ZIERIKZEESCflli NIEUWSBODE. Zaterdag 28 December 1895. Eerste Blad. BEKENDMAKING. NIEUWSTIJDINGEN. Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 52ste JAARGANG. No. 6709. Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiënvan 13 regels 30 Ct«. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de „Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode" Dit nummer bestaat uit twee bladen. Nieuwjaarswenschen. Wij herinneren onzen lezers, dat de gebruikelijke NIEUWJAARSWENSCHEN oor den prijs van 35 C©HtS a contant in ons blad worden ppgenomen. >tede bezorgd, doch tevens wordt zorg gedragen dat dit op dien morgen door geheel Schouwen, Duiveland, Tholen, Goes enz. kan worden ontvangen. De inzending der Advertentiën voor dat No. bestemd kan geschieden tot Dinsdag 31 December, uiterlijk des namiddags J5 ore. Nationale Militie. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Zierikzee; Gelet hebbende op de bestaande wettelijke bepalingen betrekkelijk de Nationale Militie; Maken bekend: dat het register tot inschrijving van alle mannelijke inge zetenen, welke op den lsten Januari aanstaande hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, dat zjjn degenen welke in 1877 zijn geboren, zal gereed leggen op de gemeente-secretarie vaa den lsten tot en met den 3lsten Januari 1896, van des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur en van des namiddags 2 tot 4 uur; dat voor ingezeten wordt gehouden: 1°. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is vol- Ïens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 4), voor zoover hare bepalingen bij de Wet van den 22 Juni 1893 (Staatsblad no. Ol) voor de toepassing der Wet op de Nationale Militie zijn gehandhaafd 2» hij, die, geen ouders ot voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar waarin hy zich moet laten in schrijven, in Nederland verblijf hield 30, hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt; dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling, behoorende tot eenen Staat waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, ot waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederbeerig- heid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861, Staatsblad no. 72); dat hij, die eerst na het intreden van zjjn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, verplicht is zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving tan te geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet); dat voor de militie niet wordt ingeschreven: 1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten die geen Nederlander is; 2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten; 3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rjjks overzeesche bezittingen of koloniën woont (art. 17 der wet); dat de inschrijving geschiedt: 1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar, in de ge meente waar hij woont; 3'. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hy woont; ■4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder- lander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet); dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge schreven verplicht is zich daartoebij Burgemeester en Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den daar bepaalden tijd aan te geven, en dat bij diens onge- 5teldheid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hun rustende verplichting te voldoen en wordt hun ten overvloede onder de aandacht gebracht dat bij bovengemelde wet onder meer is bepaald: dat met boete van ten minste f 0,50 en ten hoogste f 100 wordt gestraft de (overtreding van artt. 18 en 24 der wet. En is hiervan ter voldoening aan de bepaling van art. 19 der wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), voor de tweede mmil, waar zulks binnen deze gemeente gebruikelijk is, afkondiging geschied. Zierikzee, den 27 December 1895. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CH. W. VERMEIJS, Burgemeester. P. D. DE VOS, J.°-Secretaris. Het kiesrechtontwerp naar zijne innerlijke waarde. Er is in het Voorloopig Verslag over het Kies rechtontwerp eene afdeeling, die, als zij naar eisch ter hand genomen was, inderdaad tot eene principiëele behandeling der zaak had kunnen leidenden Minister althans voor de taak gesteld zon hebben, zijn stelsel op zichzelf te verdedigen. Wij bedoelen die, waarin het ontwerp naar zjjne 'nerlijke waarde wordt beoordeeld. Hier althans ware aanleiding geweest om de grenzen scherp te trekken en de gevoelens groeps gewijze duidelijk tegenover elkander te stellen. Maar ook bier leert men niets anders, dan wat men buitendien reeds wist: dat er veel verschil van gevoelen bestaat over de zaak; dat er zijn die aan Tak's ontwerp de voorkeur gevendat anderen mot van Houten meegaan; dat een derde groep zelfs niet zoo ver wil gaan als van Houten. Maar boe deze laatste groep de grenzen getrokken zou willen zien, verneemt men niet. Trouwens, als men daarmede begon, zou men weldra bespeuren, at bet eenig vereenigingspunt tusschen hen, die A deze derde groep behooren, is hun afkeer van jen uitgebreid kiesrecht, en dat zij uiteengaan, todra zij beproeven de grens aan te geven, die le gevaarlijke van de ongevaarlijke kiezers scheidt, sarom heeft deze groep geen kans om een eigen stelsel te zien aangenomen. Men zou echter ver keerd doen, haar te verwaarloozen. Integendeel, zjj juist moet scherp in bet oog gehouden worden want omdat zij niet alleen mind?r ver wil gaan dan Tak, maar zelfs niet zoover als van Houten, zal het haar, om het zeer zacut uit te drukken, niet teleurstellen als ook van Honten's ontwerp van de baan raakt en het Voorloopig Kiesreglemeut van 1887 voorshands blijft bestaan. Voor de beoordeeling der innerlijke waarde van het ontwerp behoort men echter na te gaan, wat de Takkianen en de aanhangers van het Regeerings- voor&tel ervan zeggen, en voor ons doel heeft vooral het laatste waarde. Dat het oordeel, van de wgla. der van „de^egeecu«L.nitz niet noodig, dit in het licht te stellen. Wat echter voeren de verdedigers van van Honten's ontwerp aan Dat is uitermate zwak. Gezegd wordt, dat het vorig ontwerp is afgestuit op grondwettelijke bezwaren, bepaaldelijk op het gemis van positieve kenteekenen van welstand en geschiktheid. En daarop volgt dan»Uit de Memorie van Toelichting blijkt dan ook duidelijk, dat de Regeering zeer goed beseft, dat eene in alle opzichten bevredigende oplossing van het vraagstuk door haar niet is ver kregen. Het streven der Regeering, om aan het bevel der Grondwet te voldoen, gaf haar intnsschen, naar men meende, aanspraak op welwillende beoordeeling van haar voorstel. In eenvoudigheid staat dezo regeling natuurlijk achter bjj het voorstel der vorige Regeering. Dat voorstel liet, nevens bevoegden, velen, die de noodige geschiktheid en welstand misten, tot de stombus toe. Iets dergeljjks wordt door de betere methode, welke .in hét aan hangig voorstel wordt gevolgd, echter uitgesloten. Het geheel vormt wel degelijk een stelsel, mits men de deelen niet uit elkaar rukke". Hoe steekt dit beroep op de welwillendheid" der tegenstanders af bjj de felheid, waarmede Tak's ontwerp bestreden werdhoe de deemoedigheid, waarmede nu een zacht oordeel gevraagd wordt, bg den hoogen toon, waarop men toen verzekerde niet alleen, dat de Grondwet positieve kenteekenen eischte, maar ook, dat zjj gemakkelijk waren aan te wjjzen! Toen had men ze voor het grjjpcn en nu komt men tot de bekentenis, dat zjj niet te vinden zijn! Met zoovele woorden wordt hier niet door de tegenstanders, maar door de voorstanders erkend, dat het doel niet bereikt is; hier wordt niet de grondslag van het stelsel met nadruk verdedigd; hier wordt een zacht oordeel gevraagd, omdat de Regeering toch zoo haar best heeft gedaan. Men heeft nu de positieve kenteokenen, maar die de vereischte mate van welstand en geschiktheid niet op bevredigende wjjze aangeven men heeft voldaan aan een eiscb, dien mon willekeurig in de Grondwet gelogd heeft: dat de kenteekenen positief zjjn, en daarentegen verwaarloosd den eisch, dien zij uitdrukkelijk stelt: dat men de grens aan wjjze, waar de in een kiezer te vorderen welstand en geschiktheid niet meer gevonden wordt. Inderdaad, scherper critiek op het stelsel van het ontwerp is moeilijk te leveren dan bier door de verdedigers geschiedt 1 Critiek op het ontwerp werd ook nog op andere wjjze geleverd door tegenstanders van de vorige Regeering, maar nu door hen, die wel het voorstel toejuichen omdat het positieve kenteekenen bevat, tnaar wien het te ver gaat. «Eenige dezer leden meenden, dat het voorstel der Regeering omtrent het kiesrecht voor de Tweede Kamer en voor de Provinciale Staten niet was overeen te brengen met betgeen door baar met betrekking tot de keuze van gemeenteraadsleden wordt aangegeven". Inderdaad wordt hier de aandacht gevestigd op eeae tegenstrijdigheid, waarop door ons al vroeger gewezen werd. Natuurlijk was onze gevolgtrekking eene andere, niet, dat men het kiesrecht voor Kamer en Staten moer moest beperken, maar dat men het voor den Raad ook verder moest uitbreiden. Maar dit daargelaten, bet maakt toch een geheel eigenaardigen indruk, dat van tweeërlei, tegenover gestelde kanten de tegenstrijdigheid wordt aangetoond van redeneeringen, waarmede men verschillende plannen tracht goed te praten, die niet van ééne, flinke, kloeke gedachte uitgaan, maar geen ander doel schijnen te hebben dan velen te vangen onder éénen hoed! Hoe wordt ook hierin weder het vorig Kabinet gerechtvaardigd, dat van oordeel was, het gemeentelijk kiesrecht afzonderljjk te moeten regelen, omdat eene nadere regeling van de taak en den werkkring der gemeentebesturen daaraan moest voorafgaan. Wel neen heette het dat was een gebrekkige manier van werken. Juist het gemeente-kiesrecht moest erbjjwant men zou anders voor de gemeente- besturen bezwaren doen ontstaan, die men niet kon overzien. En bet kon ook best] Dat zeiden de op volgers van het vorig Ministerie ook, en bijna hot eerste woord dat zij tot de vertegenwoordiging sprakeo, was, dat het gemeenteljjko kiesrecht met dat van de Staten en do Kamers zou geregeld worden. En ziet, al wederom, nu men zich neder zette om dat plan te volbrengen en het werk van veelgesmade voorgangers te verbeteren, nu komt men met eene regeling voor den dag, die niet alleen zeer gebrekkig is, maar op een grondslag rast, waarvan het wankelbare zoo scherp wordt aangetoond, al weder door de eigen vrienden der Regeering, door bare bondgenooten in den Btrjjd tegen Tak en zijne kieswet. Waarljjk, er is in dat Voorloopig Verslag veel dat de Regeering tot bescheidenheid stemmen kan Engeland. ViOmlen. 23 Dec. Het Engelscbe stoomschip «Berlin", een der booten van de lijn Southampton New-Yorkdoch thans als pleizierboot op reis van Antwerpen naar New-York is gisteren tijdens mist in het Kanaal ter hoogte van Portland in aanvaring gekomen met de Engelscbe bark «Willowbank". Dit schip is waarschijnlijk onmiddellijk na de aanvaring gezonken, want hoewel de bemanning van de «Berlin" gedurende drie uren in booten op de plaats des onbeils rondkrniste, werd niets meer van de «Willowbank" vernomen en vreest men dat alle opvarenden zjjn omgekomen. De «Berlin" heeft een gat in den boeg. Van uit Southampton zjjn sleepbooten te barer adsistentie vertrokken. Oostenrijk. Sinds jaren werd door de politie gezocht te Weenen naar twee personen, een uoan en een vrouw, van wie vermoed werd dat zjj in groote menigte valsch bankpapier en effecten vervaardigden on in omloop brachten. Nu is Maandag-avond een armoedig gekleede vrouw, die in een spekslagers win kei worst maskerci. Deze wist dat "eeh^ vaiT cfe "kenteekenen j van de vervalscbing hierin bestond dat in den Hon- g&arschen tekst van het in twee talen gedrukte i muntbiljet de voornaam van den directeur Moser vóór diens familienaam stond, terwijl op de echte bil— I jetten de voornaam achter den van staat te lezen, hetgeen in het Hongaarsch de vaste volgorde is. Door de kleine fout opmerkzaam gemaakt, liet de slachters vrouw in stilte een politie-agent halen, en deze nam de vrouw meé naar het bureau. Op straat echter werd zjj door een man opgewacht; deze wilde zich tegen die arrestatie verzetten en werd daarop eveneens naar het bureau gebracht, na onderweg een vergeefscho poging tot ontvluchting te hebben gedaan. Men was juist bezig met het ondervragen van de gearresteerden, toen de vrouw ineens dood neerviel en een oogenblik later de man onder stuiptrekkingen in elkaar zakte. Beiden hadden vergif genomen. De man echter, die, nadat men hem met geweld tegenmiddclen had ingegeven, nog in het leven gehouden kon worden, zeide dat hjj Krauthauf heette en dat do oude vrouw zjju moeder was. Do moeder bracht de valscbe papieren onder de menschen, terwjjl de zoon, teekenaar en steen drukker van beroep, zo vervaardigde. Sinds vjjftien jaar oefende hjj dat bedrjjf uit, en beiden waren zoozeer van het gevaar voor ontdekking overtuigd, dat zjj nooit uitgingen zonder vergif in den zak te hebben. Bjj de huiszoeking worden alle werktuigen en materialen, noodig voor hun oneerljjk bedrjjf, ge vonden, alsmede hoelo pakken valsch bankpapier en dito coupons en effecten. Moeder en zoon leefden kalm in een van de voorsteden en stonden bjj de baren ter goeder naam en faam bekend. De mis dadiger verklaardo in al die jaren voor ongeveer 50,000 aan valsch papieren geld in omloop te hebben gebracht. Overigens was het paar in de binnen- en bnitenlandsche politiebladen reeds sinds lang gesignaleerd, en waren door de autoriteiten en banken premies gesteld op hun inhechtenisneming. Frankrijk. Te Parjjs vindt men tegenwoordig «hondenkleer makers!" En de hondenmode wisselt al even snel als de men8chenmode. Do «paletot" van het haze- windje is verouderd, ovenals bet blauwe of bruine dekje met het w^enschild der eigenares. Voor de koude wordt nu een regenmanteltje, een stofjasje voor buitenwandelingen, een uistertje voor op reis, een grjjs linnen jasje voor aan bet strand, enz. go- maakt. In zoo'n jasjo zjjn een paar kleine zakjes, een voor het spoorkaartje, een voor een zakdoekje, enz. Dit jaar beeft men voor 't eerst linnengoed voor honden bedacht. Een aristocratisch hondje ontvangt na zjjn dozijn batisten hemdjes, of ook wel zjjden of surah, vooral als hjj zich niet prettig voelt. Men merkt ze met zjjn letter, met. bet kroontje van den eigenaar er boven. De zakdoek wordt met zijn naam voluit geborduurd. Schoenen voor honden waren vroeger wel bedacht, om ze het beest bij het binnentreden van de kamer te laten uittrekken maar men had het niet verder gebracht dan tot kleine leeren zakjes, Ieelijk en ongemakkelijk. De schoentjes worden nu van caout chouc gemaakt, naar den poot gemodelleerd en op maat geknipt. Toen onlangs een gezantsdochter trouwde, wachtten haar voor den lunch al hare honden in wit moiré bruidskostnam met bouquet ten van oranjebloesem en wit satijnen schoentjes boven aan de trap van de ambassade. De goede zijde van deze onzinnige mode is, dat het grootste deel der daaraan verspilde sommen als werkloon onder de menschen komt. Nederland. Zicrikxec, 28 Dec. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Qeneraal over de begrooting van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid voor 1896, op 21 Decefnber j.l., waren aan de orde de subsidiëa voor stoomtramwegen. Bjj die gelegenheid hadden de volgende discussit'a plaats, die wij, uit hoofde van het groote belang, hieronder meor uitgebreid dan gewoonljjk laten rolgen. De heer VAN KERKWIJK: Ik zal slechts eert enkel woord in het midden brengen, want wjj hebben vandaag reeds 21 December, en wij zijn nog geenszins klaar. Ik wensch een woord over de stoomtrams te zeggen. Die zaak heeft in ons land niet veel sympathie, cn hoewei zij van langen tijd dag- teekent, ik meen van 7 December 1868, toen ik ze hier voor het eerst ter sprake bracht, blijf ik overtuigd, dat stoomtrams voor het platteland van veel belang zijn. Het platteland wordt meer en meer door velen verlaten. Wan neer men het voorrecht heeft getrouwd te zijn en kinderen te hebben, ondervindt men allerlei last ten plattelande. Men wil den kinderen zooveel mogelijk laten leeren, opdat zij later hun eigen kost kunnen verdienen, en men wil hen dus naar hoogere burgerschool of gymnasium zenden. Op de meeste plaatsen van het platteland ontbreekt daartoe de gelegenheid; door een tram komt die gelegenheid soms. De lieden op het platteland besluiten er soms toe, de betrek king die zij bekleeden, er aan te geyen, om met de kinderen in eene stad te gaan wonen, waar eene hoogere burger school of gymnasium is, in plaats van op het platteland te blyven wonenwaar men anders goedkooper kan leven, maar de kinderen school moet leggen. Doch niet alken voor diegmen die er wonen, maar ook voor den landbouwer is htt wenscheljjk dat men eene stoomtram hebbe. Verschillende zaken toch, die op sommige dorpen bijna geen waarde hebqen, verkrijgen waarde wan neer men ze gemakkelijk kséi overbrengen naar andere plaatsen. Vandaar dus twee hoofdredenen om trams aan te leggende mogelijkheid otn te h ijven wonen op het platte land en de belangen van den larj'houw te bevorderen. Men moest dus meer doen te bevordering van het aan leggen: van stoomtrams. Gaarne breng ik hulde aan den gewezen Minister Lely, die bjj de begroeting van 1894 de zaak der stoomtrams heeft bejdeit, door verschillende sub sidie» voor stoomtrams uit te (rekken. Het spreekt vanzelf, dat er toch van verschillende zijden al het mogelyke gedaan werd om de zaak tegen te werken het betrof immers niet het belang der groote steden, maar van het platteland, dus men moest het tegenwerken. Wanneer men de discussie vau 22 December 1893 naleest, dan tal men tien hoe de tegen- standers en bijna aan het hoofd van hen stond het tegenwoordig hoofd van het Ministeriede heer Roëll toen meenden dat zonder eene bepaalde som vast te stellen de grondslag moest wezen dat het Rijk zou dragen ongeveer een derde van de kosten. Nu erken ik gaarne dat de tegen woordige Minister later bij gelegenheid van de begrooting van Waterstaat voor 1895 m de Memorie van Antwoord by art. 142 heelt gezegd dat men in plaats van */i der kosten van aanleg als subsidie te geven vin bijzondere omstandig- lieden een liooger subsidie kan verleenen, maar alleen als verschil van toestanden en geringe draagkracht van belang- j hebbenden zulks rechtvaardigen". Het schijnt dus dat als {egel wordt aangenomen '/j sub- De wijte waarop de stoomtrams in den regel to kwamen was mijns inziens vroeger veel beter dantegen- I woordig. Wanneer vroeger oin hulp voor de» aanleg van j eene stoomtram werd gevraagdwerd door den vorigen 1 Minister van Waterstaat, den heer Lely, de» Raad van Toe zicht op de Spoorwegen verzocht om den stand van zaken op de plaats zelve te onderzoeken en om raad te plegen hoe te handelen. De Raad van Toezicht kan nagaan de economische zijde van de zaak om te weten hoe de zaak moest worden aangepakt en geregeld om te slagen. Nadat de lieer Lely was afgetreden is door dezeu Minister een anderen weg ingeslagen. De Raad van Toezicht komt niet ineer op de plaats waar de tram moet aangelegd worden en ik meen dat de aanvrage gesteld wordt in turnden ran ingenieurs van den Waterstaat. Daar heb ik nu niets tegen; men kan die stukken voor rojjn part stellen in handen van wie men wil om advies, maar voor het onderzoek van de ceconoinische zijde; van het vraagstuk is de Raad van Toezicht het Aangewezen College. De ingenieurs van den Waterstaat mogen uit een technisch oogpunt de zaak kunnen onder zoeken, voor eene beoordeeling van de oxonomitche zijde zjjn zjj uit den aard der zaak minder bevoegd dan de Raad van Toezicht. De aanvragen voor den aanleg van trams worden aan het Ministerie langzaam en met weinig sympathie behandeld. Ik zou wel een aantal trams kunnen aanhalen waaromtrent heel langzaam en blykbaar met weinig sympathie is te werk gegaan, maar ik wensch slechts op eéne tram te wjjzen, waarmede ik meer speciaal bekend ben, dat is de ontworpen tram van het eiland Schouwen en Duiveland. Zij die lang lid van deze Ktmcr zijn, zullen zich herinneren dat de zaak van die tram reeds in het voorjaar van 1891 te sprake kwam, en dat toen een aantal adressen hier in kwam, waarin er op gewezen werd dat bjj ysgang de verbinding van Schouwen en Duiveland met den vasten wal, met eene bevolking van 26000 zielen, dikwijls geheel verbroken en alle personen- en goederenverkeer gestaakt is; dat door gebrek aan communicatiemiddelen die eilandenbcwoners niet concurreeren kunnen met andere gedeelten van het land, die veelal op kosten van den Slaat van betere communicatie middelen zijn voorzien, en dat dit groot nadeel geeft aan dc landbouwers, handelaars en kooplieden in vee en graan, vlasbcreiders, visschers, oester- en mosselhandelaars, zuivel fabrieken, enz- En vooral ten behoeve van het vee wordt zeer op ceno verbeterde communicatie aangedrongen. Nu moet men één ding niet uit liet oog verlieten, dat is dat die Zceawache eilanden in een bjjtonder geval verkeeren. De landbouwer is op vele plaatsen ongelukkiger dan elders, omdat de meekrap niet meer geteeld kan worden. Daar komt bij dat niettegenstaande de groote sommen die door hen in de belastingen worden opgebracht, de bewoners van die streek juist door de werken die op andere plaatsen ge maakt worden, zeer achteruit zjjn gegaan. Zy hebben als belastingplichtigen hun aandeel te dragen onder anderen in het maken van den Waterweg van Rot terdam naar zeedat is hun groot nadeel. Gaat men naar Brouwershaven en omliggende plaatsen, dan ziet men daar tal ran menschen die hun kost niet meer kunnen verdienen, daar er geen schepen meer komen; zy hebben Brouwers haven moeten verlaten. Die adressen zijn door de Commissie v#or de Verzoek schriften gezonden aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, den heer Havelaar, cn bjj geleidende missive van 16 Mei 1891, zittingjaar 1890/91, stuk no. 175, zijn de stukken bjj de Kamer teruggekomen. Die Minister erkende dat aan de verbetering der verbin ding van de eilanden Schouwen en Duiveland met den vasten wal groote behoefte was, maar volgens zjjn gevoelen moesten de belanghebbenden zeiven het initiatief nemen om eene particuliere onderneming tot stand te brengen; dat zij moeten trachten eene concessie-aanvrage uit te lokken, het verleenen van zedelijken en geldelijken steun door gemeenten, polderbesturen en provincie, het in het leven roepen van comité'», enz-, en dat eerst daarna zal kunnen worden over wogen or, en zoo ja, in welken vorm de onderneming van Staatswege zal kunnen worden ondersteund. Inmiddels deed de Minister Havelaar een onderzoek in stellen door de hoofdingenieurs van 's Rijks Waterstaat in het 11de en 6de district, ten einde de richting te bepalen, die men volgen moest. Dc inlichtingen op het adres betreffende de verbinding van de eilanden Schouwen cn Duiveland roet den vasten wal, ingezonden door den Minister 16 Mei 1891, zjjn door de Tweede Karoer in handen gesteld eener Commissie der Kamer, die den 15den Maart 1892 verslag heeft uitgebracht, waarvan de conclusie strekte om de inlichtingen voor bennis- geving aan te nemen en een afdruk van het Verslag te verzenden aan den Minister. De Minister had toegezegd, dat hij, behalve dat rapport van den hoofdingenieurs in het 11de en 6de district, nog andere inlichtingen zou inwinnen om daarna het plan te kannen opmaken, om de regeling vast te stellen. Er heeft zich vem Igens een tram-comité gevormd, en het plan is opgemaakt; op verzoek der Regeering heeft liet comité, in Juni 1892, eene conferentie gehouden te Bergen op Zoom met de inspecteurs van den Waterstaat, en is de richting van de tram vastgesteld. Er zjjn vervolgens allerlei pogingen in het werk gesteld om verschillende subsidiën te krijgen van provincie, gemeenten, polders, enz. De pogingen zjjn gelukt en de subsidiën gegeven. In December 1892 is het plan, zooals het in overleg met de ambtenaren der Re geering is opgemaakt, ingezonden bij den Minister. Bij het opmaken van het plan werd er door ambtenaren der Regee- I ring op gewezen, dat het wenscbelijk zou zjjn om den overgang van het Zijpe zoo goedkoop mogeljjk te maken; volgens den Minister behoorde voor den overgang van het Zjjpe een groot subsidie betaald te worden en zoo eenvoudig en goedkoop mogeljjk te zjj". Later heeft de Regeering bepaald, dat al de werken voor j den overgang vanwege het Rijk moeten bekostigd worden. Van deze Regeering heeft men weinig van medewerking in deze zaak ondervonden. Wanneer men het wetsontwerp inziet, houdende toekenning van rentelooze voorschotten uit 's Rijks schatkist ten behoeve van den aanleg van stoom trammen van Rotterdam naar de Hoeksche Waard en van Oldenzaa 1 naar Denekamp, dat in de zitting van 1895 1896—29 werd ingezonden, dan ziet men daaruit in de Memorie van Beantwoording dat door den Minister indirect werd gezegd: gij moet de richting niet volgen die in overleg met injjn voorganger is vastgesteld, namelijk van Brouwers haven over Zierikzee, het Zijpe, St. Philipsland naar Steen bergen en zoo naar Roscndaal, dat is de kosten niet waard. De. Minister wilde blijkbaar eene geheel andere tram dan zijn voorganger, eene tram van Brouwershaven over Zierikzee en van daar naar het Zjjpe en dan met een boot naar de. haven van Numansdorp. Dat is in lijnrechten strjjd met wat een vorige Minister 1 had gezegd, namelijk dat men met den vasten wal moest vereenigd worden door het maken van eene tram Brouwers haven—Zierikzee, rnet een overgang van het Zijpe, cn van I daar naar Steenbergen en Rosendaal. Toen het plan was opgemaakt is er subsidie gevraagd van de provincie en van anderen. In de onderstelling dat het plan door de vorige Regeering goedgekeurd, gevolgd j zou worden, is het subsidie verleend. En nu zo» deze Regeering in plaats het plan te volgen en af te maken zooals haar voorgangers dat vastgesteld j hadden, maken dat er niets van komen zal, en dat alles j zal lAJerkomen op eene tram Brouwershaven, Zierikzee en Zijpe en eene boot van Zijpe «aar de haven van Numansdo> p. De Minister laat het heele plan in duigen vallen. H>.t subsidie verleend door provincie en polders zal geheel ver vallen, er zal niets gebeuren en bet werk van 3, 4 jaren lang zal spoorloos verdwenen zjjn. Subsidiën zullen do-ar de Provinciale Staten niet verleend worden aan het plan zooals deze Minister wil. Bij het opmaken van het plan in 1892 heette liet dat de overgang over het Zjjpe op kleine schaal moest worden ingericht, want dat het anders te bezwaarlijk zou worden. Er is sinds dien tijd evenwel aangenomen, dat de overgang over het Zijpe zal gemaakt worden op kosten van het Rijk. Thans blijkt het uit een onderzoek van tram-deskundiger, dat de overgang over het Zijpe zoodanig is ontworpen dat er geen geladen goederenwagons over het Zjjpe kunnen gevoerd, en de ljjo daardoor geene levensvatbaarheid heelt, j De ovcgang dien de Regeering wenscht te inaken heeft I cft' den overgang voor hare rekening neemt, maar aat zoo uitvoert dat goederen eenvoudig niet overgevoerd kunnen worden of zjj moeten overgeladen worden, dat duur is. Mei staat hier dus voor het geval dat de Regeering zegt: ik zal den overgang maken, maar doet zij het zoo, dat de lijn geene levensvatbaarheid heeft. j Eene tweede bijzonderheid van deze zaak is, dat de Regeering, nadat zij eenige jaren bezig is geweest een plan te ontwerpen om Schouwen en Duiveland met den vasten wal tc verbinden, thans komt verklaren ik heb een ander plan. Die weg door den voorganger van den Minister en door de inspecteurs en hoofdingenieurs van den Waterstaat en andere deskundigen ontworpen, deugt niet; men wil eene boot laten loopen van Zijpe naar Numansdorp. Zoo bestaat er niets meer waar men zich aan kan vasthouden. De meeste menschen begrijpen de zaak verkeerdhet is hier de quaestie niet om wat vroeger of later te Rotterdam te zijn, maar het voorrecht van eene verbinding met den vasten wal is hierin gelegen, dat de producten van Schouwen, zoo als het vee, op een bepaalden tijd behoorlijk kunnen geleverd worden. Dit kan men niet doen, wanneer men slechts een bootje beeft. Het ij» waar, de gemeenschap zal niet altijd gestremd zjjn, maar van tijd tot tijd. Het zal dus kunnen gebeuren, dat men zjju vee niet op den bepaalden tnd zal kunnen leveren en dan zit men daarmede en bereikt men het doel niet dat men wil, namelyk, de levering op vasten tjjd. Het is er mede als met de zeilschepen, die naar de Oost zeilden; men heeft gezien dat de zeilschepen alle door stoombooten vervangen zjjn, omdat men niet op vasten tijd kou leveren. Dat men op de zaak gesteld is heeft de Minister kunnen zien uit de adressen, die dezer dagen ontvangen zjjn. De eerste onderteekenaar daarvan is de heer van der Lek dc Clercq, de overige onderteekenaars behooren tot de geachtate ingezetenen. Ik ben daarom zoo vrjj de Karoer er op te wijzen, dat van den kant der ingezetenen gedaan is wat men doen kan, maar dat de Minister met een onmogelijk plan is gekomen, waarbij eene geheele nieuwe richting is voorgesteld. Het zal dus niet de schuld van de ingezetenen, maar de schuld van dc Regeering zjjn, als de zaak riet tot stand komt. De heer VAN DER SLEYDEN, Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid: Mijnheer de VoorzitterI De geachte afgevaardigde uit Zierikzee heeft het groote belang in het licht gesteld dat het platteland heeft bjj het tot stand komen van stoomtrammen, eene zienswijze waarmede ik geheel en al instem; maar het is mij onbegrjjpeljjk hoe hij tot de meening kan gekomen zijn, dat bjj mjjn Departement geene belangstelling voor die zaak zou bestaan. Het tegen deel is waar. Er wordt veel gearbeid aan aanvragen betreffende stoomtrammen en deze aangelegenheid wordt voortdurend^met de meest mogelijke belaogstclhng behartigd. Het is echter niet gemakkelijk ten deze tot uitkomsten te geraken, die er toe kunnen leiden om voorstellen bij deze Kamer in te dienen. De geachte afgevaardigde heeft het mij euvel geduid, dat ik niet meer de adviezen zou vragen van den Raad van Toezicht op de spoorwegen en dat ik mij zou bepalen tot de adviezen van de ambténaren van den Rijkswaterstaat. Ik weet niet hoe of die geachte afgevaardigde aan deze raede- decling komt In elk geval is zij niet juist. Ik bedien mjj van de adviezen van de eene en van de andere autoriteit naarmate ik vermeen dat dit noodig is. De geachte afgevaardigde is ten slotte gekomen op de stoomtram op Schouwen en Duiveland. De aanvraag voor den aanleg en de exploitatie van deze stoomtram is aan vankelijk weinig gunstig ontvangen; men vreesde dat de geldelijke uitkomsten er van zeer ongustig zouden zjjn. Een voornaam punt hij deze stoomtram is de overgang van het Zijpe. Aanvankelijk is een ontwerp voor dezen over. gang opgemaakt, waarbij de geladen wagens overgebracht zouden kunnen worden, doch men is tot de overtuiging gekomen, dat de kostcu daarvan zoo aanzienljjk zouden zjjn, dat deze een groot beletsel voor de totstandkoming zouden opleveren; toen is men te rade geworden dit alles geschiedde vóór dat ik aan het hoofd van het Departement stond dat met een kleiner plan zou kunnen worden volstaan, dat desniettemin aan de bestaande behoeften op billijke wijte zou voldoen, waarbjj namelijk de goederen op de veerboot overgeladen zouden moeten worden. Dat kleine plan is aanbevolen door alle autoriteiten, die in deze quaestie zjjn gehoord. Ik verklaarde mij daarop bereid om te bevorderen, dat als steun roor het tot stand brengen der onderneming, de kosten voor den aanleg en de exploitatie van het veer voor Rijksrekening zouden worden genomen, mits het comité dat zich had opgeworpen, nu ook kon aantoonen over voldoende geldmiddelen to beschikken om uitvoering aan de zaak te geven, liet comité heeft toen pogingen aangewend om de benoodigde som bijeen te krijgen, en wat bleek toen? Dat daarop geen mogelijkheid was, rnaar dat nog eene som van 160,000 te kort schoot. Alsof het nu vanzelf sprak, wendde het comité zich tot dc Regeering met de vraag: Wilt gij uwe bjjdrage met de ontbrekende som verhoogen7 Op die vraag kon mijn ant woord niet anders dan ontkennend zijn. Het ging toch niet aan, waar bepaald was welke de verhouding zou zjjn van bijdragen door gemeente, provincie en Rjjk te geven, om, nu het bleek dat eene grootere bijdrage werd gevorderd, dat meerdere uitsluitend ten laste van den Staat te brengen. Ik heb dus geantwoord bereid te zjjn om een deel van bet meer gevorderde voor Rijksrekening te nemen, behoudens nadere goedkeuring, indien het overige kon verkregen worden uit grootere bijdragen van de provincie of van belang hebbenden. Daarop scheen de zaak te blijven hangen; men zag geen kans om het ontbrekende te krijgen. In dit stadium kwam een ander denkbeeld op. Inmiddels was namelijk het ontwerp gerijpt van den aanleg van eene stoomtram van Rotterdam naar de Hoeksche Waard, en nu werd in bedenking gegeven om die stoomtram in verbinding te brengen met de op Schouwen en Duiveland aan te leggen tram door middel van een veerdienst tusschen Numansdorp en Zijpe. Indien deze verbinding tot stand kwam. zoude daarmede verkregen kunnen worden, dat de overtocht in korter tijd geschiedt dan over Steenbergen—Rosendaal het geval zal zjjn, terwijl de tarieven voor personen- en goederen vervoer geringer zullen wezen. Beide voordeelen schenen zoo evident, dat dit plan verdiende eenigszins nader bezien te worden. Een nadeel is ontegenzeggelijk dat des winters de overtocht niet onder alle omstandigheden verzekerd zou zijn, en men zich dus in die gevallen van een oinnibusdienst ZijpeSteenbergen zou moeten bedienen, om dan verder den weg naar Rosendaal te vervolgenmaar daartegenover stond het groote voordeel, dat indien de verschillende belang hebbenden zich bij dit plan nederlogden. er geen tinancieele moeiljjkheden meer aan de uitvoering in den weg zouden staan. Mocht zich dan bevestigen hetgeen door het comité en andere belangstellenden in de onderneming wordt verzekerd, dat ook aan eene verbinding ZijpeSteenbergen zooveel behoefte bestaat, dan kan er geen twjjfel aan zijn of die verbinding komt binnen enkele jaren 'daarna tot stand, wanneer het verkeer eenige ontwikkeling bereikt zal hebben. Doch in stede van dit denkbeeld te ove- wegen heeft men er zich vierkant tegen "verzet, zonder eenig onderzoek hoe genaamd; men kenschetste het, evenals thans de geachte afgevaardigde uit Zierikzee heeft gedaan, als een middel van de Regeering om de zaak van de baan te schuiven. Niets

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1895 | | pagina 3