ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 11 Januari 1896.
Directeur-Uitgever J. WA ALE
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Eerste Blad.
BEKENDMAKING.
KENNISGEVING.
NIEUWSTIJDINGEN.
Yerachgnt DINSDAGDONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden ia f 1,30, franco per poet
f i,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
52ste JAARGANG. No. 6715.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cta., kunnen uiterlijk tot de«
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode"
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zjerikzee;
Gelet op artikel 230 der Gemeentewet, en op de circu
laire van de Gedeputeerde Staten dezer provincie van
8 Augustus 1879, no. 5 (Prov. blad no. 73 van dat jaar);
Brengen ter algemeens kennis, dat bij hen het voornemen
bestaat aan den Gemeenteraad voor te stellen, een gedeelte
van het Kraanplein en een gedeelte van het Havenplein, ge
durende het tijdvak van 7 September 1896 tot en met
19 September 1896 aan dan openbaron dienst te onttrekken
voor het verstrekken van standplaatsen ter gelegenheid van
de aanstaande te houden jaarmarkt.
Zij, die bezwaren mochten hebben tegen die onttrekking
van grond aan den openbaren dienst, kunnen deze aan
Burgemeester en Wethouders schriftelijk kenbaar maken
vóór den 13 Januari aanstaande.
Zierikzee, den 6 Januari 1896.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de Ingezetenen, dat er op Maandag den
313 Januari e.k., des namiddags te uur,
op het Raadhuis, eene openbare Vergadering van den
Gemeenteraad zal gehouden worden.
Zierikzee, den 10 Januari 1896.
De Burgemeester,
CH. W. VERMEIJS.
ZAKEN TER TAFEL TE BRENGEN:
Mededeeling van ingekomen stukken. Voorstellen van
Burgem. en Weth. tot verpachting van eenige standplaatsen,
bij gelegenheid der aanstaande kermis; tot onderhandsche
verpachting van >>de Val" en de daarvoor gelegen buiten
gronden of vooroevers; tot uitgifte in erfpacht van de
oppervlakte gemeentegrond, bekend onder den naam van
*de Kleine Werf"; enz.
Algemeen Overzicht.
Weinig dachten wij, toen we ons Jaaroverzicht
de vorige week besloten met den wensch, dat in
dit jaar alle hangende quaesties zouden worden
opgelost, dat op den eersten dag van het pas-
begonnen jaar eene tijding door Europa varen zou
van verstoring van vrede, die overal eene groote
ontroering teweegbracht. Op 1 Januari toch kwam
over Duitschland het bericht, dat eene gewapende
menigte vrijbuiters onder aanvoering van dr. Jameson
de grenzen van Transvaal waren overgetrokken en
de onafhankelijkheid dier jonge Republiek bedreigde.
Wat is de oorzaak dier beweging? Om dit na te
gaan is het noodig ons te herinneren, dat Transvaal
in de laatste jaren niet is vooruitgegaan, maar
vooruitgevlogen. De geleidelijke ontwikkeling die
het noodig had door te maken om van een
patriarchalen toestand, waarin het verkeerde, te
komen tot de hoogte van een tegenwoordig modernen
staat, en die zonder schokken moest plaats hebben,
is door de ontdekking der rijke goudvelden ernstig
verstoord gewordeD. Daardoor toch zijn duizenden
aan duizenden, belust om zich in korten tijd rijk
dommen te verwerven, daarheen getogenmenschen
van allerlei rang en stand uit alle landen, maar
toch onverschillig welk verschil er bestaat tusschen
hen in afkomst, geboorte of ontwikkeling, gekomen
uit beschaafde landenwaar de nieuwerwetsche
denkbeelden reeds lang heerschten. En nu ligt het
voor de hand, dat die duizenden aan duizenden de
denkbeelden, waarin ze waren opgegroeid, bij het
betreden van den Transvaalschen bodem niet konden
op zij zetten, maar dat die denkbeelden in botsing
kwamen mot de daar heerschende gewoonten en
zeden. Zij trachten er hunne denkbeelden ingang
te doen vinden, niet altijd op eene bezadigde wijze,
en toen hun dat niet gelukte, toen meenden zij,
die daar gasten en vreemdelingen waren, het recht
te hebben te eisebea, dat de gewoonten van Transvaal
gewijzigd zouden worden naar hunne behoeften,
naar hunne meeningen, want zij waren de grootsten
in aantal, dus de sterksteu. Het zal onzen lezers
wel niet verwonderen, dat de Transvaalsche boers
niet erg geneigd waren aan dien eisch dadelijk
gevolg te geven, te meer niet, daar onder die
vreemdelingen, uitlanders" zooals de boers hen
noemen, de Engelschen verreweg het grootst in
aantal zijn, en er om begrijpelijke redenen nog
altijd eene sterke antipathie bestaat tusschen de
Transvalers en de Engelschen. Voor de laatsten
toch is de onaf hankelijke Roerenrepubliek in Zuid-
Afrika een doorn in het oog en met onverholen
vrees zien de boeren het aantal Engelschen in- en
om hun land steeds vermeerderen. Dat er in dien
gespannen toestand verandering komen moest, lag
voor de hand. De uitlanders maakten een manifest
openbaar, waarin zij beweerden goede burgers der
Republiek te kunnen zijn en tevens goeds onder
danen van Koningin Victoria te kunnen blijven en
daarbij te eischen, de instelling van de Republiek
als een werkelijke Republiek; een grondwet, ont
worpen door bevoegde personengekozen door
vertegenwoordigers van hét geheele volkbillijk
kiesrecht en behoorlijke volksvertegenwoordiging;
gelijkstelling van de Hollandsche met de Engelsche
taalverantwoordelijkheid van de hoofden der
departementen aan de wetgevende macht; instelling
van onafhankelijke rechtbanken met bezoldigde
rechtersliberaal, neutraal, onderwijseen burgerlijk
bestuur, goed georganiseerd en vrijhandel voor
Zuid-Afrikaansche producten. Wanneer we deze
eischen zoo oppervlakkig lezen, komen zij ons niet
iu allen deele onbillijk voor; maar men bedenke in
de eerste plaats dat het toch niet aangaat voor
vreemdelingen om aan de Regeering van het laDd
eischen te stellen, en ten tweede, dat de uitlanders
niet zoo geheel en al van rechten verstoken zijn,
als uit die eischen zon blijken. Het zou ons te ver
voeren voor do ruimte, waarover we mogen beschikken,
dit na te gaan, alleen zij hier herinnerd, dat zij,
die zich laten naturaliseeren, reeds na twee jaar
verblijf in de Transvaal het kiesrecht voor de
Tweede Kamer hebben, en dus aan deu wetgevenden
arbeid kunnen deelnemen. Dit is zeker, dat, wanneer
aan al de eischen der uitlanders, of van de National
Union, die voorgeeft uit hun naam te spreken,
werd voldaan, Transvaal weer zeer spoedig zijne
onafhankelijkheid zou verloren hebben en Engeland
weer den baas daar spelen zou; en dat is eigenlijk
de spil waar alles om draait. Engeland weer in
het bezit van de Transvaal, dit is doel, en nu
moge de Engelsche Regeering alle verantwoordelijk
heid voor de handelingen van Jameson van zich
afschuiven, ja zelfs zich verontwaardigd toonen
over diens inval en den President van Transvaal
hartelijke félicitatie-telegrammen seinen, met betui
gingen van sympathie, het is voor Transvaal en voor
allen die Transvaal liefhebben, een beugelgke
gebeurtenis dat Jameson is geslagen cn de beweging
dus voorloopig den kop is ingeknepen. Voor
Transvaal heeft het gebeurde deze goede zijde gehad,
dat, het. heeft kunnen zien, dat hot, wanneer er
werkelijk een aanval op zjjne onafhankelijkheid werd
gedaan, het niet alleen zou staan in den strijd.
Duitschland's Keizer stond vooraan in de rij van
hen, die openlijk hunne sympathie aan de Transvalers
betuigden. Het telegram, waarin hij dit deed, werd
reeds medegedeeld. Engeland neemt vooral daarin
de woorden kwalijk: >en tegenover die indringers
van buiten, de onafhankelijkheid des lands te hand
haven". Die onafhankelijkheid van Transvaal is de
nachtmerrie voor Engeland; het beschouwt Transvaal
als een leenstaat van het machtige Albion, en wil
zijne rechten als vasal niet prijsgeven. Of het op
den duur niet zal moeten De strijd tusschen
Transvaal en Engeland is nog wel niet gekomen,
maar komen zal hij, en wanneer hij komt, dan zal
Transvaal aan zijn zijde vinden alle rechtgeaarde
menschen, van welke tong of natie zij wezen mogen,
want dan is het de strijd voor recht die gestreden
worden zal. De verbittering van Engeland op
Duitschland en Frankrijk, dat eveneens de zijde der
Transvalers kiest, is groot. Allerlei plannen worden
den Duitschers toegeschreven, plannen die waar
schijnlijk nooit bij den Duitschen Keizer zijn
opgekomen. Wat bet einde zijn zal van deze ver
wikkelingen, is moeilijk te voorzien, doch ten einde
zijn ze nog niet. Het was, omdat we meenen, dat
we in de toekomst op het gebeurde zullen moeten
terugkomen, dat we thans daaraan ons Overzicht
wijdden, met terzijde lating van het vermelden van
de speeches ter gelegenheid der Nieuwjaarsrecepties
aan de verschillende Hoven gehouden.
Transvaal.
Pretoria, 7 Jan. De regeering zon docu
menten bezitten, waaruit bewezen kan worden dat
de troebelen geheel het gevolg waren van een kom-
plot, dat de inlijving van de republiek ten doel had.
Kaapstad, 7 Jan. Hier is een telegram
ontvangen, dat dr. Jameson in handen van sir
Hercules Robinson gesteld is.
De depGche meldt verder, dat president Kriiger
er in heeft toegestemd, de kwestie van hervormingen
in overweging te nemen.
Namens de Koningin van Engeland is aan
President Paul Kriiger eene depêche gezonden,
waarin H. M. verklaart, met groot genoegen ver
nomen te hebben, dat hij besloten heeft de krijgs
gevangenen aan de Regeering over te leveren. Deze
daad zegt H. M. zal strekken tot verhooging
van de eer Uwer Excellentie en zal bijdragen tot
den vrede in Zuid-Afrika en tot eendrachtige'samen
werking tusschen de Engelsche - en Hollandsche
rassen, die noodzakelijk is voor den bloei en de
ontwikkeling van Zuid-Afrika in de toekomst.
Landverhuizing naar de Transvaal.
In den laatsten tijd zijn in de Zuid-Afrikaansche
Republiek talrijke stemmen opgegaan om den on
rustbarenden toevloed van landverhuizers te beperken.
In de beide laatste weken van November kwamen
te Kaapstad tusschen de 1100 en 1200 emigranten
aan, waarvan de meesten zoo spoedig mogelijk naar
het Noorden trokken. Dat onder die heilzoekende
vreemdelingen velen zijn, die in het nieuwe land
komen om daar agitatie te wekken, heeft de onder
vinding der laatste dagen maar al te duidelijk
Een der couranten, alhier uitgegeven, schrijft
De Transvaal en Mashonaland hebben mijnwerkers
en handwerkslieden noodig, hoewel ook hier de vraag
haar grenzen heeft. In zooverre echter de nieuwe
emigranten voor kantoor en magazijn zijn opgeleid
of hun brood zoeken te verdienen door bezigheid
binnensbuis, zullen zij grootelijks teleurgesteld
worden. Wanneer de stroom niet gestuit of gematigd
kan worden, zullen de gevolgen niet te overzien
zijn. Zuid-Afrika was nooit een land als de Vereenigde
Staten, waar een arbeidzaam man zeker kon zijn
werk te vinden.
Het is waar datde landen aan gene zijde der
Oranje-rivier snel vooruitgaan en het niet lang zal
duren of zij zullen in staat zijn een zeer grooten
toevloed van emigranten te ontvangen; maar op
het oogenblik komt het ons voor dat de »boom"
in de emigratie evenzeer als in do aandeelenmarkt
te groot is. Zij, die in staat zijn door handenarbeid
in hun onderhoud te voorzien, behoeven niet bevreesd
te zijn naar hier te komenmaar klerken, winkel
bedienden en schrijvers doen beter door een contract
aan te gaan voor zij het vaderland verlaten of de
middelen mede te nemen om het t» kunnen uithouden
totdat er zich een betrekking opdoet.
Maar er is nog een andere grond, waarom deze
plotselinge vermeerdering van bevolking ernstige
overweging vereischt. Het land is nu reeds niet in
staat de geheele bevolking van voedsel te voorzien.
De oorzaak ligt niet hierin, dat Afrika niet genoeg
kan opbrengen voor tienmaal meer inwoners dan
thans, maar onze landerijen liggen braak en zonder
watertoevoer; onze veestapel is onbeschut en in
den winter halfdood, en een groot aantal boeren
brengen bijna niets ter markt: daarom wordt onze
afhankeljjkheid van vreemde toevoerbronnen hoe
langer hoe meer verontrustend.
Het is thans de plicht der verschillende regeeringen
om ernstige middelen aan te wenden, ten einde
zooveel mogelijk de meest gewenschte emigranten
hierheen te roepen en hen op kleine, vruchtbare
plaatsen, waar goed water is, te laten wonen.
Door 't uitvoeren van irrigatiewerk op groote
schaal en het verstrekken van de noodige hulp aan
landeigenaren, die den regen op hun farm willen ten
nutte maken, zou men een stap in de goede richting
doen.
De Uitlanders in Transvaal.
Als men vraagt naar de reden van Jameson's
optreden, krijgt men tot nog toe de meest uiteen-
loopende antwoorden, omdat Jameson zelf nog niet
gesproken had. Central 2-ows komt 8venwel met
het groote nieuws: een barer vertegenwoordigers
heeft een onderhoud gehad met dr. Jameson, den
3en Jan. en hij seint daarover:
Nadat Jameson en zijn troepen zich hadden
overgegeven, werden do officieren onder bewaking
naar Pretoria gebracht. Zij droegen hun ongeluk
dapper.
Met toestemming van der officier, die de Boersche
troepenmacht commandeert j, verkreeg ik een onder
houd mot dr. Juoieson.
De doctor zei: »Ik trok alleen over de grenzen
naar aanleiding van de dringende beden, welke mij
gezonden werden, en omdat ik oprecht geloofde,
dat het leven van een groot aantal mannen en
vrouwen onder mijn landgenooten in gevaar was.
Ik ben vertrokken alleen met het doel om hen te
redden en te beschermen.
Ik had de Boers kunnen verslaan, wanneer de
Johannosburgers een poging hadden gedaan om
zichzelf te helpen; wanneer zij slechts de poging
hadden gedaan, welke ik het recht had van hen te
verwachten.
Doch de hulp van Johannesburg kregen wij te
Krügersdorp niet. Wij konden er ons niet door
slaan en wij vochten, tot wij neervielen van uit
putting en onze ammunitie verschoten was.
De Boers hadden een sterke positie en een sterke
troepenmacht. Wij konden ben niet ontwijken.
Doch wanneer de Johannesburgers alleen den spoor
weg naar Krügersdorp vernield hadden, wat zjj
zeer gemakkelijk hadden kunnen doen door het
opbreken der rails, zouden de verschanste Boers
geen versterkingen en geen geschut hebben kunnen
krijgen en dan zouden zij niet in staat zijn geweest
het tegen onze aanvallen uit te houden.
Nu ging er een trein met amunitie van Johannes
burg uit naar hen toe, terwijl het gevecht reeds
aan den gang was; daardoor werd hun krijgsvoor
raad aangevuld, terwijl de onze steeds verminderde".
Het is wel niet veel wat dr. Jameson vertelt,
maar het antwoord werpt toch eenig licht op de
verhouding tusschen dr. Jameson en de Uitlanders
in Johannesburg. Er blijft nu nog over te onder
zoeken, waarom de Johannesburgers dr. Jameson
aan zijn lot hebben overgelaten.
Wat de Boers nu met hun gevangene zullen
doen? Die vraag heeft de Berlijnsche vertegen
woordiger van de New-York Herald, doctor Leyds
gedaan en hij kreeg daarop het volgende antwoord
Daarover kan •moeilijk iets met eenige zekerheid
worden gezegd.
In de eerste plaats zal hij'zeker terecht moeten
staan voor een krijgsraad, want zijn misdaad is die
van een vreemdeling, die met gewapende macht
een inval doet in ons land. Dit kenschetst vol
doende zijn positie van een wettelijk standpunt.
Wanneer hij gevonnisd is zal het vonnis aan het
uitvoerend bewind worden voorgelegd, dat dan
besluiten moet wat er met hem zal worden gedaan.
Wanneer bet laatste eenstemmig het doodvonnis
goedkeurt, dat waarschijnlijk door den krijgsraad
zal worden uitgesproken, zal de justitie zeer zeker
haar loop nemen. Wanneer er echter het geringste
verschil in de stemming bestaat, kan het vonnis
niet worden ten uitvoer gelegd".
Uit de Transvaal komt volgend verhaal van
het heldhaftig gedrag van een 15-jarig meisje te
Pieter-Maritzburg
De heer De Wet moest naar Johannesburg en
nam ziju vrouw mede, terwijl hij zijn schoonzoon
de zorg over het huis toevertrouwde. Vrijdag ging
deze met zijn vrouw naar een buurman, met het
voornemen om 's avonds terug te keeren, waarin
zij door een onweder werden belet.
Tegen den avond kwam een kaffer naar huis,
met een zakdoek om zijn gezicht gebonden. Der
oudste dochter, eeu meisje van 15 jaar, beviel het
uiterlijk van dien kleurling niet, zij laadde een
geweer en wachtte de dingen af die komen zouden.
Het meisje stak een kaars op; kort daarna werd
er aau de deur geklopt. De inboorling (want hij
was het) die geen antwoord ontving, begon met
een steen op de deur te hameren, maar het baatte
niet, de deur wilde niet wijken. Toen liep hij naar
het venster en sloeg de ruiten in Het meisje schoot
op hem, juist toen hij binnenkwam, maar raakte
hem niet. Inmiddels waren de overige aanwezige
leden van het gezin, een jongen van 9 jaar en
twee jongere meisjes, met de kaars naar de slaap
kamer gegaan.
Zoodra de kaffer binnen was, ontrukte hij het
bevende meisje het geweer en sloeg er haar mede,
totdat het in drie stukken was.
Het kind bleef voor dood liggen.
Hierop trad hij de slaapkamer binnen en begon
de andere kinderen te slaan met het gedeelte van
het geweer, dat hij nog in de hand had. Een der
meisjes ontving een diepe snede over het voorhoofd tot
aan het oog; men vreest voor haar leven.
Inmiddels was het oudste meisje in de voorkamer
weer bijgekomen. Toen zij de angstkreten van de
andere kinderen hoorde, snelde zij naar de slaap
kamer en den kaffer grijpende, wierp zij hem op
den grond en hield hem vast, terwijl haar oudste
broertje een der planken van de houten bedstede
nam en er den kerel twee malen mede op het hoofd
sloeg.
De kaffer wist zich echter los te worstelen en
vluchtte, waarop het meisje naar de buren ging
om hulp. De kaffer werd den volgenden morgen
gevonden in de droge bedding van een rivier.
Engeland.
loonden, 8 Jan. Het dadelijk uitrusten van
een vliegend eskader van zes oorlogsschepen wordt
officieel bevestigd. Naar men verzekert zullen de
troepen in Zuid-Afrika versterkt worden.
Het nieuwe eskader zal zich gereed moeten houden
om zich naar elk punt te begeven waar het noodig
is, hetzij tot versterking eener reeds uitgezonden
vloot, hetzij tot vorming eener afzonderlijke strijd
macht.
De Times beweert tevens, dat is besloten tot het
zenden van schepen naar Delagoabaai.
Een telegram, Dinsdag door sir Hercules
Robinson uit Pretoria aau Chamberlain gezonden,
luidt: Johannesburg heeft zich hedenmiddag on
voorwaardelijk overgegeven. De wapenen werden
uitgeleverd. Krtiger heeft 2ijn voornemen te kennen
gegeven, Jameson en de overige gevangenen aan de
grens van Natal over te leveren aan den gouverneur
van de Kaapkolonie. De crisis is voorbij; alle
gevaar op verdere vijandelijkheden is uit den weg
geruimd".
Indië.
Men schrijft uit Atjeh aan de Tel..-
Generaal Vetter is hier geweest, doch welken
indruk hij van Atjeh medegenomen heeft, is niet
te zeggen, wijl Z E. zich nooit uitlaat en alle over
denking voor zich zelf houdt.
Het feit, dat hij nu en dan onder vuur werd
genomen tijdens bet bezoeken der buitenste posten,
was voor den inspecteur het zekerste bewijs dat de
Atjeher het >main passang" niet verleerd is. Buiten
de linie der tijdelijke posten, wemelt het nog van
vijanden, en zoolang die z.g. kwaadwilligen niet
onderworpen zijn, zal te Atjeh nooit vrede zijn.
Volgens de geruchten zullen de tijdelijke posten
permanente versterking worden, maar dan dient het
garnizoensbataljon ook met eenige compagniön ver
meerderd te worden, daar het niet aangaat dergelijke
onnoodige bentings door de veldbataljons te doen
bezetteD, corpsen die sinds 1893 daarvoor uit bet
verband gerukt zijn en zoo weinig gevechtskracht
kunnen ontwikkelen, dat men te Segli den vijand
straffeloos moet toelaten, onze versterking dagelijks
te beschieten ja zelfs met geschutvuur te teisteren.
In machtelooze woede moet de bezetting het dulden,
dat de post voortdurend getart, uitgejouwd en be
schoten wordt.
Velen hadden dan ook liever gezien dat het bestuur
te Atjeh, in stede van een rijksdaalderspolitiek te
volgen, meer kustplaatsen bezet had, om zoodoende
den Atjeher beter de duimschroeven aan te zetten
en tot onderwerping te dwingen.
Door onze linie uit te breiden is men verplicht
geweest nieuwe posten op te richten en onze krachten
te versnipperen, terwijl tevens een transport- en
patrouille-dienst in 't leven is geroepen, welke de
guerilla opnieuw aanwakkert.
Het is waar, 't zijn slechts kleine benden, die
ons voortdurend opwachten en beschieten, maar dit
is juist de taktiek der Atjehers. Toen generaal
Vetter de linie bezocht, moesten overal hinderlagen
gelegd worden, geen duidelijker bewijs hoe onveilig
het te Atjeh nog altoos is.
Jammer dat de oude Panglima Tiban overleed
kort voor Vetter's komst. Deze trouwe Atjeher,
van Klingaleesche origine, heeft Z.Ex. vroeger te
Atjeh als kapitein gekendvoorzeker had de leger
commandant van den grijzen Panglima meer gehoord,
dan anderen hem durven raeedeelen.
Het schijnt, dat de Atjehers onverbeteljjk zijn,
want, naar wij vernemen, moet de marine bet weer
druk hebben.
Zoolang wij geen meester zijn van de kust zal
èn het verzet èn de zeeroof niet ophouden, te minder
omdat de Atjeher ook gesteund wordt door de
Mohammedanen uit de Straits".
De gezondheidstoestand is bevredigend, doch, trots
de wekelijksche desinfectie der" kazernes, kleeding,
enz., blijft de beri-beri-baccil ons veel kwaad doen.
Het is opmerkelijk, dat de Atjeher van die ziekte
geen last heeft.
Daar het nu bijna een jaar is geleden, dat
de troepen van de expeditie naar Lombok zijn
teruggekeerd, is het oogenblik gekomen om eens
te resumeeren welke verliezen gedurende de expeditie
en als een gevolg daarvan door het leger zijn ge
leden
Het aantal gesneuvelden is als volgt
15 officieren, 96 Europeesche, 34 Amboineesche
en 30 inlandsche militairen.
Aan bekomen wonden overleden:
5 officieren, 18 Europeesche, 10 Amboineesche
en 14 inlandsche minderen.
Als een gevolg van daarbij bekomen ziekte, ver
moeienis of uitputting zijn sedert overleden: 175
Europeesche, 33 Amboineesche en 38 inlandsche
militairen.
Van het aantal door den vijand gewonden, werden
sedert afgekeurd: 97 Europeesche (waarvan aan 71
verhoogd of gewoon gage ment), 46 Amboineesche
(waarvan aan 44 verhoogd of gewoon gagement)
en 45 inlandsche militairen (waarvan aan 41 ver
hoogd of gewoon gagement werd toegelegd). De
overige 26 man Europeanen werden tijdelijk onge
schikt geacht en naar Nederland opgezonden, terwijl
aan twee Amboineezen en vier inlanders een onder
stand voor eens werd toegekend.
Amerika.
De zilverkoning John W. Mackay laat op een
der kerkhoven te New-York een mausoleum bouwen,
waarin het stoffelijk overschot zal rusten van zijn
zoon, die in Frankrijk door een val van zijn paard
om het leven is gekomen. Het terrein is aangekocht
voor 38,000 dollars en het monument, dat iu
renaissauce-stijl is ontworpen, kost van uitvoering
een half millioen.
Italië.
Iu de St. Pieter te Rome geschiedde Dinsdag een
vreeselijke zelfmoord. Een oude Napoliiaan, voor
malig omnibus-conducteur, plaatste zich midden
voor het hoogaltaar en sneed zich met een scheer
mes den hals af. Stervend werd hij weggedragen.
De kerk, die onmiddelljjk gesloten werd, moet nu
opnieuw gewijd worden.
De Paus zal eerlang eene encycliek uitvaardigen,
welke niet, gelijk doorgaans, aan de katholieken,
maar aan alle Christenen gericht is en in de eerste
plaats aan hen, die niet tot de R.-Kath. kerk be-
hooren.
Daarin zal de voortreffelijkheid van de Roomsche
kerk betoogd en een poging gedaan worden, anders
denkenden tot die kerk te bekeeren.
Hoe Paus Leo XIII zijn encyclieken maakt, wordt
in Ze Temps verhaald. Er wordt groote zorg aan
besteed. De Paus begint met zijn onderwerp rijpelijk
te overdenken. Als hij daarmee gereed is, deelt hij
een zijner kardinalen of prelaten zijn plan mede.
Deze werkt het uit en brengt het door hem opge
maakte stuk aan den Paus, die het dan omwerkt,
verbetert, aanvult of verkort.
Dan gaat het stuk in het Italiaansch geschreven
naar een prelaat, die het ambt van Latijnsck
secretaris vervult. Deze, die doorkneed is zoowel iu
het klassieke als in het kerklatijn, vertaalt het iu
het latjjn, de taal der kerk, welke in den loop der
tijden nagenoeg onveranderd is gebleven, zoodat b.v,
een encycliek uit de 12e eeuw en een uit deu
tegenwoordigen tijd moeilijk zjjn te onderscheiden.
De vertaling wordt gedrukt en weder aan den
Paus gegeven, die bet stuk opnieuw, met groote
zorg herziet. Het hoofd der kerk is namelijk zeer
nauwkeurig op zijn stijl en zjjne uitdrukkingen en
steeds er op uit, de juiste bewoordingen te kiezen,
omdat een verkeerd begrepen woord zooveel be
derven kan.
Soms wordt de encycliek nog aan het oordeel
Yan een of weer kardiualen onderworpen en eindelijk,
na nogmaals door den Paus herzien te zijn, op de
drukkerij van het Vaticaan afgedrukt.
Dan is het stuk gereed; maar het gaat dan nog
niet de wereld in. De Paus bewaart het soms nog
maandenlang, om het geschikte oogenblik voor de
openbaarmaking af te wachten.
Frankrijk.
Niet minder dan 22 gekroonde hoofden, of ver
moedelijke troonopvolgers bevinden zich thans voor
een langdurig verblijf tusschen Mentone en Cannes.
Het zijn de keizer en keizerin van Oostenrijk, de
koningin van Engeland, ex-keizerin Eugenie, de
grootvorsttroonopvolger van Rusland, de graaf en
gravin Caserta, de groothertog en gi'Oothertogin
van Mecklenburg-Schwerin, de hertogin-weduwe
van Coburg- Gotha, de grootvorst en grootvorstin
Peter, de grootvorsten Michaül en Alexis, prins
Nicolaas van Montenegro, de hertog en de hertogin
van Leuchtenberg.
Duiischland.
De Dnitsehers spreken hunne sympathieën voor
de Transvalers op klinkende wijze uit. Voor de
gewonde Boeren worden gelden bijeengebracht; oe
Hamburg is reeds f 60,000 gecollecteerd. De heer
Lippert, een in Transvaal gevestigd Duitscher, die
nu te Berlijn vertoeft, ging voor met een schenking
van f 24,000. Te Berlijn en te Hamburg worden
openbare bijeenkomsten gehouden, waarin openlijk
tegen de vijandige politiek der Engelschen tegen
Transvaal is geprotesteerd.
Met het doel brood te bakken, rechtstreeks
uit graan, zonder dat vooraf tot meel te malen,
heeft zich te Berlijn eene Naamlooze Vennootschap
gevormd. Als voordeelen worden genoemd grooter
voedingsgehalte en lager prijs.
Eene treurige familiegeschiedenis wordt uit
Leipzig bericht.
Een geacht börger dier stad trouwde jaren ge
leden met eene vrouw, die bij innig liefhad.
De echtgenooten leefden zeer gelukkig, totdat
opeens, na de geboorte van het vierde kind, de
vrouw aanvallen van zwaarmoedigheid en zins
verbijstering kreeg. Haar toestand verergerde steeds.
Eindelgk moest zij als volslagen krankzinnig naar
een gesticht gebracht worden. De dokters ver
klaarden haar voor ongeneeslijk, en haar man, die
voor zijn zaken het grootste gedeelte van den dag van
huis was, liet zich, na verloop van eenigen tijd,
scheiden van zijn ongelukkige vrouw, om eene
tweede moeder aan zijn kinderen te geven.
En thans, na verloop van tien jaren, ontving
de man, die zijn eerste vrouw nog steeds met wee
moed, als een doode, herdacht, uit het krankzinnigen
gesticht de t|jding, dat de ongelukkige vrouw
volkomen genezen is en eerstdaags ontslagen kan
worden.
De beklagenswaardige man staat nu tusschen
zijn tweede vrouw, die hij heeft leeren hoogachten
en waardeeren, en zijn eerste, teerbeminde vrouw,
die nog niets van de echtscheiding weet en die met
verlangen het tjjdstip tegemoet ziet, waarop zij
weder vereenigd zal worden met haar geliefden man.
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad
LANUVOUW.
Een Ministerie van Landbouw.
De heer G. Zijlma, lid der Tweede Kamer, geeft
in de jongste aflevering van Vragen des Tijds een
opstel onder bovenstaanden titel om te betoogen dat
een afzonderlijk Departement van Landbouw den
algemeenen toestand toch niet zou verbeteren.
De schrijver herinnert aan de bekende interpellatie
in de Tweede Kamer op 22 Maart 1892 door den
heer Schepel. Sedert bleef de zaak rusten tot het
vorig jaar, toen z|j weder werd besproken, maar
zonder veel warmte. De heer Zjjlma geeft ons een
overzicht van de wenschen der voorstanders van
een Landbouw-Ministerie.
Hoofdmotief voor het oprichten van een Ministerie
voor Landbouw is de gegronde bewering, dat dit
bedrijf stiefmoederlijk wordt bedeeld. De sclirjjver
meent echter, dat de verantwoordelijkheid hiervoor
niet ligt bij de Regeering, wel echter bij de land
bouwers en plattelanders zelf, die veel te lauw zijn,
die zich steeds door de groote steden laten over
vleugelen, hoewel dit na de opheffing der dubbele
kiesdistricten allerminst noodzakelijk is.
Een ander motief is, dat men meent door een
apart Ministerie alle landbouwzaken onder bestuur
van één hoofd te zullen krijgen. Thans ressorteeren
die aangelegenheden onder verschillende departe
menten, doch die verdeeling is niet willekeurig en
vindt haar grond, zoowel in een doelmatige scheiding
van bestuurszaken, als in den aangewezen werkkring
van het departement.
Het is waar, dat Nederland op verre na niet zoo
veel voor den landbouw doet als naburige Staten.
In Denemarken wordt l/70 der begrooting voor dit
voornaamste der volksbelangen uitgegeven, in Frank
rijk Vbsi in Belgiö Vt»i> in Duitschland Vies en
in Nederland maat* l/2S5. Doch daariu zal'een
Ministerie voor den landbouw geen verandering
kunnen brengen. De macht hiertoe berust bij de
geheele Regeering in samenwerking met de wet
gevende macht.
Een Landbouw-Ministerie zou ook zeer kostbaar
zijn; bij de gedurige wisseling der Kabinetten zou
het landbouwbelang licht tot politieken speelbal
gemaakt worden.
Intusschen, de heer Zijlma is er ver van af om
de tegenwoordige behartiging van de landbouw-
ggflHRRMN!MPNNv6flN§