ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 14 Maart 1896.
1
Eerste Blad.
Algemeen Overzicht.
NIEUWSTIJDINGEN.
MIDDELBUBG--Z1EB1KZEE.
ADVERTENTIËN.
Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
52ste JAARGANG. No. 6742.
Directeur-Uitgever i. WAALE,
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot das
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode"
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
BHANDSCHOUWING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen ter kennis van de Ingezetenen, dat de Directie der
Brandweer op Maandag den 16 M«art
eerstkomende en volgende dagreu eene
Algemeene Brandschouwing
in de woningen der ingezetenen zal houden, overeenkomstig
de bepalingen der Verordening tot voorkoming en blussching
van brand in deze gemeente.
Zierikzee, den 13 Maart 1896.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CII. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Eindigden wij ons vorig Overzicht met de mede-
deeling van het grooto verlies door de Italiaansche
troepen in Afrika geleden, we meenen dit Overzicht
te moeten wijden aan de vermelding der gevolgen,
die deze droevige gebeurtenissen reeds, hebben gehad
en te wijzen op de waarschijnlijke gevolgen, die zij
nog zullen dragen.
Dat de door het Kabinet Crispi gevoerde krijg
in Afrika niet de algeheele sympathie der bevolking
kon wegdragen, is bekend. Er waren er, en hun
getal was niet gering, die meenden, dat er in Italië
zelf nog genoeg te doen was, zoodat men zich niet met
Afrika behoefde te gaan bemoeien, en dat het geld
voor deze expeditie uitgegeven nuttiger zou zijn
besteed geworden, wanneer daarmede de schatkist
niet ware verminderd en de aanvankelijke ver
betering, die er op financiüel gebied viel te
eonstateeren, dus geleidelijk had kunnen voortgaan.
Men schreef min of meer bedektelijk het doel dezer
expeditie aan niets minder toe, dan aan de zucht
van Crispi om door de koloniale politiek de aandacht
van de binnenlandsche aangelegenheden af te leiden
en zoodoende meer de handen vrij te hebben. Het
zal niemand verwonderen, dat, wanneer in den tijd
toen alles nog betrekkelijk goed ging, reeds deze
stemmen werden vernomen, er een kreet van ver
ontwaardiging over Crispi's beleid opging, zoodra
de omvang van de nederlaag bij Adoea bekend
werd, en die niet anders kon veroorzaken, dan de
aftreding van het geheele Ministerie. De Kamer
zitting van Vrijdag was zeker wel de woeligste,
die ooit in Italiö is gehouden. De meest onparlemen
taire uitdrukkingen werden den Ministers naar het
hoofd geslingerd en men vergat, dat men een
Ministerie verloor, aan welks hoofd de man heeft
gestaan, die de ovenknie was van Bismarck en
Kalnocky, die de negen laatste jaren den grootsten
invloed op Italië heeft uitgeoefend, en die getoond
heeft te kunnen regeeren. En wie zal op dit oogen-
blik gelooven, dat het nieuwe Ministerie, gevormd
door di Rudini, in staat zal zijn om orde te
scheppen in de chaos, waarin het land verkeert; de
financiüele toestand is er door de Afrikaansche
expeditie niet op verbeterd, het vertrouwen in het
gezag geschokt en zelfs de monarchie er door verzwakt.
Want, de Koning, zoo wist men te vertellen, eischte
aanvankelijk, dat Italië zich wreken zou over de
geleden nederlaag en wilde het land dit niet,
welnu dan zou hij afstand doen van den troon, en
het voorbeeld volgen van zijn grootvader, dien de
nederlaag van No vara tot abdicatie noopte, om
aan diens zoon, wiens handen niet door het verleden
gebonden waren, het sluiten van een vrede over
te laten. Maar juist Humberts zoon, de tot heden
vrij impopulaire Kroonprins, heeft zich in deze
moeilijke tijden tegenover zijn vader aan de zijde
van het volk geschaard, dat met di Rudini niet
verder den strijd voortzetten wil. En zoo is deze
Kroonprins de eenige, die geprofiteerd heeft bij de
ellende, die over Italië is gekomen; hij is van een
b(jna onbekend, in ieder geval impopulair man,
bemind en gekend geworden. Wat het den Koning
gekost zal hebben generaal Ricotti (want dit is
eigenlijk de formateur) met bot samenstellen van
een Ministerie' te belasten, wie zal het zeggen?
Maar al heet de samensteller anders, de eigenlijke
Premier, die dan ook de leiding der zaken op zich
neemt, is toch di Rudini, die het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken zal beheeren. En wat zal nu
de eerste handeling zij a van den nieuwen Minister
van Binnenlandsche Zaken, van den Premier, wanneer
Maandag Kamer en Senaat bijeenkomt? Het komt
ons voor, dat de Kamer zal moeten ontbonden
worden. Waar Crispi haar in het voorjaar van
1895 deed verkiezen, daar kan di Rudini niets
anders overblijven, dan haar weer te ontbinden en
een beroep te doen op het volk, dat zijn voorganger
deed vallen, en nu hem zelf zjjne regeeringswijze
voorschrijft. In één opzicht kan men niet mistasten,
wat de toekomst ook brengen zal. Crispi's voor
beeld om de Kamer den langsten tijd naar huis te
sturen of vacantie te geven, ten einde het Rjjk
alleen te hebben, zal di Rudini nooit volgen,
daarvoor is hg een te nauwgezet verdediger vau
de parlementaire tradities. Het is dus voor hem
zaak eene meerderheid te vinden. Waar hij die
vinden moot, ligt eehter nog in het duister; wel is
waar zullen nu wellicht de linkerzijde en een deel
van het Centrum, die met bewonderenswaardige
vlugheid van Giolitti's kamp naar dat van Crispi
overliepen, nu bereid zijn eene zwenking naar links
te maken, maar het is de vraag of de Premier op
die bondgenooten gesteld is. Radicalen en socialisten
hebben de RegeoriDg hun stenn toegezegd, mits
volkomon met het oude systeem wordt gebroken,
en Giolitti, de oud-Premier, het hoofd van een
kamergroep van ongeveer 30 leden, heeft eveneens
zijn steun aan het nieuwe Ministerie beloofd. Laat
ons hopen, dat het Ministerie 't gelukken moge het
vertrouwen des volks te herwinnen en den
financiëelen toestand des Rijks te verbeteren.
Laat ods thans nog even nagaan welke gewichtige
gevolgen de val van Crispi in de buitenlandsche
politiek kan hebben. Als deel uitmakende van de j
Triple Alliantie, is het niet te verwonderen, dat
de tijding van de nederlaag bij Adoea vooral eon j
diepen indruk heeft gemaakt te Weenen en te
Berlijn. Want al zal het wel volkomen juist zijn,
dat noch Duitschland noch Oostenrijk er aan denkt
om in deze toch reeds voor Koning Humbert zoo
treurige tijden, dien Vorst te laten merken, dat hg
in dit verbond maar weinig meer beteekent, het
zou toch geene verwondering kunnen wekken,
wanneer Graaf Goluchowski, Oostenrijk's Premier,
en Prins Hohenlohe, met wien hij eene conferentie
had, er opmerkzaam had gemaakt, dat, dank zij de
groote offers die Italië had moeten brengen, op de
hulp van dit land voorloopig weinig valt te rekenen.
Maar behalve dat, de nieuwe Premier is meer dan
Crispi geneigd met Frankrijk op goeden voet te
komen, en het zou niet erg te verwonderen zijn,
wanneer onder invloed van Engeland Italië in betere
verstandhouding met Frankrijk trachte te geraken.
Terwijl dus Engeland poogt te naderen tot Frankrjjk
en Duitschland eene meer welwillende houding
tegen Rusland aanneemt, staat Italië voor de keus
om óf tot Frankrijk te naderen óf zijne betrekkingen
tot de Tripie Alliantie te handhaven. Wat het
kiezen zal, valt tbans nog niet te beslissen. De
nederlaag van Adoea heeft met de optreding van
het nieuwe Ministerie in Italië den onzekeren
toestand, waarin Europa sedert December '95 ver
keert, nog vermeerderd.
Transvaal.
Zeer talrijk zjjn in de bladen de brieven van
Nederlanders in de Zuid-Afrikaansche Republiek,
die worden gepubliceerd om een duidelijke voor
stelling te geven van de jongste gebeurtenissen in
het land der Boeren. Niet altijd vermelden die
echter veel nieuws. Een uitzondering daarop vormt
een schrijven van een der Transvaalsche handels
vrienden des heer en J. C. van Marken,' dat opge
nomen is in de Fabrieksbodedaarin vindt men tal
van belangwekkende bijzonderheden.
Wij laten daaruit volgen wat de schrijver over
de manier van vechten van den Boer meedeelt.
Het paard waarop de Boer zit is een zoogenaamd
>schietpaard". Het loopt niet weg, terwijl zijn meester
achter een nkoppie" (rotspunt) op den buik gelegen
aan het schieten is. Vandaar dat de Boer zich, al
vechtende, zoo bliksemsnel kan verplaatsen wanneer
het noodig ishij heeft altijd zijn paard bij de hand
en verliest geen tjjd met bet de pooten te binden
en later weder de riemen los te maken.
In het open veld vechten de Boeren aldus: zij
naderen onverwachts en bliksemsnel den vijand,
schieten hunne geweren op hem af, rennen terug
en komen kort daarop op een ander punt weder te
voorschijn om dezelfde beweging te herhalen. Zoo
doen zij den vijand met hun nooit falende geweren
afbreuk en lokken hem tegelijkertijd naar eene
plaats, waar zg hem meer op hun gemak kunnen
«neerleg". »Ons is nie zoo dom nie om vat op ons
te geef".
Ik geloof dat Transvaal onneembaar is, zoolang
er Boeren zijn. In de eerste plaats kan niemand
zoozeer tegen vermoeienissen als zg. In de tweede
plaats vergissen Europeesche soldaten zich hier bg
het schieten dikwgls in den afstand. De Boer meet
den afstand in een ommezientje met het bloote oog
en verspilt nooit onnoodig ammunitie. Elke kogel
moet zijn man vindeD. In de derde plaats is de
hoofd- en residentieplaats, Pretoria, een natunrlgke
vesting, gelegen als de plaats is tusschen vrij hooge
bergen.
Met verdedigers op de «koppies" als de Boeren
is Pretoria onneembaar. In de vijfde plaats heeft
de Boer geen behoeften, zoodat hij zeer lang zelfs
de hardste ontberingen kan uithouden. Terwijl de
Engelsche soldaat maar een half mensch is, wanneer
hij zijn blikje van dit en zijn fleschje van dat niet
heeft, blijft de Boer, dikwgls een paar weken
achtereen, in zijn volle kracht bg een stuk «biltong"
(soort van gezouten vleescb, zeer hard, zoodat het
aan een eindje touw aan den zadel kan hangen).
Telkens wanneer hij honger heeft, snijdt hij daar
van plakjes af en verorbert die op zijn dooie gemak.
Ik heb een stukje gegeten, maar dat was kauwen!
Water schept de Boer met zijn hand uit de een of
andere spruit of bij drinkt in het geheel niet.
Overigens ziet hij er in oorlogstijd geen bezwaar
in, overal te nemen wat hij van zijn gading vindt.
Amerika.
Ballington Booth en zijn vrouw hebben Vrijdag
in New-York een kwartier geopend voor de nieuwe
organisatie, die zij willen in 't leven roepen naast
de Amerikaansche afdeeling van het Leger des Heils.
In strgd met vroegere berichten is wel degelijk een
scheuring ontstaan: velen hebben zich reeds van
het Leger van den generaal afgescheiden en voor
de nieuwe organisatie onder Ballington Booth zich
beschikbaar gesteld. Doch de afscheiding schijnt
uitsluitend tot de Vereenigde Staten zich te be
perken en wordt hoofdzakelijk als een patriottische
demonstratie aangemerkt.
Ballington Booth is de tweede zoon van den
generaal en schrijver van In Darkest Engeland. Zijn
vrouw is Maud B. Charleswoi-tb, die als school-
lisje op haar 16e jaar reeds in het Heilsleger
rken ging, en in 1887 haar huwelijk sloot. In
dat jaar kwam zij met haar man naar Amerika.
In Mei van het vorige jaar zijn ze Amerikaansche
burgers geworden. De gebouwen van het Leger in
West-Fourteenth-street te New-York staan op naam
van Ballington Booth en moeten nu op zijn opvolger
overgedragen worden. De eigendommen in Engeland
staan op naam van den generaal zelf, die in Canada
op naam van Herbert Booth, den derden zoon, en
die in Indië op naam van Eva Booth.
Italië.
Bij de troebelen te Milaan is de cavalerie door
het volk met steenen geworpen en zelfs met
revolvers beschoten. Vier soldaten, twee karabiniere
en een luitenant werden gekwetst. Te Pavia is bij
eene charge de bevelvoerende kapitein gewond.
Aan de briefwisseling van eene landgenoote, die
in de laatste dagen een «pleizierreisje" maakte in
Italië, is te dezer zake het onderstaande ontleend:
Wjj zijn nu juist (Zaterdag) hier in Milaan aan
gekomen. In Genua begon het oproer, tengevolge
van de nederlaag in Erythraea. Het volk rende
schreeuwend en tierend om het hótel heen. -Mijn
man heeft nog geholpen om de vlag halfstok uit
te stekentoen waren ze tevreden en trokken
verder.
Na 2tjn wo dus hier. We meenden het rumoer
te ontvluchten, maar 't is hier eigenlijk nog erger.
Verbeeld u, dat we gisterenavond tot twee uur met
nog eenige Hollanders hebben opgezeten. Het was
lang niet prettig. Ze schoten op het gepeupel, en
de cavalerie chargeerde onder onze ramen
gelukkig op de tweede verdieping. De ruiten gingen
beneden ons in scherven. Een kogel maakte een
denk in de ijzeren jaloezie van het hótel. Er waren
4000 soldaten op de been. Het volk riep «canaglial"
tegen de infanterie, die volgens J. heel kalm en
bedaard optrad. Hij lag N.B. telkens uit het raam
te kijken, maar ik verzeker u, dat het alles behalve
aardig was. Gisteren hebben ze den trein tegen
gehouden, waarmede oi?tr/je troepen naar Afrika
zouden gaai^. Die zijn toen aan een ander station
ingestapt, en vandaar de razernij. Ik ben niets op
ragn gemak; alle ^vreemdelingen gaan zoo gauw
mogelijk weg, wij ook, gelukkig. Waren we maar
in de heerlijke Riviera gebleven
Engeland.
Dinsdag zijn dr. Jameson en zijn tocbtgenooten
voor de rechtbank in Bowstreet verschenen. De
beschuldigden zaten niet op het gewoone «misda-
digersbankje", maar hadden permissie bekomen om
op stoelen voor de rechters te zitten. Het openbaar
ministerie werd waargenomen door den attorney
general en den solicitór-general, de verdediging door
eenige beroemde advocaten, waaronder sir Edward
Clarke. De gerechtszaal was stampvol bloedverwanten
der beklaagden, meerendeels gezeten op de gereser
veerde plaatsen achter de rechters. Nadat de attorney
uiteengezet had, hoe de tocht van Jameson werd
voorbereid in de beide kampen te Mafeking en
Pitsani-Pitlogo en het verdere verloop er van, werd
Roland Drummond Hay, ex-sergeant bij de grens
politie van Bechmanaland, ondervraagd. Deze ver
klaarde, dat majoor Coventry hem op zekeren avond
meedeelde, dat men op zou trrekken naar Johannes
burg; majoor Grey had er zijnerzijds bijgevoegd,
dat men voor Engeland de opperheerschappij in
Afrika wilde veroveren.
Duitschland.
Pijnlijk opzien wekt in Noord-Sleeswijk de ont
dekking, dat Hans Sassen, de bekende, onlangs
overleden leider der Deensche partij, zich als direc
teur eener spaarbank aan grove oneerlijkheid heeft
schuldig gemaakt. Na zijn dood bleek een groot
tekort in de kas, dat voortdurend op listige wjjze
verborgen gehouden was.
Nederland.
Amsterdam, 11 Maart. Tusschen 6 en 9
Maart is, tijdens afwezigheid der bewoners, inbraak
gepleegd op een derde bovenhuis van een perceel
aan de Verlengde Jacob van Lennepstraat teNieuwer-
Amstel. Dit huis wordt bewoond door den heer J.
Dubiez, een Amerikaan van afkomst.
De inbrekers, die de straatdeur en daarna de
deur van het bovenhuis openbraken, hebben daarna
van een houten kist, die zij in het vertrek vonden,
den bodem weten te forceeren en daarin hun slag
geslagen, die niet onbelangrijk was. Er werd daaruit
ontvreemd een blikken trommel, waarin zich o.a.
bevonden een bedrag van 1200 Amerikaansche dollars,
Amerikaansch bankpapier tot een bedrag van ƒ9500
en Hollandsch bankpapier tot eeu bedrag van 3900,
waaronder 150 gouden tientjes; bovendien zijn ont
vreemd eenige eigendomsbewijzen van landerijen in
Amerika gelegen, o. a. een eigendomsbewijs van
eenige duizenden acres land aan de Rio Grande.
Verder werden ontvreemd een doosje met oude
munten, waaronder zeer zeldzame; een merkwaardig
gouden horlogezilveren lepels en vorkenkostbare
damessieraden en zilveren theelepeltjes. De dieven
waren zelfs met al die waarde niet tevreden, doch
namen bovendien mede een pelsjas, een pelsmuts,
een geheel wandelkostuum met hoed.
Ook de sigaren die zij vonden bleven niet onaan-
Aan de deuren waren sporen van inbraak te
bekennen, terwijl een breekijzer in het perceel werd
achtergelaten.
Het eigenaardige van dit geval is, dat de dieven
dus ia het bezit zijn niet alleen van kostbaarheden,
doch ook van gangbare Nederlandsche en vreemde
munt en van eigendomspapieren van landen, die
niet gekadastreerd staan, waarmee zg zich dus,
kunnen zij Amerika bereiken, als eigenaars van die
gronden kunnen doen legimiteeren.
Do dieven moeten goede bekenden van den heer
Dubiez zgn geweest, anders zouden zij moeilijk
hebben geweten, dat iemand, die als eenvoudig
burger op een bovenhuis in de Jacob van Lennep- j
straat woont, in het bezit kon wezen van zoo veel
waarde.
De politie stelt een streng onderzoek in.
's CiravenliagC, 11 Maart. De toestand
van den heer Franseu van de Putte blijft bevredigend.
De Tweede Kamer is Donderdag, na enkele
formeele werkzaamheden, tot nadere bijeenroeping
tuigen vertrokken naar de strandingsplaats en
kwamen met een klein gedeelte der lading hier
binnen. Bedoeld stoomschip bleek te zijn de «Abbots-
ford", met stukgoederen, van Leith naar Gent
bestemd. Heden namiddag vertrokken nog ver
scheidene vaartuigen van hier om hulp te verleenen,
doch gemolde stoomboot was met behulp van drie
sleepbooten vlotgekomen en heeft, oogenschij'nlijk
zonder schade bekomen te hebben, de reis naar
Gent voortgezet.
De Westkapelscbe landverhuizer (zekere de R.),
dieMaandag bij eene vechtpartij in een koffiehuis
to Middelburg een revolver afschoot en door de
politie daarop werd ingerekend, is den volgenden
dag weder op vrije voeten gesteld.
Benoemd tot technisch Opziener bij de Visscherij
op de Schelde en Zeeuwscbe Stroomen, de heer
J. M. Bottemanne te Bergen op Zoom.
-Te Bergen op Zoom bestaat een groot con
fectiemagazijn van den heer F. Nu is elders in de
stad een kleine zaak in manufacturen, garen, band
enz. opgericht, waarvoor te lezen is»M., voorheen
winkeljuffrouw bij F.", en wel de naam F. met
groote, van verre zichtbare letters en het andere
gedeelte met kleine letters.
De heer F. had hierin een onrechtmatige bena-
deeliDg gezien en bg hetkantongerecht een eisch
om schadevergoeding wegens oneerlijke concurrentie
ingesteld. De kantonrechter achtte echter de handeling
der juffrouw niet onrechtmatig en verklaarde den
eischer piet ontvankelijk in zijn vordering.
Uit Assen is met de noorderzon vertrokken
de adjunct-commies ter provinciale griffie L. B. Jr.,
zonder orde op zjjne zaken te hebben gesteld. Men
vermoedt dat hij is vertrokken naar Transvaal.
Vervolg der Nieuwstijdingen in hel Tweede Blad.
L 4 M D B O D 11'.
zijn ontwerpen tot wijziging der pro
vinciale wet en der gemeentewet.
De Kamer zal waarschijnlijk op 5 Mei a.s. hare
werkzaamheden hervatten.
Rotterdam, 12 Maart. Naar wij vernemen,
is de voorloopige hechtenis van Willem van Berkel,
beschuldigd van moord op den knaap W. F. Hoog
steden, weder verlengd.
Sint-Amialaild. Benoemd tot sub-ont
vanger der accijnzen alhier do heer J. Polderman,
secretaris etc., in de plaats van den heer A. J.
van Luijk, aan wien, wegens vertrek naar elders,
eervol ontslag is verleend.
Aan de Zangvereeniging «Ontspanning door
Inspanning" werd eenige dagen geleden van wege
den Commissaris der Koningin in deze Provincie
een medaille uitgereikt ter herinnering aan den
10 October 1895, toen genoemde vereeniging Z. E.
eene aubade bracht.
Ziei'ikzec, 12 Maart. Volgens rapport van
den loodsafbaler, alhier aangekomen, zat gisteren
namiddag ten 4 ure een tweemast-stoomschip op
het Noordlaod aan den grond, waarschijnlijk door
de dikke regenlucht daarop gekomen. Eenige vaar-
De Ia ïi tl houwers en het suiker-
ontwerp.
Door de «Vereeniging van landbouwers die suikerbieten
verbouwen" voorzitter de heer K. J. A. G. Collot d'Escury,
secretaris de heer C. J. Hocke Hoogenboom is d.d. iO
Maart aan de Tweede Kamer een adres gezonden, vermel
dende het volgende:
«Dat zij met ingenomenheid kennis heeft genomen van
de uitdrukkelijke verklaring der Regeering, bij de indiening
van het ontwerp van wet, houdende bepalingen
omtrent den accijns op suiker, in de memorie
van toelichting gegeven, dat intrekking van de bescherming,
welke de suiker-industrie geniet, èn voor den landbouw èn
voor de nijverheid in de tegenwoordige omstandigheden
eene ontzettende ramp toude zijn.
Dat adressante, wat den landbouw betreft, dit regeerings-
oordeel geheel moet onderschrijven en daarom dan ook, zij
het wellicht geheel ten overvloede, de vrijheid neemt, Uwe
vergadering te wijzen op het zoo groote belang, hetwelk de
landbouw in een zeer aanzienlijk deel van ons vaderland
bij de instandhouding en uitbreiding van de bietencultuur
heeft. De steeds dalende prijzen van de granen en de
meeste andere gewassen maken de teelt daarvan nauwelijks
loonend meer, waardoor dan ook, o. a. in Zeeland en in een
deel van Noord-Brabant, slechts de beetwortel den land
bouwer staande houdt. Bovendien heeft in die streken
meergenoemd gewas langzamerhand eene zoo belangrijke
plaats in de vruchtwisseling gekregen, dat het geheele
bedrijf daarnaar is ingericht en weglating, of zelfs belangrijke
inkrimping van den verbouw, niet mogelijk zoude zyn,
zonder de allergrootste stoornis te veroorzaken. Opgemerkt
mag daarbij worden, dat de beetwortel-cultuur, zooals die
thans wordt gedreven in stryd met het meermalen en
ook in Uwe vergadering, bij de behandeling der laatste
suikerwetten, door enkele leden geuite gevoelen naar
het oordeel van adressante volstrekt niet tot uitputting van
den bodem, of op den duur tot verarming van den land
bouwer leidt, doch dat integendeel juist door de hooge
eischen, die de beetwortel aan den verbouwer stelt, overal
waar die vrucht op eenigszins groote schaal wordt verbouwd,
de landbouw zich moet ontwikkelen. De streken in ons
land, waar die cultuur sedert jaren inheemsch is, behooren
in het algemeen zonder twijfel dan ook tot die, waar de
landbouw, èn wat bemesting èn wat zorgvuldige bewerking
aangaat, op hoogen trap staat.
Dat ook naar adressantes meening niet over het hoofd
gezien mag worden, dat voor de bewerking van één hectare
beetwortelen ongeveer evenveel aan arbeidsloon moet betaald
worden, als voor pl. m. 2'/, hectare gerst en tarwe en voor
3 hectaren rogge of haver, zoodat vermindering van den
bietenverbouw, vooral nu de vlascultuur steeds achteruit
gaat, ook voor den werkman in de bouwstreken een bijna
niet te overkomen verlies zoude opleveren.
Dat, moge uit het bovenstaande blijken welke belangrijke
plaats de beetwortel heeft ingenomen, het ook duidelijk is,
dat de prijs van dat gewas toor den landbouw van het
allerhoogste belang is, ja voor vele streken zelfs eene levens
vraag wordt. Nu hangt die prys naar adressantes meening
ten minste indirect voor een groot deel af van de te ver
leenen bescherming.
Al wordt toegegeven, dat, als gevolg van de lage graan
prijzen en het daarop gevolgd groot aanbod van land voor
bietenverbouw, door den Bond van beetwortelsuikerfabri-
kanten niet altijd de prys gegeven werd, die mogelijk ware
geweest, zoo moet niet uit het oog verloren worden, dat
de toestand nog geheel anders zoude geweest zijn, indien
de bescherming de fabrikanten niet in staat gesteld had
hunne fabrieken geducht uit te breiden. Die uitbreiding
moet niet alleen den bietenprijs ten goede komen, doch
maakt het reeds nu mogelijk, dat provinciën, zooals Friesland
en Groningen, die vroeger geen of slechts weinig beet
wortelen verbouwden, in de voordeelen dier cultuur kunnen
deelen, zoodat toch indirect een grooter deel der bescherming
dan zelfs vele landbouwers meenen, .in de zakken der bieten
verbouwers terecht komt.
Dat adressante daarom, met de Regeering het voortduren
der bescherming een dringend landbouwbelang achtende,
het zeer betreurt dat het thans bij Uwe vergadering inge
diende wetsontwerp bij al het goede dat het ook voor den
landbouw bevat, hoogst waarschijnlijk zal moeten leiden
tot beperking der cultuur en noodzakelijke uitbreiding zal
tegenhouden.
Dat, wel is waar, in de memorie van toelichting wordt
vermeld, dat de fabrikanten om het maximum der premie
te genieten verplicht zullen zijn op ruime schaal met de
landbouwers te contracteeren, doch dat er daarbij niet
voldoende is op gelet, dat eene productie door de gezamen
lijke fabrikanten van 66 millioen KG. witte suiker, waarop
dat maximum berekend is, reeds nu veel te laag is. Werden
in de campagne 1895/96 reeds ruim 90 millioen K.G. gepro
duceerd, in 1896/97 zal dat bedrag, let men op den uitzaai,
in normale omstandigheden aanzienlijk hooger zijn, terwijl
het zelfs in de meest ongunstige heel wat boven de 66
millioen zal blijven.
Als gevolg van die grootere productie zal de premie,
bedoeld in artikel 67 2 van het ingediende wetsontwerp,
voor 1896/97, in plaats van 3,50, waarschijnlijk slechts
2,30 a 2,40 per 100 K.G. witte suiker bedragen, een
bedrag dat in het ontwerp eerst voor 1904/5 gewenscht
wordt, terwyl zelfs, al breidt de cultuur zich met zoo sterk
uit als in de laatste jaren, de piemiën spoedig tot een
bedrag zullen dalen, dat, èn voor landbouw èn voor industrie,
te laag wordt.
Reeds van af den aanvang zal dus, uit het oogpunt van
te verkrijgen premie beschouwd, elke prikkel voor den
fabrikant, om do cultuur uit te breiden, verdwenen zyn en
zal het zelfs spoedig voor hem noodig wezen die te beperken.
Dat beperking mogelijk is, in de memorie van toelichting
wordt daarop reeds terecht gewezen, bewijst de campagne
1891/92, en dat ze in hooge mate schadelijk voor den land
bouw zoude zijn, behoeft zeker, na al het bovenstaande,
bijna geen betoog. Niet alleen zullen de ver van de fabrieken
afgelegene streken, zooals Friesland en Groningen, waar
schijnlijk de cultuur moeten staken, doch overal zal spoedig
het aanbod van bietenland in eene ongunstige verhouding
tot de vraag ^omen, waardoor de bond van beetwortel
fabrikanten, bij de groote moeilijkheid, verbonden aan het
stichten van nieuwe fabrieken, tot groot nadeel van den
landbouw, de prijs zal kunnen drukken.
Met vertrouwen verwacht adressante, dat Uwe vergadering
zal willen medewerken, om het bezwaar, dat dit ontwerp
voor den landbouw heeft, zooveel mogelijk op te heffen en,
kan het zijn, nagenoeg geheel te doen verdwijnen. Op de
meest afdoende wijze zoude dit zeker kunnen geschieden
door weglating der maxima, in art. 67 2 vermeld, des
noods gepaard gaande met eene matige vermindering van
de in dat artikel genoemde premie per 100 K.G. suiker.
Toegegeven moet evenwel worden, dat die wijziging de
mogelijkheid zoude doen ontstaan, dat, bij eene buitensporig
groote uitbreiding der cultuur, het totaal bedrag der premie
zoo hoog zoude kunnen worden, dat zij een te groot deel
van de opbrengst van den suikeraccijns zoude verslinden.
Het middel om van de schatkist geen te groote offers te
vergen en tevens eene regelmatige, zij het dan ook niet
onbeperkte uitbreiding der cultuur mogelijk te maken,
wordt, naar adressantes bescheiden meening, aangegeven
in het aan Uwe vergadering door het Ned. Jandbouw-comité
ingediend adres.
Het daarin uiteengezette stelsel maakt eene geleidelijke
uitbreiding der cultuur mogelijk, zonder dat daardoor de
premie verlaagd wordt en beperkt de door den staat, zelfs
bij de grootst mogelijke uitbreiding te geven premiën tot
bepaalde maxima, die, wel is waar, grooter zyn dan in het
ontwerp, doch die, in verhouding tot de zoo groote belangen,
welke industrie, landbouw en arbeid bij de suikercultuur
hebben, toch nog niet buitensporig kunnen genoemd worden.
Die hoogere maxima zullen slechts bij groote uitbreiding,
welke voornamelijk uit de noordelijke provinciën moet
komen, bereikt worden, terwijl de in het adres aangegevene
aanzienlijke verlagingen der premiën per 100 ILG. suiker,
het zeer goed mogelijk maken, dat, blijft de uitbreiding uit,
de staat minder zal hebben uit te keeren dan volgens het
onveranderd wetsontwerp.
Resumeerende verzoekt adressante Uwe vergadering eer
biedig doch dringend, aan het ingediende wetsontwerp
slechts dan Uwe goedkeuring te verleenen, wanneer daarin
worde aangebracht de door het Ned. landbouw-comité
gevraagde wijziging van art 67".
Bij het adres is een toelichting gevoegd om te doen zien,
hoe die wijziging de aan de beetwortelsuikerfabrikanten te
verleenen afschryvingen gedurende 10 jaar doet dalen. De
premiën zouden dan worden in het jaar 1896—1897: 3,25
voor elke 1000 K.G. W. B. en in 190607: 1,50. Dien
tengevolge zou over 1896/97 moeten worden uitgekeerd ten
hoogste 3,250,000 en elk jaar f 100,000 minder tot
f 2,250,000 in 1906—07, vertegenwoordigende het eerste
cijfer een productie van 931 millioen, het laatste van 1400
millioen beetwortelen.
De «Vereeniging van beetwortelsuikerfabrikanten in Ne
derland" voorzitter de heer J. Carp en secretaris de heer
Joh, C. Veenhuijzen heeft tegelijkertijd aan de Kamer
een adres gezonden, waarin zij bij voorbaat volkomen
adhaesie betuigt aan al wat de latdbouw aan de Kamer
zal vragen, tot instandhouding en bevordering van de
belangeD van de beetwortelcultuur.
De vereeniging verklaart daarin, dat, daar de premie een
integreerend deel vormt van den prijs der beetwortelen, de
beetwortelsuikerindustrie daarbij slechts iu zooverre belang
heeft als de mogelijkheid van een Joonende beetwortejcultuar
daarvan afhankelijk is en zij dus ook slechts kan bestaan,
zoolang de landbouw haar de grondstof kan verschaffen.
Weekmarkt te Zierikzee, 12 Maart 1896.
Boterprijzen: De Boter is verkocht voor
60, 65 en 67'/9 Ct. de 5 Hectogram.
Kip-eieren: De Kip-eieren zjjn verkocht
voor /0,50, f 0,75, 0,77 '/a en ƒ0,80 per 25 stuks.
STOOMBOOTOIEWST
Maart 1896.
Amsterdamsche tijd.
Van MIDDELBURG:
Van ZIERIKZEE;
s morg.
Zaterd. 14 7,40
Zondag 15
Maand. 16
Dinsdag 17
Woensd. 18
Dond. 19
Vrijdag 20
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
7,40
midd.
3,—
s morg.
Zaterd. 14 6,
Zondag 15 11,30
Maand. 16 7,50
Dinsdag 17 7,50
Woensd. 18 7,50
Dond. 19 6,30
Vrijdag 20 7,50
5 midd.
3,30
3,30
3,30
3,30
3,30
3,30
Indien reizigers van Zierikzee naar Goes, bij den
Agent te Zierikzee, vóór het vertrek der Boot,
(tijdig voor de ochtendreizen op den voorafgaanden
avond, vóór 8 uur) plaats nemen voor den wagen
veer, zal om een bijwagen zoo noodig
naar Goes worden getelegrafeerd.
Schipper A. VAM OER HUCHT
vertrekt 14OCnSllftg van Zierikzee naar Mid
delburg en des Vl*H<lag-iUtllli«l<la£i9 van
Middelburg naar Zierikzee.
Op 15 Maart aanst. hopen onze
geliefde Ouders
J. J. BEI JE
en
A. P. FLOHIL
hunne 35-jarige Bchtvereenlging
te herdenken.
Oosteblan», 13 Maart 1896.
Hunne dankbare Kinderen.
Ondertrouwd
J. N. BOUMAN
OoSTERLAND,
Duivendijke,
T. C. BOOGERD.
11 Maart 1896.
Heden overleed zacht en kalm, na eene
3Iheid van eenige weken, onze geliefde Vader
en Behuwdvader
•Bacol» va» de Bdude,
in den ouderdom vau 62 jaar en 5 maanden.
Zonnemaire, 13 Maart 1896.
Uit aller naam,
C. v. d. LINDE.