ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 29 December 1894.
Eerste Blad.
NIEUWJAARSWENSCHEN.
NIEUWSTIJDINGEN.
Veraobijnt DINSDAGDONDERDAG en
ZATERDAG.
De prija per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaalIndie enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
51ste JAARGANG. No. 6556.
Directeur-Uitgever j. WAALE.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnement#- of Advertentie-gelden gelieve men te zeiulen aan de Administratie Zierïkzeesche Nieuwsbode**
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Gelijk vorige jaren zal in het No. van
1 Januari a.s. gelegenheid bestaan tot het
plaatsen van Nieuwjaarswenschen en wel
tegen den prijs van 35 Cents.
Dit No. wordt des morgens op Nieuw
jaarsdag hier tor stede bezorgd, terwijl
het ook op dien dag door geheel Zeeland
en Holland kan worden ontvangen.
De inzending der Advertentiën voor
dat No. bestemd kan geschieden tot Maan
dag 31 December, uiterlijk des namiddags
Q ure.
a&~~ Mieze prijs is alleen van toepassing
op Xieu tcjaarswensvhen in het Xo.
van 2 Januari geplaatst.
BEKENDMAKING.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
ZlEfUKZEE
Gelet hebbende op de bestaande wettelijke bepalingen
betrekkelijk de Nationale Militie;
Maken bekend:
dat het register tot inschrijving van alle mannelijke inge
zetenen, welke op den lsten Januari aanstaande hun 19de
jaar zullen zijn ingetreden, dat zijn diegenen welke in 1876
zijn geboren, zal gereed liggen op de gemeente-secretarie
van den lsten tot en met den Sisten Januari 1895, van des
voormiddags 10 tot des namiddags 1 uur en van des na
middags 2 tot 4 uren;
dat voor ingezeten wordt gehouden:
1®. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder,
of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is,
volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad
no. 44), voor zoover hare bepalingen bij de wet van
den 22sten Juni 1893 (Staatsblad no. 91) voor do
toepassing der Wet op de Nationale Militie zijn ge
handhaafd
2®. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den
lsten Januari van het jaar waarin hij zich moet laten
inschreven, in Nederland verblijf hield;
3®. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het
Rijk verbljjf houdt;
dat niet voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling,
'%behoorende tot eenen Staat waar de Nederlander niet aan
'den verplichten krijgsdienst is oroWworpen, of waar ten
(aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkecrig-
lieid is aangenomen (art. 15 der wet van 19 Augustus 1861,
Staatsblad no. 72);
dat hij, die eerst na het intreden van zjjn 19de jaar, doch
vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, verplicht
is zich zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven
bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de
inschrijving volgens art. 16 moet geschieden (art. 20 der wet);
dat voor de militie niet wordt ingeschreven:
1®. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten, die geen Nederlander is;
2®. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten;
3®. de zoon van den Nederlanderdie ter zake van 's lands
dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën
woont (art. 17 der wet);
dat de inschrijving geschiedt:
1®. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden over
leden, de voogd woont;
2®. van een gehusvde en van een weduwnaar, in de ge
meente waar hij woont;
3®. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft of
door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten
's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont;
4®. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder
lander, die ter zake van 's lauds dienst in een vreemd
l.i uö gemeente, waar zijn vuaer of voogd
het laatst in Nederland gewoond heeft (art. 16 der wet)
dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden inge
schreven verplicht is zich daartoe bij Burgemeester en
"Wethouders ter boven aangegeven plaatse en binnen den
daar bepaalden tijd aan te geven, en dat, by diens ongesteld
heid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of, is deze over
leden, zijne moeder,-of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot
het doen van die aangifte verplicht is (art. 18 der wet).
Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand
aan de op hun rustende verplichting te voldoen en wordt
hun ten overvloede onder de aandacht gebracht, dat by
bovengemelde wet onder meer is bepaald:
dat met boete van ten minste f 0,50 en ten hoogste f 100
wordt gestraft de overtreding van artt. 18 en 24 der wet.
En is hiervan ter voldoening aan de bepaling van art. 19
der wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72),
voor de tweede maal, waar zulks binnen deze gemeente ge
bruikelijk is, afkondiging geschied.
Zierikzee, den 28 December 1891.
De Burgemeester en Wethouders vom-noemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Indië.
Betreffende de financiëele positie der officieren op
Lombok, schrijft »Een getrouwde" in het Bat. Nbl.:
»Daar er in den laatsten tijd telkens gewezen
wordt op den treurigen financiëelen toestand der
gehuwden te Lombok en dat maar niets schijnt te
helpen, wil ik eens mededeelen en door cijfers toe
lichten, hoe zoo'n officier hier financiëel achteruit
gaat. Het is wel niet prettig om zoo iets in het
publiek te moeten doen en vele kameraden zullen
wel zeggen, dat ons eergevoel daartegen opkomt,
maar, hoewel ik ook heel veel eergevoel heb en
geloof te mogen zeggen, dat ik het hart op de
rechte plaats draag, kan ik daardoor toch niet
voorzien in mijn financiëelen achteruitgang. Ik
word werkelijk gedwongen om beren" te maken
cn weet niet, hoe ik die later zal moeten betalen,
bijgevolg loop ik gevaar later voor die schulden
aangeklaagd te worden, die ik toch heb moeten
maken wegens mijn indeoling bij de troepenmacht
te Lombok. Volgens mijn nauwkeurige aanteeke-
ningen die ik expres aanhoud om later, als ik
aangeklaagd word en mijn chef mij ter verant
woording roept, te kunnen toonen, dat ik geen
verkwister ben deed ik de volgende uitgaven
Per dag passergeld f 0,25
5 fl. ajer blanda 0,60
y.0 fl. whisky 0,29
slijtage kl. en schoeisel 0,50
Totaal f 1,64
Dus per maand 49,20
Komt bij koki 5,—
sigaren 6,
schrijfbehoeften
en postzegels enz. 6,
Totaal 66,20 p. maand.
Of van Juli tot en met Oct. 264,80.
Nu ontving ik als toelage gedurende de drie
laatste maanden 8 X 20 60 gulden paarden-
fourage, terwijl mjjn zuinige vrouw, die met mjjn
gezin de gouvernementswoning bewoont, die ik
door de omstandigheden verplicht was "aan te houden,
nog 23 gulden wist over te houden van ons trakte-
mentje, zoodat mjjn tekort op 1 November juist
f 264,80 ƒ83 f 181,80 bedroeg. Zooals van
zelf spreekt, betaal ik mijn koelieloon aan mijn
bediende uit, die mij in gevaren en moeilijkheden
trouw volgt en helpt.
Ik rook weinig en goedkoop; een bittertje drink
ik nooitik accepteer niets van en presenteer niets
aan de kameraden. Ajer blanda kan ik niet ont
beren als ik den geheelen dag op marsch ben en
de whisky gebruik ik als ik door het water of door
zware regenbuien moet marcheeren. Bijgevolg ver
oorloof ik mij geen enkele luxe en zeggen de
kameraden, dat ik leef als een smid en zelfs beweren
sommige spotvogels, dat ik »pot". Deze maand
ben ik maar in do soldaten-menage gegaan, omdat
ik er nog wat meê uitspaar, maar toch zie ik er
geen gat iuEn ik gevoel, dat ik niet krjjg wat
ik als officier bjj al deze zware dienston en te velde
noodig heb.
Nu vraag ik waarom wjj niet, net als de ge
trouwden te Atjeh, 85 guldon per maand toelage
krjjgen? Ook begrjjp ik niet, waarom wij bier niet
allen, net als de lui, die te Atjeh op zoo'n post
zitten, de eerste maand f 3 en de volgende maanden
f 1,50 per dag extra genieten. Boter dan die
kameraden hebben wij het toch zeker niet en een
voorstel van onzen opperbevelhebber behoeft men
immers niet af te wachten, want het is algemeen
bekend, dat er voor ons in dit opzicht minstens
evenveel urgentiën bestaan als voor de officieren
daar ginds.
Het is waarachtig te hopen, dat de regeoring,
die toch zeker wel tevreden zal zijn over onze
diensten, ons eindelijk eens uit den nood helpt en
het geleden nadeel vergoedt. Dat zou ons wel
opbeuren en ons de toekomst minder duister doen
inzien".
Egypte.
Men verneemt, dat de Khedive in zijnen harem
pene gelukkige gebeurtenis verwacht,, die misschien
een opvolger zal schenken aan den Egyptischen
onderkonirgstroon.
Ziehier eenige inlichtingen over de moeder van
den aanstaanden Khedive. Zjj is oorspronkelijk uit
Circossiö en is thans 15 jaar oud. Op 12-jarigon
ouderdom werd zij aan eon Egyptisch slavenkoopman
verkocht voor 15,000 fr., en deze verkocht zo aan
prinses Amineh, moeder van den tegenwoordigon
Khedive, voor f 20,000 fr.
De prinses had besloten, dat de jonge slavin de
speelkameraad zou worden van bare kleindochtertjes,
nichten van den Khedive Toen Abbas Pacha eens
een bezoek bracht aan zijne moeder, bemerkte hjj
de jonge Circassische en werd op haar verliefd. Hjj
verzocht alsdan zijne moeder ze aan hem af te
staan voor zjjnen harem, en prinses Amineh stemde
daarin gaarne toe.
Rusland.
Petersburg, 27 Dec. In strjjd met de
ongunstige geruchten, die over den gezondheids
toestand van den grootvorst George geloopon hebben,
wordt thans medegedeeld, dat de toestand veel ver
beterd is. Het vertrek der keizerin-moeder naar den
Caucasus is derhalvo uitgesteld.
Het congres der Russische meelhandelaars zal in
Januari alhier gehouden wordenbot jral zich vooral
bezighouden met de quaestie van de ontwikkeling
van den uitvoer van meol.
Duitschland.
Met 1 April 1895 zal het Duitsche leger op voet
van vrede tellen22,600 officieren78,000 onder
officieren; 15,500 tamboers, hoornblazers, trompetters
of muzikanten2000 hospitaal-soldateu7000
regimentswerklieden454,000 soldatenverder 2070
militaire geneesheeren1100 betaalmeesters of
daarmede gelijkgestelde ambtenaren en 1050 geweer
makers.
Voor de 97,000 paarden van het leger zjjn noodig
570 paardenartsen en 90 zadelmakers.
België.
De Indépendance Beige deelt den inhoud mede
vau de akte van beschuldiging, in zake het proces,
dat in het begin van Januari a.s. zal aanvangen
tegen den anarchist Jagolkowsky en vijftien andere
anarchisten, die zich aan de bekende aanslagen te
Luik schuldig maakten. De justitie beschouwt
Jagolkowsky, den pseudo-baron Sternberg, als den
hoofdaanlegger der aanslagen. Jagolkowsky hield zich
geruimen tijd in Nederland schuil, eerst te Maastricht j
en daarna te Amsterdam. De justitie vermoedt,
dat hij eerst vertoefde ten huize vau den socialist
Vliegen te Meersen, getuigen de brieven, welke bij
de huiszoeking bij Vliegen werden gevonden. Een
brief gedateerd 27 Mei 1894, werd door den pseudo-
baron aan Vliegen gezonden. Van waar is niet be
kend. De justitie vermoed echter, dat die brief
afkomstig is uit Amsterdam, daar Jagolkowsky
daarin verzoekt het antwoord te zenden naar Am
sterdam, Damrak 100a, aan het adres van zijn
partijgenoot Cornelisseu.
O. a. werd door de bende een aanslag gepleegd
in het «Thé&tre Royal" en spoedig daarm j een
tegen de woning van den burgemeester Leo Geard
hierop volgde een ontploffing in de kerk Saint-
Jacques en eenige dagen later werd doctor Renson
zeer gevaarlijk gekwetst door een bom, die voor
zijn woning ontplofte, toen hij 's avonds van een
partijtje thuiskwam.
Do slotsom der akte van beschuldiging is, dat
Jagolkowsky de misdaden beraamde, maar deze
door zjjn helpers liet uitvoeren. Te Maastricht was
hg bjjna in handen gevallen van de politie, maar
Vliegen wist hem door een achterdeurtje van bet
hotel te doen ontsnappen. Uit Amsterdam vertrokken,
leidde de anarchist gedurende eenigen tijd een
zwervend leven, totdat .hjj ten slotte, naar men
weet, door de Russische politie werd gevat.
Het proces zal in het begin der volgende maand
voor het Hof van AssiseB te Lnik in behandeling
komen.
Vervolg der Nieuwstijdingen in liet Tweede Blad.
Ingezonden Stukken.
Mijnheer de Redacteur!
Na al het geschrevene in zake de oprichting eener
coöperatieve suikerfabriek, durf ik U haast geeoe plaats
ruimte meer verzoeken cv- Vt mijne, vooral daar ik, in
mjjn kwaliteit als landbouwer, geene lichtpunten zal kunneu
aangeven. Toch zult U inij met de plaatsing zeer ver
plichten, waarvoor ik U bij voorbaat mijn dank betuig.
Na het stuk van Mijnheer M. gelezen te hebben, zocht
ik daarin te vergeefs naar lichtpunten, welke anderen en
ook mijn persoon, die tot heden geaarzeld hebben, tot
teekening zouden kunnen doen besluiten.
Vooral zijne bewijsstukken, die hjj aanvoert in zake
coöperatie, vind ik al zeer zwak. Allereerst zegt hjj, dat
hjj lid is eener coöperatieve zuivelfabriek, die geen boter
in den kelder heeft staan, doch ze volgens zijn beste weten
voor t/8 aan goede afnemers in Engeland verzendt. Is dit
waarheid, waaraan ik twijfelen mag, dan viaag ik hem af,
wat kan die fabriek dan wel uitbetalen? Want met het
wekeljjksch overzicht der Londensche markt voor injj, kan
ik als leek het niet begrijpen, dat er de prijzen van onze
inlandsche boter in aanmerking genomen, nog één fabriek
is die haar boter rnet vrucht naar die markt kan zenden.
Of maakt uw fabriek soms boter, waarvan de kwaliteit
zóó uitmuntend is, dat zelfs de Delftscbe roomboter daarbjj
niet in aanmerking komt? Zoo ja, dan is het jammer
dat ook dit hier te lande niet meer bekend is, want dat
kan toch nooit als in het voordeel van het product zjjn.
Ook ik ben lid eener coöperatieve zuivelfabriek, misschien,
■wie weet, zjjn wij wel leden eener zelfde vereeniging, doch
ik kan helaas! niet roemen over de rjjke uitbetaling der
laatste maanden. Mij is verteld, dat dit kwam door aflu-
schaffing van nieuwe werktuigen, iets, wat ik vrees, dat
nog al eens dikwijls zal voorkomen, doch nu zou ik haast
gelooven dat het komt door het Of zou ik soms lid
zjjn van de fabriek rnet die boter in den kelder. Doch
genoeg hierover. Mjjn slotsom is, dat ook hiervan het
bcwjjs nog niet geleverd is, dat dit ééne voorbeeld eene
aanmoediging zou zjjn tot het oprichten eener coöperatieve
suikerfabriek.
Ten tweede noemt hjj tot voorbeeld de meekrapfabriek
»de Nijverheid". Deze zou, volgens schrijver, opgericht zjjn
in het b»gm der malaise en zijn aandeelen eigen zjjnde,
zouden nu nog eene waarde van beteekenis vertegenwoordigen.
Was in '69 de malaise der meekrap dan reeds ingetreden?
Is >de Nijverheid" reeds geheel eigen gewerkt? Durft
Mjjnheer M. de in zjjn oogen groote waarde dezer aandeelen
op het oogenblik garandeeren? Ziedaar vragen, welke ik
aan hein zelf overlaat om te beantwoorden. Doch last not
least de volgende vraag, welke ik zelf zal trachten uit le
werken. Waarom hebben die fabrieken zooveel verdiend?
Het antwoord zoti zeer kort kunnen zjjn en wel dit, omdat
de reedhuur te hoog is. Toen n.l. de meekrap nog de
goudmjjn van den landbouw was, ging het iedereen goed
en de landbouwer dacht om zoo'n kleinigheid niet. Doch
io«n dit anders werd, kree#etcn ook eene a-idore gedachte.
Men begon toen te zeggen, dit loon, gesteld in den tjjd
dat de kolen nog zeer duur waren en het verwerkings
vermogen van de meeste fabrieken nog veel minder was,
kan, nu dit alles niet meer zoo is, verlaagd worden. Jammer
genoeg voor Mjjn heer M., schijnt hjj die vergaderingen nooit
bjjgcwoond te hebben, want dan zou hjj tot de overtuiging
gekomen zjjn, dat een landbouwer, voor een oogenblik
kapitalist geworden zijnde, tevens ook geheel andere ideeën
krijgt. Want hoe billijk dit voorstel van de minderheid
ook mocht zjjn, steeds werd zjj verpletterd door eene
meerderheid, die gewoonlijk bestaande uit öf niet óf uit
zeer kleine verbouwers, tuk waren op dc dividenden, voort
komende van do groote en buitenreeders (met eigenaren).
En waarom hebben deze heeren zich dan nooit laten over
tuigen? Omdat zjj wol wisten dat, al bestond er ook geen
bond van eigenaren vau deze fabrieken, zjj het op het
gebied van reedhuur toch eens waren cn het niemand meer
in zjjn hoofd zou krijgen in dezen tijd een meekrapfabriek
op te richten. Zoo ziet Mijnheer M., dat ik het niet in
baantjesjagerjj zoek, want ook daarmede wil hy niet beklad
worden. Alleen wil ik omtrent dit punt nog opmerken,
dat dit laatste voorbeeld geen mooi vooruitzicht is voor de
arme pachtboeren en kleine bietenverbouwers, die niet zoo
gemakkeljjk als Mjjnheer M. hebben kunnen tcekenen, om
de eenvoudige reden dat hun beurs het niet toelaat.
En nu ben ik eerst tot de hoofdzaak: de oprichting eener
coöperatieve suikerfabriek, gekomen. Nieuws of lichtpunten
kan ik niet geven, dit heb ik reeds vooraf gezegd, daar
ook ik een van de bangen ben. Doch dit alles had ik van
Mijnheer M. gewacht, doch hoe mooi hjj ook geschreven
heeft, over welk een rjjkcn woordenkeus hjj ook beschikt
mag hebben, voorwaar ik moet het eerlijk bekennen, ook
voor tnjj zijn hel holle klanken.
Allereerst verwondert het hem, dat er zoo gereclameerd
wordt over de lage suikerprijzen, '/,q. ja misschien '/s toch
der fabrikanten hebben hunne productie voor een goeden
prijs verkocht. Doch wat heeft de overgroote meerderhoid
daaraan? Zou hij dan denken dat, al hebben zij vroeger
veel verdiend, die «actiën nog steeds in dezelfde handen
zitten en al was dat zoo, zou hij dan vermeenen dat zjj nu
niet liever hun rente derven, dan dat zij èn rente ón nog
kapitaal daarbij moeten missen? Dat hij eens een reis door
Brabant of Brlgië make, dan kan hij zich overtuigen dat
het werkelijk ernst is. dat sommige fabrikanten hun fabriek
in '95 willen doen stilstaan.
Dat alle macht aan de agenten ontnomen is, ook dat
ben ik niet met hem eens, dit zou misschien wel uit hun
eigen procentengeschiedenis te bewijzen zijn. Hierin wil
ik echter liefst niet treden, want dan zou ik soms tot
zonderlinge gevolgtrekkingen komen, vooral raar aanleiding
van het rijden bij twee agenten op één dag, hoewel ik
eerljjk moet bekennen, dat daar voldoende redenen genoeg
voor zijn op te geven, doch een mensch is nu eenmaal
geneigd tot het kwade. Alleen moet ik nog dit opmerken,
dat Mijnheer M. nog al zeker schijnt te zjjn van de goede
uitlossing van No. 1.
Vooral verwonderde het hem, zoo gaat hjj voort, dat er
in het eerst niet "meer teekenden. Ziedaar het groote bewijs
dat het. hem nog zoo slecht niet schijnt te paan, vandaar
dan ook, dat hij niet in staat is een oordeel over de
zwakkeren te vellen. Want de laatsten wagen zich zoo
spoedig niet aan de eerste, de beste zedespreker, wel wetende
dat, wanneer een dergelijk iets mislukt, zij reddeloos ver
loren zijn. Voorbeelden hiervan zijn er maar al te veel.
Ook ik laat mij daarom zoo gauw niet vermeesteren, ook
al kwam een zeker landbouwer, die misschien anders geen
kans zag om zijn naam in de courant vermeld te zien, met
een winstcjjfer van 39®/„ aandragen. Waarom, zoo sprak
deze, kunnen ook wij daarvan niet profitceren? Oin de
eenvoudige reden, dat die fabrikant naar het schijnt zeer
gelukkig geweest is, ja, gelukkiger dan eenlg ander, daar
hij de eenige was, die zoo verre uitblonk. Ja, zelfs dit jaar
zullen er nog wel te vinden zijn, die goede winsten maken;
maar hoe lal Mjjnheer M. over de groote meerderheid der
suikerfabrikanten denken, die dit jaar zeker en gewis enorme
sommen zullen verliezen. Nooit of te nimmer wordt deze
snaar door één der propagandamakers aangeroerd, hoewel
er ook voorbeelden genoeg van vroegere jaren te vinden zijn.
Mijnheer M. zal misschien ook mij toevoegen: mijn vriend I
U ziet de toekomst te donker in. Gelukkig schijnt hjj een
beter inzicht te hebben, doch jammer, ja, zelfs zeer jammer
vind ik het, dat hij de verbljjdende oplossing van dat raadsel
er niet direct bijgevoegd heeft, dan eerst »ou hjj aan zjjne
collega's eene groote weldaad bewezen hebben en zeer zeker
aller dank verdiend hebben, dan althans waren wij van één, I
al is liet dan wel geen geld, dan toch zeker een broodgevend
artikel voor '95 verzekerd. Doch nu die oplossing ontbreekt,
nu bljjven wjj in bange verwachting verkeeren. Of is soms
het artikel in hetzelfde nurnrner van de vele onverkochte
suikers in entrepöts ook slechts couranten lak 7
Zjjn de dagelijks terugkeerende ellendige suikermarkten
ook slechts fictief? Zijn de troostelooze artikelen uit Duitsch
land, Belpië etc. ook slechts ongegronde klaagliederen van
ontevreden landbou went of iets dergelijks? Waarlijk, mijnheer M,
moet het rnjj niet ten kwade duiden, dit alles blijft voor
mij eene duistere zaak, alleen wil ik nog een klein voorbeeld
bijbrengen om daaaruit tot mijne gevolgtrekking te komen.
Laat mjjnheer M. zich eens verbeelden dat mijn eigenaar
mjj nog meer pacht op zou willen leggen, niettegenstaande
ik reeds de grootst mogeljjke pacht betaal, dat hij zich ver
beeldde dat er meer zulke eigenaren waren en dat die allen ook
tot coöperatie overgingenWal zou dan bljjken Dat degenen,
die reeds te veel betaalden, ook over dezelfde kam zouden ge
schoren worden, dat, welke gegronde redenen zij ook zouden
mogen inbrengen, het hun niets zou helpen, wjjl zij steeds
gewezen zouden worden op de gelukkigste onzer collega's,
die nog dagelijks geld verdienen en dit in dure landerijen
trachten te beleggen. Eo waarom zijn die landbouwers dan
nog zoo gelukkig? We? omdat het hun misschien alles mee
vale door nooit geen misgewassen te hebben, geen verliezen
te Ijjdeu en last not least lage pachten te betalen, want al
zijn zij weinigen ook, die gelukkigen vindt men nog; ik
althans ken er, die voor hunne landerijen beter geschikt dan
de mijne voor de tegenwoordige hoofdproducten f 20 tot zelfs
30 per H A. minder moeten betalen dan mjjn persoon, doch
al mopper ik hierover, al annonceer ik hunne winsten, wat zal
mjj dat helpen? Doch veronderstel dat die eigenareu, nu zjj
het woord coöperatie" tot hun eigendom gemaakt hadden,
toch doorgingen al moest de maatschappij daardoor in bet
verderf gestort worden. Wat zou hun dan bl jjken 7 Dat */t
der pachtboeren reeds meer dan voldoende pacht betaalden,
ja, dat er zelfs onder hen waren die veel te veel betaalden
en daardoor elk jaar niet weinig hun bedrijfskapitaal zagen
verminderen, doch dat slechts nog eene kleine winst
maakte, waaronder misschien een enkele van beteekenis.
Het woord »coöperatie" zou de eigenaren tot de overtuiging
gebracht hebben dat slechts weinigen hunne inkomsteu zouden
vermeerderd zien, doch de meesten in het tegenovergestelde
geval zouden verkeeren. En juist hetzelfde verwacht ik van
ecue coöperatieve suikerfabriek. Waarlijk, ik geloof niet dat
de bietenprijs, dooreengenotnen, te laag is. Ik geloof niet
dat er één fabrikant is die zijn fabriek z&l laten stilstaan
indien er nog een cent te verdienen valt, daarvoor acht ik
de strjjd om bet bestaan in alle rangen en standen veel te
groot, maar wat ik wel geloof, dat is dat de wjjze van be
taling, zoo zij nu geregeld is, niet goed is. Ik geloof wel dat
er velen zijn, die te veel en ook tevens velen die te weinig
voor hun waar ontvangen. Daarom heb ik dat streven der
vorige commissie, n.l. het zoeken naar een gehalte-contract,
dat op billijke zoowel financiëele als uitvoerbare voorwaarden
berustte, steeds toegejuicht Ofschoon hun dit niet gelukt
is, zoo kan ik het toch niet billijken dat zjj plotseling van
idee veranderd zijn en hun troost willen zoeken in het op
richten van eene zoo kostbare suikerfabriek, juist op een
zoo ongetukkig tijdstip. Ik geloof dat er op het gebied van
verbetering in ons eigen vak nog zooveel te doen valt dat
het niet op onzen weg ligt ons in deren gedruktcn tijd aan een
geheel ander vak te wjjden, n.l. de suiker-industrie, want
waarlijk, wanneer deze zaak mislukte, dan zou men ons met
recht kunnen toevoegen: waarom niet gedacht aan het
spreekwoord «Schoenmaker houdt je bjj je leest". Lu wat
zal men dan kunnen antwoorden? Slechts dit eenige: het
woord «coöpei-..i.e" heeft ons misleid. Wjj hebben hare ware
beteekenis niet .-vat.
Daarom, vóói ik eindig, ofschoon mjjnheer M. zich niet
moet verbeelden dat ik mijne meening aan mijn collega's
wil opdringen, dit eene: Landbouwers! maakt het woord
«coöperatieniet tot uwen afgod. Het zal u te ver voeren,
gjj zult volgens mjja bescheiden meening de maatschappij
wel helpen afbreken, doch niet helpen opbouwen.
Een onbekende van »Ik" en van den
«Vriend van Ik".
VHOUW ENKIËSRECHTr"
Het zal zeker veler verwondering hebben gaande
gemaakt, dat het adres, waarin de Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht baar streven wenscht te verklaren
aan H. M. de Koningin-Regentes, nog altijd niet is
aangeboden. Den lldcn October vroeg Mevr. Versluys
audiëntie aan bij den opperceremoniemester van
H. M. de Koningin-Regentes en ontving daarop den
3den Dec. bet volgende antwoord
WelEdel Geboren Vrouwe!
Iugevolgo de bevelen van H. M. de Koningin-
Regentes, beb ik de eer U te berichten, dat Hoogst-
dezelve U niet in audiëntie wenscht te ontvangen,
doch U uitnoodigt de belangen der Vereeniging
voor Vrouwenkiesrecht schriftelijk aan Hare Majesteit
te willen voordragen.
De opperceremoniemeester,
Du Tour van Bellinckhave.
Begrijpende, dat men H. M. bij haar eerstvolgend
bezoek aan Amsterdam nog altoos een ander adres
kau aanbieden, beeft bet Hoofdbestuur besloten bet
bedoelde adres op de gevraagde wijze te zenden en
den bier volgenden inbond aan eenige bladen ter
opname too te zenden
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen bet
bestuur der ^Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht",
gevestigd te Amsterdam, goedgekeurd bij koninklijk
besluit van 1 Aug. 1894, no. 67, daartoe gemach
tigd door de vergadering dier Vereeniging, gehouden
op 11 Sept. 1894, dat de Vereeniging is voort-
gekomeu uit bet besef dat in den rechtstoestand
der Nederlandsche vrouw verandering dient te
komen en dat deze verandering niet is te bereiken
zonder dat aan de vrouw, evenals aan den man, de
bevoegdheid worde toegekend om door middel van
het kiesrecht invloed te oefenen op de samenstelling
der vertegenwoordiging iu staat, provincie en
gemeente i
dat zij als baar eerste openlijke daad, aan Uwe
Majesteit rekenschap wenscht te geven van baai-
streven en met dat doel de volgende overwegingen
onderwerpt aan Uwer Majesteits welwillende aan
dacht.
Vrij algemeen en ook in van Uwer Majesteits
Regeering uitgegane voorstellen, is thaus erkend
dat tot medewerking aan de regeering door bet
kiezen van afgevaardigden moeten worden geroepen
alle, in de maatschappij zoo onderscheidene belangen,
en dat de behartiging van het welzijn van gansch
het volk eerst dan is te bereiken als het in al zjjne
scbakeeringen gelijk gerechtigd, gelegenheid beeft
zijn wil to doen gelden. De vraag van het kiesrecht
in ons hedendaagsch staatsrecht luidt niet meer:
«wio moet krachtons geboorte, stand, ontwikkeling
of bezit het kiesrecht erlangen?" maar: «wien ge
biedt bet algemeen belang vooralsnog vau bet
kiesrecht uit te sluiten?"
Bij de beoordeeling der wenscbelijkhcid om aan
vrouwen bet kiesrecht te verleenen, dienen dus
naar hedendaagscbe opvatting deze vragen te worden
I®. Heeft de vrouw in den staat eenig belang
te verdedigen?
2°. Is er in bet feit dat zij vrouw is, reden te
vinden om haar van bot kiesrecht uit te sluiten?
De vrouw leeft, gehuwd ot' ongehuwd, onder den
invloed der wetgeviug, die bare mate van vrjjbeid
en onvrjjheid bepaalt, evenals die der mannen. Zou
zij bij de samenstelling dier wetten geen belang
hebben
Op het oogenblik dat zij in het huwelijk treedt
zware verplichtingen aanvaardt voor haar geheele
leven; verplichtingen welker stipte nakoming voor
de toekomst van bet ganscbe volk van groot gewicht
is; op dat oogenblik doet zij, alleen door de
daad des huwelijks, afstand van een deel barer
rechten. Het beheer en de vrije beschikking over
bare goederen ontgaan baar; persoonlijk komt zij
onder voogdij van den echtgenoot. Het verbreken
der aangegane verbintenis wordt door de wet in
groote mate bemoeilijkt. Bjj de regeling van óns
burgerlijk recht beeft dus de vrouw, reeds uit dezen
hoofde, groot belang.
De belasttngwetten zijn op haar van toepassing
en vele vrouwen die handelszaken drjjven, komen
"dagelijks in aanraking met bet Wetboek van Koop
handel.
Elke gehuwde vrouw neemt een gewichtig deel
op zich van de maatschappelijke verplichtingen;
maar vooral de vrouw uit den arbeidersstand. In
zeer vele gevallen voorziet zjj door arbeid in een
deei der behoeften van bet gezin, zoo niet geheel,
terwjjl de wet baar zelfs het recht onthoudt op
het door baar verdiende loon, dat de man kan op-
j eiscben en verspillen. Werkt zjj in fabrieken, in
concurrentie met den man, dan helpt zjj door bittere
noodzakelijkheid de loonen drukken. Zjj beeft bet
I beheer der uitgaven van bet gezin, wat bjj kleine
J inkomsten een zware taak is. Bij elke wetteljjke
regeling van den arbeid is bet belang der vrouw
i in hooge mate betrokken.
j Onder de ongehuwde vrouwen vinden wij de
j reeds genoemde arbeidsters. Uit kringen van booger
ontwikkeling haar die door andereu dan banden-
j arbeid zich een zelfstandig bestaan willen veroveren.
"Voor baar is bet een overwegend belang, dat allengs
meer betrekkingen voor vrouwen toegankeljjk worden
en dat voor de noodzakeljjke opleiding gelegenheid
besta. Bij wetgeving van allerlei aard hebben zij
eea rechtstreeksch belang.
Vele jonge vrouwen vervallen uit armoede tot
prostitutie. Jonge ongetrouwde moeders tot schro
melijk misdrijf. Ongeluk, verdierlijking. gevangenis
straf wachten baar. En de medeplichtige, zoo dikwijls
de hoofdschuldige, gaat vrij uit, krachtens de wet.
Ook hier is een tastbaar belang van de vrouw om
i mee te beslissen over de wet, het maaksel der mannen.
Onder de uitsluitende heerschappij van het man
nelijk geslacht is een wau-oordeel ontstaan, dat ten
aanzien der geslachteljjke gemeenschap een afzonder
lijke moraal stelt voor elk der geslachten. De
sterkeren hebben zoo in de onbeschreven gewoonte
als in bet beschreven recht eene positie zich gemaakt,
die niet duren mag. Ook in dezen misstand kan
en moet de invloed der vrouw op de wetgevende
macht verbetering brengen.
Dat vele vrouwen met bare gezinnen zwaar lijden
j onder do gevolgen van het alcoholisme is van alge-
j meene bekendheid. Al den tjjd dat de staatsmacht
uitsluitend geweest is in handen der mannen met
hunne in alle opzichten verderfelijke drinkgewoonten,
is van een eenigszins ernstig optreden van over-
I heidswege tegen dezen grooten verwcloter van
buiseljjk geluk zoo goed als geen sprake geweest.
Ook bier hebben de vrouwen door invloed op de
wetgeving dierbare belangen van Huis en Haard
te beschermen.
Reeds deze enkele aanduidingen moeten ons pleit
beslissen voor ieder, die niet in dö vrouw een wezen
van logeren rang dan do man is, erkent.
Stond zjj beneden den man en daarmee zjjn wjj
tot de beantwoording der tweede vraag genaderd,
dan zou op dien grond mogelijkheid bestaan baar
de geschiktheid te ontzeggen om het kiesrecht uit
te oefenen.
Wjj willen niet treden in de beoordeeling van
de pbysiologische en psychologisobe bezwaren, door
vele mannen geopperd om bet actief optreden der
vrouwen als burgeressen van den staat te ontraden.
De strjjd tegen dio bezwaren is zoo goed als vol-
streden, en de vrouwen, die tot baar recht willen
komen, hebben thans meer tegen eigenbelang en
veroordeel dan tegen argumenten den strjjd te
voeren.
Wij willen alleen do vraag stellen of, nu eens
erkend is dat elk arbeider die in het onderhoud
van zich en zjjn gezin voorziet, Kiesrecht moet
erlangen; nu dus de grens der intcllectueele ge
schiktheid lager is gesteld dan vroeger; of thans
op grond van mindere bekwaamheid aan de vrouw
bet kiesrecht kan ontzegd worden. En de grens van
welstand zoolang dergeljjke grenzen nog gelden
is zeker voor de vrouw even goed te trekken,
omdat in de gezinnen waar men rondkomt met
bet inkomen, haar arbeid of rechtstreeksche in
komsten geeft, of in de zorg voor man, kinderen
en huis een deel van het noodige vertegenwoordigt.
Wjj hebben, Mevrouw, waar bet doel onzer
Vereeniging uitsluitend is het verkrijgen van
Kiesrecht, voor de vrouw, ons bepaald tot enkele
der hoofdargumenten, die voor ons streven zijn aan
te voeren. Reeds staan velen der ouhevangenen
onder de mannen, volgende het eerbiedwaardig
voorbeeld van groote meesters, als: H. Th. Buckle
cn J. Stuart Mill, iu dezen strijd aan onze zjjde.
Bij de behandeling van het Ontwerp-Kieswet in de
Tweede Kamer werd door meer dan één lid getuigd
voor onze aanspraken. En juist omdat wjj niet
tegen de mannen willen strijden, maar met hen
zoeken naar hot beste in deze moeilijke tjjdeuomdat
wij niet alleen komen mot de vraag om de ver
vulling van naar onze vasto overtuiging volkomen
rechtmatige aanspraken, maar ook met. het aanbod
onzer krachten; vinden wjj te eerder de vrij
moedigheid om onze bezwaven onder dc aandacht
van Uwe Majesteit te brengen.
In menig vreemd land zijn onze eiscben tot wette
ljjke erkenning nader gekomen dan in Nederland.
En naarmate de resultaten der toegekende rechten
bekend worden, leveren zjj ons tolkens nieuwe
argumenten voor ons streven.
Om al deze redenen leven wij in het volle ver
trouwen, dat ook uit de Nederlaudsche Groudwot,
die zoo terecht de hoogste waardigheid in den staat
aan de vrouw niet ontzegt, spoedig zullen verdwijnen
de bepalingen die, de Nederlandsche vrouw uit
sluitende van de deelneming aan liet, Staatsbestuur,
hare waarde miskonneu en schromeljjk hare belangen
benadcelen.
Mot grooten eerbied, Mevrouw, en met du vrij
moedigheid, gegroeid uit de overtuiging dat de