ZIERIKZEESCIIE NIEUWSBODE Donderdag 7 Januari 1897. Directeur-Uitgever J. WAALE. NATIONALE MILITIE. BEKENDMAKING. Aangifte voor do Zeemilitie. Algemeen Overzicht. NIEUWSTÜmNGEilT FEUILLETON. KT O L». Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De pry's per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 53ste JAARGANG. No. 6868. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts,, kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierïkzeesche Nieuwsbode Ontheffing van den werkelijken dienst voor Geestelijken en Studenten in ds Godgeleerdheid. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zibriiczee; Gelet op art. 427 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats blad No. 72), art. 74 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1862 (Staatsblad No. 46), zooals dat bij Koninklijk besluit van 22 Juli 1892 (Staatsblad No. 179) werd gewijzigd, alsmede op Provinciaal blad No. 25 van 1892; Herinneren geestelijken en bedienaren van den godsdienst bij de erkende kerkgenootschappen en studenten in de godgeleerdheid, die daartoe aan erkende inrichtingen van onderwijs worden opgeleid, dat zij hunne aanvragen, bedoeld in de eerste zinsnede van art. 127 der bovengemelde wet, tusschen 20 Januari en 1 Februari a.s. behooren in te dienen bij den Burgemeester der gemeente, binnen welke zij voor de Nationale Militie zijn ingeschreven. Zij echter, die voor vernieuiving van ontheffing van den werkelijken dienst op meer aangehaalden grond in aan merking wenschen te komen, leveren hunne aanvraag hiertoe met het vereischte bewijsstuk in bij denzelfden Burgemeester in de laatste 10 dagen van de 10e maand van het jaar, waarvoor hun ontheffing van den dienst werd verleend. Zierikzee, den 5 Januari 1897. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CII. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Zierikzee noodigen de lotelingen hunner gemeente, behoo- rende tot de lichting van dit jaar, uit, om, wanneer zij bij de zeemilitie verlangen te dienen, zich daartoe in persoon, vóór den 1 Februari eerstkomende, op een werkdag, van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uren, ter Secre tarie dezer gemeente aan te melden. De bepalingen der wet, die betrekking hebben tot de zeemilitie, kornen hoofdzakelijk op het volgende neder: 1°. de zeemilitie wordt bestemd tot bemanning van de verdedigingsvaartuigen voor den binnenlandschen dienst en langs de kusten. Zij wordt niet naar de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen gezonden, tenzij, in geval van zeer buitengewone omstandigheden, een nadere wet daartoe machtiging verleene; 2°. de manschappen der zeemilitie komen in het derde dienstjaar eenmaal te zamen om gedurende niet langer dan zes weken te worden geoefend; 3". voor de ingelijfden bij de zeemilitie duurt den dienst vijf jaren 4°. aan de manschappen der zeemilitie wordt in gewone tijden vergunning verleend tol uitoefening der buitcn- landsche zeevaart; zonder die vergunning worden zij niet tot eene verbintenis tot uitoefening van de buitenlandsche zee vaart toegelaten; 5°. gelijke vergunning wordt verleend aan hen, die zich voor de zeemilitie hebben aangeboden, al worden zij daarbij niet aangenomen; 6°. de manschappen bij de zeemilitie kunnen, in gewone tijden, vergunning bekomen tot het aangaan van een huwelijk, wanneer zij hun derde dienstjaar hebben volbracht 7°. zij zijn, na het bekomen van een behoorlijk paspoort, in tijd van vrede, van den dienst der schutterijen vrijgesteld. Gedaan te Zierikzee, den 5 Januari 1897. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CH. W. VERMEIJS, 1 JAN SNELLEN, Secretaris. Alvorens onze gewone taak in 1897 te vervolgen en week aan week een beknopt Overzicht te geven van wat er belangrijks op het groote wereldtooneel voorvalt, dunkt het ons gepast een kort relaas te geven van wat er in 1896 voorviel. En dat is niet weinig. Vooreerst de verrassende gebeurtenis op Nieuwjaarsdag van 1896, toen Dr. Jameson aan het hoofd van een troep vrijbuiters, waaronder Engelsche officieren, Transvaal binnentrok om de Regeering omver te werpen en Transvaal weer Engelsch te maken. De aanslag mislukte, Jameson werd door de dappere boeren genoodzaakt zich met de zjjnen over te geven en Rriiger zond den gevangene naar Engelandopdat daar recht met hem zoude geschieden. En werkelijk, hoewel dan ook noodo, Jameson en zijne volgelingen werden voroordeeld, de Dr. gevangen gehouden, tot dat dezer dagen eene ziekte het in vrijheid stellen van hem nood zakelijk maakte. Cecil Rhodes, de ziel dezer beweging, bevond zich nog altijd op vrije voeten in Afrika, maar ook bij zal zich, na eene triomftocht door het Engelsche gebied in Zuid-Afrika gehouden te hebben, naar Engeland begeven om zich daar voor de parlementaire enquête-commissie te verant woorden. Gelukkig heeft Transvaal van den inval geenerlei nadeelige gevolgen ondervonden; het is waar, zij heeft moeilijke tijden doorleefd, maar juist daardoor de gansche wereld eerbied ingeboezemd door hare correcte en nobele houding; zij beeft zich de achting verworven van vriend en vijand, en zij heeft ervaren dat er eene krachtige sympathie heerscht in vele landen van Europa voor dezen jeugdigen, maar kloeken Staatmaar wat meer zegt, uit het kwade, dat Jameson hem toegedacht had, is dit goede geboren, dat er een gevoel van éénheid is ontstaan tusschen de Zuid-Afrikaansche Repu blieken, dat niet anders dan goed werken kan in de toekomst. Het gevaar, waaraan Transvaal bloot heeft gestaan, heeft de naburige Staten wakker geschud en zij zijn indachtig geworden de spreuk der vaderen: Eendracht maakt Macht". De gebeurtenissen in Transvaal werkten ook na op de Europeesche politiek. Duitschland trok vrjj luide partij voor Transvaal en de Dnifcsche Keizer gaf onbewimpeld zijne vreugde te kennen over de mislukking van den inval; dit verdroot Engeland en de Engelsche pers trok hevig te velde tegen de Duitsche en omgekeerd; de toestand werd en misschien waren de gevolgen ernstig waren de Europeesche toestanden niet gen w werd het daardoor noodzakelijk dat Engeland" met Duitschland op een meer vriendscbappelyker voet kwam. Trouwens Engeland hoeft dit jaar genoeg buiten Europa te doen gehad. Het geschil dat tusschen Engeland en Venezuela over het bezit van een strook goudland was ontstaan, dreigde ernst te worden, en men sprak reeds van een oorlog. Maar gelukkig werd besloten de quaestie in plaats van door de wapenen, door de boeken te laten beslechten, en rechtsgeleerden te laten uitmaken, wie recht had op de bewuste strook. Op Cuba bleef het geheele jaar den opstand voortdurenondanks de telkens terugkeerende berichten van groote overwinningen door de Span jaarden op de opstandelingen behaald, en ondanks den dood van Maeeo. Maarschalk Campos werd vervangen door generaal Weyler, maar deze, hoe hoopvol ook altijd, kon tot heden ook met de op standelingen niet tot een einde komen, en nog altjjd duurt het vechten daar voort, zeer tegen dea zin van de Vereenigde Staten, waar in den Senaat en het Huis ernstige stemmen opgingen om tusschen- beide te komen ten gunste van Cuba. De laatste berichten, die echter niet zonder reserve kunnen worden aanvaard, luiden, dat Spanje het met Amerika is eens geworden omtrent Cuba; in ieder geval zijn er voor enkele provincies thans gunstige besluiten genomen door Spanje en zijn de daardoor ingetreden wijzigingen in het bestuur reeds af gekondigd. Italië heeft door zijn veldtocht in Afrika een zeer ongelukkig jaar gehad. Bleek van den beginne af die veldtocht een weinig fortuinlijk ondernomen te zijn, bij Aboe Carima werd het Italiaansche leger onder generaal Baratieri geslagen en de geheele legermacht vernietigd, terwijl 5000 man door Keizer Menelik gevangen werden gehouden. Ontzettend was den indruk, dien deze afloop in Italië maakte. Crispi moest aftreden en werd ver vangen door Di Rudini, wiens eerste werk was te trachten een eervollen vrede te sluiten, wat hem gelakte. Menelik toonde zich een grootmoedigen tegenstander en was zeer loyaal in zijne eisehen. De hevige verwijten, die Crispi én over dien oorlog êif over zijn bestuur in het algemeen heeft moeten aanhooren, liggen nog te vorsch in het geheugen, dan dat we ze zouden moeten in herinnering brengen. Daar wij in ons resumé slechts het meest merk waardige kunnen aanstippen, herinneren we hier ter loops aan de kroning van den Czaar in Moskon, aan de groote feesten die daarbij werden gevierd en het groote ongeluk dat daarbij voorviel. Kort na zijne kroning begon hij zijne reis naar eenige Europeesche hoven en bezocht o. a. Keizer Wilhelm en Frankrijk. Het bezoek van den Czaar aan de Republiek heeft heel wat pennen in beweging gebracht, maar nog altijd is het niet met juistheid te zeggen, van welken aard het verbond is, dat tusschen de beide Rijken gesloten schijnt. Dat de verhouding bijzonder hartelijk isis voldoende Eene merkwaardige verandering kwam er dit jaar in de verhouding tusschen Bulgarije en Butlantl. De gespannen toestand, die jaren lang tusschen beide landen heerschte, heeft opgehouden en Vorst Ferdinand is in genade door den Czpar aangenomen en erkend als vorst van Montenegro. Wel is waar kostte dit den Vorst de overgang van zijn zoon van de Roomsch-katholieke naar de Grieksche kerk en daardoor de ongenade van den Paus, maar geen prijs was Ferdinand te hoog om te geraken tot zijn doelerkenning als Vorst van Hoe onvolledig ons Overzicht ook uit den aard der zaak moet zijn, we kunnen niet nalaten nog even de gebeurtenissen in Turlcije aan te stippen. De opstand op Creta, de gruwelen op de Armeniërs, de tusschenkomst der groote Mogendhedenhet komt ons alles voor den geest, maar we moeten helaas bekennen, dat op het eind van 1896 er nog geene afdoende verbetering is gekomen. De ambassadeurs vergaderen, stellen eisehen, dreigen en de Porte belooft, belooft nog eens en weer eens, zingt het liedje van verlangen, om eindelijk, wanneer de nood heel hoog gestegen is, iets te doen, een heel klein beetje en zoodoende weer voor een tijd Europa te paaien. Wanneer het der diplomatie gelukken mocht om in 1897 Turkge te dwingen over te gaan tot werkelijke hervormingen, het zou door dat feit alleen een gezegend jaar worden. Transvaal. De Trausvaalsche regeering past de immigratie- wet uiterst zachtzinnig toe, Tot dusver zijn slechts vier onbemiddelde Russische jodeu en een Chinees over de grens gezet. Amerika. In den staat New-York is de temperatuur in de laatste dagen belangrijk gedaald. Te New-York zelf heeft het rijkelijk gesneeuwd, terwijl het geheele vasteland van Manitoba tot Ontario en van de meren tot Philadelphia onder de sneeuw bedolven is. De thermometer wijst sedert eenige dagen 28° F. aan. De nieuwgekozen President der Vereenigde Staten wordt al zeer geplaagd, nog vóór de zware zorgen van zijn hoog ambt hem drukken. Er zijn namelijk onder zijne medeburgers van Ohio minstens 8000, die zich onder zijn bestuur aan 's land dienst willen wijden met andere woordenposten De predikant van Kanton, Mac Kinley's geboorte land, heeft daarom voor zijn afscheidspreek, bij het vertrek van het nieuw gekozen hoofd van den Staat, tot tekst gekozenJoh. VI. 9e >hier is een jongsken, dat vijf brooden heeft on twee vischkens maar wat zgn deze voor zoovelen Engeland. Ontsnapping der gevangenen. Uit de gevangenis van Dartmoor zijn Donderdag eenige gevangenen ontsnapt. Een zekere Carter werd onmiddellijk door schildwachten doodgeschoten, maar twee anderen, Goodwin en Gilbert, wisten, dank zij een dichten mist, te ontsnappen. Gelukkig zijn nu beiden weer in handen der politie, en het verhaal van zijn ontsnapping, dat Goodwin aan een verslaggever deed, die hem in de gevangenis sprak, is bijzonder avontuurlijk. Beschermd door een dichten mist wisten de drie boeven uit de gevangenis te rakenzij maakten een der schildwachten onschadelijk door hem zand in de oogen te werpen. Deze maakte echter weldra alarm, maar op het zelfde oogenblik, dat Goodwin den officier van de wacht «vuur" hoorde commandeeren, liet hij zich van een hoogen muur afvallen. Hy trok zgn schoenen uit en zette het op een loopen. Zooals hij zelf ver klaarde, scheen hg onvermoeid; mijlen holde hij voort, van tijd tot tijd een oogenblik stilstaande om even adem te scheppen. Onder een zwaren regen had hij op die wijze ongeveer dertig mjjl afgelegd, toen de mist begon op te trekken en hij eenige kleine huisjes ontwaarde, waaruit hg afleidde, dat hij iu de buurt van Plymouth moest zijn. Maar wie beschrijft zgn verbazing, toen hij voor zich uit in den mist de muren van de gevangenis te voor schijn zag komen, waaruit hij vóór eenige uren ontsnapt was. Gelukkig sloeg men geen acht op hem, daar niemand hem in de onmiddellijke nabijheid der gevangenis zou zoeken. Hij zette daarop, met de meeste voorzorgen, zijn vlucht voort, hoewel hg van vermoeidheid en honger bijna niet verder kon. Een villa, waar hy langs kwam, leek hem een goede gelegenheid zijn honger te stillen en ongemerkt sloop hij door het openstaande hek de keuken binnen. Eenige plumpuddingen en een pastei bezorgden hem een vorstelyk maal en hij betreurde het nergens een potlood te vinden, om zijn dank aan de vriendelijke gastheeren achter te kunnen laten. Langs den spoordijk vervolgde hg zijn weg, maar hg begreep, dat hij zich eerst een ander stel kleeren en een paar laarzen moest ver schaffen, voor hij het stadje Devonport binnen kon gaan. Hij trad daarop een groot huis binnen, waar hg hoopte zich te kunnen verbergen tot het donker geworden zou zgn, maar hij werd ontdekt door een loopjongentje, dat zoo'n keel opzettedat het geheele huis op stelten raakte en Goodwin met moeite over steenhoopen en schuttingen kon ontsnappen. Iets verder kwam hg een constabel van de poÜtie tegen, die geen kwaad vermoedde en hem goeden morgen wenschte. De politieman had echter een fox-terrier bij zich, die waarschijnlijk den ontsnapten gevangene in hem rook en hem snuffelend achterna liep. Goodwin, die gedruisch achter zich hoorde, dacht Zgn naam was Arnoldus Botbijl. Deze eenvoudige mededeeling omvat meer dan menig onnadenkend lezer vermoeden zou. Want vooreerst blijkt hieruit, dat hij een achternaam bevat. Dit nu is niets bijzonders, nu sedert Napo leon's tijd ieder zulk een ornament bezithet onge wone echter zit hierin, dat die van niet bekend was. Immers er waren, 40 jaar geleden, te Zierikzee tal van menschen, die als fatsoenlijke lui's kinderen behoorljjk met een van in de registers waren in geschreven, maar desniettemin daarbij nooit werden genoemd, omdat hun geslachtsnaam bij het publiek volkomen onbekend was. Of was er wellicht één Zierikzeenaar uit dien tijd ik zonder natuurlijk den ambtenaar van den burgerlijken stand uit die wist, welke de achternaam was b.v. van >Sine van Ruth", dat kleine kregele vrouwtje, dat dag aan dag haar «korrewaegen met groensel" langs de Btraten schoof? Ik heb wel eens vermoed, dat de geschilderde kat, die misschien wel 25 jaar lang in het venster barer kleine woning op St.-Anthonies- dam heeft liggen slapen, een geheimzinnige aan wijzing van haar naam kon wezen want wat heeft anders een kat met een groentewinkel te maken? maar er achtergekomen ben ik nooit. Of werd >Piet van Saare", die ons welwillend van knikkers, van drinkfonteintjes voor onze vogels, van groene aarden varkens voor spaarpotten en meer dergelijke nuttige voorwerpen voorzag, ooit anders dan zóó genoemd? Of «Kee van de Gracht- weg", prolifiquer gedachtenis? Ten tweede blijkt, dat Nol geen lichaamsgebreken had, noch iets opvallends in zgn uiterlijk; anders zouden zgne welwillende medeburgers hem onge twijfeld een bijnaam niet hebben gespaardgetuige b.v. Zwarte Kee, Lamme Marien, Scheele Jans, Vuule Neele, en welke defecte Zierikzeenaars er verder mogen geweest zijn. Ieder, die tot hen sprak, zei natuurlijk zeer hupsch «Jansje" of »Keetje", maar, van hen sprekende, wees geen sterveling hen ooit dan met de genoemde bijnamen aan. Nu, zij waren dan ook schilderachtig juist; en zeker heeft nooit vuiler wezen de Oude Haven betreden dan bedoelde Neele. Onverschillig of het regende, of stormde, of het heet was of koud, ge kondt uwe oogen niet opslaan of ge zaagt haar, een klein, verschrompeld vrouwtje, met eeu allersmerigste «muste" op, waaruit een bos grijze ongekamde haren te voorschijn kwamen, een klapmuts, die, door elk koeltje bewogen, nu eens achterover lag alB de ooren van een kwaden keeshond, dan eens rechtop stond als de kuif eener kakatoe. Soms had ze zich een ouden doek omgeknoopt, maar gewoon lijk was hare gestalte gehuld in een versleten mannenjas of buis, in welks wijde mouwen zij hare verkleumde handen placht te steken. Boven de kraag vertoonde zich haar magor, bruin, verweerd gelaat, van de pokken geschonden, met een grooten krommen neus, waaraan eeu stereotype druppel. In de handen of, in tijden van rust, in de voor het lichaam gebogen armen hield zij een bezem geklemd, het symbool harer werkzaamheid, want het was hare, vrgwillig opgenomen en met «maand- penninkjes" beloonde taak, de straten te reinigen, en dat deed zij met onverdroten ijver van 's morgens vroeg tot *8 avonds laat. Het was wellicht de onwillekeurige eerbied voor deze stille, ijverige werkzaamheid, die zelfs de onbarmhartige jeugd weerhield haar te plagen. Maar, om tot Nol terug te keeren, hg had in zijn uiterlijk niets dat in het oog viel. Toen hg zgne loopbaan als publiek persoon begon, was hij een doodgewone straatjongen, nog al pootig, niet bij zonder groot, iets of wat voorovergebogen loopend, een rood gelaat met grooten mond en breede lippen en een donkerbruinen krullebol, waarop eeu pet, natuurlijk met de klep over één oog getrokken; want wie draagt ooit een pet recht? Daar hij geen levensbeschrijving heeft nagelaten, zgn bijzonderheden uit zgne prillejeugd mij onbekend; als ik mg wel herinner, was zijn debuut het leuren met pgpedopjes van eigen fabrikaat; doch dit was slechts een voorwendsel; zgn eigenlijk doel was, menschenkennis op te doen en het leven zijner medeburgers mede te leven. Hg had dus nog niet vele pijpendoppen verkocht, of hij kende iedereen en was bij elk bekend. Welwillend en vriendelijk voor allen, maar vooral voor hen, die hem door kleine gaven in staat stelden zgn speculatief bestaan vol te houden, wist hij van de kleine zwakheden zijner stadgenooten partij te trekken. Hij was de eerste die den aankomenden jongeheer met den heimelijk begeerden en streelenden titel «Meneer" begroette; hij had menschenkennis genoeg, om de gevolgen zijner onschuldige vleijerg te berekenen. Zgne meerderen groette hij steeds zeer eerbiedig, maar niet altijd in denzelfden vormmeer familiair met één dikken vinger, die onder auel knikkende beweging van het hoofd, de klep zijner pet even aantikte; zeer eerbiedig met een diep salut, met alle nuances daartusschen in. Nol had een diepgewortelden afkeer van werken; ik geloof niet, dat iemand hem ooit een spade of eeu bijl heeft zien hanteeren of een zak dragen; hij had dan ook nooit werken geleerd, en geregelde arbeid was hem een gruwel. Toch was hij geenszins lui. Had iemand een dringende boodschap te ver richten, b.v. te Haamstede of te Eikerzee. dan was Nol steeds bereid, den tocht voor een paar kwartjes te ondernemen; hg nam zijn ruwen staf ter hand en liep onvermoeid met snellen pas de slgkerige wegen in Schouwen af, met volkomen betrouw baarheid verrichtende wat hem was opgedragen. Maar in zijn fort was hij pas, als de September maand naderde, want dan ging de jacht open, en een hartstochtelijker minnaar van dat vermaak dan Nol is er nooit geweest; al kreeg hg nooit een geweer in handen, en al is hij nooit anders dan indirect de oorzaak geweest van den dood van een onschuldigen haas. Maar Nol was eeu zeer actief polsdrager en in die hoedanigheid zeer gezocht. Er ging, om zoo te zeggen, geen dag voorbg, of hij was in die functie werkzaam. Werd er in den Zuidhoek" of in «Beddewaerde" gejaagd, ge zaagt Nol al vroeg voor het huis des jagers wachten, gehuld in een blauwen kiel, totdat het Meneer behagen zou met zgne honden te verschijnen en hem de teekenen zgner waardigheid, den weitasch en den polsstok te overhandigen; ging de tocht wat verder, naar Haamstede of Oostorlana of Zonne- maire, Nol zorgde dat de polsstoken behoorlijk onder of naast het rijtuig werden gebonden, en de honden een plaatsje kregen, aan wio hij dan onder den rit zijn geduldige zorg bleef wijden. Hg reed meê in den kattebak of op den bok. In 't veld wist niemand beter dan hij, hoeveel kans er was, dat men in dit of dat «blok" een »kroo" patrijzen vinden zou en of het wild al dan niet »rü" zou wezen; dat had langdurige onder vinding hem geleerd. En zijne verhouding tot de jagers? Eeu type van een polsdrager en Nol waa een type is door Hildebrand in zgn Camera Obscura geteekend en het zou bijna heiligschennis zgn, dit te willen wijzigen. En was de jacht wat gelukkig uitgevallen, dan sjouwde Nol welgemoed, maar zweetend, een aantal hazen op zijn rug, terwijl aan zijn weitasch ver scheiden patrijzen bengelden; zijn terugkeer was een zegetocht gelgk. Ongelukkiger wijze viel het begin van den jacht tijd samen met de kermis, en deze verschafte Nol ook eene zeer gewenschte afleiding, maar, had hij de keus tusschen een dag jagen of langs de kermis slenteren, dan aarzelde hij geen oogenblik, maar koos de jacht, want zij was zijne eerste liefde. Intussschen Nol was zoo heel jong niet meer kwam er een tweede liefde bij. Nol dacht er ernstig aan het lot eener vrouw aan het zgne te verbinden, deed dien gewichtigen stap, en toen was het met zgne ïust gedaan; want hij voelde zich verplicht te werken voor den kost. Maar hoe? Arbeid, eenig ambacht verstond hij niet. Toen kreeg hg op een goeden dag een inval, en kocht of huurde een orgel, niet zoo'n modern, dat op een wagen wordt rondgereden, maar een echt ouderwetsch, dat hij, als hij niet speelde, aan riemen op zgn rug droeg, en, draaiende, liet rusten op één houten been. En deze werkkring was niet kwaad gekozen; vooreerst bleef hij, zóó doende, deelnemen aan het openbare leven en zich bewegen te midden zgner medemenschenten tweede werd zijn trek tot zwerven bevredigd en eindelijk profiteerde hg zóó het meest van do welwillendheid, welke burgers, boeren en buitenlui aan zijn goed hart toedroegen. Het is dan ook geen wonder, dat het hem voor den wind ging, al had hij zware concurrentenden zwaarsten in den «baron", ook wel de «student" genaamd, mot zgn grooten grijzen knevel en zijn goedhartig gelaat, die een romantischen levensloop achter zich had, naar men zeide; hg bezat niet alleen een orgel maar ook een aap, waarmede hij jaren lang de Zierikzeescbe kermis getrouw bezocht. Eindelijk legde Nol het moede hoofd neer ter eeuwige rust, na een zekere mate van welvaart te hebben bereikt, verworven door eenvoud, wel willendheid en een, trots allerlei verleiding, uiterst matig leven.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1897 | | pagina 1