ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 2 Maart 1895. Eerste Blad. Algemeen Overzicht. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Uit Schouwen en Duivelands verleden. WESTENSCHOUWEN. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 51ste JAARGANG. No. 6583. Directeur-Uitgever J. WAALE, Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesche Nieuwsbode" Dit nummer bestaat uit twee bladen. Meldden wij reeds vroeger hoe de Duitsche Keizer den bond der landbouwers, toen eene commissie uit hen hem een bezoek bracht, weinig hoop had gegeven, dat de tegenwoordige Regeering hunne wenschen zou bevredigen, nog duidelijker heeft de Kei'.^r dat uitgesproken aan den gewon en j aarlij kscben feestdisch van den Landdag in Brandenburg, waar aan hij mede aanzat. Hg begon 2ïjn toespraak, met zijne getrouwe Brandenburgers te danken voor de vernieuwde blijken van trouw en gehechtheid, die zij hem weer hadden geschonken, dubbel te waar- deeren in deze voor hem zoo moeilijke tijden, en toen vervolgde hij: „De vragen, die op het oogen- blik de gemoederen het meest in beweging brengen, betreffen voornamelijk den landbouwstand. Mijne gevoelens daaromtrent kunnen u voldoende bekend wezen. Van ganscher harte hoop ik, dat het mij gelukken zal iets duurzaams en nuttigs op dit gebied tot stand te brengen en alle krachten zal ik daartoe inspannen. Dringend evenwel waarschuw ik tegen overspannen verwachtingen of het rekenen op de verwezenlijking van hersenschimmen. Geen enkele stand kan eischen, dat zij ten koste van een andere bijzonder bevoordeeld wordt. De taak van den heer des lands, is het de belangen van alle standen tegen elkander op te wegen en met elkander in overeenstemming trachten te brengen, opdat het algemeen belang des vaderlands bevorderd wordt. Slechts dan, wanneer Vorst en Volk daar toe samenwerken, kau iets worden tot stand gebracht. En nu wij op het punt staan den vijf-en-twintig- jarigen gedenkdag te vieren van de herstelling van dat gemeenschappelijk vaderland, nu mogen wg er wel aau denken hoe slechts de gemeenschappelijke arbeid van alle Duitsche stammen en Vorsten dit werk heeft kunnen volbrengen". Deze belangrijke redevoering beeft natuurlijk heel wat pennen in beweging gebracht» Bijna alle partgen, uitgezonderd natuurlijk de agrariërs, betuigen hunne ingenomen heid met het gesprokene. En voorzeker heeft Keizer Wilhelm een goed werk verricht door aldus open- lgk te verklaren, dat hjj er niet aan denkt de eischen der agrariërs in te willigen. Maar of hij zijne Regeering daarmede een dieDst heeft gedaan, valt te betwijfelen. De Umstarz-Vorlage berokkent haar heel wat moeilijkheden. Da commissie, in wier handen het wetsontwerp is gesteld, snoeit en ver andert veel. Het Centrum heeft weer een amen dement doorgedreven, waaruit duidelijk blijkt, hoe deze partij die voordracht geheel omwerken wil in haren geest, waardoor zij voor de andere partgen onmogelijk wordt. Thans weer hebben de leden van het Centrum voorgesteld, dat geldboete of gevangenis straf van twee jaren gesteld wordt op het „in woord of geschrift in het openbaar aanvallen of loochenen van het bestaan van een God, de on sterfelijkheid der ziel of het godsdienstig karakter van huwelijk en huisgezin". Dit komt velen te kras voor, en één der afgevaardigden van de andere partij heeft dan ook reeds gevraagd, waarom men het geloof aan 's Pausen onfeilbaarheid niet heeft opgenomen. De Regeering zit met dit voorstel danig in de war; het Centrum moet zij te vriend honden, willen hare voorstellen worden aangeuomen. Zoo heeft de begrootingscommissie uit den Rijksdag de gevraagde 42l/a millioen Mark voor vier nieuwe gepantserde kruisers, bestemd om Duitschland's vlag wat meer te vertoonen, ingewilligd; en het was het Centrum, die daar den doorslag gaf. Het onderwerp tot verhooging der belasting op de tabak is in handen gesteld van eene commissie van 28 leden, na eene kernachtige verdediging van den Minister van Financiën, die aantoonde, dat tabak een weelde-artikel is, meer dan bier, en er van een rijksinkomstenbelasting noch van een rijkssuccessie- recht iets komen kon. Nu het adres van antwoord, met de talrijke amendementen, welke daarbij door de oppositie zijn ingediend, door het Kngelsche Lagerhuis is afgehandeld, komen de andere wetsontwerpen, welke Lord Rosebery in de troonrede heeft aangekondigd, aan de orde. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Asquith, heeft reeds het wetsontwerp tot scheiding van Kerk en Staat in Ierland ingediend en tevens vraagt de Minister voor Ierland, de heer John Morley, dat het Lagerhuis zal besluiten om terstond na afdoening dezer wet, de Iersche land- bill aan de orde te stellen. Bij deze twee wetsvoor stellen zal de Regeering weer heel wat moeilijkheden ondervinden. De vorige week liepen er geruchten, dat de ministerraad plotseling bijeengeroepen was, en men bracht dit in verband met de kleine meerderheid die de Regeering bjj de jongste stem mingen tegenover haar vijandige amendementen op i de oppositie verkreegsommigen spraken reeds j van aftreding van het Ministerie. Het blijkt nu echter, dat deze ministerraad werd bijeengeroepen met het oog op het gebeurde in Egypte, waar de j jonge Khedive, Abbas Pacha, zich weer eens een j weinig tegenover Engeland roerde. De zaak is echter reeds weder ia orde en de jonge Khedive zal weer wel eindigen met het gezag vau Engeland te erkennen. In Bulgarije begint de toestand beter te worden. Vorst Ferdinand heeft besloten, het voorstel, door den leider van de Russiscbgezinde partij, Zankoff, gedaan, van de hand te wijzen. Zankoff verlangde, dat de Vorst het Ministerie Stoïloff zou i ontslaan en weer zou overgaan tot ontbinding van 1 de Sobranje. Alleen op dezen grondslag meende Zankoff, dat het hem gelukken zou, eene verzoening tusschen Rusland en Bulgarije tot stand te brengen. Op deze voorstellen zal Vorst Ferdinand niet ingaan. Blgkbaar heeft hij rekening gehouden met de algemeene ontevredenheid, waartoe de verzoening van den Vorst met den Russischen onruststoker in het geheele land aanleiding heeft gegeven. Indien de Vorst weer gemeene zaak bad gemaakt mot Zankoff, die in Bulgarije eene zoo groote rol heeft gespeeld ten behoeve van Rusland, zou zjjn troon zeker groot gevaar hebben geloopen. Wellicht gelukt het Ferdinand, nu hij Zankoff verloochend, meester te blijven van den toestand. De JVoorsche Storthing is door Koning Oscar te Christiania geopend. In de troonrede wordt aan gekondigd welke wetsontwerpen de Regeering hoopt voor te stellen, doch over het groote geschil tusschen Noorwegen en Zweden wordt geen woord gerept. De Koning heeft, zooals bekend is, den beer Stein belast met de vorming van een Ministerie en deze onderhandelt nu zoowel met zijne eigen partij- genooten als met de leiders der gematigde iinkerzijdd en der conservatieve partij, ten einde eeDe commissie te vormen tot voorbereiding eenor schikking tusschen do Kroon en de Volksvertegenwoordiging. Engeland. De vorige week stierven te Londen 1100 personen aan de griep. De sterfte aldaar klom tot 34 per per duizend, te Liverpool tot 46 per duizend. F r a n k r ij k. Vier jaren geleden pleegde oen dienstmeisje Lóonie Maugrasop een openbaar bal te Joigny een moordaanslag op baar ontrouwen minnaar, de soldaat Louis Piètre, wien zij zes messteken toe bracht, maar zonder hem te dooden. Zij stond deswege terecht, maar zij werd vrijgesproken. Zondag nu werd Piètre, die intusschen getrouwd isterwijl hij met zijne vrouw eu zijn zwager wandelde, onverhoeds aangevallen door een zwaar- gebaard man, die hem een messteek in den schonder toebracht. Piètre vluchtte, maar de man vervolgde hem, totdat eindelgk een paar dragonders, die op zijn hulpgeroep kwamen toesnellen, zich meester maakten van den moordenaar, die niemand anders bleek te zijn dan Léonie Maugras. De wraakzuchtige vrouw, die een dolk en een kleinen revolver bij zich had, was uit Issy les Moulineaux, waar zij diende, naar Joigny gekomen om haar ontrouwen minnaar te dooden. Zij zegt dat zij daarna zelfmoord gepleegd zou hebben. In de gevangenis weigert zij alle voedsel; zij wil, zegt zij, van honger sterren. Het eenige wat haar spijt, is dat zij baar doel niet heeft bereikt. Zou Léonie nu weder door de gezworenen worden vrijgesproken -— Men wil voor wijlen den ontwerper van bet Suez-Kanaal, den beer De Lesseps, een monument oprichten en om daaraan bet karakter van een algemeene internationale hulde te geven, is men op de aardige gedachte gekomen om ieder passagier, die het Suez-Kanaal passeert, in de gelegenheid te stellen, door een vrij willige bgdrage van ten minste één franc, mede te werken aau de vereering der nagedachtenis van den man, die dat grootsche werk tot stand bracht. Een Franscb soldaat, die pas nit Duitscbland teruggekeerd is, vertelt dat hg van 1870 tot 4 December 1894 in Duitscbland gevangen is gehouder. Hij had als krijgsgevangene een van zjjn bewakers te Dresden gedood. Daarop werd hij gevangen gehouden tot 1883, toen bij er in slaagde te ont vluchten. Hg werd echter,,nmienw gearresteerd en toen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Hij beweert, dat er nog zeven Fransche gevangenen in Posen zjjn. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. Ingezonden Stukken. Mijnheer de Redacteur! Geheel in mtjn geest en zeker in dien van de meeste landbouwers in Schouwen en Dniveland is onderstaand ingezonden stuk in het Ned. Landbouw weekblad, dat ik U ter plaatsing dringend aanbeveel, omdat het m. i. leiden kan tot bet opzenden van een adres, inhoudende adhaesie-betniging met de motie-Dobbelman in zake bescherming der graan rechten in ons land. Na lezing van bedoeld ingezonden stnk van den heer K. Kistemakor te Haarlemmermeer, zal mogelijk de een of ander wel de handen aan den ploeg slaan en een adresbeweging, ook in deze streek, op touw zetten, Hoogachtend, onder dankbetuiging, Iemand die bescherming van den Land bouw dringend noodig acht. Mijnheer de Redacteur! Vergun mjj, naar aanleiding van zooveel dat tegenwoordig tegen invoerrechten wordt geschreven, een bescheiden plaatsje in ons Landbouio- Weekblad, ten einde, bg de helaas tot heden nog te weinigen die daar voor schrijven, ook het mjjne zjj net dan eenvoudig en met minder bokwame pen te voegen. Bijna algemeen wordt Bescherming of Protectie, zooals het met eon vreemd woord wordt genoemd, om de volgendo redenen door de Hoeren Vrijhando- laren bestreden en ontraden 1. De landbouwor, speciaal de pachter, zal voor slechts een gering deel gebaat worden door de in voerrechten, daar do Landheeren op den duur de winsten zullen opstrijken. 2. Do veehouder moti, indien invoerrechten 'Worden geheven, duur graan voor mestiug enz. koopen. 8. De tuinbouwer en rruchtenkweeker worden er niet mee gebaat. 4. De kleine boer op zandgrond in Drenthe en Overijsel zal er nadeel bjj hebben. 5. De werkman zal duurder brood moeten eten. 6. In Duitscbland klaagt men ook, ofschoon daar wel invoerrechten worden geheven. Ik wil trachten met de weinige gegevens, die mij, als eenvoudig landbouwer, ten dienste staan, deze punten zooveel mogelijk te weerleggen. 1. De Heeren Landeigenaren-verhuurders zullen de winsten opstrijken, omdat de huurder bij hot eindigen der huurovereenkomst, meer pacht zal moeten betalen. Wat is hiervan waar? Verreweg de meeste huurboeren pachten do lan derijen voor 6 8 5 10 jaren. Nu is het niet te weerspreken, dat bijna allen tegen een hoogeren graanprijs, van een it twee gulden per hectoliter, hebben ingehuurd, en nu komt het mij bjjna ondenk baar voor, dat een Landeigenaar-verhuurder bij het eindigen der pachtovereenkomst indien dan de graanprijzen tengevolge eener intusschen ingevoerde wet, waarbij invoerrechten op graan werden bepaald, of reeds bestaande invoerrechten werden verhoogd weer ongeveer op den koers waren, waarop zij stonden bij het aangaan der vorige pachtovereenkomst, hoogor pachtsom zoude eischen. Nu beweren sommigen, en volgens de thans be staande graanprijzen -terecht, de Landeigenaars j moeten nog veel meer afslaan en de pacht nog j aanmerkelijk verlagen; bedenken we echter wel, dat er ook verscheidene verhuurders zijn, welke van die pachtpenningen moeten bestaan, en er thans reeds vrij wat land is, 't welk voor de lasten, die in onB laad over 't algemeen vrij hoog zijn, eigenlijk reeds duur genoeg is, terwijl dat van betere kwaliteit niet dan hoogstens 2 rente kan afwerpen. En is dit nu zoo gewenecht? Mij dunkt, de Nederlander die zijn kapitaal in landerijen belegt, waarvan hij toch reeds de twijfel achtige eer beeft dubbele belasting te betalen, heeft ook wel eeüig recht op een eenigszins billijk per centage en waar thans aanmerkelijk booger rente gerekend wordt dan 2 procent, gaat zulks ten koste van de beurs van den pachter. 2. De veehouder, zegt men, wordt benadeeld, om reden duurder graan en andere voerartikelen het gevolg zon zijn. Doch nu zou ik willen vragen: hoe komt het nu, terwijl juist thans de veehouder het graan en andere voerartikelen voor geringen prijs kan krijgen, ook hg een zwaren strijd om bet bestaan heeft te voeren, terwij] vroeger bij een veel hoogeren prijs der granen enz. ook dat bedrijf winstgevend was? En het antwoord zal moeten luiden: de groote concurrentie, die hun ook door de graanboeren, welke, tengevolge van de lage graanprijzen en met melk en met vee, hunne markt overvoeren, maar in nog veel hooger mate de concurrentie, hun door het buitenland aangedaan met den vrijen invoer ran Amerikaansch spek, vet, vleesch en huiden enz., voor welke drie laatste artikelen hij als bevoor rechte" burger van Nederland 10 °/0 accijns mag betalen, dus hier zelfs eene protectie in omgekeerde richting, is hiervan de oorzaak, alleen aan vet voor de fabrikatie van margarine en andere surrogaten, word in 1890 voor 20 millioen gulden ingevoerd en voor hoeveel aan spek en vleesch in bussen? Indien dus ook hun bedrjjf beschermd werd, zouden wij wel voordeel, geen nadeel van protectie onder vinden. 3. De tuinbouwer en vruchtenkweeker zal er niet i mede gebaat zijn. Ten opzichte van dit punt kan ik niet beter doen dan verwijzen naar het comité, 't welk zich juist dezer dagen in het Westland heeft gevormd, met het doel adressen, inhoudende adhaesie- ketoiging met de motie des heeren Dobbelman, in de verschillende gemeenten te doen teekenen. Ook hier das eene bewegiDg voor invoerrechten en terecht, indien men let op de groote hoeveelheden groenten en frnit uit het buitenland vrjj geïmporteerd, waar door onze eigen kweekers bijna van de markt worden verdrongen. 4. De kleine landbouwer op zandgrond in Drenthe on O vergeel zal er nadeel bg hebben, omdat hg bij een slechten oog6t, voer voor zijn vee moet koopen, 't welk dan duurder is, maar daar staat tegenover dat bg eon overvloedigen oogst het over complete voor een bagatel verkocht moet worden en zon bg eene heffing van invoerrechten daar ook de boekweit niet onder hooren een artikel, vroeger juist daar een der hoofdproducten, dat thans tor oorzake van den vrijen invoer veel minder verbouwd wordt. Alleen in 1892 werd alhier van buiten voor 21/» millioen ingevoerd. Wat dien invoer overigens be- teokent ten opzichte van granen en meel getuigen de volgende cjjfers: In 1889 ingev. voor 75 mill, aan granen en meel. 1890 85 1891 110 i Hoe ook de veehouder, om nog even op punt 2 terug te komen, in de omwisseling van bouwland, in weiland, een geduchten concurrent krijgt, mogen j do volgende cijfers aantoonen. In 1860 waren in ons land 1037000 Hectare j bouwland en 860000 Hectare weiland. In 1891 ongeveer 800,000 Hectare bouwland en 1,129,000 Hectare weiland. 5. De arbeider zal duurder brood moeten eten. Ik zou hierbij wel willen vragen, wanneer was het voor den werkman in 't algemeen beter, toen alles duur was of nu, nu alles goedkoop is Immers, iu den duren tijd toen was or, omdat alle takken vau landbouw bloeiden, werk, en werk is brood, terwijl geen werk, zooals het nu maar al te veel is, gelijk staat met geen brood, en wat helpt het dan, al was het brood nog veel goedkooper dan thans. Duitscbland denkt daar anders over. Daar beft men, om maar van een artikel te spreken, ten einde den binnenlandschen arbeid te beschermen en arbeid in eigen land te brengen, ruim f 3 per 100 Kilo meer invoerrechten op gemalen dan op ongemalen tarwe, daardoor kunnen bij hen de meelfabrieken bestaan en kan den arbeider werk worden gegeven, en hoe gaat het hier onder ons vrijhan delstelsel De meelfabrieken kwijnen, spijkers- en draadnagel- fabrieken, vroeger bloeiende, ik meen dat we er 15 van die fabrieken hadden, zjjn, tengevolge van den vrijen invoer nit Duitschland, tot op 3 na alle ge sloten. Duitschland is zoo welwillend geweest, ons dit artikel voor een prijsje te leveren, doch ontneemt daardoor aan menig werkman het brood. Katoen, vroeger een bloeiende industrie, vooral ook met deD handel op onze Oost, kwijnt eveneens. Nadat in Indië de inkomende rechten daarop zijn afgeschaft, hebben andere landen ons op die markt voor het grootste gedeelte verdrongen. 6. In Duitschland klaagt men ook, maar of daar evenwel zooveel reden tot klagen is als hier, vooral voor den landbouw, zullen onderstaande markt berichten het best kunnen bewijzen. De cijfers zijn in middenprijs uitgedrukt. Op 28 Januari 1895 pr. 100 Kilo. Tarwe. Rogge. Gerst. Haver. f 8,10; f 6,78; 7,f 6,84; te Berlgn. f6,— f 5,— f 5,— f 5,02s; te Rott. Dit verschil is bg vleesch en spek nog meer in 't voordeel van den Duitschen boer. De uitvoerhandel nam in 1892 in Duitschland met eenige millioenen toe, in het vrije Nederland afr Nog een wapen, dat altijd bij de band is om tegen invoerrechten te strjjden, is: er zullen door de buitenlandsche rijken represaille-maatregelen worden genomen, maar waarom heft men dan nu, nu wij van de meeste artikelen, door hen bij ons ingevoerd, geen en van enkele slecbts zeer lage invoerrechten heffen, toch van onze producten zulke hooge invoerrechten, dat het zoo goed als onmogelijk is daar te importeeren? Mij dnnkt, het is meer dan tijd, dat wg zelf van represaille-maatregelen gaan spreken, daar waar Duitschland zijn grenzen voor ons vee, in naam tengevolge van het hier heerschende mond- en klauw zeer, hermetisch gesloten houdt, terwijl, indien onze veestapel geheel vrij is van elke ziekte, dat vee slechts tegen hooge invoerrechten de Duitsche grenzen mag overschrijden, welk voorrecht" als meest be gunstigde natie, wij ook hebben in België en Frankrjjk. Hierboven gaf ik enkele aan de statistiek ont leende cijfers omtrent invoer van granen en meel. Ik kan hier nog bg voegen dat die invoer van granen en meel in 1893, voor eigen gebruik, ongeveer 120 millioen gulden bedroeg. Aan margarine werd ingevoerd voor 43 millioen, bereide en onbereide huiden voor 3 millioen. Het buitenland voorziet thans ongeveer voor 1/3 in onze behoeften en van al die millioenen zijn hier zoo goed als geene arbeidsloonen uitbetaald, terwijl, indien hier de arbeid loonend werd. door bescher ming, men ongetwijfeld tot droogmaking der Zuider zee, Lauwerzee, Friesche Wadden enz. zou overgaan, waardoor we ongeveer, (misschien geheel), genoeg voor eigen consumptie konden telen, die millioenen in Nederland den algemeenen rijkdom konden ver meerderen en er voor den werkman overvloed van werk en dus ook brood zou zijn, terwijl tevens de pachter, tengevolge van meer land, in dubbele mate zoude geholpen zijn, daar men elkaar dan niet bg verhuringen behoefde te verdringen. Ontvang, Mijnheer de Redacteur, bg voorbaat mijn dank voor de verleende plaatsruimte. K. Kistemakee. Haarlemmermeer, 9 Februari 1895. WELDflD I G HEID- Onder liarlclUkc (luiikzc^Zllg aan de vereenigingen en personen, die hebben mede gewerkt tot de Soiree van 20 Februari, deelt bet comité voor schoolkindervoeding mede, dat de netto opbrengst daarvan bedraagt 192,35. Namens het comité voornoemd, J. HOGERLAND, Secretaris. Westenschouwen I 't Zal u rouwen Het ontrooven mijner vrouwe; Westenschouwen zal vergaan, Slechts de toren bljjven staan. Zóó had de verbolgen meerman gesproken, wieDS wederhelft door visschers der bloeiende handelsplaats was gevangen. De voorspelling werd bewaarheid. De hand vol zand, door den zeebewoner neergeworpen voor de diepe haven, groeide aan tot eene ontzag lijke plaat, zóó den toegang afsluitende, dat na korten tijd geen hulk of buis meer door de ver slijmde geulen" binnenvaren kon. Met het afnemen der haringvisscherij, >de harinckteelt", begonnen ook handel en vertier te kwijnen en het sinds onheuglijke jaren bekende bloeiende zeedorp aan de breedo Roompot (Romanus portus) was in het midden der zestiende eeuw reeds zóó vervallen, dat er nauwelijks tien huizen meer over waren. We mogen veronderstellen, dat alle lezers in Schouwen en Dniveland het bovenstaande verhaaltje, minder of meer gevarieerd, hebben gehoord. Het is de eenige legende die Schouwen rijk is, en zoo er uit dit volksverhaal iets te putten valt, dat de waarheid nabijkomt, dan gelooven we, dat het de aanduiding is van het snelle verval van Westen schouwen. Dit toch ligt niet onduidelijk in de omstandigheid, dat men buitengewone wezens voor stelt als te hebben teweeggebracht, wat zonder hen niet of althans niet in een zoo kort tijdsbestek zou hebben plaats gehad. Dat die buitengewone wezenB meermannen, meerminnen en dergelijken zijn, is een naklank uit die vroege dagen van Zeelands geschiedenis, toen de watervereering met hare mythen nog aan de orde van den dag was. Wellicht zijn uit dien grijzen voortijd afkomstig de dolfijn in 't wapen van Walcheren, de griffioen in dat van Wolfaartsdijk en de meermiunen in dat van Schouwen, welke ook reeds in 't begin der 15e eeuw voorkomen als schildhouders van het wapen van Zierikzee en als zoodanig nog te vinden zijn op de omstreeks 1550 gegoten klokken van den stadhuistoren en aan den in 1651 gemaakten voorgevel der Kleine Kerk boven de Beurs alhier. De gedachtenis aan Westenschouwen werd nog tot de helft dezer eeuw levendig gehouden door het overblgfsel van den kerktoren, welke belang wekkende ruïne aan de schoone, maar stille en afgelegen landouw een romantisch aanzien gaf. In September 1845 evenwel is deze bouwval ten bate der gemeentekas van Burgh, waarmee Westen schouwen sedert 1816 vereenigd was, voor afbraak verkocht en het daarvan komende puin aan de zeeweringen der provincie gebruikt. Daardoor was het laatste overblijfsel dezer eens zoo bloeiende plaats verdwenen en bleef de naam alleen nog behouden als die eener heerlijkheid. Laat ons hooren wat de geschiedenis van dit verdwenen dorp weet mee te deelen. Reeds in de derde eeuw onzer jaartelling, toen de hooge duinstreek van Schouwen nog het eenig droogliggende en bewoonbare deel van ons eiland was, vond men aan den breeden mond van de rivier, die later Schelde genoemd werd, eene vestiging of sterkte der Romeinen (Romanus portus), waaraan zeer waarschijnlijk de Roompot zijn naam heeft te danken. Gevonden munten uit dien tijd wijzen op een druk handelsverkeer, dat met Engeland plaats had, waartoe dan ook de ligging bijzonder gunstig was. Eeuwen gaan voorbij, voor men de plaats meer bepaald aangeduid vindt. Uit een stuk vau 1296 blijkt, dat het toen bekend stond als het dorp Talebontseinde, welke naam wel in verband zal staan met Palevoetsheide, de lage moerassige streek in de duinen, waar in 1304 zooveel verslagen Vlamingen werden gevangen genomen. In eerstgenoemd jaar behoorde het dorp aan Jan van Renesse, die toen tolvrijheid voor de inwoners ervan bekwam door al de landen van Jan van Brabant. Zeer nam de bloei van Westenschouwen toe, toen na het verval van Dreischor de schippers uit Zierikzee hier eene veilige ligplaats vonden. De kroniekschrijver Reigcrsbergh verhaalt, dat het in de middeleeuwen oene der vermaardste havens van Zeeland was, vanwaar vele koopvaarders oost eu west plachten te varen; de visscherg bloeide er, en er voeren meer haringbuizen af, dan van eenige haven van Walcheren; de heuden, koggen, hulken en buizen, waarmede deze handel en visscherg gedreven werd, werden daar ter plaatse gebouwd en uitgerust. In die goede jaren tolde men er niet minder dan acht cn twintig rgnschen- wijnherbergen, waaruit men kan opmaken, dat deze plaats door een groot aantal vreemdelingen werd bezocht. Dat Westenschouwen reeds in 1438 eene plaats van zeker gewicht was, kan daaruit blijkeu, dat toen in dat jaar eenige ingezetenen vau Antwerpen, uit Hamburg en de Oostzee komende, in den oorlog van Holland en Zeeland met de oosterlingen, door die vau Westenschouwen schade waren toegebracht, do regeering van Antwerpen met Zierikzee en Westenschouwen des wegen een overeenkomst sloot. Destijds had men er de vaart tot Spanje en Por tugal uitgebreid, wat toon iets buitengewoons was. In 1473 verleende Karei de Stoute aan die van Westenschouwen een octrooi tot. vermeerdering hunner weekmarkten, alsook van allen koophandel en vergunde hun een zegel te doen vervaardigen om daarmede te bevestigen hetgeen tot bunnen bandel mocht vereisebt worden terwjjl in dat zelfde jaar de Engclsche Koning Eduard IV hun vrije vaart j en handel in allo gewesten en havens van zijn koninkrijk vergunde. Dat was de bloeitjjd. Maar het verval kwam zeer snel binnensluipen wat tengevolge haddat vele aanzienlijke inwoners en reeders hunnen zetel naar Zierikzee overbrachten, gelijk dit bekend is van het vermogende, nu uitgestorven, geslacht de Huybert en van de evenzeer aanzienlijkenog bestaande familie Cau. In 1548 vond men er nog eene dreef van hoornen, leidende naar de kerk, die toen nog in goeden staat was, terwijl het getal huizen maar tien meer beliep. Vroeger was die dreef eene straat met schoone huizen bezet, waarin de fraaiste kelders gevonden werden als ware het eene stad geweest. Ongeveer oene halve eeuw later was de kerk reeds een bouwval geworden, zoodat de regeering van Brouwershaven verzocht, om aldaar materialen te mogen halen tot opmaking barer poorten, welk verzoek echter door de Staten vau Zeelaud in hunne zitting van 23 Maart 1591 werd afgeslagen. De toren bleet staande en ten opzichte daarvan zijn nog een paar bijzonderheden mode te deelen. Met verwondering kou men namelijk opmerken, hoe zonderling het bliksemvuur eens zijne kracht op dezen toren uitgeoefend had, want men zag ongeveer ter halver hoogte een smal stuk muurwerk, wel licht ter lengte van een meter, aan do eene zijde uitgerukt en tegen den noordoostelijken hoek als 't ware aangeplakt. Eene andere bijzonderheid was bij de landlieden in den omtrek algemeeu, bij wijze van overlevering bekend, doch werd veelal voor een verdichtsel ge houden; maar het is bij onderzoek gebleken, dat dit voorval werkelijk heeft plaats gehad. In den zomer van 1798 liep een kalf, dat op het kerkhof graasde en door eenige personen gejaagd werd, den door den tijd genoegzaam vernielden wenteltrap des torens op, tot waar men nog duide lijke sporen zag van de eerste verdieping en zoldering, en sprong van die vrij aanmerkelijke hoogte uit een venstergat naar benedon. Door een toeval viel dit kalf op een ander, dat terstond dood bleef, terwijl de klimmer er zonder letsel afkwam en weldra weer grazen ging, alsof er niets voorgevallen ware. Het oude Westenschouwen, dat, zooals de naam aanduidt aan de westpunt van Schouwen lag, had aldaar het hevigste geweld dor zee te verduren, waarom al zeer vroeg de duinen hier door dijken vervangen werden. Later worden er inlaagdijken achter gelegd. Een dezer dijken is sinds lang door dninen overstoven, maar toch ten jare 1825, toen deze door den hoogen springvloed zeer waren af genomen, duideljjk zichtbaar geweest. Westenschouwen bezat, als zelfstandige heerlijk heid, zijn eigen rechtbank, bestaande uit een baljuw, vijf schepenen en een secretaris, die hunne bijeen komsten te Haamstede hielden. Dit rechtsgebied strekte zich nit over geheel Westland, den polder de Meipaeht en het oude, geheel door de zee ver zwolgen Nieuwland. "Vóór en naast Westenschouwen lag nog eene heerlijkheid met dorp en parochiekerk, genaamd Clauskinderkerke, welke op 7 October 1472 over stroomd zjjnde, na den vloed van 14 December 1511 geheel buiteugedijkt werd. Langen tijd behoorde de heerlijkheid Westen schouwen aan de ambachtsheeren van Haamstede. I Sedert 1677 echter kwam het door koop in bezit van den raadpensionaris van Zeeland Pieter de Huybert, in 1678 werd het genaast door Jacob de Witte, heer van Haamstede, wiens dochter Cecilia de Witte het ten huwelijk bracht aan Jan do Huy bert. Hun zoon Mr. Adriaan de Huybertdie veeltijds vertoefde op de buitenplaats Molenberg onder Westenschouwen liet het in 1751 na aal zijne zuster Maria Adriana de Huybert, wed. dt Buvry. Deze liet de heerlijkheid in 1769 bij testa ment na aan haar neef Mr. Jan van Vrgberghe. In 1789 volgde hem zijn zoon Jau Francois van Vrg berghe (sedert Maart 1842 jonkheer) op. In 1845 kwam het in het bezit zijner weduwe Geertruida de Wit en na haar overlijden in 1866 aan baar oudsten zoon Jhr. Mr. J. van Vrgberghe van Westen schouwen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1895 | | pagina 1