ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 8 Augustus 1896. Eerste Blad. De Eerste Kamer en het Kiesrecht. NIEUWSTIJDINGEN. m 1 Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaalIndië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 52ste JAARGANG. No. 6803. Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiënvan 1—3 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnement^- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode". Dit nummer bestaat uit twee bladen. Het Voorloopig Verslag is verschonen van het onderzoek der kieswet in de afieelingen der Eerste Kamer. Zoo wat alle beschouwingen, die vroeger over dit onderwerp zijn te berde gébracht, vinden we hier in beknopter vorm terug. Het ligt niet in ons voornemen, dit verslag weder tot een onder werp van bespreking te maken; want dan zouden wij ook in eene herhaling moeten treden van wat wij vroeger over de zaak gezegd hebben. Het is niet noodig ook. Want de algemeene indruk van het verslag is, dat het de verwachting bevestigt omtrent de gezindheid der Eerste Kamer tot aanneming van Van Houten's ontwerp. Wij gelooven, dat dit een zeker verstandige daad zal zgn. Zoolang de zaak bij de Tweede Kamer in behandeling was, eu er dus nog eenige kans was, dat er verbetering zou gebracht worden in het ontwerp, hebben wij niet opgehouden op de gebreken er van te wijzen. Thans echter, nu er van ver betering geen sprake meer kan zijn, moet men zich de vraag stellen, wat in 's lands belang het beste is: behoud van het bestaande of aanneming van het ontwerp Van Houtenen dan kan o. i. de keus uiet twijfelachtig zijn. Al is de uitbreiding niet voldoende, het is toch eeno uitbreiding en het brengt het kiesrecht toch in de kringen dergenen, die bij de uitbreiding het Daast betrokken zijn en die dus wel zorgen zullen om, voor zoover nóodig, nader aan te vullen, wat nu onvoldoende geschiedt. Wij zullen er daarom vrede mede hebben, indien ook de Eerste Kamer hare goedkeuring aan de kieswet hecht, te meer omdat, zooals terecht werd opgemerkt in de afdeelingen, verwerping slechts te verkrijgen zou zijn door samenwerking van hen, die verder zouden willen gaan met hen, wien ook de heer Van Houten nog te ver ging, zoodat de verwarring op staatkundig gebied maar te grooter zou worden. De groote meerderheid der leden, die, met het oog op de staatkundige verhoudingen en de ge- beuitenissen van den laatsten tijd, zich bereid verklaarde om hare stem niet aan dit wetsontwerp te onthouden, deed dit evenwel in de verwachting en in de overtuiging, «dat deze en opvolgende regeeringen aan den aandrang tot verdere uitbreiding van bet kiesrecht voortaan zouden weten weerstand te bieden". Dit werd later nog eens in eenigszins anderen vorm herhaald. De vraag zij echter geoorloofd, wat men daarmee denkt te bereiken Of er aan drang zal bestaan tot verdere uitbreiding van het kiesrecht, of die aandrang zich spoedig open baron zal, of die kracht genoeg zal hebben, om eene herleving der kiesrecht-agitatie te weeg te brengen, dat zal afbangen, niet van bet oordeel der leden van de Eerste Kamer die vóór stemmen, maar van de wijze, waarop de nieuwe kieswet werkt. Zeker bestaat er aanleiding om te verwachten, dat het kiesrechtvraagstuk niet voor goed van de baan is; dat er na de invoering der nieuwe kieswet al zeer spoedig op herziening en verdere uitbreiding zal worden aangedrongendat echter is niet te keeren door eenig voorbehoud, dat de leden der Eerste Kamer maken bij de aanneming van het ontwerp. Er ware één middel geweest om dat te keeren: dadelijk zoover te gaan, als de grondwet toelaat. DéArom hadden wij aan het ontwerp-Tak de voorkeur gegeveneeusdeels, omdat het ons dadelijk eene voldoende uitbreiding zou geschonken hebben; anderdeels, omdat het onvoldoende der nu aangeboden kiesrecht-uitbreiding er licht toe leiden kan, dat wij bij eene tweede uitbreiding veel verder zullen gaan, dan ook wij wenschelijk achten. Wel zijn wij van meening, dat de tijd voor de «geleidelijke" uitbreiding, die ook nu nog in de Eerste Kamer aanbevolen werd, voorbij is, en dat, al is dit niet de schuld der Eerste Kamer, zij toch met die omstandigheid rekening moet houden; maar wij zgn aan den anderen kant van gevoelen, dat de uitbreiding van den heer Tak, strekkende om allen te omvatten, die voorzien in het onderhoud van zich en hun gezin, èn aan behoeften des tijds èn aan de eischen der grondwet voldeed. Het ware dus niet alleen wenschelijk zich daartoe te bepalen, maar dit zou ook mogelijk geweest zijn, omdat, wanneer die uitbreiding ware tot stand gekomen, er geen redelijke grond zou geweest zijn om dadelijk verder te gaan. Dat zoodanige grond er toch ook niet zijn zal, als Van Houten's ontwerp is ingevoerd, kan niemand met zekerheid beweren, en als zoodanige grond inderdaad blijkt aanwezig te zijn, dan zal het voorbehoud van een deel van de leden der Eerste Kamer aan den aandrang tot verdere uitbreiding niet het zwijgen opleggen en zal ook niet eenige regeering duurzaam aan dien aandrang weerstand kunnen bieden. Doch zouden die ledenvreezende voor verdere uitbreiding, dan niet wijzer doen, met nu maar deze wet te verwerpen? Wat zouden zij daarmede bereiken Inderdaad, indien bij uitbreiding van het kiesrecht verdere uitbreiding verlangt wordt, dan zal men zeer zeker zich niet rustig neerleggen bij geheel behoud van het bestaande 1 Is er echter inderdaad roden zich over die uit breiding te verontrusten? Onze lezers weten, dat naar onze meening daarvoor hoegenaamd geeu reden bestaat; wij hebben echter wel aanleiding, omtrent dit punt eene enkele opmerking te maken in verband met wat er in het Voorloopig Verslag gezegd wordt over een organisch kiesrecht", 'nderscheiden leden hadden geen bezwaar tegen een uitgebreid kiesrecht, maar wilden niet verder gaan op den weg van het «individualistisch kies recht". Dit toch heeft, volgens hen, ten gevolge, dat elke uitbreiding bet gevaar doet toenemen van de overheersching der fijnere, meer ontwikkelde, beschaafde elementen door de ruwere, omdat daarbjj enkel en alleen de numerieke meerderheid beslist en daardoor, hoe dieper men afdaalt, des te grooter overmacht aan de ruwere elementen wordt gegeven. Men zou mogen vragen, waarom die fijnere, meer ontwikkelde en beschaafde elementen, dan nu zoo weinig gebruik maken van hun kiesrecht En ten andere of zij niet, door hunne meerdere ontwikkeling en beschaving veel meer en krachtiger invloed kunnen uitoefenen dan enkel door het uitbrengen van hun eigen stem, en of die moreele invloed niet in kracht zal winnen, naarmate het kiesrecht verder wordt uitgebreid? Doch dit daargelatenwij vinden dat organische kiesrecht" een heel mooi woord, waarover fraaie verhandelingen zijn te houden, doch waaraan moeilijk een vast begrip is vast te knoopen. Het zou ons wel aangenaam zijn, als wij van zoo'n organisch kiesrecht eens een eenigszins duidelijke voorstelling mochten ontvangen. Wat men er mede bedoelt is dit: terwijl bij een individualistisch kiesrecht ieder kiezer een stem uitbrengt en iedere stem gelijke waarde heeft, stelt men zich bij een organisch kiesstelsel voor, dat de Staat is een organisme, dat uit verschillende orgauen bestaat, en dan wil men door ieder der organen een deel der vertegenwoordiging laten kiezenzooals dit vroeger b. v. geschiedde door de ridderschap, de geestelijkheid, de steden en het platteland. Die in deeling zou nu niet meer kunnen dienen; men zou dus eene andere moeten nemenb.v. ambtenaren, geestelijken, geleerden, handelaren, fabrikanten, landbouwers, neringdoenden, werklieden eu arbeiders. Wjj laten de moeilijkheid der indeeling daarmaar zou men niet dadelijk bij ieder organisme op zich zelf weder tot het individualistisch stemrecht moeten terugkeeren Doch ook dit daargelaten; waarom staat men hier het organisch kiesrecht voor? Er ligt, zoo leest men, in het toekennen van indirecte regeer macht gevaar, «te grooter, wanneer die macht wordt toegekend aan zeer velen, wier gedachten- kring nagenoeg geheel opgaat in de zorg voor eigen levensonderhoud, omdat dezen, wan ne'er zij zich al met iets anders dan hunne eigen zaken bemoeien, toch in den regel enkel het oog hebben op hetgeen hen of hunne standgenooten onmiddellijk raakt, en hunne wenschen bevredigd willen zien zonder acht te slaan op den samenhang en het verband tusschen alle deelen van den Staat. Yoor zoover deze personen, hetzij uit eigen beweging, hetzij door anderen daartoe aangezet, het kiesrecht verlangen, komen zij er voor uit, dat zij dit doen om daardoor hunnen toestand en dien van hunne standgenooten te verbeterenvan bevordering van het algemeen welzijn >is daar minder sprake". Eigenaardig is, dat degenen, die tot dusver van het kiesrecht verstoken waren, beweren, dat zij, die het thaDS uitoefenen, uitsluitend op hun belangen letten en niet, en zeker niet genoeg op de belangen dergeDen, die niet kiesgerechtigd zijn? Doch ook hierbij willoQ wij niet stilstaan, maar alleen vragen, hoe men er toe komen kan om te meenen, dat men het op den voorgrond stellen van sfandsbelangea zou voorkomen door het kiesrecht te doen uitoefenen door organismen, dat is door groepen categoriëa, standen? Inderdaad, dit zou het ware middel zijn, om bg de verkiezingen in ieder organisme, dat is in iederen staud, het stands- belang, en dat alleen te doen gelden. Bij het individualistisch kiesrecht daarentegen zal dit veel minder het geval zijn, niet omdat dan de menschen minder oog hebben voor hun eigen belangen, maar omdat dan de grenzen der standen meer vervloeien. Zijn allen ingedeeld in standen, dan zullen zij zich aangesloten gevoelen bij den stand, waarbij zij ingedeeld zgn. Zgn zij niet ingedeeld, dan zullen degenen, bij wie het standsbelang minder spreekt en het algemeen welzijn meer kracht uitoefent zich bij anderen aansluiten, die voor dat algemeen belang insgelijks een open oog hebben. Dit is niet eene theoretische bespiegeling, maar eene op ervaring gegronde waarneming. Naar gelang verschillende stroomingen zich in het staat kundig leven openbaarden, heeft de meerderheid zich telkens gewijzigd, wat zeker niet het geval zou kunnen zijn, als ieder individuëel kiezer steeds in dezelfde richting stemde, wat men wel moet aannemen, als men het individualistisch kiesrecht bestrijden wil! Indië. De schat van Lombok komt nog eens op 't tapijt. De door ons aan den laatsten vorst van Selaparang ontnomen kostbaarheden zgn in Nederland veel lager getaxeerd dan hier, schrijft de J.-B., en daar dus de kosten der Lombok-expedetie uit de opbrengst van die sieraden voor een kleiner deel zouden worden gedekt dan vroeger aau de Tweede Kamer is voorgespiegeld, heeft de Minister van Koloniën zich er niet bij neergelegd, dat een deel van den bnit in Indië is gebleven en niet wordt verkocht, maar in het museum wordt tentoongesteld. Men is over de zaak nog doende. Amerika. Zonder de toestemming van «papa" is de heer Cornelius Yanderbilt Jr. in het huwelijk getreden met de bankiersdochter mej. Wilson. De Prins van Wales zond een felicitatie-telegram. De roeitocht over den Atlantischen Oceaan, waarvan in ons vorig Dommer melding is gemaakt, is door de 2 Amerikanen met goed gevolg volbracht. De twee ondernemende roeiers zijn met hun bootje «Fox" nog geen 2 meter lang op de Scilly- eilanden aangekomen. Zij deden de reis van New- York daarheen in 55 dagen. Beiden zgn welvarend, maar zeer vermoeid. De kapiteins van twee schepen het een 15 Juli, het ander 24 Juli die de boot praaiden eu onderzochten, hebben verklaard, dat de mannen geen ander middel om voort te komen hadden dan hunne roeiriemen. Spanje. Een geweldige storm teisterde Maandag 11. Madrid. Tusschen 8 en 9 uur 's avonds begon het zoo hevig te hagelen, dat na een uur de straten voeten hoog met hagelsteenen van buitengewone grootte waren bedekt. Een massa ruiten werden verbrijzeld, terwijl het verkeer op straat totaal onmogelijk was gemaakt door den vreeselijken storm, die verscheidene tram wagens _uit de rails slingerde. De zitting der Kamer moest worden geschorst, daar de hagelsteenen tot in de zaal doordrongen. De storm werd gevolgd door hevige stortregens, die verscheidene huizen onder water zetten. De aangerichte schade is enorm. Frankrijk. Een verschrikkelijk verhaal wordt gedaan over den marteldood, dien de Fahavalos den geestelijke Berthieu bereidden. Hij moet gedurende een dag en nacht aan een boom zgn gebonden zonder eenig voedsel; daarna werd hg ontkleed en werden met gloeiende naalden zijn oogen uitgebrand. Zjjn buik werd opengereten en in dien toestand, steeds gebonden aan een boom, pijnigde mén hem met lansen. Een bediende van hem, dien men noodzaakte het benlen- spel mede te maken, gaf hem den genadestoot. Een origineel inillïonnair. Eenigcn tijd geleden overleed Montpellier de heer Em manuel Fontenay, een schatryk grondeigenaar, wiens ver mogen geschat werd op ruim twintig millioen. Iedere dag na het overlijden van den rijkaard bracht nieuwe verrassingen. Het scheen n.l. alsof de erflater bij zijn leven het plan had gevormd, zjjn omgeving te vermaken met de teleurstelling en groote verbazing van anderen. Want achtereenvolgens werden niet minder dan vijf testamenten gevonden I En die testamenten vernietigden elkander zóó volkomen, dat telken male een ander universeel erfgenaam benoemd werd. Zoo werd den heer Fraiche Jr. te Pamiers, een verren bloed verwant van den overledene, bij testament de dato 14 Aug. 1893, de helft der rijke nalatenschap toegewezen. Bij het vernemen van deze heuglijke tijding snelde hij naar Mont pellier en gaf daar bevel, de particuliere kas van den mil- lionnair te ontzegelen. De operatie had plaats ten aanschouwe van een twintigtal personen. En ziet, terwijl de erfgenaam stralend van genoegen de meer of minder welgemeende felicitaties der aanwezigen in ontvangst nam, werd een ander testament gevonden, gedateerd Juli 1894, waarin de naam van den heer Fraiche in 't geheel niet voorkwam. De erflater had dien naam vervangen door dien van een jongen bloed verwant, den 25 jarigen heer Laurent Cèbe uit Roujan, in het departement Hérault. Deze heer smaakte het genoegen, zich gedurende verscheidene dagen eenig erfgenaam van zijn schatrijk suikeroompje te gevoelen. Hij vond onder in een kast, in een groot valies, een aanzienlijk aantal beurzen, gevuld met goudstukken en ettelijke liassen vol bankbiljetten. Deze vondst vertegenwoordigde een waarde van bijna twee millioen, de geheele nalatenschap van de moeder van den overledene, welk kapitaal deze laatste gedurende veertig jaar ongeschonden en geheel renteloos, als een souvenir had be waard. Nadat de heer Cèbe eenige dagen in een hemel van gelukzalige verwachtingen had geleefd, stortte hij opeens neder in een jammerpoel van teleurstelling: men had weer een ander testament gevonden 1 En zoo ging het nog twee maal met twee andere nuniverseele erfgenamen", totdat men eindelijk dezer dagen het vijfde testament vond, dat de erf later drie dagen vóór zijn dood geschreven had en waarin alle vroegere testamenten nietig werden verklaard. Hij ver deelde zijn nalatenschap bij dat testament tusschen zijn drie neefs, de heeren Mas, Maugest en Roussel, die bij de vorige testamenten slechts zeer karig waren bedacht. Dit laatste testament nu heeft de aandacht op den grijsaard gevestigd, die om zijn gierigheid en zijn zonderlingheid tc Montpellier en omstreken bekend stond als een type. De man trad het leven in met een groot vermogen, ongeveer elf millioen, dat eenerzijds afkomstig was van de nalatenschap zijner moeder, anderzijds van de nalatenschap vafi een verren bloedverwant, den markies De Fontenay, een meester in de rechten, die uithoofde van zijn rgkdom nimmer de toga droog. Onmiddellijk ontwaakte in Emmanuel Fontenay de geld man en als een behendig financier in alle mogelijke zaken voordeel behalende, wist hij zijn enorme vermogen aanzienlijk te vergrooten. Bij zijn dood schatten sommige personen, die 't weten korden, zijn vermogen op ruim veertig millioen, zoodat men niet weinig verbaasd was, toen men vernam, dat de nalatenschap «slechts" vijf en twintig millioen bedroeg. Het bleek echter, dat de oude heer er enkele liefhebberijen op nagehouden had, die hem handen vol gelds hadden gekost. Was de oude heer op dat gebied een verkwister, aan de andere zijde was hij een tweede editie van Harpagon. De gierigheid had in hem origineels vormen aangenomen. Zoo had hij aan de deur van zijn oude huis te Pila Saint-Gely een oude stoof gespijkerddie als brievenbus dienst deed. In deze «Kraton", een oud gebouw met groote zalen vol kostbare, antieke meubelen, verscheen op zekeren dag een der voorzitters van het Fransch Studentengenootschap Men had hem aangeraden, den schatrijken markies het eere lidmaatschap van het genootschap aan te bieden, hetgeen ter wille van de «smeer" geen onvoordeelige speculatie kon worden genoemd. Hij vroeg aan de meid den heer des huizes te spreken. De meid leidde de bezoeker daarop naar de keuken, waar de president op een stoel zonder mat voor een smerige tafel een grijsaard in beklonterde hemdsmouwen zag, die smakelijk van een rauwen ui zat te eten 1 Wat verlangt u, mijnheer? vroeg de mat kies. De president, die al dadelijk inzag, dat hij hier niet aan het rechte kantoor was om een beroep op de liefdadigheid te doen, stotterde: Ik vraag wel excuus, mijnheer, ik geloof, dat ik mij vergist heb. Dat is wel mogelijk, antwoordde de markies, die zonder een verdere explicatie te vorderen, zijn bezoeker beleefd uit geleide deed. Het is te denken, dat men van zulk een man geen ge schenken of fooien verwachtte. Een zijner pachters was dan ook ten hoogste verbaasd, toen de heer Fontenay hem op zekeren dag een zijner oude, afgedragen hoeden vereerde. Hoewel hij zeer slordig was, kocht de markies zijn toilet- benoodigdheden steeds bij de beste leveranciers. De pachter nam het hoofddeksel derhalve dankbaar aan en liet het met weinig kosten een verjongingskuur ondergaan, zoodat de hoed weer als nieuw was, toen bij er eenige dagen later mede voor zijn landheer verscheen. Men sprak over land bouwzaken, over den oogst en over andere dingen, doch de heer Fontenay scheen niet zoo belangstellend als anders. Plotseling zei hy u hebt daar een mooien hoed. Dat is de hoed. dien u mij gegeven hebt, antwoordde de pachter; ik heb hem in orde laten brengen, zoodat hij nu weer zoo goed als nieuw is. Ah I En hoeveel heeft u dat gekost? Drie francs, mijnheer de markies. Wel, well Wacht eens, daar hebt u je drie francs, geef mij nu mijn hoed weer terug, dat haalt mij een nieuwen uit! Daar hij onder de aristocraten van Montpellier zeer gezien was, ontving de markies bij gelegenheid van doopfeesten eu huwelijkspartijen steeds de traditioneele zakjes suikerwerk en doozen bonbons. Dat alles borg hij in een oude lade en als de eischen der etiquette hem op zijn beurt verplichtten, met geschenken uit den hoek te komen, zond hij de ont vangen cadeautjes, die hem het eerst voor de hand kwamen, met blij gemoed terug. Op zekeren dag was zijn lade tot op den bodem uitgeput, en zijn milde hand grabbelde slechts in een vieze verzameling van aaneengekleefd, beschimmeld en half vergaan lekkers. Dien dag was de heer Foutenay bijzonder uit zijn humeur. En toch gaf deze zoo in-gierige man op zekeren dag een fooi, een gratificatie weg. Men stond er van te kijken. Dit ging aldus in zijn werk: Een groothandelaar had verscheidene jaren geleden een ongelukkige speculatie gedaan. Met het oog op de aan houdende droogte had hij groote quantiteiten fourage in geslagen, die hij tegen een flinken prijs van de hand dacht te zullen zetten. Ongelukkiger wijze was hij te laat met zijn onderneming, zoodat zijn ladingen binnen kwamen op een tijdstip, dat de geheele landbouwende bevolking uit die streek zich reeds elders van veevoeder voorzien had. De onfortuinlijke speculant bleef dus met zijn voorraad zitten. Wanneer hij zijn artikel naar een ander district geconsigneerd had, zou hij door dubbele vracht etc. een aanzienlijk verlies hebben geleden, zood&t hij, wilde hij tenminste niet al te veel nadeel lijden, genoodzaakt was, zijn lading ter plaatse te verkoopen. lien kennis, die met hem over de ongelukkige speculatie sprak, bracht den heer Fontenay een bezoek, en verklaarde hem, dat de verlegenheid vau den koopman hem in staat stelde, een goeden koop te sluiten. De gierigaard had ooren naar het voorstel; hij kocht de lading en maakte door deze speculatie in korten tijd een zuivere winst van ruim 10,000 francs. Den man, die hem op deze voordeelige speculatie attent had gemaakt, gaf hij 5 francs, terwijl hij zeide: Ge kunt u er op beroemen, de eenige te zijn, wien ik ooit zulk een bedrag geschonken heb! Dikwijls reisde hij voor zaken. Hij maakte dan steeds gebruik van de derde klasse, omdat hij, naar men zeide, I bang was, in dé eerste klasse, waar men bijna steeds alleen zit, vermoord te worden. Zjjn reiscostuum bestond uit een lange blauwe kiel, die hem het voorkomen van een veedrijver gaf. Op deze wijze uitgedost verscheen hij op zekeren dag op het raadhuis te Böne, waar de uitgifte van een leening ten bedrage van drie millioen zou plaats hebben. De burge meester, die met een sollicitant naar een betrekking van gemeente-veldwachter te doen meende te .hebben, ontving hem op een minder hoffelijke wiize. De heer Fontenay liet zich echter niet overbluffen, maar ging bedaard zitten, terwijl hij zeide Ik kom inschrijven voor de leem'ng van de stad Böne. Nu dacht de burgemeester, dat de man stapelgek was. Hij antwoordde niettemin Weet u wel, dat het om drie millioen te doen is? Dat weet ik. Gelooft u dan, dat ik voor minder hier gekomen zou zijn? Maar ik ken u niet. Wie staat mij borg, dat gij in •ernst spreekt? Maak u niet bezorgd, antwoordde de heer Fontenay. Hier is mijn adres, telegrafeer slechts aan de firma Rothschild. Aldus geschiedde. De firma Rotschild bevestigde het crediet van den heer Fontenay en deze teekende voor de geheele leening, die nu natuurlijk niet uitgegeven werd. De staaltjes van Fontenay'® gierigheid en excentriciteit zjjn vele en niet onmogelijk is het, dat de markies nog eens als de held van een kluchtspel uit de dooden herrijst. Duitschland. De slechtigheden der groote steden zonder nu de kleine te willen uitzonderen zijn vele. Eén staaltje er van deelt men uit Berlijn mede aan De Telegraaf «Eens vroeg ilc een oud kasBiersknechtje, die altijd met groote zakken geld liep en die maar een kloin weekloon verdiende, of hij nooit begeerte gevoelde naar dat goud. «Och mijnheer, je wordt er zoo aan gewend. Ik voor mij heb liever een pruimpje tabak!" Maar alle kassiers schijnen niet van dit gevoelen en de kassier Götze, die een plaats van vertrouwen bij het groote Berlijnsche bankiershuis- Bleichröder had, allerminst. Hij was gehuwd, had twee kinderen, maar leefde met zijn vrouw in onmin en leerde een jong meisje kennen, waarop hij verliefd werd. Om met haat te kunnen vluchten en zich een goed bestaan in Amerika te verzekeren, maakte hij van zijn bekend heid met de zaak Bleichröder gebruik en wist ruim 100.000 mark zich op valsch onderteekende papieren te doen afgeven. Hij vluchtte, met zijn geliefde naar Philadelphia, nadat hg to voren voor elk zijner kinderen een spaarbankboekje van 1500 mark had gekocht en leefde aan de overzijde zeer royaal tot de politie hem oppakte en naar Duitschland uitleverde. Men vond nog 22,000 dollars in zijn bezit, en het buis Bleichröder ontving zoowat de helft van de ontstolen som terugonlangs werd de ontrouwe beambte tot vier jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Voor zijn uit levering had hij zijn geliefde en een advokaat verteld, dat hij 40.000 dollars had begraven op een goheime plaats. De Amerikaaosche advocaat, beloofde zijn uit levering te voorkomen, doch inderdaad werkte hij deze in de hand om daarna met het valsche liefje den schat te gaan opdelven. Maar hiermede gereed arresteerde de politie den diefachtigen advocaat en alleen do dubbel valsche Eva zwerft nu vrij maar broodeloos te Philadelphia rond". Een brood dat vier en veertig eeuwen oud is. Op de laatste zitting van de Beiersehe vereeniging tot bevordering vau den tuinbouw liet prof. Witt- maek aan zijne toehoorders een stuk brood zien van het oude Egypte. Aan dit van gerstemeel vervaardigde brood wordt een ouderdom van 4400 jaar toe geschreven. Na ontkleuring met ammoniak kon men onder den microscoop duidelijk de cellen van de gerst waarnemen. -Opmerkenswaardig was het, dat de zeer donkerbruin gekleurde kruim, na behandeling met jodiuinhoudend water, nog de bekende blauwe tint aannam, evenals dit met gewoon zetmeel het geval is. België. Een Brusselaar-, die uit Blankenberge terugkeerde, liet een pakje met 85000 francs aan effecten in het bagagenetje van de coupé liggen, toen hij uitstapte. Hg ontdekte spoedig zijn verzuim, keerde terug om te zoeken, maar het pakje was gestolen. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. Saimenspraike tusschen Jiiles Krukel en Stoffel Bieze. LXX. J i 11 e s. Ei je wel ezie buurt, dat ons den oorlog ver- klairt is deur de aolgemeene sikkeretaoris van de Maitsehappië van Landbouw in Veeteelt in Zeeland? Stoffel. Ia de Bade van 11 Juli zag ik, dat die meneer anmerkinge maikte over joe gezegdes, angainde et oef beslag te Hulst. Zoa as ie de regelinge verklaïrde, eit ie volkome geliek, dat ie z'n tanden liet zie, want as je de vele moeiten er voor doet om aoles goed te laite marei leren, dan is et om dol te worren as je belasterd wordt. J i 11 e s. Dat is zoa buurt, in dairom bin ik direct gai inforraeere oe de vurke an de steele zat, de man meende wel dat ik mit die praitjes aleel meegieng, mar dan kent ie Jiiles nie. Dat de priezeu vooruut persoonlik bepaild waire, slait nie op de Commissie, men zeide, dat de eeste pries an die persoon'zou gegeve worre (oirde ilc noe laiter), oin dit die mededienger in 's lands dienst veel jairen uut de and bestogen aode, in zoa is 't oak uutevaole. Die profetie was dan oak wel gegrond, in as men dat er bic vertelt aode, zou dat geen bloed an 't gisten emaikt Wat noe de loting betreft, dat is oak 'n zuuvere zaike, in as de Schouwsche smeden perfos mit de boat 's aivens mee ewilt aode, zou dat mogelik wel kunne gebeure mar ze wel edocht den dag mot den ai vend iu m'n komme aole dag nie in Hulst. Stoffel. Et doe m'n plezier, dat je dat zaikje zoa op- eldert eit, want wairlik onze aolgemeene sikkeretaores eit te veel verdiensten voar de landbouwers, dan dat ie valsch beschuldigt most worre. J 111 es. Ik zou dairom oak nie gairn tegen um optrekke, want 't is 'n man van de vooruutgank. Ik z'n krante wei is eleze as ilc bie neef in Cad/and was, inar dan mot ik zegge, dat ie veel goeds schreef, in de boeren as 't noodig was goed et air uutkamde om ze op d'r plicht te briengen. Stoffel. Noe buurt, dan o op ik dat de man bevredigd is over je uutlegging, want ik bin nie voor ruzie iu vooraol as et deur valsche beschuldiging britstait. Jiiles. Inzondereid zou ik die man nie gairn kwesse, want ie doet veel voor ons, lest schreef ie weer 'n boekje over et pachtstelsel, in wees zoa juust de wondeplekken an die de pachters dool doe bloeije; as je de werkzaimeden van die man naigait, dan kuije nie anders as om z'n lank leven bidde. Stoffel, 't Is wair buurt, mar onder voorbeoud zeker, dat ie in et zeide spoor bluuft? Jiiles. Dat is 'n goeije opmerkienge, want dair bin nog wel oager geplaitste personen, die op 'n ander spoor verdwaile, mar die polletieke stroamingen zulle we mar nie besprek*, m'n tegenwoordig genoeg an ons eige uusouwen. Stoffel. Et vooruutzicht is bezwairender as ik edocht aoede, lange ek goeijen moed aod op de uutkomsten van den oest, mar noe 'k an 't, snieên bin vaolt de aire veel tegen, de terve-airen bin eel kort, de wintergeeste is onge kend smal in veelal airen die leeg bin, de airpels die 'k an den duunkant bin as 'n knikker, in de suukerpeeën geve ter nauwernood nog teilcen van leven. Jiiles. Gelukkig dat m'n wat regen ekrege want aoles gieng dood. Die regen geeft wel niks an den oest, dat is te laite, mar er is toen Ban se, dat et vee wat maischer eten kriegt in wat meer waiter in de pitten kornt. Stoffel, 't Es 'n mooie zomer buurt, al is ie voor de boeren schaidelik, voor die menschen die van 'n vast inkom- men leve, is et best, augenaim weer, aoles goedkoap, wat wil je nog meer? Jiiles. M'n grootvaoder plag te zeggen'u goedkoap land is 'n erin land, in dat is wair, want in de diere tieden oirde m'n nooit van gebrek an werk, want dat stait vast: as 'n boer geen inkomsten eit, dan kan ie nie laite werke. In dair gait et nair toe. Den groatsten oap kan ternauwer nood z'n pacht betaile, de lasten worre nog zwairder, de martpriezen nie beter, zoodat et vonnis der boeren in korte woorden gouw uutesproke zal worre. Stoffel. Dan komme de tieden van Jozef in 'n andere gedainte weer veromme, toe de maigere koeien de vette opaite. Noe worre de boeren opegete deur de naiburige volken. Ons land verkeert in vrieëïd, aoles mag vrie inevoerd worre in willie meuge niks uutvoere of m'n motte dairvoor oage rechten betaile. Neef Dalebout zei: dat et in de Trans- vaol 'n betere vrieëid is, dair betaile ze geen cent belasting, aoles is dair vrie. De eenige plicht die je dair te vervullen eit dat is de dienstplicht in tied van oorlog, in dan zeit ie, kun je op die mannen rekenen, want ze kommandeere d'r eige in schiete aoltied mar raik. Jiiles. Dat is dan eel anders as in Atjé, dair kom- mandeert er eene in dan worre d'r veel van onze troepen doodeschote. Stoffel. Begriep jie wat van dien oorlog? Zoodrai as 't er 'n anvoerder eenige tied ewist eit, die de vijand wat onder de knie eit, dan wordt die zonder mooie komple- menten nair uus estierd. Dan oir je van buuten of, dat ie 'n goeijen anvoerder was, mar toch mot ie d'r van deur. Jiiles. Dat bin staitszaiken buurt, dair aoltied goeije reden voor binik wel is oirt dat oorlog aoltied voor den een of den ander goed is om veel geld te verdienen, in weet, wair noe die rieksdailders nair toe vloeien. Stoffel. Och jao, dair bin mensen genoeg die nog is eventjes in Atjé wille gai kieke. De zucht nair rang in geld drielt er velen op den weg die nair et ongeluk leidt. J 111 e s. Dat is de mens as angeboren, den eenen meer, den ander minder; mar dat zie ik daigelijks, die er et meeste nair jaigt, wel et slechtste leven eit, want de meeste meene, dat ze dan 'n zekere voornaimeid an motte neme om zich boven anderen te vereffen, opdat ze deur ieder gezie in liefst oak mit 'n ootmoedige bedeesdheid begroet Stoffel. Zouwe zuklce mensen wel onder de snuggere erekend kunne worre, buurt? Jiiles. Twuufel je dair nog an, buurt? Je kunt er op rekene, dat dit soort meestal wies bin in eigen oagen, in*""~ voör d'r medemensen lastige aopenje oirt ze dikkels op den grooten trommel slai, zonder dat er een mens duur ewekt wordt. Stoffel. Mar buurt, noe mot ik je opmerkzaim maike, dat de meerdereid van de mensen zich gairn doe oiren of laite zie, kiek mpr is oe mannen in vrouwen, jongens in mei'jes, manoevreere op fietsen. Je zou zegge, die koste geen geld, voor sommigen bin ze eel nuttig, die in korten tied veel mot bereizen, mar je eit er oak, die ze uut weelde neme, in wairlik deur die weelde bezwaird worre. Verieê weke was er 'n vrouwe in de stad, die mit zwier 'n toertje deê, in deur 'n onverwacht toeval 'n ouwen eer omv.irre r-eê, zoodat z'n oedje 'n ende wegvloog in et mannetje as 'n molletje op de straite rolde. Zoo'n ongelukje kan noe ieder wel overkomme, mar as je wat oud in stief bin is et gevairlik zoo'n voertuug te berièn, want je dient vlug mit je oagen in mit je beweging te wezen. Jiiles. Oir is buurt, prait vau geen fietsen, want ze bin even verleidelik as mooie vrouwen in mannen. Zetrekke an as 'n magneet, dairom mag je dair geen anmerkinge op maike as iemand die koopt, dat getuugt van levenslust. S t o ffe 1. Jie bint 'n raoren in weet aoles te vergoeliken zou jie dienke, dat je d'r geen zonde raeè doet as je boven je finanseele krachten werkt? Jiiles. Oir is ier, de levenslustige mens werkt wel is boven z'n finanseele kracht, omdat ie dairdeur iets goes op 't oage eit in meent dairmeê voordeel te kunne doen voor z'n medemensen in z'n eige, dat kan nooit geen.zonde weze, omdat ie z'n eige nie voorop zet. De minder levenslustigen, de zoagenaimde finansiers ofjstaife bezuunigers, kunne nooit boven d'r kracht gai, omdat ze zeker van d'r zaik motte weze in alleenig op eigen verdienste uut bin in dairdeur oak de verdiensten van d'r medemensen ontouden, in dair zie ik geen braofeid in. Stoffel. Ja mar buurt m'n zie toch daigeliks, dat as m'n te royaol is, dat m'n dan kanse eit mit de kievit op te gain, in je weet Jiiles. Je weet, je weetdat die 'n slimme veugel is, die juust weet wair ie z'n nist mot ik geloave as ie in Schouwen ebroeid aode, dat z'n eijers wel lot ewist waire. Stoffel. Zoa zie je, dat 'n slimme visch et winst gevende vischwaiter ker.t, want m'n oirt in die streken oage opgeven over de schatten die 'n ieder dair bezit, Jiiles. Jao buurt zoo eit ieder z'n stokpairdje; de een boft op z'n geld, 'n tweede over z'n daiden, 'n derde over z'n andigeid om z'n medemens bie Ie neuze te nemen, 'n vierde over etgeen ie voor de maitsehappië edain eit,. in weer andere die zich as vraigbaik onverbeterlik achten in et daige- liksche leven. In as je dan dezulke onderzoekt, kom je tot de ervairinge dat et niks as 'n windbuuje is, die zoa ier in dair wat in de warre gooit in geen goed achterlait. Stoffel. Dan schiet je meer op init 'n man zoa as die meneer, die de nieuwe stoomboot nair de stad lait vaire- liet ie d'r noe oak mar eene nair Burgsluus komme dan waire m'n oak gebait, dan konne m'n oak zoa is voor 'n prikje meèvaire, want je kon dan net zoa goedkoap nair Rotterdam as nair Zurkzee. M'n Griete zou nog al is dikkels meêraire om goedkoape boadschappen in Rotterdam, dan was ze dairmeè oak in de mode om van over waiter aoles on te doen. p Jiiles. Et wordt tegenwoordig aoles zoa lekker emaikt dat je van zeis zin in 't reizen zou kriege; noe dair wordt dan oak partie van etrokken, want die 'n pair kwartjes rieke is gait op reize. Stoffel. Ik oirde lest, datje an den overkant uuzen eit dair je voor vuuftig cent daigs kunt eete, drienke in slaipe, ze noeme dat in de groate wereld penson. Jiiles. 't Is best mooglik buurt, want de konkerentie is groat in as je dan eenmail in zoo'n penson bint, dan -al er wel wat biekornine; ik wel is van viecen of iesen oirt; afijn m'n zulle dair wel meer van oire in dan gai 'k as et leije kan mit rn'n Saore 'n pair daigen d'r op los om mit die mooije boaten te vairen, mar ik komme mit de Zurk- zeese boat verom, want dair riedt de dille/.ens op Noe buurt as je wat weet dan kom je mar is vertelle dan bneng ik 'n raaiger mannetje voor je Griete meè. Adie Financieel Overzicht. Amsterdam, 1 Aug. 1896. Dit rapport loopt slechts over vjjf dngeo, „öot de Zaterdag, voorlaatste Bourevacautie in dit seizoen, viel af.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1896 | | pagina 1