ZIERIKZEESCIIE NIEUWSBODE
Donderdag 7 Januari 1897.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
NATIONALE MILITIE.
BEKENDMAKING.
Aangifte voor do Zeemilitie.
Algemeen Overzicht.
NIEUWSTÜmNGEilT
FEUILLETON.
KT O L».
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De pry's per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
53ste JAARGANG. No. 6868.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts,, kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierïkzeesche Nieuwsbode
Ontheffing van den werkelijken dienst
voor Geestelijken en Studenten in
ds Godgeleerdheid.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zibriiczee;
Gelet op art. 427 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats
blad No. 72), art. 74 van het Koninklijk besluit van 8 Mei
1862 (Staatsblad No. 46), zooals dat bij Koninklijk besluit
van 22 Juli 1892 (Staatsblad No. 179) werd gewijzigd,
alsmede op Provinciaal blad No. 25 van 1892;
Herinneren geestelijken en bedienaren van den godsdienst
bij de erkende kerkgenootschappen en studenten in de
godgeleerdheid, die daartoe aan erkende inrichtingen van
onderwijs worden opgeleid, dat zij hunne aanvragen, bedoeld
in de eerste zinsnede van art. 127 der bovengemelde wet,
tusschen 20 Januari en 1 Februari a.s. behooren in te
dienen bij den Burgemeester der gemeente, binnen welke
zij voor de Nationale Militie zijn ingeschreven.
Zij echter, die voor vernieuiving van ontheffing van den
werkelijken dienst op meer aangehaalden grond in aan
merking wenschen te komen, leveren hunne aanvraag hiertoe
met het vereischte bewijsstuk in bij denzelfden Burgemeester
in de laatste 10 dagen van de 10e maand van het jaar,
waarvoor hun ontheffing van den dienst werd verleend.
Zierikzee, den 5 Januari 1897.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CII. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente
Zierikzee noodigen de lotelingen hunner gemeente, behoo-
rende tot de lichting van dit jaar, uit, om, wanneer zij bij
de zeemilitie verlangen te dienen, zich daartoe in persoon,
vóór den 1 Februari eerstkomende, op een werkdag, van
des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uren, ter Secre
tarie dezer gemeente aan te melden.
De bepalingen der wet, die betrekking hebben tot de
zeemilitie, kornen hoofdzakelijk op het volgende neder:
1°. de zeemilitie wordt bestemd tot bemanning van de
verdedigingsvaartuigen voor den binnenlandschen dienst
en langs de kusten.
Zij wordt niet naar de koloniën en bezittingen van
het Rijk in andere werelddeelen gezonden, tenzij, in
geval van zeer buitengewone omstandigheden, een
nadere wet daartoe machtiging verleene;
2°. de manschappen der zeemilitie komen in het derde
dienstjaar eenmaal te zamen om gedurende niet langer
dan zes weken te worden geoefend;
3". voor de ingelijfden bij de zeemilitie duurt den dienst
vijf jaren
4°. aan de manschappen der zeemilitie wordt in gewone
tijden vergunning verleend tol uitoefening der buitcn-
landsche zeevaart;
zonder die vergunning worden zij niet tot eene
verbintenis tot uitoefening van de buitenlandsche zee
vaart toegelaten;
5°. gelijke vergunning wordt verleend aan hen, die zich
voor de zeemilitie hebben aangeboden, al worden zij
daarbij niet aangenomen;
6°. de manschappen bij de zeemilitie kunnen, in gewone
tijden, vergunning bekomen tot het aangaan van een
huwelijk, wanneer zij hun derde dienstjaar hebben
volbracht
7°. zij zijn, na het bekomen van een behoorlijk paspoort,
in tijd van vrede, van den dienst der schutterijen
vrijgesteld.
Gedaan te Zierikzee, den 5 Januari 1897.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, 1
JAN SNELLEN, Secretaris.
Alvorens onze gewone taak in 1897 te vervolgen
en week aan week een beknopt Overzicht te geven
van wat er belangrijks op het groote wereldtooneel
voorvalt, dunkt het ons gepast een kort relaas te
geven van wat er in 1896 voorviel. En dat is niet
weinig. Vooreerst de verrassende gebeurtenis op
Nieuwjaarsdag van 1896, toen Dr. Jameson aan het
hoofd van een troep vrijbuiters, waaronder Engelsche
officieren, Transvaal binnentrok om de Regeering
omver te werpen en Transvaal weer Engelsch te
maken. De aanslag mislukte, Jameson werd door
de dappere boeren genoodzaakt zich met de zjjnen
over te geven en Rriiger zond den gevangene naar
Engelandopdat daar recht met hem zoude
geschieden. En werkelijk, hoewel dan ook noodo,
Jameson en zijne volgelingen werden voroordeeld,
de Dr. gevangen gehouden, tot dat dezer dagen
eene ziekte het in vrijheid stellen van hem nood
zakelijk maakte. Cecil Rhodes, de ziel dezer beweging,
bevond zich nog altijd op vrije voeten in Afrika,
maar ook bij zal zich, na eene triomftocht door
het Engelsche gebied in Zuid-Afrika gehouden te
hebben, naar Engeland begeven om zich daar voor
de parlementaire enquête-commissie te verant
woorden. Gelukkig heeft Transvaal van den inval
geenerlei nadeelige gevolgen ondervonden; het is
waar, zij heeft moeilijke tijden doorleefd, maar
juist daardoor de gansche wereld eerbied ingeboezemd
door hare correcte en nobele houding; zij beeft
zich de achting verworven van vriend en vijand,
en zij heeft ervaren dat er eene krachtige sympathie
heerscht in vele landen van Europa voor dezen
jeugdigen, maar kloeken Staatmaar wat meer zegt,
uit het kwade, dat Jameson hem toegedacht had,
is dit goede geboren, dat er een gevoel van éénheid
is ontstaan tusschen de Zuid-Afrikaansche Repu
blieken, dat niet anders dan goed werken kan in
de toekomst. Het gevaar, waaraan Transvaal bloot
heeft gestaan, heeft de naburige Staten wakker
geschud en zij zijn indachtig geworden de spreuk
der vaderen: Eendracht maakt Macht".
De gebeurtenissen in Transvaal werkten ook na
op de Europeesche politiek. Duitschland trok vrjj
luide partij voor Transvaal en de Dnifcsche Keizer
gaf onbewimpeld zijne vreugde te kennen over de
mislukking van den inval; dit verdroot Engeland
en de Engelsche pers trok hevig te velde tegen de
Duitsche en omgekeerd; de toestand werd
en misschien waren de gevolgen ernstig
waren de Europeesche toestanden niet gen w
werd het daardoor noodzakelijk dat Engeland" met
Duitschland op een meer vriendscbappelyker voet
kwam. Trouwens Engeland hoeft dit jaar genoeg
buiten Europa te doen gehad. Het geschil dat
tusschen Engeland en Venezuela over het bezit van
een strook goudland was ontstaan, dreigde ernst
te worden, en men sprak reeds van een oorlog.
Maar gelukkig werd besloten de quaestie in plaats
van door de wapenen, door de boeken te laten
beslechten, en rechtsgeleerden te laten uitmaken,
wie recht had op de bewuste strook.
Op Cuba bleef het geheele jaar den opstand
voortdurenondanks de telkens terugkeerende
berichten van groote overwinningen door de Span
jaarden op de opstandelingen behaald, en ondanks
den dood van Maeeo. Maarschalk Campos werd
vervangen door generaal Weyler, maar deze, hoe
hoopvol ook altijd, kon tot heden ook met de op
standelingen niet tot een einde komen, en nog
altjjd duurt het vechten daar voort, zeer tegen dea
zin van de Vereenigde Staten, waar in den Senaat
en het Huis ernstige stemmen opgingen om tusschen-
beide te komen ten gunste van Cuba. De laatste
berichten, die echter niet zonder reserve kunnen
worden aanvaard, luiden, dat Spanje het met
Amerika is eens geworden omtrent Cuba; in ieder
geval zijn er voor enkele provincies thans gunstige
besluiten genomen door Spanje en zijn de daardoor
ingetreden wijzigingen in het bestuur reeds af
gekondigd.
Italië heeft door zijn veldtocht in Afrika een
zeer ongelukkig jaar gehad. Bleek van den beginne
af die veldtocht een weinig fortuinlijk ondernomen
te zijn, bij Aboe Carima werd het Italiaansche
leger onder generaal Baratieri geslagen en de
geheele legermacht vernietigd, terwijl 5000 man
door Keizer Menelik gevangen werden gehouden.
Ontzettend was den indruk, dien deze afloop in
Italië maakte. Crispi moest aftreden en werd ver
vangen door Di Rudini, wiens eerste werk was te
trachten een eervollen vrede te sluiten, wat hem
gelakte. Menelik toonde zich een grootmoedigen
tegenstander en was zeer loyaal in zijne eisehen.
De hevige verwijten, die Crispi én over dien oorlog
êif over zijn bestuur in het algemeen heeft moeten
aanhooren, liggen nog te vorsch in het geheugen,
dan dat we ze zouden moeten in herinnering brengen.
Daar wij in ons resumé slechts het meest merk
waardige kunnen aanstippen, herinneren we hier
ter loops aan de kroning van den Czaar in Moskon,
aan de groote feesten die daarbij werden gevierd
en het groote ongeluk dat daarbij voorviel. Kort
na zijne kroning begon hij zijne reis naar eenige
Europeesche hoven en bezocht o. a. Keizer Wilhelm
en Frankrijk. Het bezoek van den Czaar aan de
Republiek heeft heel wat pennen in beweging
gebracht, maar nog altijd is het niet met juistheid
te zeggen, van welken aard het verbond is, dat
tusschen de beide Rijken gesloten schijnt. Dat de
verhouding bijzonder hartelijk isis voldoende
Eene merkwaardige verandering kwam er dit
jaar in de verhouding tusschen Bulgarije en
Butlantl. De gespannen toestand, die jaren lang
tusschen beide landen heerschte, heeft opgehouden
en Vorst Ferdinand is in genade door den Czpar
aangenomen en erkend als vorst van Montenegro.
Wel is waar kostte dit den Vorst de overgang
van zijn zoon van de Roomsch-katholieke naar de
Grieksche kerk en daardoor de ongenade van den
Paus, maar geen prijs was Ferdinand te hoog om
te geraken tot zijn doelerkenning als Vorst van
Hoe onvolledig ons Overzicht ook uit den aard
der zaak moet zijn, we kunnen niet nalaten nog
even de gebeurtenissen in Turlcije aan te stippen.
De opstand op Creta, de gruwelen op de Armeniërs,
de tusschenkomst der groote Mogendhedenhet
komt ons alles voor den geest, maar we moeten helaas
bekennen, dat op het eind van 1896 er nog geene
afdoende verbetering is gekomen. De ambassadeurs
vergaderen, stellen eisehen, dreigen en de Porte
belooft, belooft nog eens en weer eens, zingt het
liedje van verlangen, om eindelijk, wanneer de nood
heel hoog gestegen is, iets te doen, een heel klein
beetje en zoodoende weer voor een tijd Europa te
paaien. Wanneer het der diplomatie gelukken mocht
om in 1897 Turkge te dwingen over te gaan tot
werkelijke hervormingen, het zou door dat feit
alleen een gezegend jaar worden.
Transvaal.
De Trausvaalsche regeering past de immigratie-
wet uiterst zachtzinnig toe, Tot dusver zijn slechts
vier onbemiddelde Russische jodeu en een Chinees
over de grens gezet.
Amerika.
In den staat New-York is de temperatuur in de
laatste dagen belangrijk gedaald. Te New-York zelf
heeft het rijkelijk gesneeuwd, terwijl het geheele
vasteland van Manitoba tot Ontario en van de
meren tot Philadelphia onder de sneeuw bedolven
is. De thermometer wijst sedert eenige dagen
28° F. aan.
De nieuwgekozen President der Vereenigde
Staten wordt al zeer geplaagd, nog vóór de zware
zorgen van zijn hoog ambt hem drukken. Er zijn
namelijk onder zijne medeburgers van Ohio minstens
8000, die zich onder zijn bestuur aan 's land dienst
willen wijden met andere woordenposten
De predikant van Kanton, Mac Kinley's geboorte
land, heeft daarom voor zijn afscheidspreek, bij het
vertrek van het nieuw gekozen hoofd van den Staat,
tot tekst gekozenJoh. VI. 9e >hier is een jongsken,
dat vijf brooden heeft on twee vischkens maar
wat zgn deze voor zoovelen
Engeland.
Ontsnapping der gevangenen.
Uit de gevangenis van Dartmoor zijn Donderdag
eenige gevangenen ontsnapt. Een zekere Carter
werd onmiddellijk door schildwachten doodgeschoten,
maar twee anderen, Goodwin en Gilbert, wisten,
dank zij een dichten mist, te ontsnappen. Gelukkig
zijn nu beiden weer in handen der politie, en het
verhaal van zijn ontsnapping, dat Goodwin aan een
verslaggever deed, die hem in de gevangenis sprak,
is bijzonder avontuurlijk.
Beschermd door een dichten mist wisten de drie
boeven uit de gevangenis te rakenzij maakten een
der schildwachten onschadelijk door hem zand in
de oogen te werpen.
Deze maakte echter weldra alarm, maar op het
zelfde oogenblik, dat Goodwin den officier van de
wacht «vuur" hoorde commandeeren, liet hij zich
van een hoogen muur afvallen. Hy trok zgn schoenen
uit en zette het op een loopen. Zooals hij zelf ver
klaarde, scheen hg onvermoeid; mijlen holde hij
voort, van tijd tot tijd een oogenblik stilstaande om
even adem te scheppen. Onder een zwaren regen
had hij op die wijze ongeveer dertig mjjl afgelegd,
toen de mist begon op te trekken en hij eenige
kleine huisjes ontwaarde, waaruit hg afleidde, dat
hij iu de buurt van Plymouth moest zijn. Maar
wie beschrijft zgn verbazing, toen hij voor zich uit
in den mist de muren van de gevangenis te voor
schijn zag komen, waaruit hij vóór eenige uren
ontsnapt was. Gelukkig sloeg men geen acht op
hem, daar niemand hem in de onmiddellijke
nabijheid der gevangenis zou zoeken. Hij zette
daarop, met de meeste voorzorgen, zijn vlucht voort,
hoewel hg van vermoeidheid en honger bijna niet
verder kon. Een villa, waar hy langs kwam, leek
hem een goede gelegenheid zijn honger te stillen
en ongemerkt sloop hij door het openstaande hek
de keuken binnen. Eenige plumpuddingen en een
pastei bezorgden hem een vorstelyk maal en hij
betreurde het nergens een potlood te vinden, om
zijn dank aan de vriendelijke gastheeren achter te
kunnen laten. Langs den spoordijk vervolgde hg
zijn weg, maar hg begreep, dat hij zich eerst een
ander stel kleeren en een paar laarzen moest ver
schaffen, voor hij het stadje Devonport binnen kon
gaan.
Hij trad daarop een groot huis binnen, waar hg
hoopte zich te kunnen verbergen tot het donker
geworden zou zgn, maar hij werd ontdekt door een
loopjongentje, dat zoo'n keel opzettedat het geheele
huis op stelten raakte en Goodwin met moeite over
steenhoopen en schuttingen kon ontsnappen. Iets
verder kwam hg een constabel van de poÜtie tegen,
die geen kwaad vermoedde en hem goeden morgen
wenschte. De politieman had echter een fox-terrier
bij zich, die waarschijnlijk den ontsnapten gevangene
in hem rook en hem snuffelend achterna liep.
Goodwin, die gedruisch achter zich hoorde, dacht
Zgn naam was Arnoldus Botbijl.
Deze eenvoudige mededeeling omvat meer dan
menig onnadenkend lezer vermoeden zou. Want
vooreerst blijkt hieruit, dat hij een achternaam
bevat. Dit nu is niets bijzonders, nu sedert Napo
leon's tijd ieder zulk een ornament bezithet onge
wone echter zit hierin, dat die van niet bekend was.
Immers er waren, 40 jaar geleden, te Zierikzee tal
van menschen, die als fatsoenlijke lui's kinderen
behoorljjk met een van in de registers waren in
geschreven, maar desniettemin daarbij nooit werden
genoemd, omdat hun geslachtsnaam bij het publiek
volkomen onbekend was. Of was er wellicht één
Zierikzeenaar uit dien tijd ik zonder natuurlijk
den ambtenaar van den burgerlijken stand uit
die wist, welke de achternaam was b.v. van >Sine
van Ruth", dat kleine kregele vrouwtje, dat dag
aan dag haar «korrewaegen met groensel" langs de
Btraten schoof? Ik heb wel eens vermoed, dat de
geschilderde kat, die misschien wel 25 jaar lang in
het venster barer kleine woning op St.-Anthonies-
dam heeft liggen slapen, een geheimzinnige aan
wijzing van haar naam kon wezen want wat
heeft anders een kat met een groentewinkel te
maken? maar er achtergekomen ben ik nooit.
Of werd >Piet van Saare", die ons welwillend
van knikkers, van drinkfonteintjes voor onze vogels,
van groene aarden varkens voor spaarpotten en
meer dergelijke nuttige voorwerpen voorzag, ooit
anders dan zóó genoemd? Of «Kee van de Gracht-
weg", prolifiquer gedachtenis?
Ten tweede blijkt, dat Nol geen lichaamsgebreken
had, noch iets opvallends in zgn uiterlijk; anders
zouden zgne welwillende medeburgers hem onge
twijfeld een bijnaam niet hebben gespaardgetuige
b.v. Zwarte Kee, Lamme Marien, Scheele Jans,
Vuule Neele, en welke defecte Zierikzeenaars er
verder mogen geweest zijn. Ieder, die tot hen sprak,
zei natuurlijk zeer hupsch «Jansje" of »Keetje",
maar, van hen sprekende, wees geen sterveling hen
ooit dan met de genoemde bijnamen aan. Nu, zij
waren dan ook schilderachtig juist; en zeker heeft
nooit vuiler wezen de Oude Haven betreden dan
bedoelde Neele. Onverschillig of het regende, of
stormde, of het heet was of koud, ge kondt uwe
oogen niet opslaan of ge zaagt haar, een klein,
verschrompeld vrouwtje, met eeu allersmerigste
«muste" op, waaruit een bos grijze ongekamde
haren te voorschijn kwamen, een klapmuts, die,
door elk koeltje bewogen, nu eens achterover lag
alB de ooren van een kwaden keeshond, dan eens
rechtop stond als de kuif eener kakatoe. Soms had
ze zich een ouden doek omgeknoopt, maar gewoon
lijk was hare gestalte gehuld in een versleten
mannenjas of buis, in welks wijde mouwen zij hare
verkleumde handen placht te steken. Boven de
kraag vertoonde zich haar magor, bruin, verweerd
gelaat, van de pokken geschonden, met een grooten
krommen neus, waaraan eeu stereotype druppel.
In de handen of, in tijden van rust, in de voor
het lichaam gebogen armen hield zij een bezem
geklemd, het symbool harer werkzaamheid, want
het was hare, vrgwillig opgenomen en met «maand-
penninkjes" beloonde taak, de straten te reinigen,
en dat deed zij met onverdroten ijver van 's morgens
vroeg tot *8 avonds laat. Het was wellicht de
onwillekeurige eerbied voor deze stille, ijverige
werkzaamheid, die zelfs de onbarmhartige jeugd
weerhield haar te plagen.
Maar, om tot Nol terug te keeren, hg had in
zijn uiterlijk niets dat in het oog viel. Toen hg zgne
loopbaan als publiek persoon begon, was hij een
doodgewone straatjongen, nog al pootig, niet bij
zonder groot, iets of wat voorovergebogen loopend,
een rood gelaat met grooten mond en breede lippen
en een donkerbruinen krullebol, waarop eeu pet,
natuurlijk met de klep over één oog getrokken;
want wie draagt ooit een pet recht?
Daar hij geen levensbeschrijving heeft nagelaten,
zgn bijzonderheden uit zgne prillejeugd mij onbekend;
als ik mg wel herinner, was zijn debuut het leuren
met pgpedopjes van eigen fabrikaat; doch dit was
slechts een voorwendsel; zgn eigenlijk doel was,
menschenkennis op te doen en het leven zijner
medeburgers mede te leven. Hg had dus nog niet
vele pijpendoppen verkocht, of hij kende iedereen
en was bij elk bekend. Welwillend en vriendelijk
voor allen, maar vooral voor hen, die hem door
kleine gaven in staat stelden zgn speculatief bestaan
vol te houden, wist hij van de kleine zwakheden
zijner stadgenooten partij te trekken. Hij was de
eerste die den aankomenden jongeheer met den
heimelijk begeerden en streelenden titel «Meneer"
begroette; hij had menschenkennis genoeg, om de
gevolgen zijner onschuldige vleijerg te berekenen.
Zgne meerderen groette hij steeds zeer eerbiedig,
maar niet altijd in denzelfden vormmeer familiair
met één dikken vinger, die onder auel knikkende
beweging van het hoofd, de klep zijner pet even
aantikte; zeer eerbiedig met een diep salut, met
alle nuances daartusschen in.
Nol had een diepgewortelden afkeer van werken;
ik geloof niet, dat iemand hem ooit een spade of
eeu bijl heeft zien hanteeren of een zak dragen;
hij had dan ook nooit werken geleerd, en geregelde
arbeid was hem een gruwel. Toch was hij geenszins
lui. Had iemand een dringende boodschap te ver
richten, b.v. te Haamstede of te Eikerzee. dan was
Nol steeds bereid, den tocht voor een paar kwartjes
te ondernemen; hg nam zijn ruwen staf ter hand
en liep onvermoeid met snellen pas de slgkerige
wegen in Schouwen af, met volkomen betrouw
baarheid verrichtende wat hem was opgedragen.
Maar in zijn fort was hij pas, als de September
maand naderde, want dan ging de jacht open, en
een hartstochtelijker minnaar van dat vermaak dan
Nol is er nooit geweest; al kreeg hg nooit een
geweer in handen, en al is hij nooit anders dan
indirect de oorzaak geweest van den dood van een
onschuldigen haas. Maar Nol was eeu zeer actief
polsdrager en in die hoedanigheid zeer gezocht. Er
ging, om zoo te zeggen, geen dag voorbg, of hij
was in die functie werkzaam. Werd er in den
Zuidhoek" of in «Beddewaerde" gejaagd, ge zaagt
Nol al vroeg voor het huis des jagers wachten,
gehuld in een blauwen kiel, totdat het Meneer
behagen zou met zgne honden te verschijnen en
hem de teekenen zgner waardigheid, den weitasch
en den polsstok te overhandigen; ging de tocht
wat verder, naar Haamstede of Oostorlana of Zonne-
maire, Nol zorgde dat de polsstoken behoorlijk onder
of naast het rijtuig werden gebonden, en de honden
een plaatsje kregen, aan wio hij dan onder den rit
zijn geduldige zorg bleef wijden. Hg reed meê in
den kattebak of op den bok.
In 't veld wist niemand beter dan hij, hoeveel
kans er was, dat men in dit of dat «blok" een
»kroo" patrijzen vinden zou en of het wild al dan
niet »rü" zou wezen; dat had langdurige onder
vinding hem geleerd. En zijne verhouding tot de
jagers? Eeu type van een polsdrager en Nol
waa een type is door Hildebrand in zgn Camera
Obscura geteekend en het zou bijna heiligschennis
zgn, dit te willen wijzigen.
En was de jacht wat gelukkig uitgevallen, dan
sjouwde Nol welgemoed, maar zweetend, een aantal
hazen op zijn rug, terwijl aan zijn weitasch ver
scheiden patrijzen bengelden; zijn terugkeer was
een zegetocht gelgk.
Ongelukkiger wijze viel het begin van den jacht
tijd samen met de kermis, en deze verschafte Nol
ook eene zeer gewenschte afleiding, maar, had hij
de keus tusschen een dag jagen of langs de kermis
slenteren, dan aarzelde hij geen oogenblik, maar
koos de jacht, want zij was zijne eerste liefde.
Intussschen Nol was zoo heel jong niet meer
kwam er een tweede liefde bij. Nol dacht er
ernstig aan het lot eener vrouw aan het zgne te
verbinden, deed dien gewichtigen stap, en toen
was het met zgne ïust gedaan; want hij voelde
zich verplicht te werken voor den kost. Maar hoe?
Arbeid, eenig ambacht verstond hij niet. Toen kreeg
hg op een goeden dag een inval, en kocht of huurde
een orgel, niet zoo'n modern, dat op een wagen
wordt rondgereden, maar een echt ouderwetsch,
dat hij, als hij niet speelde, aan riemen op zgn rug
droeg, en, draaiende, liet rusten op één houten
been. En deze werkkring was niet kwaad gekozen;
vooreerst bleef hij, zóó doende, deelnemen aan het
openbare leven en zich bewegen te midden zgner
medemenschenten tweede werd zijn trek tot zwerven
bevredigd en eindelijk profiteerde hg zóó het meest
van do welwillendheid, welke burgers, boeren en
buitenlui aan zijn goed hart toedroegen.
Het is dan ook geen wonder, dat het hem voor
den wind ging, al had hij zware concurrentenden
zwaarsten in den «baron", ook wel de «student"
genaamd, mot zgn grooten grijzen knevel en zijn
goedhartig gelaat, die een romantischen levensloop
achter zich had, naar men zeide; hg bezat niet
alleen een orgel maar ook een aap, waarmede hij
jaren lang de Zierikzeescbe kermis getrouw bezocht.
Eindelijk legde Nol het moede hoofd neer ter
eeuwige rust, na een zekere mate van welvaart te
hebben bereikt, verworven door eenvoud, wel
willendheid en een, trots allerlei verleiding, uiterst
matig leven.