ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 14 Maart 1896. 1 Eerste Blad. Algemeen Overzicht. NIEUWSTIJDINGEN. MIDDELBUBG--Z1EB1KZEE. ADVERTENTIËN. Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 52ste JAARGANG. No. 6742. Directeur-Uitgever i. WAALE, Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot das Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode" Dit nummer bestaat uit twee bladen. BHANDSCHOUWING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van de Ingezetenen, dat de Directie der Brandweer op Maandag den 16 M«art eerstkomende en volgende dagreu eene Algemeene Brandschouwing in de woningen der ingezetenen zal houden, overeenkomstig de bepalingen der Verordening tot voorkoming en blussching van brand in deze gemeente. Zierikzee, den 13 Maart 1896. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CII. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Eindigden wij ons vorig Overzicht met de mede- deeling van het grooto verlies door de Italiaansche troepen in Afrika geleden, we meenen dit Overzicht te moeten wijden aan de vermelding der gevolgen, die deze droevige gebeurtenissen reeds, hebben gehad en te wijzen op de waarschijnlijke gevolgen, die zij nog zullen dragen. Dat de door het Kabinet Crispi gevoerde krijg in Afrika niet de algeheele sympathie der bevolking kon wegdragen, is bekend. Er waren er, en hun getal was niet gering, die meenden, dat er in Italië zelf nog genoeg te doen was, zoodat men zich niet met Afrika behoefde te gaan bemoeien, en dat het geld voor deze expeditie uitgegeven nuttiger zou zijn besteed geworden, wanneer daarmede de schatkist niet ware verminderd en de aanvankelijke ver betering, die er op financiüel gebied viel te eonstateeren, dus geleidelijk had kunnen voortgaan. Men schreef min of meer bedektelijk het doel dezer expeditie aan niets minder toe, dan aan de zucht van Crispi om door de koloniale politiek de aandacht van de binnenlandsche aangelegenheden af te leiden en zoodoende meer de handen vrij te hebben. Het zal niemand verwonderen, dat, wanneer in den tijd toen alles nog betrekkelijk goed ging, reeds deze stemmen werden vernomen, er een kreet van ver ontwaardiging over Crispi's beleid opging, zoodra de omvang van de nederlaag bij Adoea bekend werd, en die niet anders kon veroorzaken, dan de aftreding van het geheele Ministerie. De Kamer zitting van Vrijdag was zeker wel de woeligste, die ooit in Italiö is gehouden. De meest onparlemen taire uitdrukkingen werden den Ministers naar het hoofd geslingerd en men vergat, dat men een Ministerie verloor, aan welks hoofd de man heeft gestaan, die de ovenknie was van Bismarck en Kalnocky, die de negen laatste jaren den grootsten invloed op Italië heeft uitgeoefend, en die getoond heeft te kunnen regeeren. En wie zal op dit oogen- blik gelooven, dat het nieuwe Ministerie, gevormd door di Rudini, in staat zal zijn om orde te scheppen in de chaos, waarin het land verkeert; de financiüele toestand is er door de Afrikaansche expeditie niet op verbeterd, het vertrouwen in het gezag geschokt en zelfs de monarchie er door verzwakt. Want, de Koning, zoo wist men te vertellen, eischte aanvankelijk, dat Italië zich wreken zou over de geleden nederlaag en wilde het land dit niet, welnu dan zou hij afstand doen van den troon, en het voorbeeld volgen van zijn grootvader, dien de nederlaag van No vara tot abdicatie noopte, om aan diens zoon, wiens handen niet door het verleden gebonden waren, het sluiten van een vrede over te laten. Maar juist Humberts zoon, de tot heden vrij impopulaire Kroonprins, heeft zich in deze moeilijke tijden tegenover zijn vader aan de zijde van het volk geschaard, dat met di Rudini niet verder den strijd voortzetten wil. En zoo is deze Kroonprins de eenige, die geprofiteerd heeft bij de ellende, die over Italië is gekomen; hij is van een b(jna onbekend, in ieder geval impopulair man, bemind en gekend geworden. Wat het den Koning gekost zal hebben generaal Ricotti (want dit is eigenlijk de formateur) met bot samenstellen van een Ministerie' te belasten, wie zal het zeggen? Maar al heet de samensteller anders, de eigenlijke Premier, die dan ook de leiding der zaken op zich neemt, is toch di Rudini, die het Ministerie van Binnenlandsche Zaken zal beheeren. En wat zal nu de eerste handeling zij a van den nieuwen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den Premier, wanneer Maandag Kamer en Senaat bijeenkomt? Het komt ons voor, dat de Kamer zal moeten ontbonden worden. Waar Crispi haar in het voorjaar van 1895 deed verkiezen, daar kan di Rudini niets anders overblijven, dan haar weer te ontbinden en een beroep te doen op het volk, dat zijn voorganger deed vallen, en nu hem zelf zjjne regeeringswijze voorschrijft. In één opzicht kan men niet mistasten, wat de toekomst ook brengen zal. Crispi's voor beeld om de Kamer den langsten tijd naar huis te sturen of vacantie te geven, ten einde het Rjjk alleen te hebben, zal di Rudini nooit volgen, daarvoor is hg een te nauwgezet verdediger vau de parlementaire tradities. Het is dus voor hem zaak eene meerderheid te vinden. Waar hij die vinden moot, ligt eehter nog in het duister; wel is waar zullen nu wellicht de linkerzijde en een deel van het Centrum, die met bewonderenswaardige vlugheid van Giolitti's kamp naar dat van Crispi overliepen, nu bereid zijn eene zwenking naar links te maken, maar het is de vraag of de Premier op die bondgenooten gesteld is. Radicalen en socialisten hebben de RegeoriDg hun stenn toegezegd, mits volkomon met het oude systeem wordt gebroken, en Giolitti, de oud-Premier, het hoofd van een kamergroep van ongeveer 30 leden, heeft eveneens zijn steun aan het nieuwe Ministerie beloofd. Laat ons hopen, dat het Ministerie 't gelukken moge het vertrouwen des volks te herwinnen en den financiëelen toestand des Rijks te verbeteren. Laat ods thans nog even nagaan welke gewichtige gevolgen de val van Crispi in de buitenlandsche politiek kan hebben. Als deel uitmakende van de j Triple Alliantie, is het niet te verwonderen, dat de tijding van de nederlaag bij Adoea vooral eon j diepen indruk heeft gemaakt te Weenen en te Berlijn. Want al zal het wel volkomen juist zijn, dat noch Duitschland noch Oostenrijk er aan denkt om in deze toch reeds voor Koning Humbert zoo treurige tijden, dien Vorst te laten merken, dat hg in dit verbond maar weinig meer beteekent, het zou toch geene verwondering kunnen wekken, wanneer Graaf Goluchowski, Oostenrijk's Premier, en Prins Hohenlohe, met wien hij eene conferentie had, er opmerkzaam had gemaakt, dat, dank zij de groote offers die Italië had moeten brengen, op de hulp van dit land voorloopig weinig valt te rekenen. Maar behalve dat, de nieuwe Premier is meer dan Crispi geneigd met Frankrijk op goeden voet te komen, en het zou niet erg te verwonderen zijn, wanneer onder invloed van Engeland Italië in betere verstandhouding met Frankrijk trachte te geraken. Terwijl dus Engeland poogt te naderen tot Frankrjjk en Duitschland eene meer welwillende houding tegen Rusland aanneemt, staat Italië voor de keus om óf tot Frankrijk te naderen óf zijne betrekkingen tot de Tripie Alliantie te handhaven. Wat het kiezen zal, valt tbans nog niet te beslissen. De nederlaag van Adoea heeft met de optreding van het nieuwe Ministerie in Italië den onzekeren toestand, waarin Europa sedert December '95 ver keert, nog vermeerderd. Transvaal. Zeer talrijk zjjn in de bladen de brieven van Nederlanders in de Zuid-Afrikaansche Republiek, die worden gepubliceerd om een duidelijke voor stelling te geven van de jongste gebeurtenissen in het land der Boeren. Niet altijd vermelden die echter veel nieuws. Een uitzondering daarop vormt een schrijven van een der Transvaalsche handels vrienden des heer en J. C. van Marken,' dat opge nomen is in de Fabrieksbodedaarin vindt men tal van belangwekkende bijzonderheden. Wij laten daaruit volgen wat de schrijver over de manier van vechten van den Boer meedeelt. Het paard waarop de Boer zit is een zoogenaamd >schietpaard". Het loopt niet weg, terwijl zijn meester achter een nkoppie" (rotspunt) op den buik gelegen aan het schieten is. Vandaar dat de Boer zich, al vechtende, zoo bliksemsnel kan verplaatsen wanneer het noodig ishij heeft altijd zijn paard bij de hand en verliest geen tjjd met bet de pooten te binden en later weder de riemen los te maken. In het open veld vechten de Boeren aldus: zij naderen onverwachts en bliksemsnel den vijand, schieten hunne geweren op hem af, rennen terug en komen kort daarop op een ander punt weder te voorschijn om dezelfde beweging te herhalen. Zoo doen zij den vijand met hun nooit falende geweren afbreuk en lokken hem tegelijkertijd naar eene plaats, waar zg hem meer op hun gemak kunnen «neerleg". »Ons is nie zoo dom nie om vat op ons te geef". Ik geloof dat Transvaal onneembaar is, zoolang er Boeren zijn. In de eerste plaats kan niemand zoozeer tegen vermoeienissen als zg. In de tweede plaats vergissen Europeesche soldaten zich hier bg het schieten dikwgls in den afstand. De Boer meet den afstand in een ommezientje met het bloote oog en verspilt nooit onnoodig ammunitie. Elke kogel moet zijn man vindeD. In de derde plaats is de hoofd- en residentieplaats, Pretoria, een natunrlgke vesting, gelegen als de plaats is tusschen vrij hooge bergen. Met verdedigers op de «koppies" als de Boeren is Pretoria onneembaar. In de vijfde plaats heeft de Boer geen behoeften, zoodat hij zeer lang zelfs de hardste ontberingen kan uithouden. Terwijl de Engelsche soldaat maar een half mensch is, wanneer hij zijn blikje van dit en zijn fleschje van dat niet heeft, blijft de Boer, dikwgls een paar weken achtereen, in zijn volle kracht bg een stuk «biltong" (soort van gezouten vleescb, zeer hard, zoodat het aan een eindje touw aan den zadel kan hangen). Telkens wanneer hij honger heeft, snijdt hij daar van plakjes af en verorbert die op zijn dooie gemak. Ik heb een stukje gegeten, maar dat was kauwen! Water schept de Boer met zijn hand uit de een of andere spruit of bij drinkt in het geheel niet. Overigens ziet hij er in oorlogstijd geen bezwaar in, overal te nemen wat hij van zijn gading vindt. Amerika. Ballington Booth en zijn vrouw hebben Vrijdag in New-York een kwartier geopend voor de nieuwe organisatie, die zij willen in 't leven roepen naast de Amerikaansche afdeeling van het Leger des Heils. In strgd met vroegere berichten is wel degelijk een scheuring ontstaan: velen hebben zich reeds van het Leger van den generaal afgescheiden en voor de nieuwe organisatie onder Ballington Booth zich beschikbaar gesteld. Doch de afscheiding schijnt uitsluitend tot de Vereenigde Staten zich te be perken en wordt hoofdzakelijk als een patriottische demonstratie aangemerkt. Ballington Booth is de tweede zoon van den generaal en schrijver van In Darkest Engeland. Zijn vrouw is Maud B. Charleswoi-tb, die als school- lisje op haar 16e jaar reeds in het Heilsleger rken ging, en in 1887 haar huwelijk sloot. In dat jaar kwam zij met haar man naar Amerika. In Mei van het vorige jaar zijn ze Amerikaansche burgers geworden. De gebouwen van het Leger in West-Fourteenth-street te New-York staan op naam van Ballington Booth en moeten nu op zijn opvolger overgedragen worden. De eigendommen in Engeland staan op naam van den generaal zelf, die in Canada op naam van Herbert Booth, den derden zoon, en die in Indië op naam van Eva Booth. Italië. Bij de troebelen te Milaan is de cavalerie door het volk met steenen geworpen en zelfs met revolvers beschoten. Vier soldaten, twee karabiniere en een luitenant werden gekwetst. Te Pavia is bij eene charge de bevelvoerende kapitein gewond. Aan de briefwisseling van eene landgenoote, die in de laatste dagen een «pleizierreisje" maakte in Italië, is te dezer zake het onderstaande ontleend: Wjj zijn nu juist (Zaterdag) hier in Milaan aan gekomen. In Genua begon het oproer, tengevolge van de nederlaag in Erythraea. Het volk rende schreeuwend en tierend om het hótel heen. -Mijn man heeft nog geholpen om de vlag halfstok uit te stekentoen waren ze tevreden en trokken verder. Na 2tjn wo dus hier. We meenden het rumoer te ontvluchten, maar 't is hier eigenlijk nog erger. Verbeeld u, dat we gisterenavond tot twee uur met nog eenige Hollanders hebben opgezeten. Het was lang niet prettig. Ze schoten op het gepeupel, en de cavalerie chargeerde onder onze ramen gelukkig op de tweede verdieping. De ruiten gingen beneden ons in scherven. Een kogel maakte een denk in de ijzeren jaloezie van het hótel. Er waren 4000 soldaten op de been. Het volk riep «canaglial" tegen de infanterie, die volgens J. heel kalm en bedaard optrad. Hij lag N.B. telkens uit het raam te kijken, maar ik verzeker u, dat het alles behalve aardig was. Gisteren hebben ze den trein tegen gehouden, waarmede oi?tr/je troepen naar Afrika zouden gaai^. Die zijn toen aan een ander station ingestapt, en vandaar de razernij. Ik ben niets op ragn gemak; alle ^vreemdelingen gaan zoo gauw mogelijk weg, wij ook, gelukkig. Waren we maar in de heerlijke Riviera gebleven Engeland. Dinsdag zijn dr. Jameson en zijn tocbtgenooten voor de rechtbank in Bowstreet verschenen. De beschuldigden zaten niet op het gewoone «misda- digersbankje", maar hadden permissie bekomen om op stoelen voor de rechters te zitten. Het openbaar ministerie werd waargenomen door den attorney general en den solicitór-general, de verdediging door eenige beroemde advocaten, waaronder sir Edward Clarke. De gerechtszaal was stampvol bloedverwanten der beklaagden, meerendeels gezeten op de gereser veerde plaatsen achter de rechters. Nadat de attorney uiteengezet had, hoe de tocht van Jameson werd voorbereid in de beide kampen te Mafeking en Pitsani-Pitlogo en het verdere verloop er van, werd Roland Drummond Hay, ex-sergeant bij de grens politie van Bechmanaland, ondervraagd. Deze ver klaarde, dat majoor Coventry hem op zekeren avond meedeelde, dat men op zou trrekken naar Johannes burg; majoor Grey had er zijnerzijds bijgevoegd, dat men voor Engeland de opperheerschappij in Afrika wilde veroveren. Duitschland. Pijnlijk opzien wekt in Noord-Sleeswijk de ont dekking, dat Hans Sassen, de bekende, onlangs overleden leider der Deensche partij, zich als direc teur eener spaarbank aan grove oneerlijkheid heeft schuldig gemaakt. Na zijn dood bleek een groot tekort in de kas, dat voortdurend op listige wjjze verborgen gehouden was. Nederland. Amsterdam, 11 Maart. Tusschen 6 en 9 Maart is, tijdens afwezigheid der bewoners, inbraak gepleegd op een derde bovenhuis van een perceel aan de Verlengde Jacob van Lennepstraat teNieuwer- Amstel. Dit huis wordt bewoond door den heer J. Dubiez, een Amerikaan van afkomst. De inbrekers, die de straatdeur en daarna de deur van het bovenhuis openbraken, hebben daarna van een houten kist, die zij in het vertrek vonden, den bodem weten te forceeren en daarin hun slag geslagen, die niet onbelangrijk was. Er werd daaruit ontvreemd een blikken trommel, waarin zich o.a. bevonden een bedrag van 1200 Amerikaansche dollars, Amerikaansch bankpapier tot een bedrag van ƒ9500 en Hollandsch bankpapier tot eeu bedrag van 3900, waaronder 150 gouden tientjes; bovendien zijn ont vreemd eenige eigendomsbewijzen van landerijen in Amerika gelegen, o. a. een eigendomsbewijs van eenige duizenden acres land aan de Rio Grande. Verder werden ontvreemd een doosje met oude munten, waaronder zeer zeldzame; een merkwaardig gouden horlogezilveren lepels en vorkenkostbare damessieraden en zilveren theelepeltjes. De dieven waren zelfs met al die waarde niet tevreden, doch namen bovendien mede een pelsjas, een pelsmuts, een geheel wandelkostuum met hoed. Ook de sigaren die zij vonden bleven niet onaan- Aan de deuren waren sporen van inbraak te bekennen, terwijl een breekijzer in het perceel werd achtergelaten. Het eigenaardige van dit geval is, dat de dieven dus ia het bezit zijn niet alleen van kostbaarheden, doch ook van gangbare Nederlandsche en vreemde munt en van eigendomspapieren van landen, die niet gekadastreerd staan, waarmee zg zich dus, kunnen zij Amerika bereiken, als eigenaars van die gronden kunnen doen legimiteeren. Do dieven moeten goede bekenden van den heer Dubiez zgn geweest, anders zouden zij moeilijk hebben geweten, dat iemand, die als eenvoudig burger op een bovenhuis in de Jacob van Lennep- j straat woont, in het bezit kon wezen van zoo veel waarde. De politie stelt een streng onderzoek in. 's CiravenliagC, 11 Maart. De toestand van den heer Franseu van de Putte blijft bevredigend. De Tweede Kamer is Donderdag, na enkele formeele werkzaamheden, tot nadere bijeenroeping tuigen vertrokken naar de strandingsplaats en kwamen met een klein gedeelte der lading hier binnen. Bedoeld stoomschip bleek te zijn de «Abbots- ford", met stukgoederen, van Leith naar Gent bestemd. Heden namiddag vertrokken nog ver scheidene vaartuigen van hier om hulp te verleenen, doch gemolde stoomboot was met behulp van drie sleepbooten vlotgekomen en heeft, oogenschij'nlijk zonder schade bekomen te hebben, de reis naar Gent voortgezet. De Westkapelscbe landverhuizer (zekere de R.), dieMaandag bij eene vechtpartij in een koffiehuis to Middelburg een revolver afschoot en door de politie daarop werd ingerekend, is den volgenden dag weder op vrije voeten gesteld. Benoemd tot technisch Opziener bij de Visscherij op de Schelde en Zeeuwscbe Stroomen, de heer J. M. Bottemanne te Bergen op Zoom. -Te Bergen op Zoom bestaat een groot con fectiemagazijn van den heer F. Nu is elders in de stad een kleine zaak in manufacturen, garen, band enz. opgericht, waarvoor te lezen is»M., voorheen winkeljuffrouw bij F.", en wel de naam F. met groote, van verre zichtbare letters en het andere gedeelte met kleine letters. De heer F. had hierin een onrechtmatige bena- deeliDg gezien en bg hetkantongerecht een eisch om schadevergoeding wegens oneerlijke concurrentie ingesteld. De kantonrechter achtte echter de handeling der juffrouw niet onrechtmatig en verklaarde den eischer piet ontvankelijk in zijn vordering. Uit Assen is met de noorderzon vertrokken de adjunct-commies ter provinciale griffie L. B. Jr., zonder orde op zjjne zaken te hebben gesteld. Men vermoedt dat hij is vertrokken naar Transvaal. Vervolg der Nieuwstijdingen in hel Tweede Blad. L 4 M D B O D 11'. zijn ontwerpen tot wijziging der pro vinciale wet en der gemeentewet. De Kamer zal waarschijnlijk op 5 Mei a.s. hare werkzaamheden hervatten. Rotterdam, 12 Maart. Naar wij vernemen, is de voorloopige hechtenis van Willem van Berkel, beschuldigd van moord op den knaap W. F. Hoog steden, weder verlengd. Sint-Amialaild. Benoemd tot sub-ont vanger der accijnzen alhier do heer J. Polderman, secretaris etc., in de plaats van den heer A. J. van Luijk, aan wien, wegens vertrek naar elders, eervol ontslag is verleend. Aan de Zangvereeniging «Ontspanning door Inspanning" werd eenige dagen geleden van wege den Commissaris der Koningin in deze Provincie een medaille uitgereikt ter herinnering aan den 10 October 1895, toen genoemde vereeniging Z. E. eene aubade bracht. Ziei'ikzec, 12 Maart. Volgens rapport van den loodsafbaler, alhier aangekomen, zat gisteren namiddag ten 4 ure een tweemast-stoomschip op het Noordlaod aan den grond, waarschijnlijk door de dikke regenlucht daarop gekomen. Eenige vaar- De Ia ïi tl houwers en het suiker- ontwerp. Door de «Vereeniging van landbouwers die suikerbieten verbouwen" voorzitter de heer K. J. A. G. Collot d'Escury, secretaris de heer C. J. Hocke Hoogenboom is d.d. iO Maart aan de Tweede Kamer een adres gezonden, vermel dende het volgende: «Dat zij met ingenomenheid kennis heeft genomen van de uitdrukkelijke verklaring der Regeering, bij de indiening van het ontwerp van wet, houdende bepalingen omtrent den accijns op suiker, in de memorie van toelichting gegeven, dat intrekking van de bescherming, welke de suiker-industrie geniet, èn voor den landbouw èn voor de nijverheid in de tegenwoordige omstandigheden eene ontzettende ramp toude zijn. Dat adressante, wat den landbouw betreft, dit regeerings- oordeel geheel moet onderschrijven en daarom dan ook, zij het wellicht geheel ten overvloede, de vrijheid neemt, Uwe vergadering te wijzen op het zoo groote belang, hetwelk de landbouw in een zeer aanzienlijk deel van ons vaderland bij de instandhouding en uitbreiding van de bietencultuur heeft. De steeds dalende prijzen van de granen en de meeste andere gewassen maken de teelt daarvan nauwelijks loonend meer, waardoor dan ook, o. a. in Zeeland en in een deel van Noord-Brabant, slechts de beetwortel den land bouwer staande houdt. Bovendien heeft in die streken meergenoemd gewas langzamerhand eene zoo belangrijke plaats in de vruchtwisseling gekregen, dat het geheele bedrijf daarnaar is ingericht en weglating, of zelfs belangrijke inkrimping van den verbouw, niet mogelijk zoude zyn, zonder de allergrootste stoornis te veroorzaken. Opgemerkt mag daarbij worden, dat de beetwortel-cultuur, zooals die thans wordt gedreven in stryd met het meermalen en ook in Uwe vergadering, bij de behandeling der laatste suikerwetten, door enkele leden geuite gevoelen naar het oordeel van adressante volstrekt niet tot uitputting van den bodem, of op den duur tot verarming van den land bouwer leidt, doch dat integendeel juist door de hooge eischen, die de beetwortel aan den verbouwer stelt, overal waar die vrucht op eenigszins groote schaal wordt verbouwd, de landbouw zich moet ontwikkelen. De streken in ons land, waar die cultuur sedert jaren inheemsch is, behooren in het algemeen zonder twijfel dan ook tot die, waar de landbouw, èn wat bemesting èn wat zorgvuldige bewerking aangaat, op hoogen trap staat. Dat ook naar adressantes meening niet over het hoofd gezien mag worden, dat voor de bewerking van één hectare beetwortelen ongeveer evenveel aan arbeidsloon moet betaald worden, als voor pl. m. 2'/, hectare gerst en tarwe en voor 3 hectaren rogge of haver, zoodat vermindering van den bietenverbouw, vooral nu de vlascultuur steeds achteruit gaat, ook voor den werkman in de bouwstreken een bijna niet te overkomen verlies zoude opleveren. Dat, moge uit het bovenstaande blijken welke belangrijke plaats de beetwortel heeft ingenomen, het ook duidelijk is, dat de prijs van dat gewas toor den landbouw van het allerhoogste belang is, ja voor vele streken zelfs eene levens vraag wordt. Nu hangt die prys naar adressantes meening ten minste indirect voor een groot deel af van de te ver leenen bescherming. Al wordt toegegeven, dat, als gevolg van de lage graan prijzen en het daarop gevolgd groot aanbod van land voor bietenverbouw, door den Bond van beetwortelsuikerfabri- kanten niet altijd de prys gegeven werd, die mogelijk ware geweest, zoo moet niet uit het oog verloren worden, dat de toestand nog geheel anders zoude geweest zijn, indien de bescherming de fabrikanten niet in staat gesteld had hunne fabrieken geducht uit te breiden. Die uitbreiding moet niet alleen den bietenprijs ten goede komen, doch maakt het reeds nu mogelijk, dat provinciën, zooals Friesland en Groningen, die vroeger geen of slechts weinig beet wortelen verbouwden, in de voordeelen dier cultuur kunnen deelen, zoodat toch indirect een grooter deel der bescherming dan zelfs vele landbouwers meenen, .in de zakken der bieten verbouwers terecht komt. Dat adressante daarom, met de Regeering het voortduren der bescherming een dringend landbouwbelang achtende, het zeer betreurt dat het thans bij Uwe vergadering inge diende wetsontwerp bij al het goede dat het ook voor den landbouw bevat, hoogst waarschijnlijk zal moeten leiden tot beperking der cultuur en noodzakelijke uitbreiding zal tegenhouden. Dat, wel is waar, in de memorie van toelichting wordt vermeld, dat de fabrikanten om het maximum der premie te genieten verplicht zullen zijn op ruime schaal met de landbouwers te contracteeren, doch dat er daarbij niet voldoende is op gelet, dat eene productie door de gezamen lijke fabrikanten van 66 millioen KG. witte suiker, waarop dat maximum berekend is, reeds nu veel te laag is. Werden in de campagne 1895/96 reeds ruim 90 millioen K.G. gepro duceerd, in 1896/97 zal dat bedrag, let men op den uitzaai, in normale omstandigheden aanzienlijk hooger zijn, terwijl het zelfs in de meest ongunstige heel wat boven de 66 millioen zal blijven. Als gevolg van die grootere productie zal de premie, bedoeld in artikel 67 2 van het ingediende wetsontwerp, voor 1896/97, in plaats van 3,50, waarschijnlijk slechts 2,30 a 2,40 per 100 K.G. witte suiker bedragen, een bedrag dat in het ontwerp eerst voor 1904/5 gewenscht wordt, terwyl zelfs, al breidt de cultuur zich met zoo sterk uit als in de laatste jaren, de piemiën spoedig tot een bedrag zullen dalen, dat, èn voor landbouw èn voor industrie, te laag wordt. Reeds van af den aanvang zal dus, uit het oogpunt van te verkrijgen premie beschouwd, elke prikkel voor den fabrikant, om do cultuur uit te breiden, verdwenen zyn en zal het zelfs spoedig voor hem noodig wezen die te beperken. Dat beperking mogelijk is, in de memorie van toelichting wordt daarop reeds terecht gewezen, bewijst de campagne 1891/92, en dat ze in hooge mate schadelijk voor den land bouw zoude zijn, behoeft zeker, na al het bovenstaande, bijna geen betoog. Niet alleen zullen de ver van de fabrieken afgelegene streken, zooals Friesland en Groningen, waar schijnlijk de cultuur moeten staken, doch overal zal spoedig het aanbod van bietenland in eene ongunstige verhouding tot de vraag ^omen, waardoor de bond van beetwortel fabrikanten, bij de groote moeilijkheid, verbonden aan het stichten van nieuwe fabrieken, tot groot nadeel van den landbouw, de prijs zal kunnen drukken. Met vertrouwen verwacht adressante, dat Uwe vergadering zal willen medewerken, om het bezwaar, dat dit ontwerp voor den landbouw heeft, zooveel mogelijk op te heffen en, kan het zijn, nagenoeg geheel te doen verdwijnen. Op de meest afdoende wijze zoude dit zeker kunnen geschieden door weglating der maxima, in art. 67 2 vermeld, des noods gepaard gaande met eene matige vermindering van de in dat artikel genoemde premie per 100 K.G. suiker. Toegegeven moet evenwel worden, dat die wijziging de mogelijkheid zoude doen ontstaan, dat, bij eene buitensporig groote uitbreiding der cultuur, het totaal bedrag der premie zoo hoog zoude kunnen worden, dat zij een te groot deel van de opbrengst van den suikeraccijns zoude verslinden. Het middel om van de schatkist geen te groote offers te vergen en tevens eene regelmatige, zij het dan ook niet onbeperkte uitbreiding der cultuur mogelijk te maken, wordt, naar adressantes bescheiden meening, aangegeven in het aan Uwe vergadering door het Ned. Jandbouw-comité ingediend adres. Het daarin uiteengezette stelsel maakt eene geleidelijke uitbreiding der cultuur mogelijk, zonder dat daardoor de premie verlaagd wordt en beperkt de door den staat, zelfs bij de grootst mogelijke uitbreiding te geven premiën tot bepaalde maxima, die, wel is waar, grooter zyn dan in het ontwerp, doch die, in verhouding tot de zoo groote belangen, welke industrie, landbouw en arbeid bij de suikercultuur hebben, toch nog niet buitensporig kunnen genoemd worden. Die hoogere maxima zullen slechts bij groote uitbreiding, welke voornamelijk uit de noordelijke provinciën moet komen, bereikt worden, terwijl de in het adres aangegevene aanzienlijke verlagingen der premiën per 100 ILG. suiker, het zeer goed mogelijk maken, dat, blijft de uitbreiding uit, de staat minder zal hebben uit te keeren dan volgens het onveranderd wetsontwerp. Resumeerende verzoekt adressante Uwe vergadering eer biedig doch dringend, aan het ingediende wetsontwerp slechts dan Uwe goedkeuring te verleenen, wanneer daarin worde aangebracht de door het Ned. landbouw-comité gevraagde wijziging van art 67". Bij het adres is een toelichting gevoegd om te doen zien, hoe die wijziging de aan de beetwortelsuikerfabrikanten te verleenen afschryvingen gedurende 10 jaar doet dalen. De premiën zouden dan worden in het jaar 1896—1897: 3,25 voor elke 1000 K.G. W. B. en in 190607: 1,50. Dien tengevolge zou over 1896/97 moeten worden uitgekeerd ten hoogste 3,250,000 en elk jaar f 100,000 minder tot f 2,250,000 in 1906—07, vertegenwoordigende het eerste cijfer een productie van 931 millioen, het laatste van 1400 millioen beetwortelen. De «Vereeniging van beetwortelsuikerfabrikanten in Ne derland" voorzitter de heer J. Carp en secretaris de heer Joh, C. Veenhuijzen heeft tegelijkertijd aan de Kamer een adres gezonden, waarin zij bij voorbaat volkomen adhaesie betuigt aan al wat de latdbouw aan de Kamer zal vragen, tot instandhouding en bevordering van de belangeD van de beetwortelcultuur. De vereeniging verklaart daarin, dat, daar de premie een integreerend deel vormt van den prijs der beetwortelen, de beetwortelsuikerindustrie daarbij slechts iu zooverre belang heeft als de mogelijkheid van een Joonende beetwortejcultuar daarvan afhankelijk is en zij dus ook slechts kan bestaan, zoolang de landbouw haar de grondstof kan verschaffen. Weekmarkt te Zierikzee, 12 Maart 1896. Boterprijzen: De Boter is verkocht voor 60, 65 en 67'/9 Ct. de 5 Hectogram. Kip-eieren: De Kip-eieren zjjn verkocht voor /0,50, f 0,75, 0,77 '/a en ƒ0,80 per 25 stuks. STOOMBOOTOIEWST Maart 1896. Amsterdamsche tijd. Van MIDDELBURG: Van ZIERIKZEE; s morg. Zaterd. 14 7,40 Zondag 15 Maand. 16 Dinsdag 17 Woensd. 18 Dond. 19 Vrijdag 20 7,40 7,40 7,40 7,40 7,40 7,40 midd. 3,— s morg. Zaterd. 14 6, Zondag 15 11,30 Maand. 16 7,50 Dinsdag 17 7,50 Woensd. 18 7,50 Dond. 19 6,30 Vrijdag 20 7,50 5 midd. 3,30 3,30 3,30 3,30 3,30 3,30 Indien reizigers van Zierikzee naar Goes, bij den Agent te Zierikzee, vóór het vertrek der Boot, (tijdig voor de ochtendreizen op den voorafgaanden avond, vóór 8 uur) plaats nemen voor den wagen veer, zal om een bijwagen zoo noodig naar Goes worden getelegrafeerd. Schipper A. VAM OER HUCHT vertrekt 14OCnSllftg van Zierikzee naar Mid delburg en des Vl*H<lag-iUtllli«l<la£i9 van Middelburg naar Zierikzee. Op 15 Maart aanst. hopen onze geliefde Ouders J. J. BEI JE en A. P. FLOHIL hunne 35-jarige Bchtvereenlging te herdenken. Oosteblan», 13 Maart 1896. Hunne dankbare Kinderen. Ondertrouwd J. N. BOUMAN OoSTERLAND, Duivendijke, T. C. BOOGERD. 11 Maart 1896. Heden overleed zacht en kalm, na eene 3Iheid van eenige weken, onze geliefde Vader en Behuwdvader •Bacol» va» de Bdude, in den ouderdom vau 62 jaar en 5 maanden. Zonnemaire, 13 Maart 1896. Uit aller naam, C. v. d. LINDE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1896 | | pagina 1