ZNIIIkZIISUN NIEUWSBODE.
Dinsdag 18 December 1894.
GEMEENTERAADSVERKIEZING.
J. van Schelven.
keAnisgeviag.
BEKENDMAKING.
De regeeringsinlichtingen op
het adres houdende klachten
tegen de justitie te Zierikzee.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG,
e prjjs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
51ste JAARGANG. No. 6552.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Advertentiënvan 13 rogels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Op Donderdag ft.ï. zal de verkiezing
ilaats hebben van één lid van den
lemeenteraad te Zierikzee. Daartoe
s Candidaat gesteld de Heer
Wij meenen weinig tot aanbeveling
dezer candidatuur te moeten zeggen:
ieder kent de Heer VAN SCHELVEN
als een onafhankelijk man, terwijl hij
volkomen op de hoogte der Zierikzeeselie
toestanden is. Ziedaar twee zaken, die
een raadslid niet mogen ontbreken,
waarom wij vertrouwen dafr"de'2e Candt^
daat op Donderdag a.s. met groote
meerderheid zal worden gekozen.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de Ingezetenen, dat er op Dinsdag <len 18
December e.k., des namiddags te 1'/, uur,
op bet Raadhuis, eene openbare Vergadering van den
Gemeenteraad zal gehouden worden.
Zierikzee, den 15 December 1894.
De Burgemeester voornoemd,
CH. W. VERMEIJS.
ZAKEN TER TAFEL TE BRENGEN:
Mededeeling van ingekomen stukken. Voorziening in de
periodieke aftredingen op 1 Jan. e.k. bij verschillende Com
mission en Corporation. Benoeming van leden in de vaste
Commission, bedoeld bij Art. 54 der Gemeentewet. Be
noeming stembureau voor do aanstaande verkiezing van een
Raadslid, enz.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend:
dat op de Secretarie dezer gemeente ter visie is gelegd
een verzoekschrift met bjjlagen van ADR1AAN GOUDSWAARD,
wonende in deze gemeente, waarbij vergunning wordt ge
vraagd tot oprichting van eene bewaarplaat»
voor Petroleum, op het erf achter het perceel
staande in de Korte Nobelstraat, plaatselijk gemerkt wijk A
no. 106, kadastraal bekend sectie A no. 1178;
dat op Zaterdag den 29 December aanstaande, te 12 uur
des middags, op het Raadhuis dezer gemeente in de Ver
gaderkamer van het Bestuur, gelegenheid zal worden ge
geven tot het inbrengen van bezwaren tegen de oprichting
van bedoelde inrichting;
en dat zoowel de verzoeker als zij die bezwaren hebben
in te brengeD, gedurende drie dagen vóór dien tyd, op de
Secretarie dezer gemeente kunnen kennis nemen van de ter
zake ingekomen schrifturen.
Zierikzee, den 15 December 1894.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CH. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Men kan in de N. Rotterd. Courant van 5 Juni
1894, 2e Blad B, in ons hoofdartikel onder het
opschrift Weigering van getuigenis voor den
rechter", een volledige uiteenzetting vinden van de
feiten vermeld in het adres aan de Tweede Kamer,
waarin do heer Jacobus Waalo, directeur-uitgever
van de Zierikzeesche Nieuiusbode, zich beklaagt over
handelingen van de justitie te Zierikzee onder
vonden.
Op dat adres is nu een nota van inlichtingen
door den Minister van Justitie aan de Kamer
overgelegd.
Naar aanleiding daarvan is de conclusie eener
commissie van prseadvies en een Kamerdebat te
verwachten.
De klacht betreft, zooals men zich herinneren
zal, een ondergane gijzeling wegens weigering van
getuigenis voor den rechter-commissaris toen deze
»voorloopige informatiën" inwon omtrent een mis
drijf, opzettelijke schending van ambtsgeheimen, dat
vermoed werd door eenig lid van den Zierikzeeschen
gemeenteraad gepleegd te zijn.
De opmerking is van meer dan ééne zjjde gemaakt,
dat adressant, bij de Tweede Kamer aankloppend,
zich aan een verkeerd kantoor zou hebben aan
gemeld. Eenerzijds is dit gezegd: hebben de zaken
zich toegedragen zooals adressant beweert, dan is
het de vraag, of dit niet een geval is van weder
rechtelijke vrijheidsberooving, dat aanleiding kan
geven tot een strafvervolging tegen de autoriteiten
die haar hebben gelast. En volgens deze opvatting
zou de adressant zich dan met oen bepaalde klacht
over wederrechtelijke vrijheidsberooving moeten
hebben gewend tot den Procureur-Generaal bij het
gerechtshof te 's Gravenbage of tot den Minister
van Justitie, opdat dezen een strafvervolging van
de schuldige ambtenaren zouden hebben kunnen
doen gelastenindien daarvoor gronden waren.
Anderzijds is dit gezegd: of de Tweede Kamer iets
zal vermogen tot herstel der grieven van den
adressant, valt te betwijfelen. Immers het geldt hier
volgens zijne eigen voorstellen eene onjuiste toe
passing der wet door den rechter. De Kamer kan
daarop geen orde stellen. Misschien had dit wel
kunnen geschieden door den hoogeren rechter, indien
de adressant gebruik had gemaakt van het middel
van appèl, dat art. 68 Wetb. van Stvafvord. erkent.
Deze laatste zienswijze is op zich zelve juist
en men herinnert zich ook uit het adres, dat de
raadsman van den heer Waale hem over dat appèl
geschreven heeft maar de opmerking geldt alleen
het vonnis, waarbjj hij in gijzeling werd gestold,
een vonnis ook o. i. volkomen terecht gewezen,
omdat adressant aanvankelijk inderdaad het afleggen
van getuigenis heeft geweigerd. Doch de grief was
gericht niet alleen tegen het stellen, maar vooral
ook tegen het houden in gijzeling, nadat de adressant
werkeljjk alles had opgegeven wat hij verklaarde
van de zaak te weten. En nu is ook de zooeven
eerstgenoemde opvatting* in zoover juist, dat hij die
meende ten onrechte in gijzeling te zijn gebonden,
een klacht van wederrechtelijke vrijheidsberooving
bij voormelde autoriteiten had kunnen indienen en
hare beslissing had kunnen afwachten om, indien
die beslissing hem ongunstig geweest ware, zoo hij
het verlangde, andere wegen van rechtsherstel te
zoeken.
Maar uit een en ander volgt nog niet, dat hij,
zich wendende tot de Tweede Kamer, aan een ver
keerd kantoor is gekomen. Wel kan hij natuurljjk
van de Kamer rechtstreeksch herstel van grieven
niet verwachten.
Dat hij zich echter tot haar wendde is èn natuur
lijk, èn regelmatig. Zij is de hoedster der volks
rechten bij uitnemendheid. Do Regeering is ook aau
haar voor de toepassing der wet verantwoordelijk,
jEoor zooveel die toepassing van het uitvoerend
gezag afhangt.
De Kamer heeft nu van den Minister inlichtingen
ontvangen.
Zjj zal zich naar aanleiding daarvan allereerst
moeten afvragen, wie feiteljjk en rechtens de ver
antwoordelijkheid voor het gebeurde te dragen heeft.
Is het de rechtbank, wordt dus, ook
rechtens, de gijzeling en hare voortduring door eene
rechterlijke uitspraak gedektdan zal
het uitvoerend gezag, ook de Minister, het hoofd
daarvan, zich in de zaak niet knnnon mengen. Dan
is, vermits hooger beroep niet meer opon staat,
alleen mogelijk eene overweging, of niet, ter wille
van het beginsel, cassatie in het belang
der wet behoort te wordon aangeteekendeen
punt waaromtrent de beslissing behoort aan den
Procureur-Generaal bij den Hoogen Raad. Geen
Minister heeft, naar wij meenen, ooit eon Procureur-
Generaal aanteekening Yan zoodanig beroep golast;
en het is te betwijfelen, of hjj daartoe bevoegd zou
zijn. Maar de stukken aan dien Procureur-Generaal
ter overweging aanbieden, kan een Minister natuur
lijk altijd. En daarom zou de Kamer, in voormelde
onderstolling, evenzeer een conclusie kunnen nemen,
waarbij zij, zonder, zooals van zelf spreekt, zich in
de 'quaestie zelve te hegeven, aan den Minister die
aanbieding verzoekt.
Berust echter de verantwoordelijkheid feitelijk en
rechtens bij het uitvoerend gozag, bij
den officier van justitie te Zierikzee eu
was deze in zoover niet door een rechterlijke uit
spraak gedekt, dan is de verhouding een andere.
Dan zal de Kamer op de qnaostio zelve wel kunnen
ingaan, over het al of niet bestaan van rechtmatige
grieven zich haar oordcel kunnen vormen en, indien
zij de rechtmatigheid der grieven erkent, van den
Minister kunnen en ook moeten vragen, wat bjj iu
dezo denkt te doen en over het voornemen van den
Minister een goedkeurend of een afkeurend votum
kunnen geven. Hiertoe bepaalt zich dan wel o. i.
hare bevoegdheid, maar hiertoe strekt dezo zich
dan ook zeker uit.
Uit een en ander volgt, dat, naar onze opvatting,
het zwaartepunt allereerst ligt in deze, reeds boven
geformuleerde vraag: staan wjj voor een rechterlijke
uitspraak of voor eene handeling van hot Openbaar
Ministerie bij de rechtbank van Zierikzee, op eigon
verantwoording verricht 1
Wat het in gijzeling stellen betreft, ongetwijfeld
voor een uitspraak der rechtbank. Deze wees den
Hen Mei een daartoe strekkend vonnis, krachtens
art. 68 Wetb. van Strafvordering. Wij hebben reeds
in ons vorig hoofdartikel do meening uitgesproken
en uitgewerkt dat dit vonnis rechtskundig volkomen
juist is. De getuige had inderdaad geweigerd" te
verklaren wat hij toch erkende te weten. Dit bleek
toen reeds uit zijn eigen uiteenzetting van de feiten.
Het wordt nu door de inlichtingen, welke de Minister
overlegt, volkomen bevestigd. Hg was als getuige
geroepen naar aanleiding van een stukje in de door
hem uitgegeven Nieuwsbode. Hem werd nu gevraagd
welke geheimen hem uit geheime raadsvergaderingen
waren medegedeeld en wie zijn zegsman was". Op
deze vragen weigerde hjj te antwoorden, terwijl hij
een aanvankelijk beroep op een wettelijk verschoonings-
recht dat hem als uitgever van een blad zou toe
komen en dat hem ook o. i. niet toekwam
voor de rechtbank liet varen.
Maar nu het hoofdpunt: het in gijzeling houden.
Het vonnis luidde, ingevolge de wet: dat de getuige
in gijzeling zal worden gebracht en gehouden, tot
dat hij aan zijne verplichting zal
hebben voldaan. Wat is nu, bljjkens de
ministerieele inlichtingen, te Zierikzee geschied?
Den dag na zijne gijzeling, dus den 12en Mei,
richtte de getuige aan den rechter-commissaris een
schrijven, waarin hij den naam van zijn zegsman,
d. w. z, van den persoon van wien hij het stukje
voor de Nieuwsbode ontvangen had, opgaf, er bij
voegende daarmede de gebeele waarheid te
hebben gemeld", en den wensch te kennen gevende
om spoedig ontslagen te worden. Intusschen is dat
ontslag eerst den 16en Mei gevolgd.
Wat wordt nu als de reden der vertraging op
gegeven
Blijkens van den rechter-commissaris ontvangen
inlichtingen schrijft de Minister was deze van
meening dat de getuige niet de waarheid sprak en
was door hem, rechter-commissaris, uit verschillende
omstandigheden de overtuiging verkregen, dat dc
als zegsman opgegeven persoon de zegsman niet
kon zijn. Om die reden werd het onderzoek in
deze zaak voortgezet, en toen het resultaat daarvan
aanleiding gaf om het er voor te houden dat adressant
de waarheid kon hebben gesproken, werd hjj door
de rechtbank op 16 Mei ontslagen".
De grond voor die beschikking was dus deze:
dat hij, blijkens het nader onderzoek, »de waarheid
kon hebben gesproken". En de Minister resumeert
dien nog eens aldus: »Hieruit blijkt dat de recht
bank te Zierikzee aanneemt, dat een getuige eerst
dan aan zijn verplichting om getuigonis der waar
heid af te leggen heeft voldaan, wanneer er aan
leiding is om het er voor te houden dat hetgeen
door getuige wordt gezegd, werkelijk waarheid is".
Twee ernstige bedenkingen tegen deze behande
ling van do zaak.
Allereerst deze en in verband met het boven
betoogde hechten wij hieraan groot gewicht wat
deed de rechtbank hier een beschikking tot
ontslag te geven? Zjj had er o. i. niets mee te
maken, en met verbazing hebben wjj in de inlich
tingen deze ons tot dusver onbekende omstandigheid
gelezen. Do rechtbank had immers, na onderzoek
en verhoor van den getuige »in een buitengewone
openbare terechtzitting", bjj een ook in het open
baar uitgesproken vonnis, waartegen appèl open
stond, al werd het »7t casu niet aangeteekend, beslist
dat de getuige in de gjjzeliug zou worden gehouden
totdat hjj aan zijne verplichting zou hebben voldaan".
Die last moest worden nagekomen door den uit
voerder yan rechterljjke beslissingen, den officier
van justitie. Deze moest zorgen voor do gijzeling
'■o voor het ontslag. De bepaling van bet tijdstip
«gfeajrnp dat ontslag gemotiveerd zou zijn, stond
ter zijner verantwoording; en nergens
in de wet is hem het recht gegeven om zich hier
door een rechterlijke beschikking te doen dekken.
De wet zegt alleen, dat, wanneer do gjjzeling dertig
dagen geduurd heeft, zjj niet dan krachtens een
nieuw vonnis van de rechtbank mag worden ver
lengd. En voorts dat zij ook ophoudt, wanneer de
behandeling der zaak is afgeloopen. Maar evenzeer
als nu het ontslag van rechtswege, d. i. zonder
nadere tusschenkomst van den rechter, moet in
treden wanneer de behandeling der zaak afgeloopen
is; evenzeer moet dat aldus geschieden wanneer
»do getuige aan zjjn verplichting voldaan heeft".
De beslissing of hjj daaraan voldaan heeft behoort
bjj den officier en is, wjj herhalen het, ter zjjncr
verantwoording. Wat zou anders die bijvoeging in
bet vonnis totdat hjjvoldaan heeft", beteekenen?
Had de wet het anders gewild, zij zou de rechtbank
eenvoudig een last tot gjjzeling hebben laten geven,
en bepaald hebben, dat b.v. op verzoek van den
getuige of op requisitoir van don oflicier, het ont
slag binnen do 30 dagen kan worden gelast, wan
neer de reden heeft opgehouden. Niets van dat alles.
En hoe vreemd is nu ook niet gohandeld. Men
heeft nu voor het ontslag een eenvoudige be
schikking in raadkamor gevraagd, zonder
eenig verhoor van don getuigenaar eene procesorde
dus principieel afwijkende van die, welke voor het
stollen in de gjjzeling gevolgd werd. De rechtbank
had inderdaad hare tusschenkomst, op dit punt en
op die wijze aangevraagd, moeten afwijzen.
Is onze meoning do juiste, ligt hier do interventie
van de rechtbank buiten do wet, dan is de officier
van justitie ook door haar niet gedokt.
Wat de vortraging van het ontslag zelve betreft,
daartegen handhaven wjj, ook na de inlichtingen,
ja thans nog to meer, onze vroegere bedenking.
Toen de getuige op 12 Mei zjjn zegsman noemde
en er bjjvoegdo »daarmede de gehoele waarheid
te hebben gemeld", weigerde hjj niet langer het
afloggen van getuigenis. Misschien sprak hjj onwaar
heid, maar tegen onwaarheid spreken voor den
rechter-commissaris heeft de wet noch door dwang
middelen, noch door straf voorzien of ook maar
willen voorzien. En nu moot men niet, door deze
tweo bogrippen te verwarren, do wet toepassen
bezijden haar nadrukkelijk gewild systeem. En de
justitie te Zierikzee erkent zelfs uitdrukkelijk,
bljjkens de voormelde inlichtingen, dat zij die be
grippen gelijk stelt, of, zooals wjj bet willen noemen,
verwart. Voert men ons tegemoot, dat anders oen
gotuige licht naar den vorm een onware verklaring
opgeven, maar in het wezen der zaak getuigenis
weigeren kan, dan antwoorden wij, dat, indien
maar de vragen zuiver en scherp gestold worden,
dergeljjke wetsontduikingen niet inogéljjk zjjn
doch het stellen van vragen is 'ook een kunst. De
tegenstelling blijft een principioolo. Verklaart een
getuige iets niet te weten, dan spreokt hij misschien
onwaarheidmaar alleen wanneer hjj öf niets zegt,
öf verklaart, althans erkent, iets wel te weten maar
hot niet te willen zeggen, weigert hij getuigenis.
Wjj handhaven dus onze vroegere meening. Wjj
achten het in gijzeling houden na 12 Mei onwettig
en voor die onwettigheid den officier van justitie
verantwoordelijk. Die ambtenaar kan zeker velerlei
ter verdediging aanvoeren, maar de conclusie kan
toch, naar wjj meenen, geen andere zjjn. Het
gebeurde zou dan ook o. i. volkomeu rechtvaardigen
een algemccne circulaire van den Minister, waarbjj
deze ae parketten waarschuwt, vooreerst om de
beide voormelde begrippen scherp uit elkaar te
houden, en verder om het ontslag te beschouwen
als iets wat ben aangaat en waarin de rechtbank
niet meer moet worden gemengd.
Wij zouden kunnen eindigen. Maar er is nog
iets gebeurd, waarover de adressant zich beklaagt.
Een advocaat, adressants raadsman, schrijft hem, 13
Mei, een brief over het instellen van hooger beroep
en voegt daarbijindien ge mij wilt spreken, dan
móet ge vragen dat ik bjj u toegelaten word". Die
brief wordt door den cipier, ingevolge het reglement,
in handen gesteld van den rechter-commissaris en
doze ambtenaar onthoudt den getuige den brief,
»daar hjj het niet noodig vond dat W. met de
buitenwereld in contact kwam, en hjj wel inzag
dat W, binnen korten tijd op vrije voeten zoude
worden gesteld, en dan een eventueel in te stellen
hooger beroep zijne vrijheidsberooving langer dan
noodig zoude doen voortduren."
Dit lozende hebben wij onze oogen niet kunnen
gelooven. Waaraan is hier het recht ontleend, om
een persoon, wien onkel zjjne vrjjheid ontnomen
was om hem tot spreken te dwingen en wiens
vrijheidsbeperking dus tot eenvoudige vrjjheids-
beneming bepaald moest blijven, de gelegenheid te
onthouden met een advocaat als raadsman te spreken
Eene wot, die dat recht aan de justitie verleend, is
er niet; cn, indien zjj er was, zij zou morgen aau
den dag moeten worden gewjjzigd. NR. Ct
Indië.
Aan het verslag der voornaamste gebeui-tenissen
in het gouvernement Atjeh en Onderhoorighedeu,
loopende van 23 October jl. tot en met 5 November,
is het volgende ontleend:
Groot-Atjeh. Onze posten Kroeng-Gloempang,
Senelop en Biloel, zoomede de door Atjehers bezette
wachthuizen Atoer-oe, Mata-Ajer en Montassik,
werden eenige malen meestal onbeduidend beschoten
te Senelop raakte daardoor een Europeesch sergeant
der artillerie gewond. Ook de transporten bleven
niet geheel vrij van het vuur der kwaadwilligen.
Eene vrjj talrijke bende vertoonde zich op 31
October oiet ver van Tjot-Penom, met het kennelijk
doel" ónzen post Tjot-Rang te beschieten, waar men
bezig was met bet herstellen der daken. Onmiddellijk
werd eene patrouille uitgezonden, die er in slaagde
de bende na eenige salvo's met de bajonet uit hare
loopgraven te verdrijvenbjj die gelegenheid kregen
wjj één gewonde (Europeesch fuselier), terwijl de
vjjand een doode en een gewonde telde.
Onderhoorigheden. Oostkust. Omtrent Nja Moha
mad werd bericht ontvangen, dat hjj er van heeft
afgezien in het Ediscbe oorlog te voeren.
Noordkust. In de bovenlanden der Pedirstreek
was T. Bintara Kamangan, het hoofd der Gigieng-
federatie, sedert eenigen tijd bezig zjjn gezag te
herstellende pretendent-sultan werd door hem en
de zijnen nog steeds te Kemla ingesloten gehouden.
Westkust. In den nacht van 26 op 27 October
drongen eenige kwaadwilligen binnen het door onze
bondgenooten bezette Kota-Hassan, niet ver van
Molaboehzjj werden echter vei'droven, voordat nog
eenig kwaad was uitgevoerd.
Do weersgesteldheid was zeer regenachtig.
De gezondheidstoestand was op de zeeposten
minder goed.
Ierland.
De Iersche bovolking is in de laatste vjjftig
jaren met niet minder dan 3,600,000 personen
achteruit gegaan. Voor oen halve eeuw telde
Ierland 8,300,000 inwonersthans slechts 4,600,000
en nog altijd neemt de bevolking of. Voor een
groot deel wordt dit geweten aan de slechte
aardappeloogsten, terwijl ook de hooge loonen in
Amerika vroeger velen daarheen hebben gelokt.
Daar Ierland bjjna geen nijverheid bezit, is er
onmiddelljjk gebrek wanneer de oogst tegenvalt.
F r a n k r ij k.
Auguste Laurent Burdeau, president der Fransche
Kamer van afgevaardigden, is Donderdag overleden.
Zoon van een ondergeschikt beambte aan de voc-
artsenjjschool te Lyon, zjjne studiën slechts hebbende
kunnen voltooien mot behulp van beurzen, laat
Burdeau zjjne eebtgenoote en kinderen zonder for
tuin achter. Hjj heeft een belangrjjke rol gespeeld
in het politieke leven der derde republiek en is
Minister van Marine en van Financiën geweest, om
als Kamervoorzitter te sterven, maar de Republiek
zal zjjuo betrekkingen te hulp moeten komen.
De regeering zal een voorstel indienen, om een
Eensioen toe te kennen aan mevrouw Burdeau, bjj
aar overljjden over te gaan op de drie kinderen.
Do begrafenis zal geschioden op kosten van de
Regeering of van de Kamer.
Een buitengewone vischvangst wordt uit de
golf van Beauvoir, nabjj Saint Nazaire gemeld.
Gedurende 12 dagen hebben de visschers aldaar
eiken dag, op het strand van Piriac, ongeveer een
millioen naringen gelost. Een maand geleden ver
kocht men deze visschen voor 20 francs de 1000,
thans biedt men ze aan tegen 5 francs, of 50 centimes
dc 100 en wanneer die wonderdadige vangst voort
gaat, zal men er ten slotte geen raad meer meo
weten.
België.
Het Belgische gerechtshof dat het strafproces
tegen de beruchte zwarte bende behandelde, hoeft
thans zjjn vonnis uitgesproken. De meeste loden
van dit boevengilde zijn tot zware gevangenisstraffen
veroordeeld, de hoofdschuldige kreeg 20 jaar dwang
arbeid.
Nederland.
'8 fiirnveillingc, 15 Dec. In de gisteren
middag voortgezette Tweede-Kamerzitting kwam
do heer Kerdjjk terug op wanbetaling der onder-
wjjzerswedden in Limburgsche gemeenten.
De heer Mutsaers betoogde do gegrondheid dei-
klachten over den geest vaS verzet en ontevreden
heid onder openbare onderwjjzers, en verzocht streng
onderzoek van klachten.
De heer Vermeulen drong aan op spoedige zeker
heid voor gesubsidiëerde bjjzondcre scholen, ten
aanzien van het verplichte aantal onderwjjzei-s en
opheffing der verplichte gymnastiekoefeningen.
De heer De Beaufort (Wjjk) bepleitte staatssteun
voor 't onderwjjzers-pensioenfondsen noemde feiten,
waaruit blijkt, dat er onder de onderwjjzers een
minderheid is, die het Staatsgezag bespot en omver
werping van maatschappelijke toestanden predikt,
waartegen hjj maatregelen vraagt.
De heer Tydeman meent, dat het lager onderwjjs
niet versterkt wordt door invoering van sliijd en
verdedigt den in 't algemeen goeden geest onder
de onderwjjzers.
Door den heer Smeengo word aanbevolen vor-
hooging der wodden.
De heer Rutgers bestreed hot stelsol-Lohman.
De minister vreest, dat des hoeren Lohmans
program den schoolstrijd heropent, ziet in het
stelsel do toepassing der staatsgezindte-scholen,
wegens de verschillende richtingen dor bevolking
zeer bezwaarljjk. Onderw jjzerstractementen on
pensionueering betreffen meer gemeenteljjke zorg.
Het voorstel tot termjjnsverlenging voor het aantal
onderwjjzers is bjj den Raad van State.
Aan algemeene klachten over de onderwijzers is
weinig te doen. De onderwijzersgeest is vaak die
van den gemeenteraad.
Op dc vraag vau den heer Staalman, of de