ZNIIIkZIISUN NIEUWSBODE. Dinsdag 18 December 1894. GEMEENTERAADSVERKIEZING. J. van Schelven. keAnisgeviag. BEKENDMAKING. De regeeringsinlichtingen op het adres houdende klachten tegen de justitie te Zierikzee. NIEUWSTIJDINGEN. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG, e prjjs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 51ste JAARGANG. No. 6552. Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiënvan 13 rogels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Op Donderdag ft.ï. zal de verkiezing ilaats hebben van één lid van den lemeenteraad te Zierikzee. Daartoe s Candidaat gesteld de Heer Wij meenen weinig tot aanbeveling dezer candidatuur te moeten zeggen: ieder kent de Heer VAN SCHELVEN als een onafhankelijk man, terwijl hij volkomen op de hoogte der Zierikzeeselie toestanden is. Ziedaar twee zaken, die een raadslid niet mogen ontbreken, waarom wij vertrouwen dafr"de'2e Candt^ daat op Donderdag a.s. met groote meerderheid zal worden gekozen. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van de Ingezetenen, dat er op Dinsdag <len 18 December e.k., des namiddags te 1'/, uur, op bet Raadhuis, eene openbare Vergadering van den Gemeenteraad zal gehouden worden. Zierikzee, den 15 December 1894. De Burgemeester voornoemd, CH. W. VERMEIJS. ZAKEN TER TAFEL TE BRENGEN: Mededeeling van ingekomen stukken. Voorziening in de periodieke aftredingen op 1 Jan. e.k. bij verschillende Com mission en Corporation. Benoeming van leden in de vaste Commission, bedoeld bij Art. 54 der Gemeentewet. Be noeming stembureau voor do aanstaande verkiezing van een Raadslid, enz. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend: dat op de Secretarie dezer gemeente ter visie is gelegd een verzoekschrift met bjjlagen van ADR1AAN GOUDSWAARD, wonende in deze gemeente, waarbij vergunning wordt ge vraagd tot oprichting van eene bewaarplaat» voor Petroleum, op het erf achter het perceel staande in de Korte Nobelstraat, plaatselijk gemerkt wijk A no. 106, kadastraal bekend sectie A no. 1178; dat op Zaterdag den 29 December aanstaande, te 12 uur des middags, op het Raadhuis dezer gemeente in de Ver gaderkamer van het Bestuur, gelegenheid zal worden ge geven tot het inbrengen van bezwaren tegen de oprichting van bedoelde inrichting; en dat zoowel de verzoeker als zij die bezwaren hebben in te brengeD, gedurende drie dagen vóór dien tyd, op de Secretarie dezer gemeente kunnen kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Zierikzee, den 15 December 1894. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, CH. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Men kan in de N. Rotterd. Courant van 5 Juni 1894, 2e Blad B, in ons hoofdartikel onder het opschrift Weigering van getuigenis voor den rechter", een volledige uiteenzetting vinden van de feiten vermeld in het adres aan de Tweede Kamer, waarin do heer Jacobus Waalo, directeur-uitgever van de Zierikzeesche Nieuiusbode, zich beklaagt over handelingen van de justitie te Zierikzee onder vonden. Op dat adres is nu een nota van inlichtingen door den Minister van Justitie aan de Kamer overgelegd. Naar aanleiding daarvan is de conclusie eener commissie van prseadvies en een Kamerdebat te verwachten. De klacht betreft, zooals men zich herinneren zal, een ondergane gijzeling wegens weigering van getuigenis voor den rechter-commissaris toen deze »voorloopige informatiën" inwon omtrent een mis drijf, opzettelijke schending van ambtsgeheimen, dat vermoed werd door eenig lid van den Zierikzeeschen gemeenteraad gepleegd te zijn. De opmerking is van meer dan ééne zjjde gemaakt, dat adressant, bij de Tweede Kamer aankloppend, zich aan een verkeerd kantoor zou hebben aan gemeld. Eenerzijds is dit gezegd: hebben de zaken zich toegedragen zooals adressant beweert, dan is het de vraag, of dit niet een geval is van weder rechtelijke vrijheidsberooving, dat aanleiding kan geven tot een strafvervolging tegen de autoriteiten die haar hebben gelast. En volgens deze opvatting zou de adressant zich dan met oen bepaalde klacht over wederrechtelijke vrijheidsberooving moeten hebben gewend tot den Procureur-Generaal bij het gerechtshof te 's Gravenbage of tot den Minister van Justitie, opdat dezen een strafvervolging van de schuldige ambtenaren zouden hebben kunnen doen gelastenindien daarvoor gronden waren. Anderzijds is dit gezegd: of de Tweede Kamer iets zal vermogen tot herstel der grieven van den adressant, valt te betwijfelen. Immers het geldt hier volgens zijne eigen voorstellen eene onjuiste toe passing der wet door den rechter. De Kamer kan daarop geen orde stellen. Misschien had dit wel kunnen geschieden door den hoogeren rechter, indien de adressant gebruik had gemaakt van het middel van appèl, dat art. 68 Wetb. van Stvafvord. erkent. Deze laatste zienswijze is op zich zelve juist en men herinnert zich ook uit het adres, dat de raadsman van den heer Waale hem over dat appèl geschreven heeft maar de opmerking geldt alleen het vonnis, waarbjj hij in gijzeling werd gestold, een vonnis ook o. i. volkomen terecht gewezen, omdat adressant aanvankelijk inderdaad het afleggen van getuigenis heeft geweigerd. Doch de grief was gericht niet alleen tegen het stellen, maar vooral ook tegen het houden in gijzeling, nadat de adressant werkeljjk alles had opgegeven wat hij verklaarde van de zaak te weten. En nu is ook de zooeven eerstgenoemde opvatting* in zoover juist, dat hij die meende ten onrechte in gijzeling te zijn gebonden, een klacht van wederrechtelijke vrijheidsberooving bij voormelde autoriteiten had kunnen indienen en hare beslissing had kunnen afwachten om, indien die beslissing hem ongunstig geweest ware, zoo hij het verlangde, andere wegen van rechtsherstel te zoeken. Maar uit een en ander volgt nog niet, dat hij, zich wendende tot de Tweede Kamer, aan een ver keerd kantoor is gekomen. Wel kan hij natuurljjk van de Kamer rechtstreeksch herstel van grieven niet verwachten. Dat hij zich echter tot haar wendde is èn natuur lijk, èn regelmatig. Zij is de hoedster der volks rechten bij uitnemendheid. Do Regeering is ook aau haar voor de toepassing der wet verantwoordelijk, jEoor zooveel die toepassing van het uitvoerend gezag afhangt. De Kamer heeft nu van den Minister inlichtingen ontvangen. Zjj zal zich naar aanleiding daarvan allereerst moeten afvragen, wie feiteljjk en rechtens de ver antwoordelijkheid voor het gebeurde te dragen heeft. Is het de rechtbank, wordt dus, ook rechtens, de gijzeling en hare voortduring door eene rechterlijke uitspraak gedektdan zal het uitvoerend gezag, ook de Minister, het hoofd daarvan, zich in de zaak niet knnnon mengen. Dan is, vermits hooger beroep niet meer opon staat, alleen mogelijk eene overweging, of niet, ter wille van het beginsel, cassatie in het belang der wet behoort te wordon aangeteekendeen punt waaromtrent de beslissing behoort aan den Procureur-Generaal bij den Hoogen Raad. Geen Minister heeft, naar wij meenen, ooit eon Procureur- Generaal aanteekening Yan zoodanig beroep golast; en het is te betwijfelen, of hjj daartoe bevoegd zou zijn. Maar de stukken aan dien Procureur-Generaal ter overweging aanbieden, kan een Minister natuur lijk altijd. En daarom zou de Kamer, in voormelde onderstolling, evenzeer een conclusie kunnen nemen, waarbij zij, zonder, zooals van zelf spreekt, zich in de 'quaestie zelve te hegeven, aan den Minister die aanbieding verzoekt. Berust echter de verantwoordelijkheid feitelijk en rechtens bij het uitvoerend gozag, bij den officier van justitie te Zierikzee eu was deze in zoover niet door een rechterlijke uit spraak gedekt, dan is de verhouding een andere. Dan zal de Kamer op de qnaostio zelve wel kunnen ingaan, over het al of niet bestaan van rechtmatige grieven zich haar oordcel kunnen vormen en, indien zij de rechtmatigheid der grieven erkent, van den Minister kunnen en ook moeten vragen, wat bjj iu dezo denkt te doen en over het voornemen van den Minister een goedkeurend of een afkeurend votum kunnen geven. Hiertoe bepaalt zich dan wel o. i. hare bevoegdheid, maar hiertoe strekt dezo zich dan ook zeker uit. Uit een en ander volgt, dat, naar onze opvatting, het zwaartepunt allereerst ligt in deze, reeds boven geformuleerde vraag: staan wjj voor een rechterlijke uitspraak of voor eene handeling van hot Openbaar Ministerie bij de rechtbank van Zierikzee, op eigon verantwoording verricht 1 Wat het in gijzeling stellen betreft, ongetwijfeld voor een uitspraak der rechtbank. Deze wees den Hen Mei een daartoe strekkend vonnis, krachtens art. 68 Wetb. van Strafvordering. Wij hebben reeds in ons vorig hoofdartikel do meening uitgesproken en uitgewerkt dat dit vonnis rechtskundig volkomen juist is. De getuige had inderdaad geweigerd" te verklaren wat hij toch erkende te weten. Dit bleek toen reeds uit zijn eigen uiteenzetting van de feiten. Het wordt nu door de inlichtingen, welke de Minister overlegt, volkomen bevestigd. Hg was als getuige geroepen naar aanleiding van een stukje in de door hem uitgegeven Nieuwsbode. Hem werd nu gevraagd welke geheimen hem uit geheime raadsvergaderingen waren medegedeeld en wie zijn zegsman was". Op deze vragen weigerde hjj te antwoorden, terwijl hij een aanvankelijk beroep op een wettelijk verschoonings- recht dat hem als uitgever van een blad zou toe komen en dat hem ook o. i. niet toekwam voor de rechtbank liet varen. Maar nu het hoofdpunt: het in gijzeling houden. Het vonnis luidde, ingevolge de wet: dat de getuige in gijzeling zal worden gebracht en gehouden, tot dat hij aan zijne verplichting zal hebben voldaan. Wat is nu, bljjkens de ministerieele inlichtingen, te Zierikzee geschied? Den dag na zijne gijzeling, dus den 12en Mei, richtte de getuige aan den rechter-commissaris een schrijven, waarin hij den naam van zijn zegsman, d. w. z, van den persoon van wien hij het stukje voor de Nieuwsbode ontvangen had, opgaf, er bij voegende daarmede de gebeele waarheid te hebben gemeld", en den wensch te kennen gevende om spoedig ontslagen te worden. Intusschen is dat ontslag eerst den 16en Mei gevolgd. Wat wordt nu als de reden der vertraging op gegeven Blijkens van den rechter-commissaris ontvangen inlichtingen schrijft de Minister was deze van meening dat de getuige niet de waarheid sprak en was door hem, rechter-commissaris, uit verschillende omstandigheden de overtuiging verkregen, dat dc als zegsman opgegeven persoon de zegsman niet kon zijn. Om die reden werd het onderzoek in deze zaak voortgezet, en toen het resultaat daarvan aanleiding gaf om het er voor te houden dat adressant de waarheid kon hebben gesproken, werd hjj door de rechtbank op 16 Mei ontslagen". De grond voor die beschikking was dus deze: dat hij, blijkens het nader onderzoek, »de waarheid kon hebben gesproken". En de Minister resumeert dien nog eens aldus: »Hieruit blijkt dat de recht bank te Zierikzee aanneemt, dat een getuige eerst dan aan zijn verplichting om getuigonis der waar heid af te leggen heeft voldaan, wanneer er aan leiding is om het er voor te houden dat hetgeen door getuige wordt gezegd, werkelijk waarheid is". Twee ernstige bedenkingen tegen deze behande ling van do zaak. Allereerst deze en in verband met het boven betoogde hechten wij hieraan groot gewicht wat deed de rechtbank hier een beschikking tot ontslag te geven? Zjj had er o. i. niets mee te maken, en met verbazing hebben wjj in de inlich tingen deze ons tot dusver onbekende omstandigheid gelezen. Do rechtbank had immers, na onderzoek en verhoor van den getuige »in een buitengewone openbare terechtzitting", bjj een ook in het open baar uitgesproken vonnis, waartegen appèl open stond, al werd het »7t casu niet aangeteekend, beslist dat de getuige in de gjjzeliug zou worden gehouden totdat hjj aan zijne verplichting zou hebben voldaan". Die last moest worden nagekomen door den uit voerder yan rechterljjke beslissingen, den officier van justitie. Deze moest zorgen voor do gijzeling '■o voor het ontslag. De bepaling van bet tijdstip «gfeajrnp dat ontslag gemotiveerd zou zijn, stond ter zijner verantwoording; en nergens in de wet is hem het recht gegeven om zich hier door een rechterlijke beschikking te doen dekken. De wet zegt alleen, dat, wanneer do gjjzeling dertig dagen geduurd heeft, zjj niet dan krachtens een nieuw vonnis van de rechtbank mag worden ver lengd. En voorts dat zij ook ophoudt, wanneer de behandeling der zaak is afgeloopen. Maar evenzeer als nu het ontslag van rechtswege, d. i. zonder nadere tusschenkomst van den rechter, moet in treden wanneer de behandeling der zaak afgeloopen is; evenzeer moet dat aldus geschieden wanneer »do getuige aan zjjn verplichting voldaan heeft". De beslissing of hjj daaraan voldaan heeft behoort bjj den officier en is, wjj herhalen het, ter zjjncr verantwoording. Wat zou anders die bijvoeging in bet vonnis totdat hjjvoldaan heeft", beteekenen? Had de wet het anders gewild, zij zou de rechtbank eenvoudig een last tot gjjzeling hebben laten geven, en bepaald hebben, dat b.v. op verzoek van den getuige of op requisitoir van don oflicier, het ont slag binnen do 30 dagen kan worden gelast, wan neer de reden heeft opgehouden. Niets van dat alles. En hoe vreemd is nu ook niet gohandeld. Men heeft nu voor het ontslag een eenvoudige be schikking in raadkamor gevraagd, zonder eenig verhoor van don getuigenaar eene procesorde dus principieel afwijkende van die, welke voor het stollen in de gjjzeling gevolgd werd. De rechtbank had inderdaad hare tusschenkomst, op dit punt en op die wijze aangevraagd, moeten afwijzen. Is onze meoning do juiste, ligt hier do interventie van de rechtbank buiten do wet, dan is de officier van justitie ook door haar niet gedokt. Wat de vortraging van het ontslag zelve betreft, daartegen handhaven wjj, ook na de inlichtingen, ja thans nog to meer, onze vroegere bedenking. Toen de getuige op 12 Mei zjjn zegsman noemde en er bjjvoegdo »daarmede de gehoele waarheid te hebben gemeld", weigerde hjj niet langer het afloggen van getuigenis. Misschien sprak hjj onwaar heid, maar tegen onwaarheid spreken voor den rechter-commissaris heeft de wet noch door dwang middelen, noch door straf voorzien of ook maar willen voorzien. En nu moot men niet, door deze tweo bogrippen te verwarren, do wet toepassen bezijden haar nadrukkelijk gewild systeem. En de justitie te Zierikzee erkent zelfs uitdrukkelijk, bljjkens de voormelde inlichtingen, dat zij die be grippen gelijk stelt, of, zooals wjj bet willen noemen, verwart. Voert men ons tegemoot, dat anders oen gotuige licht naar den vorm een onware verklaring opgeven, maar in het wezen der zaak getuigenis weigeren kan, dan antwoorden wij, dat, indien maar de vragen zuiver en scherp gestold worden, dergeljjke wetsontduikingen niet inogéljjk zjjn doch het stellen van vragen is 'ook een kunst. De tegenstelling blijft een principioolo. Verklaart een getuige iets niet te weten, dan spreokt hij misschien onwaarheidmaar alleen wanneer hjj öf niets zegt, öf verklaart, althans erkent, iets wel te weten maar hot niet te willen zeggen, weigert hij getuigenis. Wjj handhaven dus onze vroegere meening. Wjj achten het in gijzeling houden na 12 Mei onwettig en voor die onwettigheid den officier van justitie verantwoordelijk. Die ambtenaar kan zeker velerlei ter verdediging aanvoeren, maar de conclusie kan toch, naar wjj meenen, geen andere zjjn. Het gebeurde zou dan ook o. i. volkomeu rechtvaardigen een algemccne circulaire van den Minister, waarbjj deze ae parketten waarschuwt, vooreerst om de beide voormelde begrippen scherp uit elkaar te houden, en verder om het ontslag te beschouwen als iets wat ben aangaat en waarin de rechtbank niet meer moet worden gemengd. Wij zouden kunnen eindigen. Maar er is nog iets gebeurd, waarover de adressant zich beklaagt. Een advocaat, adressants raadsman, schrijft hem, 13 Mei, een brief over het instellen van hooger beroep en voegt daarbijindien ge mij wilt spreken, dan móet ge vragen dat ik bjj u toegelaten word". Die brief wordt door den cipier, ingevolge het reglement, in handen gesteld van den rechter-commissaris en doze ambtenaar onthoudt den getuige den brief, »daar hjj het niet noodig vond dat W. met de buitenwereld in contact kwam, en hjj wel inzag dat W, binnen korten tijd op vrije voeten zoude worden gesteld, en dan een eventueel in te stellen hooger beroep zijne vrijheidsberooving langer dan noodig zoude doen voortduren." Dit lozende hebben wij onze oogen niet kunnen gelooven. Waaraan is hier het recht ontleend, om een persoon, wien onkel zjjne vrjjheid ontnomen was om hem tot spreken te dwingen en wiens vrijheidsbeperking dus tot eenvoudige vrjjheids- beneming bepaald moest blijven, de gelegenheid te onthouden met een advocaat als raadsman te spreken Eene wot, die dat recht aan de justitie verleend, is er niet; cn, indien zjj er was, zij zou morgen aau den dag moeten worden gewjjzigd. NR. Ct Indië. Aan het verslag der voornaamste gebeui-tenissen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorighedeu, loopende van 23 October jl. tot en met 5 November, is het volgende ontleend: Groot-Atjeh. Onze posten Kroeng-Gloempang, Senelop en Biloel, zoomede de door Atjehers bezette wachthuizen Atoer-oe, Mata-Ajer en Montassik, werden eenige malen meestal onbeduidend beschoten te Senelop raakte daardoor een Europeesch sergeant der artillerie gewond. Ook de transporten bleven niet geheel vrij van het vuur der kwaadwilligen. Eene vrjj talrijke bende vertoonde zich op 31 October oiet ver van Tjot-Penom, met het kennelijk doel" ónzen post Tjot-Rang te beschieten, waar men bezig was met bet herstellen der daken. Onmiddellijk werd eene patrouille uitgezonden, die er in slaagde de bende na eenige salvo's met de bajonet uit hare loopgraven te verdrijvenbjj die gelegenheid kregen wjj één gewonde (Europeesch fuselier), terwijl de vjjand een doode en een gewonde telde. Onderhoorigheden. Oostkust. Omtrent Nja Moha mad werd bericht ontvangen, dat hjj er van heeft afgezien in het Ediscbe oorlog te voeren. Noordkust. In de bovenlanden der Pedirstreek was T. Bintara Kamangan, het hoofd der Gigieng- federatie, sedert eenigen tijd bezig zjjn gezag te herstellende pretendent-sultan werd door hem en de zijnen nog steeds te Kemla ingesloten gehouden. Westkust. In den nacht van 26 op 27 October drongen eenige kwaadwilligen binnen het door onze bondgenooten bezette Kota-Hassan, niet ver van Molaboehzjj werden echter vei'droven, voordat nog eenig kwaad was uitgevoerd. Do weersgesteldheid was zeer regenachtig. De gezondheidstoestand was op de zeeposten minder goed. Ierland. De Iersche bovolking is in de laatste vjjftig jaren met niet minder dan 3,600,000 personen achteruit gegaan. Voor oen halve eeuw telde Ierland 8,300,000 inwonersthans slechts 4,600,000 en nog altijd neemt de bevolking of. Voor een groot deel wordt dit geweten aan de slechte aardappeloogsten, terwijl ook de hooge loonen in Amerika vroeger velen daarheen hebben gelokt. Daar Ierland bjjna geen nijverheid bezit, is er onmiddelljjk gebrek wanneer de oogst tegenvalt. F r a n k r ij k. Auguste Laurent Burdeau, president der Fransche Kamer van afgevaardigden, is Donderdag overleden. Zoon van een ondergeschikt beambte aan de voc- artsenjjschool te Lyon, zjjne studiën slechts hebbende kunnen voltooien mot behulp van beurzen, laat Burdeau zjjne eebtgenoote en kinderen zonder for tuin achter. Hjj heeft een belangrjjke rol gespeeld in het politieke leven der derde republiek en is Minister van Marine en van Financiën geweest, om als Kamervoorzitter te sterven, maar de Republiek zal zjjuo betrekkingen te hulp moeten komen. De regeering zal een voorstel indienen, om een Eensioen toe te kennen aan mevrouw Burdeau, bjj aar overljjden over te gaan op de drie kinderen. Do begrafenis zal geschioden op kosten van de Regeering of van de Kamer. Een buitengewone vischvangst wordt uit de golf van Beauvoir, nabjj Saint Nazaire gemeld. Gedurende 12 dagen hebben de visschers aldaar eiken dag, op het strand van Piriac, ongeveer een millioen naringen gelost. Een maand geleden ver kocht men deze visschen voor 20 francs de 1000, thans biedt men ze aan tegen 5 francs, of 50 centimes dc 100 en wanneer die wonderdadige vangst voort gaat, zal men er ten slotte geen raad meer meo weten. België. Het Belgische gerechtshof dat het strafproces tegen de beruchte zwarte bende behandelde, hoeft thans zjjn vonnis uitgesproken. De meeste loden van dit boevengilde zijn tot zware gevangenisstraffen veroordeeld, de hoofdschuldige kreeg 20 jaar dwang arbeid. Nederland. '8 fiirnveillingc, 15 Dec. In de gisteren middag voortgezette Tweede-Kamerzitting kwam do heer Kerdjjk terug op wanbetaling der onder- wjjzerswedden in Limburgsche gemeenten. De heer Mutsaers betoogde do gegrondheid dei- klachten over den geest vaS verzet en ontevreden heid onder openbare onderwjjzers, en verzocht streng onderzoek van klachten. De heer Vermeulen drong aan op spoedige zeker heid voor gesubsidiëerde bjjzondcre scholen, ten aanzien van het verplichte aantal onderwjjzei-s en opheffing der verplichte gymnastiekoefeningen. De heer De Beaufort (Wjjk) bepleitte staatssteun voor 't onderwjjzers-pensioenfondsen noemde feiten, waaruit blijkt, dat er onder de onderwjjzers een minderheid is, die het Staatsgezag bespot en omver werping van maatschappelijke toestanden predikt, waartegen hjj maatregelen vraagt. De heer Tydeman meent, dat het lager onderwjjs niet versterkt wordt door invoering van sliijd en verdedigt den in 't algemeen goeden geest onder de onderwjjzers. Door den heer Smeengo word aanbevolen vor- hooging der wodden. De heer Rutgers bestreed hot stelsol-Lohman. De minister vreest, dat des hoeren Lohmans program den schoolstrijd heropent, ziet in het stelsel do toepassing der staatsgezindte-scholen, wegens de verschillende richtingen dor bevolking zeer bezwaarljjk. Onderw jjzerstractementen on pensionueering betreffen meer gemeenteljjke zorg. Het voorstel tot termjjnsverlenging voor het aantal onderwjjzers is bjj den Raad van State. Aan algemeene klachten over de onderwijzers is weinig te doen. De onderwijzersgeest is vaak die van den gemeenteraad. Op dc vraag vau den heer Staalman, of de

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1894 | | pagina 1