, om de voorgestelde subsidies voor stoom
tramwegen alleen pro memorie uit te trekken.
Het amendement wordt verworpen.
25 Sept. 1894. Bij het adres van antwoord op
de troonrede dringt hij aan op maatregelen
in het belang van den land bouw, als
vermindering van grondbelasting Yoor de boeren,
bevordering van tramwegen enz.
5 Maart 1895. Hjj verklaart voor de motie
Dobbelmann te zullen stemmen, maar alleen voor
zoover betreft den landbouw, en slechts voor tjjdeljjke
graanrechten gedurende den ergsten nood. Hij ziet
in die motie een prikkel voor de regeering, om iets
te doen voor den landbouw. Andere maatregelen als
vermindering vau lasten heeft men toch niet willen
toepassen, nu bljjft er niets anders over.
24 Sept. 1895. Hg dringt aan op spoedige afdoe
ning der ontwerpen op het Waterstaats
bestuur en de vervening en de wettelijke regeling
van den telefoondienst.
21 Dec. 1895. Hij dringt aan op subsidieering
van stoomtramwegen, in 't bijzonder die ter
verbinding van Schouwen en Duiveland met den
vasten wal. Hjj gaat de geheole geschiedenis van
dit tramwegplan sedert 1891 na en betreurt het,