ZIERIKZEESCflli NIEUWSBODE.
Zaterdag 28 December 1895.
Eerste Blad.
BEKENDMAKING.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
52ste JAARGANG. No. 6709.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Advertentiënvan 13 regels 30 Ct«.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de „Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode"
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Nieuwjaarswenschen.
Wij herinneren onzen lezers, dat de
gebruikelijke NIEUWJAARSWENSCHEN
oor den prijs van 35 C©HtS
a contant in ons blad worden ppgenomen.
>tede bezorgd, doch tevens wordt zorg
gedragen dat dit op dien morgen door
geheel Schouwen, Duiveland, Tholen, Goes
enz. kan worden ontvangen.
De inzending der Advertentiën voor
dat No. bestemd kan geschieden tot
Dinsdag 31 December, uiterlijk des
namiddags J5 ore.
Nationale Militie.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Zierikzee;
Gelet hebbende op de bestaande wettelijke bepalingen
betrekkelijk de Nationale Militie;
Maken bekend:
dat het register tot inschrijving van alle mannelijke inge
zetenen, welke op den lsten Januari aanstaande hun 19de
jaar zullen zijn ingetreden, dat zjjn degenen welke in 1877
zijn geboren, zal gereed leggen op de gemeente-secretarie
vaa den lsten tot en met den 3lsten Januari 1896, van
des voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur en van des
namiddags 2 tot 4 uur;
dat voor ingezeten wordt gehouden:
1°. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder,
of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is vol-
Ïens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no.
4), voor zoover hare bepalingen bij de Wet van den
22 Juni 1893 (Staatsblad no. Ol) voor de toepassing der
Wet op de Nationale Militie zijn gehandhaafd
2» hij, die, geen ouders ot voogd hebbende, gedurende de
laatste achttien maanden, voorafgaande aan den lsten
Januari van het jaar waarin hy zich moet laten in
schrijven, in Nederland verblijf hield
30, hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf houdt;
dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling,
behoorende tot eenen Staat waar de Nederlander niet aan
den verplichten krijgsdienst is onderworpen, ot waar ten
aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederbeerig-
heid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861,
Staatsblad no. 72);
dat hij, die eerst na het intreden van zjjn 19de jaar,
doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt,
verplicht is zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving
tan te geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente,
waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden
(art. 20 der wet);
dat voor de militie niet wordt ingeschreven:
1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten die geen Nederlander is;
2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten;
3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands
dienst in 's Rjjks overzeesche bezittingen of koloniën
woont (art. 17 der wet);
dat de inschrijving geschiedt:
1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of,
is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden,
de voogd woont;
2°. van een gehuwde en van een weduwnaar, in de ge
meente waar hij woont;
3'. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft of door
dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands
gevestigd is, in de gemeente waar hy woont;
■4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder-
lander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd
land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd
het laatst in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet);
dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge
schreven verplicht is zich daartoebij Burgemeester en
Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den
daar bepaalden tijd aan te geven, en dat bij diens onge-
5teldheid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of, is deze
overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd
tot het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet).
Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand
aan de op hun rustende verplichting te voldoen en wordt
hun ten overvloede onder de aandacht gebracht dat bij
bovengemelde wet onder meer is bepaald:
dat met boete van ten minste f 0,50 en ten hoogste f 100
wordt gestraft de (overtreding van artt. 18 en 24 der wet.
En is hiervan ter voldoening aan de bepaling van art. 19
der wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72),
voor de tweede mmil, waar zulks binnen deze
gemeente gebruikelijk is, afkondiging geschied.
Zierikzee, den 27 December 1895.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
P. D. DE VOS, J.°-Secretaris.
Het kiesrechtontwerp
naar zijne innerlijke waarde.
Er is in het Voorloopig Verslag over het Kies
rechtontwerp eene afdeeling, die, als zij naar eisch
ter hand genomen was, inderdaad tot eene principiëele
behandeling der zaak had kunnen leidenden
Minister althans voor de taak gesteld zon hebben,
zijn stelsel op zichzelf te verdedigen.
Wij bedoelen die, waarin het ontwerp naar zjjne
'nerlijke waarde wordt beoordeeld.
Hier althans ware aanleiding geweest om de
grenzen scherp te trekken en de gevoelens groeps
gewijze duidelijk tegenover elkander te stellen.
Maar ook bier leert men niets anders, dan wat
men buitendien reeds wist: dat er veel verschil
van gevoelen bestaat over de zaak; dat er zijn die
aan Tak's ontwerp de voorkeur gevendat anderen
mot van Houten meegaan; dat een derde groep
zelfs niet zoo ver wil gaan als van Houten. Maar
boe deze laatste groep de grenzen getrokken zou
willen zien, verneemt men niet. Trouwens, als
men daarmede begon, zou men weldra bespeuren,
at bet eenig vereenigingspunt tusschen hen, die
A deze derde groep behooren, is hun afkeer van
jen uitgebreid kiesrecht, en dat zij uiteengaan,
todra zij beproeven de grens aan te geven, die
le gevaarlijke van de ongevaarlijke kiezers scheidt,
sarom heeft deze groep geen kans om een eigen
stelsel te zien aangenomen. Men zou echter ver
keerd doen, haar te verwaarloozen. Integendeel, zjj
juist moet scherp in bet oog gehouden worden
want omdat zij niet alleen mind?r ver wil gaan
dan Tak, maar zelfs niet zoover als van Houten,
zal het haar, om het zeer zacut uit te drukken,
niet teleurstellen als ook van Honten's ontwerp
van de baan raakt en het Voorloopig Kiesreglemeut
van 1887 voorshands blijft bestaan.
Voor de beoordeeling der innerlijke waarde van
het ontwerp behoort men echter na te gaan, wat
de Takkianen en de aanhangers van het Regeerings-
voor&tel ervan zeggen, en voor ons doel heeft
vooral het laatste waarde. Dat het oordeel, van de
wgla. der van „de^egeecu«L.nitz
niet noodig, dit in het licht te stellen. Wat echter
voeren de verdedigers van van Honten's ontwerp
aan Dat is uitermate zwak. Gezegd wordt, dat het
vorig ontwerp is afgestuit op grondwettelijke
bezwaren, bepaaldelijk op het gemis van positieve
kenteekenen van welstand en geschiktheid. En
daarop volgt dan»Uit de Memorie van Toelichting
blijkt dan ook duidelijk, dat de Regeering zeer
goed beseft, dat eene in alle opzichten bevredigende
oplossing van het vraagstuk door haar niet is ver
kregen. Het streven der Regeering, om aan het
bevel der Grondwet te voldoen, gaf haar intnsschen,
naar men meende, aanspraak op welwillende
beoordeeling van haar voorstel. In eenvoudigheid
staat dezo regeling natuurlijk achter bjj het voorstel
der vorige Regeering. Dat voorstel liet, nevens
bevoegden, velen, die de noodige geschiktheid en
welstand misten, tot de stombus toe. Iets dergeljjks
wordt door de betere methode, welke .in hét aan
hangig voorstel wordt gevolgd, echter uitgesloten.
Het geheel vormt wel degelijk een stelsel, mits men
de deelen niet uit elkaar rukke".
Hoe steekt dit beroep op de welwillendheid"
der tegenstanders af bjj de felheid, waarmede Tak's
ontwerp bestreden werdhoe de deemoedigheid,
waarmede nu een zacht oordeel gevraagd wordt,
bg den hoogen toon, waarop men toen verzekerde
niet alleen, dat de Grondwet positieve kenteekenen
eischte, maar ook, dat zjj gemakkelijk waren aan
te wjjzen! Toen had men ze voor het grjjpcn en
nu komt men tot de bekentenis, dat zjj niet te
vinden zijn!
Met zoovele woorden wordt hier niet door de
tegenstanders, maar door de voorstanders erkend,
dat het doel niet bereikt is; hier wordt niet de
grondslag van het stelsel met nadruk verdedigd;
hier wordt een zacht oordeel gevraagd, omdat de
Regeering toch zoo haar best heeft gedaan. Men
heeft nu de positieve kenteokenen, maar die
de vereischte mate van welstand en geschiktheid
niet op bevredigende wjjze aangeven men heeft
voldaan aan een eiscb, dien mon willekeurig in de
Grondwet gelogd heeft: dat de kenteekenen positief
zjjn, en daarentegen verwaarloosd den eisch, dien
zij uitdrukkelijk stelt: dat men de grens aan wjjze,
waar de in een kiezer te vorderen welstand en
geschiktheid niet meer gevonden wordt. Inderdaad,
scherper critiek op het stelsel van het ontwerp is
moeilijk te leveren dan bier door de verdedigers
geschiedt 1
Critiek op het ontwerp werd ook nog op andere
wjjze geleverd door tegenstanders van de vorige
Regeering, maar nu door hen, die wel het voorstel
toejuichen omdat het positieve kenteekenen bevat,
tnaar wien het te ver gaat. «Eenige dezer leden
meenden, dat het voorstel der Regeering omtrent
het kiesrecht voor de Tweede Kamer en voor de
Provinciale Staten niet was overeen te brengen
met betgeen door baar met betrekking tot de keuze
van gemeenteraadsleden wordt aangegeven".
Inderdaad wordt hier de aandacht gevestigd op
eeae tegenstrijdigheid, waarop door ons al vroeger
gewezen werd. Natuurlijk was onze gevolgtrekking
eene andere, niet, dat men het kiesrecht voor
Kamer en Staten moer moest beperken, maar dat
men het voor den Raad ook verder moest uitbreiden.
Maar dit daargelaten, bet maakt toch een geheel
eigenaardigen indruk, dat van tweeërlei, tegenover
gestelde kanten de tegenstrijdigheid wordt aangetoond
van redeneeringen, waarmede men verschillende
plannen tracht goed te praten, die niet van ééne,
flinke, kloeke gedachte uitgaan, maar geen ander
doel schijnen te hebben dan velen te vangen onder
éénen hoed!
Hoe wordt ook hierin weder het vorig Kabinet
gerechtvaardigd, dat van oordeel was, het gemeentelijk
kiesrecht afzonderljjk te moeten regelen, omdat eene
nadere regeling van de taak en den werkkring der
gemeentebesturen daaraan moest voorafgaan. Wel
neen heette het dat was een gebrekkige
manier van werken. Juist het gemeente-kiesrecht
moest erbjjwant men zou anders voor de gemeente-
besturen bezwaren doen ontstaan, die men niet kon
overzien. En bet kon ook best] Dat zeiden de op
volgers van het vorig Ministerie ook, en bijna hot
eerste woord dat zij tot de vertegenwoordiging
sprakeo, was, dat het gemeenteljjko kiesrecht met
dat van de Staten en do Kamers zou geregeld
worden. En ziet, al wederom, nu men zich neder
zette om dat plan te volbrengen en het werk van
veelgesmade voorgangers te verbeteren, nu komt
men met eene regeling voor den dag, die niet
alleen zeer gebrekkig is, maar op een grondslag
rast, waarvan het wankelbare zoo scherp wordt
aangetoond, al weder door de eigen vrienden der
Regeering, door bare bondgenooten in den Btrjjd
tegen Tak en zijne kieswet.
Waarljjk, er is in dat Voorloopig Verslag veel
dat de Regeering tot bescheidenheid stemmen kan
Engeland.
ViOmlen. 23 Dec. Het Engelscbe stoomschip
«Berlin", een der booten van de lijn Southampton
New-Yorkdoch thans als pleizierboot op reis
van Antwerpen naar New-York is gisteren
tijdens mist in het Kanaal ter hoogte van Portland
in aanvaring gekomen met de Engelscbe bark
«Willowbank".
Dit schip is waarschijnlijk onmiddellijk na de
aanvaring gezonken, want hoewel de bemanning
van de «Berlin" gedurende drie uren in booten
op de plaats des onbeils rondkrniste, werd niets
meer van de «Willowbank" vernomen en vreest
men dat alle opvarenden zjjn omgekomen. De
«Berlin" heeft een gat in den boeg. Van uit
Southampton zjjn sleepbooten te barer adsistentie
vertrokken.
Oostenrijk.
Sinds jaren werd door de politie gezocht te Weenen
naar twee personen, een uoan en een vrouw, van
wie vermoed werd dat zjj in groote menigte valsch
bankpapier en effecten vervaardigden on in omloop
brachten. Nu is Maandag-avond een armoedig
gekleede vrouw, die in een spekslagers win kei worst
maskerci. Deze wist dat "eeh^ vaiT cfe "kenteekenen
j van de vervalscbing hierin bestond dat in den Hon-
g&arschen tekst van het in twee talen gedrukte
i muntbiljet de voornaam van den directeur Moser
vóór diens familienaam stond, terwijl op de echte bil—
I jetten de voornaam achter den van staat te lezen,
hetgeen in het Hongaarsch de vaste volgorde is.
Door de kleine fout opmerkzaam gemaakt, liet
de slachters vrouw in stilte een politie-agent halen,
en deze nam de vrouw meé naar het bureau. Op
straat echter werd zjj door een man opgewacht;
deze wilde zich tegen die arrestatie verzetten en
werd daarop eveneens naar het bureau gebracht,
na onderweg een vergeefscho poging tot ontvluchting
te hebben gedaan. Men was juist bezig met het
ondervragen van de gearresteerden, toen de vrouw
ineens dood neerviel en een oogenblik later de man
onder stuiptrekkingen in elkaar zakte. Beiden hadden
vergif genomen. De man echter, die, nadat men
hem met geweld tegenmiddclen had ingegeven, nog
in het leven gehouden kon worden, zeide dat hjj
Krauthauf heette en dat do oude vrouw zjju moeder
was. Do moeder bracht de valscbe papieren onder
de menschen, terwjjl de zoon, teekenaar en steen
drukker van beroep, zo vervaardigde. Sinds vjjftien
jaar oefende hjj dat bedrjjf uit, en beiden waren
zoozeer van het gevaar voor ontdekking overtuigd,
dat zjj nooit uitgingen zonder vergif in den zak
te hebben.
Bjj de huiszoeking worden alle werktuigen en
materialen, noodig voor hun oneerljjk bedrjjf, ge
vonden, alsmede hoelo pakken valsch bankpapier
en dito coupons en effecten. Moeder en zoon leefden
kalm in een van de voorsteden en stonden bjj de
baren ter goeder naam en faam bekend. De mis
dadiger verklaardo in al die jaren voor ongeveer
50,000 aan valsch papieren geld in omloop te
hebben gebracht. Overigens was het paar in de
binnen- en bnitenlandsche politiebladen reeds sinds
lang gesignaleerd, en waren door de autoriteiten
en banken premies gesteld op hun inhechtenisneming.
Frankrijk.
Te Parjjs vindt men tegenwoordig «hondenkleer
makers!" En de hondenmode wisselt al even snel
als de men8chenmode. Do «paletot" van het haze-
windje is verouderd, ovenals bet blauwe of bruine
dekje met het w^enschild der eigenares. Voor de
koude wordt nu een regenmanteltje, een stofjasje
voor buitenwandelingen, een uistertje voor op reis,
een grjjs linnen jasje voor aan bet strand, enz. go-
maakt. In zoo'n jasjo zjjn een paar kleine zakjes,
een voor het spoorkaartje, een voor een zakdoekje, enz.
Dit jaar beeft men voor 't eerst linnengoed voor
honden bedacht. Een aristocratisch hondje ontvangt
na zjjn dozijn batisten hemdjes, of ook wel zjjden
of surah, vooral als hjj zich niet prettig voelt. Men
merkt ze met zjjn letter, met. bet kroontje van den
eigenaar er boven. De zakdoek wordt met zijn naam
voluit geborduurd.
Schoenen voor honden waren vroeger wel bedacht,
om ze het beest bij het binnentreden van de kamer
te laten uittrekken maar men had het niet verder
gebracht dan tot kleine leeren zakjes, Ieelijk en
ongemakkelijk. De schoentjes worden nu van caout
chouc gemaakt, naar den poot gemodelleerd en op
maat geknipt.
Toen onlangs een gezantsdochter trouwde, wachtten
haar voor den lunch al hare honden in wit moiré
bruidskostnam met bouquet ten van oranjebloesem
en wit satijnen schoentjes boven aan de trap van
de ambassade.
De goede zijde van deze onzinnige mode is, dat
het grootste deel der daaraan verspilde sommen als
werkloon onder de menschen komt.
Nederland.
Zicrikxec, 28 Dec. In de zitting van de
Tweede Kamer der Staten-Qeneraal over de begrooting
van het Ministerie van Waterstaat, Handel en
Nijverheid voor 1896, op 21 Decefnber j.l., waren
aan de orde de subsidiëa voor stoomtramwegen. Bjj
die gelegenheid hadden de volgende discussit'a
plaats, die wij, uit hoofde van het groote belang,
hieronder meor uitgebreid dan gewoonljjk laten
rolgen.
De heer VAN KERKWIJK: Ik zal slechts eert enkel woord
in het midden brengen, want wjj hebben vandaag reeds 21
December, en wij zijn nog geenszins klaar. Ik wensch een
woord over de stoomtrams te zeggen. Die zaak heeft in ons
land niet veel sympathie, cn hoewei zij van langen tijd dag-
teekent, ik meen van 7 December 1868, toen ik ze hier
voor het eerst ter sprake bracht, blijf ik overtuigd, dat
stoomtrams voor het platteland van veel belang zijn. Het
platteland wordt meer en meer door velen verlaten. Wan
neer men het voorrecht heeft getrouwd te zijn en kinderen
te hebben, ondervindt men allerlei last ten plattelande. Men
wil den kinderen zooveel mogelijk laten leeren, opdat zij
later hun eigen kost kunnen verdienen, en men wil hen dus
naar hoogere burgerschool of gymnasium zenden. Op de
meeste plaatsen van het platteland ontbreekt daartoe de
gelegenheid; door een tram komt die gelegenheid soms. De
lieden op het platteland besluiten er soms toe, de betrek
king die zij bekleeden, er aan te geyen, om met de kinderen
in eene stad te gaan wonen, waar eene hoogere burger
school of gymnasium is, in plaats van op het platteland te
blyven wonenwaar men anders goedkooper kan leven,
maar de kinderen school moet leggen.
Doch niet alken voor diegmen die er wonen, maar ook
voor den landbouwer is htt wenscheljjk dat men eene
stoomtram hebbe. Verschillende zaken toch, die op sommige
dorpen bijna geen waarde hebqen, verkrijgen waarde wan
neer men ze gemakkelijk kséi overbrengen naar andere
plaatsen. Vandaar dus twee hoofdredenen om trams aan te
leggende mogelijkheid otn te h ijven wonen op het platte
land en de belangen van den larj'houw te bevorderen.
Men moest dus meer doen te bevordering van het aan
leggen: van stoomtrams. Gaarne breng ik hulde aan den
gewezen Minister Lely, die bjj de begroeting van 1894 de
zaak der stoomtrams heeft bejdeit, door verschillende sub
sidie» voor stoomtrams uit te (rekken. Het spreekt vanzelf,
dat er toch van verschillende zijden al het mogelyke gedaan
werd om de zaak tegen te werken het betrof immers niet
het belang der groote steden, maar van het platteland, dus
men moest het tegenwerken. Wanneer men de discussie vau
22 December 1893 naleest, dan tal men tien hoe de tegen-
standers en bijna aan het hoofd van hen stond het
tegenwoordig hoofd van het Ministeriede heer Roëll
toen meenden dat zonder eene bepaalde som vast te stellen
de grondslag moest wezen dat het Rijk zou dragen ongeveer
een derde van de kosten. Nu erken ik gaarne dat de tegen
woordige Minister later bij gelegenheid van de begrooting
van Waterstaat voor 1895 m de Memorie van Antwoord by
art. 142 heelt gezegd dat men in plaats van */i der kosten
van aanleg als subsidie te geven vin bijzondere omstandig-
lieden een liooger subsidie kan verleenen, maar alleen als
verschil van toestanden en geringe draagkracht van belang-
j hebbenden zulks rechtvaardigen".
Het schijnt dus dat als {egel wordt aangenomen '/j sub-
De wijte waarop de stoomtrams in den regel to
kwamen was mijns inziens vroeger veel beter dantegen-
I woordig. Wanneer vroeger oin hulp voor de» aanleg van
j eene stoomtram werd gevraagdwerd door den vorigen
1 Minister van Waterstaat, den heer Lely, de» Raad van Toe
zicht op de Spoorwegen verzocht om den stand van zaken
op de plaats zelve te onderzoeken en om raad te plegen
hoe te handelen. De Raad van Toezicht kan nagaan de
economische zijde van de zaak om te weten hoe de zaak
moest worden aangepakt en geregeld om te slagen. Nadat
de lieer Lely was afgetreden is door dezeu Minister een
anderen weg ingeslagen. De Raad van Toezicht komt niet
ineer op de plaats waar de tram moet aangelegd worden
en ik meen dat de aanvrage gesteld wordt in turnden ran
ingenieurs van den Waterstaat. Daar heb ik nu niets tegen;
men kan die stukken voor rojjn part stellen in handen van
wie men wil om advies, maar voor het onderzoek van de
ceconoinische zijde; van het vraagstuk is de Raad van Toezicht
het Aangewezen College. De ingenieurs van den Waterstaat
mogen uit een technisch oogpunt de zaak kunnen onder
zoeken, voor eene beoordeeling van de oxonomitche zijde
zjjn zjj uit den aard der zaak minder bevoegd dan de Raad
van Toezicht.
De aanvragen voor den aanleg van trams worden aan het
Ministerie langzaam en met weinig sympathie behandeld.
Ik zou wel een aantal trams kunnen aanhalen waaromtrent
heel langzaam en blykbaar met weinig sympathie is te werk
gegaan, maar ik wensch slechts op eéne tram te wjjzen,
waarmede ik meer speciaal bekend ben, dat is de ontworpen
tram van het eiland Schouwen en Duiveland. Zij die lang
lid van deze Ktmcr zijn, zullen zich herinneren dat de zaak
van die tram reeds in het voorjaar van 1891 te sprake
kwam, en dat toen een aantal adressen hier in kwam,
waarin er op gewezen werd dat bjj ysgang de verbinding
van Schouwen en Duiveland met den vasten wal, met eene
bevolking van 26000 zielen, dikwijls geheel verbroken en
alle personen- en goederenverkeer gestaakt is; dat door
gebrek aan communicatiemiddelen die eilandenbcwoners niet
concurreeren kunnen met andere gedeelten van het land,
die veelal op kosten van den Slaat van betere communicatie
middelen zijn voorzien, en dat dit groot nadeel geeft aan dc
landbouwers, handelaars en kooplieden in vee en graan,
vlasbcreiders, visschers, oester- en mosselhandelaars, zuivel
fabrieken, enz- En vooral ten behoeve van het vee wordt
zeer op ceno verbeterde communicatie aangedrongen.
Nu moet men één ding niet uit liet oog verlieten, dat is
dat die Zceawache eilanden in een bjjtonder geval verkeeren.
De landbouwer is op vele plaatsen ongelukkiger dan elders,
omdat de meekrap niet meer geteeld kan worden. Daar
komt bij dat niettegenstaande de groote sommen die door
hen in de belastingen worden opgebracht, de bewoners van
die streek juist door de werken die op andere plaatsen ge
maakt worden, zeer achteruit zjjn gegaan.
Zy hebben als belastingplichtigen hun aandeel te dragen
onder anderen in het maken van den Waterweg van Rot
terdam naar zeedat is hun groot nadeel. Gaat men naar
Brouwershaven en omliggende plaatsen, dan ziet men daar
tal ran menschen die hun kost niet meer kunnen verdienen,
daar er geen schepen meer komen; zy hebben Brouwers
haven moeten verlaten.
Die adressen zijn door de Commissie v#or de Verzoek
schriften gezonden aan den Minister van Waterstaat, Handel
en Nijverheid, den heer Havelaar, cn bjj geleidende missive
van 16 Mei 1891, zittingjaar 1890/91, stuk no. 175, zijn de
stukken bjj de Kamer teruggekomen.
Die Minister erkende dat aan de verbetering der verbin
ding van de eilanden Schouwen en Duiveland met den vasten
wal groote behoefte was, maar volgens zjjn gevoelen moesten
de belanghebbenden zeiven het initiatief nemen om eene
particuliere onderneming tot stand te brengen; dat zij
moeten trachten eene concessie-aanvrage uit te lokken, het
verleenen van zedelijken en geldelijken steun door gemeenten,
polderbesturen en provincie, het in het leven roepen van
comité'», enz-, en dat eerst daarna zal kunnen worden over
wogen or, en zoo ja, in welken vorm de onderneming van
Staatswege zal kunnen worden ondersteund.
Inmiddels deed de Minister Havelaar een onderzoek in
stellen door de hoofdingenieurs van 's Rijks Waterstaat in
het 11de en 6de district, ten einde de richting te bepalen,
die men volgen moest.
Dc inlichtingen op het adres betreffende de verbinding
van de eilanden Schouwen cn Duiveland roet den vasten
wal, ingezonden door den Minister 16 Mei 1891, zjjn door
de Tweede Karoer in handen gesteld eener Commissie der
Kamer, die den 15den Maart 1892 verslag heeft uitgebracht,
waarvan de conclusie strekte om de inlichtingen voor bennis-
geving aan te nemen en een afdruk van het Verslag te
verzenden aan den Minister. De Minister had toegezegd,
dat hij, behalve dat rapport van den hoofdingenieurs in het
11de en 6de district, nog andere inlichtingen zou inwinnen
om daarna het plan te kannen opmaken, om de regeling
vast te stellen.
Er heeft zich vem Igens een tram-comité gevormd, en het
plan is opgemaakt; op verzoek der Regeering heeft liet
comité, in Juni 1892, eene conferentie gehouden te Bergen
op Zoom met de inspecteurs van den Waterstaat, en is de
richting van de tram vastgesteld. Er zjjn vervolgens allerlei
pogingen in het werk gesteld om verschillende subsidiën te
krijgen van provincie, gemeenten, polders, enz. De pogingen
zjjn gelukt en de subsidiën gegeven. In December 1892 is
het plan, zooals het in overleg met de ambtenaren der Re
geering is opgemaakt, ingezonden bij den Minister. Bij het
opmaken van het plan werd er door ambtenaren der Regee- I
ring op gewezen, dat het wenscbelijk zou zjjn om den
overgang van het Zijpe zoo goedkoop mogeljjk te maken;
volgens den Minister behoorde voor den overgang van het
Zjjpe een groot subsidie betaald te worden en zoo eenvoudig
en goedkoop mogeljjk te zjj".
Later heeft de Regeering bepaald, dat al de werken voor j
den overgang vanwege het Rijk moeten bekostigd worden.
Van deze Regeering heeft men weinig van medewerking in
deze zaak ondervonden. Wanneer men het wetsontwerp
inziet, houdende toekenning van rentelooze voorschotten uit
's Rijks schatkist ten behoeve van den aanleg van stoom
trammen van Rotterdam naar de Hoeksche Waard en van
Oldenzaa 1 naar Denekamp, dat in de zitting van 1895
1896—29 werd ingezonden, dan ziet men daaruit in de
Memorie van Beantwoording dat door den Minister indirect
werd gezegd: gij moet de richting niet volgen die in overleg
met injjn voorganger is vastgesteld, namelijk van Brouwers
haven over Zierikzee, het Zijpe, St. Philipsland naar Steen
bergen en zoo naar Roscndaal, dat is de kosten niet waard.
De. Minister wilde blijkbaar eene geheel andere tram dan
zijn voorganger, eene tram van Brouwershaven over Zierikzee
en van daar naar het Zjjpe en dan met een boot naar de.
haven van Numansdorp.
Dat is in lijnrechten strjjd met wat een vorige Minister 1
had gezegd, namelijk dat men met den vasten wal moest
vereenigd worden door het maken van eene tram Brouwers
haven—Zierikzee, rnet een overgang van het Zijpe, cn van I
daar naar Steenbergen en Rosendaal.
Toen het plan was opgemaakt is er subsidie gevraagd
van de provincie en van anderen. In de onderstelling dat
het plan door de vorige Regeering goedgekeurd, gevolgd j
zou worden, is het subsidie verleend.
En nu zo» deze Regeering in plaats het plan te volgen
en af te maken zooals haar voorgangers dat vastgesteld j
hadden, maken dat er niets van komen zal, en dat alles j
zal lAJerkomen op eene tram Brouwershaven, Zierikzee en
Zijpe en eene boot van Zijpe «aar de haven van Numansdo> p.
De Minister laat het heele plan in duigen vallen. H>.t
subsidie verleend door provincie en polders zal geheel ver
vallen, er zal niets gebeuren en bet werk van 3, 4 jaren
lang zal spoorloos verdwenen zjjn. Subsidiën zullen do-ar
de Provinciale Staten niet verleend worden aan het plan
zooals deze Minister wil.
Bij het opmaken van het plan in 1892 heette liet dat de
overgang over het Zjjpe op kleine schaal moest worden
ingericht, want dat het anders te bezwaarlijk zou worden.
Er is sinds dien tijd evenwel aangenomen, dat de overgang
over het Zijpe zal gemaakt worden op kosten van het Rijk.
Thans blijkt het uit een onderzoek van tram-deskundiger,
dat de overgang over het Zijpe zoodanig is ontworpen dat
er geen geladen goederenwagons over het Zjjpe kunnen
gevoerd, en de ljjo daardoor geene levensvatbaarheid heelt,
j De ovcgang dien de Regeering wenscht te inaken heeft
I cft' den overgang voor hare rekening neemt, maar aat zoo
uitvoert dat goederen eenvoudig niet overgevoerd kunnen
worden of zjj moeten overgeladen worden, dat duur is. Mei
staat hier dus voor het geval dat de Regeering zegt: ik zal
den overgang maken, maar doet zij het zoo, dat de lijn
geene levensvatbaarheid heeft.
j Eene tweede bijzonderheid van deze zaak is, dat de
Regeering, nadat zij eenige jaren bezig is geweest een plan
te ontwerpen om Schouwen en Duiveland met den vasten
wal tc verbinden, thans komt verklaren ik heb een ander
plan. Die weg door den voorganger van den Minister en
door de inspecteurs en hoofdingenieurs van den Waterstaat
en andere deskundigen ontworpen, deugt niet; men wil
eene boot laten loopen van Zijpe naar Numansdorp. Zoo
bestaat er niets meer waar men zich aan kan vasthouden.
De meeste menschen begrijpen de zaak verkeerdhet is hier
de quaestie niet om wat vroeger of later te Rotterdam te
zijn, maar het voorrecht van eene verbinding met den vasten
wal is hierin gelegen, dat de producten van Schouwen, zoo
als het vee, op een bepaalden tijd behoorlijk kunnen geleverd
worden. Dit kan men niet doen, wanneer men slechts een
bootje beeft. Het ij» waar, de gemeenschap zal niet altijd
gestremd zjjn, maar van tijd tot tijd. Het zal dus kunnen
gebeuren, dat men zjju vee niet op den bepaalden tnd
zal kunnen leveren en dan zit men daarmede en bereikt
men het doel niet dat men wil, namelyk, de levering op
vasten tjjd.
Het is er mede als met de zeilschepen, die naar de Oost
zeilden; men heeft gezien dat de zeilschepen alle door
stoombooten vervangen zjjn, omdat men niet op vasten tijd
kou leveren.
Dat men op de zaak gesteld is heeft de Minister kunnen
zien uit de adressen, die dezer dagen ontvangen zjjn. De
eerste onderteekenaar daarvan is de heer van der Lek dc
Clercq, de overige onderteekenaars behooren tot de geachtate
ingezetenen.
Ik ben daarom zoo vrjj de Karoer er op te wijzen, dat
van den kant der ingezetenen gedaan is wat men doen kan,
maar dat de Minister met een onmogelijk plan is gekomen,
waarbij eene geheele nieuwe richting is voorgesteld. Het zal
dus niet de schuld van de ingezetenen, maar de schuld
van dc Regeering zjjn, als de zaak riet tot stand komt.
De heer VAN DER SLEYDEN, Minister van Waterstaat,
Handel en Nijverheid: Mijnheer de VoorzitterI De geachte
afgevaardigde uit Zierikzee heeft het groote belang in het
licht gesteld dat het platteland heeft bjj het tot stand
komen van stoomtrammen, eene zienswijze waarmede ik
geheel en al instem; maar het is mij onbegrjjpeljjk hoe hij
tot de meening kan gekomen zijn, dat bjj mjjn Departement
geene belangstelling voor die zaak zou bestaan. Het tegen
deel is waar. Er wordt veel gearbeid aan aanvragen
betreffende stoomtrammen en deze aangelegenheid wordt
voortdurend^met de meest mogelijke belaogstclhng behartigd.
Het is echter niet gemakkelijk ten deze tot uitkomsten te
geraken, die er toe kunnen leiden om voorstellen bij deze
Kamer in te dienen.
De geachte afgevaardigde heeft het mij euvel geduid, dat
ik niet meer de adviezen zou vragen van den Raad van
Toezicht op de spoorwegen en dat ik mij zou bepalen tot
de adviezen van de ambténaren van den Rijkswaterstaat. Ik
weet niet hoe of die geachte afgevaardigde aan deze raede-
decling komt In elk geval is zij niet juist. Ik bedien mjj
van de adviezen van de eene en van de andere autoriteit
naarmate ik vermeen dat dit noodig is.
De geachte afgevaardigde is ten slotte gekomen op de
stoomtram op Schouwen en Duiveland. De aanvraag voor
den aanleg en de exploitatie van deze stoomtram is aan
vankelijk weinig gunstig ontvangen; men vreesde dat de
geldelijke uitkomsten er van zeer ongustig zouden zjjn.
Een voornaam punt hij deze stoomtram is de overgang
van het Zijpe. Aanvankelijk is een ontwerp voor dezen over.
gang opgemaakt, waarbij de geladen wagens overgebracht
zouden kunnen worden, doch men is tot de overtuiging
gekomen, dat de kostcu daarvan zoo aanzienljjk zouden zjjn,
dat deze een groot beletsel voor de totstandkoming zouden
opleveren; toen is men te rade geworden dit alles
geschiedde vóór dat ik aan het hoofd van het Departement
stond dat met een kleiner plan zou kunnen worden volstaan,
dat desniettemin aan de bestaande behoeften op billijke
wijte zou voldoen, waarbjj namelijk de goederen op de
veerboot overgeladen zouden moeten worden. Dat kleine
plan is aanbevolen door alle autoriteiten, die in deze quaestie
zjjn gehoord. Ik verklaarde mij daarop bereid om te
bevorderen, dat als steun roor het tot stand brengen der
onderneming, de kosten voor den aanleg en de exploitatie
van het veer voor Rijksrekening zouden worden genomen,
mits het comité dat zich had opgeworpen, nu ook kon
aantoonen over voldoende geldmiddelen to beschikken om
uitvoering aan de zaak te geven, liet comité heeft toen
pogingen aangewend om de benoodigde som bijeen te
krijgen, en wat bleek toen? Dat daarop geen mogelijkheid
was, rnaar dat nog eene som van 160,000 te kort schoot.
Alsof het nu vanzelf sprak, wendde het comité zich tot dc
Regeering met de vraag: Wilt gij uwe bjjdrage met de
ontbrekende som verhoogen7 Op die vraag kon mijn ant
woord niet anders dan ontkennend zijn. Het ging toch
niet aan, waar bepaald was welke de verhouding zou zjjn
van bijdragen door gemeente, provincie en Rjjk te geven,
om, nu het bleek dat eene grootere bijdrage werd gevorderd,
dat meerdere uitsluitend ten laste van den Staat te brengen.
Ik heb dus geantwoord bereid te zjjn om een deel van bet
meer gevorderde voor Rijksrekening te nemen, behoudens
nadere goedkeuring, indien het overige kon verkregen worden
uit grootere bijdragen van de provincie of van belang
hebbenden. Daarop scheen de zaak te blijven hangen;
men zag geen kans om het ontbrekende te krijgen. In dit
stadium kwam een ander denkbeeld op. Inmiddels was
namelijk het ontwerp gerijpt van den aanleg van eene
stoomtram van Rotterdam naar de Hoeksche Waard, en nu
werd in bedenking gegeven om die stoomtram in verbinding
te brengen met de op Schouwen en Duiveland aan te leggen
tram door middel van een veerdienst tusschen Numansdorp
en Zijpe. Indien deze verbinding tot stand kwam. zoude
daarmede verkregen kunnen worden, dat de overtocht in
korter tijd geschiedt dan over Steenbergen—Rosendaal het
geval zal zjjn, terwijl de tarieven voor personen- en goederen
vervoer geringer zullen wezen. Beide voordeelen schenen
zoo evident, dat dit plan verdiende eenigszins nader bezien
te worden. Een nadeel is ontegenzeggelijk dat des winters
de overtocht niet onder alle omstandigheden verzekerd zou
zijn, en men zich dus in die gevallen van een oinnibusdienst
ZijpeSteenbergen zou moeten bedienen, om dan verder
den weg naar Rosendaal te vervolgenmaar daartegenover
stond het groote voordeel, dat indien de verschillende belang
hebbenden zich bij dit plan nederlogden. er geen tinancieele
moeiljjkheden meer aan de uitvoering in den weg zouden
staan.
Mocht zich dan bevestigen hetgeen door het comité en
andere belangstellenden in de onderneming wordt verzekerd,
dat ook aan eene verbinding ZijpeSteenbergen zooveel
behoefte bestaat, dan kan er geen twjjfel aan zijn of die
verbinding komt binnen enkele jaren 'daarna tot stand,
wanneer het verkeer eenige ontwikkeling bereikt zal hebben.
Doch in stede van dit denkbeeld te ove- wegen heeft men
er zich vierkant tegen "verzet, zonder eenig onderzoek hoe
genaamd; men kenschetste het, evenals thans de geachte
afgevaardigde uit Zierikzee heeft gedaan, als een middel van
de Regeering om de zaak van de baan te schuiven. Niets