Tegen stemden de heeren ten. Haaf, Moolenburgh,
Fokker, Houwer en van der Vliet.
H. IV, Afd. I, Art. 3 (Bijdrage in de kosten van de
Hoogere Burgerschool).
De Commissie acht het wenschelijk om aan de
Regeering, met eene gedetailleerde uiteenzetting van
den staat onzer financiën, als bijdrage in de kosten
f 10000 en dus eene verhooging van f 1500 te vragen.
Burgem. en Weth. antwoorden daarop het volgende:
Het komt ons niet wenschelijk voor, om eene der
gelijke aanvrage te doen, aangezien daarvan geen
resultaten, naar ons gevoelen, zouden te verwachten zijn.
De subsidie toch staat in verband met de school
zelf en niet met het financiewezen der gemeente.
De heer Franse zegt, dat wij niet verplicht zijn om
de Hoogere Burgerschool te houden en dat er niets
vernederends in ligt als wij bij de aanvrage om ver
hooging wijzen op den staat onzer financiën; in elk
geval, zegt Spreker, is het te probeeren.
De Voorzitter zegt, dat het aangevoerde door den heer
Franse pleit voor het antwoord van Burgem. en Weth.
was het eene verplichting en Heten de financiën het
niet toe, zegt Spreker, dan was eene aanvraag om
hooger subsidie gewettigd. Wij hebben de school op
gericht, maar zijn niet verplicht om eene Hoogere
Burgerschool te hebben. Voorts zegt Spreker, dat de
subsidie voor Hoogere Burgerscholen met ójarigen
cursus nooit hooger verleend wordt dan tot 8500,
terwijl hij vreest, dat het Rijk bij eene aanvrage om
hooger subsidie zal zeggen: „als ge niet meer betalen
„kunt, hef dan de school op"; er is volgens Spreker
voor het Rijk geen reden om meer subsidie te geven.
De heer Franse zegt, dat de Regeering en de hoogere
klassen der maatschappij tegenwoordig meer dan vroeger
streven om de mindere klassen tegemoet te komen;
zelfs worden tegenwoordig subsidiën gevraagd voor
Hoogere Burgerscholen voor meisjes en is men bereid
de gemeenten in dezen te helpen. Er is nu eene
strooming om de hulpbehoevende klassen te helpen;
in elk geval meent Spreker, kan het gevraagd worden
men kan alleen zeggen: „we doen het niet".
De Voorzitter antwoordt, dat de Regeering wel ge
neigd is om te helpen, maar alleen voor zoover het
kan en moet, maar dat zij niet genegen zal bevonden
worden om donaties te geven. Spreker zegt, dat het
onderwijs niet is veranderd of uitgebreid en er dus
geene gronden bestaan om verhooging te vragen.
De heer Fokker ziet geen bezwaar om de verhooging
te vragen, terwijl dan als argument kan aangevoerd
worden, wat hier over het schoolgeld is gezegd.
Het voorstel van de Commissie in stemming komende,
wordt aangenomen met 6 van de 8 stemmen.
Vóór stemden de heeren de Crane, Franse, Fokker,
Houwer, Legemaat en ten Haaf.
H. IV, Afd. II, Art. 1 (Opbrengst van haardasch
en mestspeciën).
De Commissie heeft met leedwezen gezien, dat deze
post f 400 minder bedraagt dan de uitgaven, noodig
geacht om de gedane ontvangst te kunnen verkrijgen.
Zij vraagt waarop de raming rust en wie er met de
ontvangsten en uitgaven der exploitatie belast is.
Het antwoord van Burgem. en Weth. luidt:
Oogenschijnlijk wordt op de exploitatie in eigen
beheer verloren, omdat de ontvangsten op f 2200 en
de uitgaven op f 2600 zijn geraamd. Toch is dit niet
het geval, omdat men hierbij in aanmerking moet
nemen, dat het perceel riolen en vroonen sedert de
nieuwe regeling geheel is vervallen. Dit perceel was
voor 1893/94 aanbesteed voor f 1277. Het lc perceel i
is echter voor het onderhouden van riolen, putten,
waterleidingen enz. verhoogd met f 450, terwijl
aan Cannoo alsnog voor reinigingswerken wordt be
taald f 330. Hieruit blijkt dus, dat in werkelijkheid
de mest-exploitatie aan de gemeente nog een voordeel
van f 100 zal geven.
Zooals mede uit de begrooting blijkt, zullen met
1 Januari 1895 de ontvangsten en uitgaven van den
reinigingsdienst geschieden als alle andere ontvangsten
en uitgaven der gemeente.
De heer Franse zegt, dat de Commissie tevreden
is met het antwoord, hoewel ze nog altijd niet begrijpt
hoe de gemeente een voordeel van f 100 uit de exploi
tatie zal halen.
Bij H. V, Afd. I, Art. 1 (Tijdelijk op te nemen
kasgeld ter voorziening in den loopenden dienst) wordt
met algemeene stemmen besloten tot het opnemen
van kasgeld in 1895, tot een bedrag van 10000.
H. Ill, Afd. I, Art. 3 (70 opcenten op de hoofdsom
der personeele belasting).
Bij dit artikel zegt de Voorzitter, dat op de Uitgaven
1000 bespaard is, zoodat de Inkomsten ook f 1000
minder begroot kunnen worden.
Spreker stelt alsnu, namens Burgem. en Weth.
voor, te besluiten tot verhooging der belastingen en
wel van den hoofdelijken omslag met f 3000 en van
de opcenten op het personeel met f 2000.
De beraadslagingen wordeu geopend.
De heer Franse zegt, dat uit het antwoord van
Burgem. en Weth. op de beschouwing der Commissie,
betrekkelijk de verhooging van belastingen, is ge
bleken dat bedoeld Collegie het rapport op dit punt
slechts vluchtig gelezen heeft, daar de Commissie
niet bedoeld heeft mede te gaan met de belasting
plannen van Burgem. en Weth., maar aan de bespreking
van den hoofdelijken omslag en de opcenten op het
personeel de voorkeur geeft boven andere plannen
van belastingverhooging.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. dan den
zin niet hebben begrepen.
Verder zegt Spreker tot verdediging van het voor
stel van Burgem. en Weth., dat dit Collegie is uit
gegaan van het standpunt om den druk der belastingen
te verdeelen, daar, als de hoofdelijke omslag alleen
verhoogd wordt, slechts die categorie, welke in die
belasting is aangeslagen, al de lasten krijgt, terwijl do
overigen alle voordeelen genieten en in de lasten niet
bijdragen. De uitgaven, zegt Spreker, gaan steeds
naar boven, al worden ze ook op het minimum begroot
er moet dus tot verhooging dor inkomsten worden
overgegaan en nu vreest Spreker, dat, als alleen de
hoofdelijke omslag wordt verhoogd, dit aanleiding zal
geven, dat vele menschen, die van buiten zich hier
willen vestigen, dit daarom zullen nalaten, daar steeds
de eerste vraag is: „Hoe is het met den hoofdelijken
omslag?"
Spreker zegt, dat er bovendien slechts 900 aan-
geslagenen zijn in den hoofdelijken omslag en 1400
in de personeele belasting en de voorgestelde verhoo
ging onbeduidend is, daar die slecht9 15 opcenten
bedraagt. Daardoor zullen dan ook getroffen worden
de personen, die door de afschaffing van den accijns
op het zout en de zeep eenigszins ontlast zijn, maar
slechts met een bedrag van eenige centen, terwijl de
hoogstaangeslagenen een aanmerkelijk hooger bedrag
zullen moeten betalen, althans meer dan bij de ver
hooging van den hoofdelijken omslag. Ook is het
een bezwaar, zegt Spreker, dat bij verhooging van
laatstbedoelde belasting de middelstand daardoor het
meest zal getroffen worden, die toch reeds met uit
sluiting van anderen, door de bedrijfsbelasting gedrukt
wordt. Wat betreft het argument, dat de personeele
belasting zal verdwijnen of veranderen, zegt Spreker,
dat die belasting nu nog bestaat en dat meerdere
gemeenten, waar hetzelfde argument werd aangevoerd,
de opcenten hebben verhoogd, 't Is waai' dat enkele
kamerbewoners niet door de verhoogde opcenten zouden
worden getroffenmaar welzegt Spreker, de vennoot-
schappen en andere inrichtingen, die geen hoofdelijken
omslag betalen.
De heer Franse zegt dat Zierikzee geen plaats is
om voor den hoofdelijken omslag te komen of te
gaan; die er zijn, moeten er blijven. De personeele
belasting, zegt Spreker, schijnt een stokpaardje te
zijn van het Dagelijksch Bestuur, maar vooral van
mijnheer den Voorzitter. Spreker zou niet kunnen be
sluiten om nu nog opcenten op die vermolmde belasting
te heffen, ook niet, omdat de lodgers er niet in dragen.
Als de hoofdelijke omslag daarentegen verhoogd
wordt, zullen daardoor juist diegenen getroffen worden,
die wat kunnen bijdragen. Spreker zegt daarom niet
te mogen voorstellen of aanraden om de opcenten op
het personeel te verhoogen.
De Voorzitter zegt beslist te moeten tegenspreken,
dat de opcenten op de persoueele belasting een stok
paardje van het Dagelijksch Bestuur of van hem
zouden zijn. Wat Spreker gezegd heeft, was niet om
het standpunt van Burgem. en Weth. te verdedigen,
maar om het belang der zaak. Als dit het geval was
zouden Burgem. en Weth. niet voorgesteld hebben
om den druk over twee belastingen te verdeelen. De
hoofdelijke omslag, zegt Spreker, drukt het zwaarst
op de mindere klasse; drukte die belasting gelijk,
dan was 'tiets anders, maar er zijn velen te laag
aangeslagen. Spreker zegt, dat dit een ongelukkig
verschijnsel is, maar daarmede toch ook rekening moet
gehouden worden. Spreker is het niet eens met den
heer Franse, dat geen menschen in de gemeente
komen of die verlaten voor den hoofdei, omslag;
drukt die belasting te zwaar, dan zullen de kleine
renteniers van buiten niet naar Zierikzee komen. Er
is, zegt Spreker, nog een ander bezwaar; er zyn velen
die nu niet betalen, dit zal natuurlijk bij verhooging
nog erger worden. Het Rijk heeft betere middelen
om de belastingen te innen dan de gemeente, terwijl
vele aangeslageuen de hoofdelijke omslag beschouwen
als een sluitpost. Spreker gelooft, dat de toestand
door Burgem. en Weth. geschetst juist is en daarmede
rekening zal moeten gehouden worden.
De heer Franse zegt met genoegen gehoord te hebben
dat Burgem. en Weth. zoo voor de mindere klasse
geporteerd zijn; hij meent te mogen verzekeren, dat,
als Burgem. en Weth. een voorstel doen om bij eene
nieuwe verordening de laagste klassen te ontslaan,
de geheele Raad daartoe zal medewerken en zij een
schitterend succes zullen hebben.
De heer Fokker vindt het eene moeilijke qnaestie om
in eene minder voltallige vergadering als deze beslist
te worden. Spreker zegt, dat voor beide standpunten
veel te zeggen is; hij was fel tegen de verhooging der
opcenten, maar ook van den hoofdelijken omslag en
zegt wel eenigszins over te hellen om zijne stem thans
te geven aan het voorstel van Burgem. en Weth. Hoe
we het ook berekenen, niet iedereen zal getroffen
worden, maar, zegt Spreker, ik hecht er aan dat bij
verhooging van den hoofdelijken omslag alleen, de
meergegoeden allen getroffen worden.
De heer de Crane zegt, dat zijn hoofdbezwaar tegen
de verhooging van de opcenten op het personeel hierin
bestaat, dat de mindere man weer meer zal moeten
betalen; bewoners van huisjes, die een huur betalen
van f 1,50 f 2,— 's weekszullen meer door eene
verhooging van het personeel dan van den hoofde
lijken omslag worden getroffen.
Nadat de heer Fokker nog had verklaarddat er ook
veel pleit voor het argument van den heer de Crane,
wordt het voorstel van de Commissie, om alleen den
hoofdelijken omslag te verhoogen, in stemming ge
bracht en aangenomen met 5- van de 8 stemmen.
Vóór stemden de heeren Houwer, ten Haaf, Lege-
maat, de Crane en Franse.
H. Ill, Afd. I, Art. 3 (55 opcenten op de hoofd
som der personeele belasting) wordt vastgesteld; en
H. Ill, Afd. II, Ait. 1 (Hoofdelijke Omslag) wordt
vastgesteld op een bedrag van f 31000.
Hierna gaat de vergadering over in eene met ge
sloten deuren.
Heropend zijnde wordt, op voorstel van Burgem.
en Weth., besloten tot wijziging van het besluit tot
heffing van den hoofdelijken omslag dezer gemeente,
in verband met liet uitgetrokken cijfer in de gemeente-
begrooting, waarbij het maximum der heffing wordt
gebracht van f 26000 op f 31000.
Het totaal der Inkomsten wordt met algemeene
stemmen vastgesteld op f 127006,24.
H. X, Art. 1 der Uitgaven (Onv. Uitg.) wordt
daarop vastgesteld op f 1994,14, met bepaling, dat
machtiging zal worden gevraagd, om zonder nadere
goedkeuring van Gedep. Staten, van dezen post af- en
overschrijvingen te doen van - en op de bij de be
grooting aangewezen artikelen, tot een gezamenlijk
bedrag van hoogstens f -4600. /f
Het totaal der Uitgaven wordt vastgesteld op
f 127006,24.
De Voorzitter deelt mede, naar aanleiding eener gis
teren door den heer Legemaat gedane vraag, dat,
wanneer de opril van de brug over de Oude Haven
24 decimeter wordt verlaagdde kosten 300 meer
zouden bedragendaar dan ook het terrein aan weers
zijden der brug en de stoepen der nabij gelegen
woningen zouden moeten veranderd worden, terwijl,
wanneer de brug alleen slechts zou verlaagd worden,
dit eene meerdere uitgaaf van f 60 zou vorderen.
De heer Legcniaat dankt den Voorzitter voor dó
gegeven inlichtingen en zegt, dat het medegedeelde
hem geen aanleiding geeft om een nader voorstel te
doen.
Daarop worden alsnog behandeld de door de Com
missie van onderzoek der gemeentebegrooting aan
gegeven wijzigingen van bestaande - en invoeren van
nieuwe belastingverordeningeuwelke voorstellen wor
den aangehouden tot de volgende vergadering.
De Voorzitter vervolgens omvraag doende, zegt de
heer tên Haafdat het urinoir aan de Noordhavenpoort
aldaar veel stank en vuil veroorzaakt en het wellicht
aanbeveling zou verdienen het te doen vervallendaar
toch in de onmiddellijke nabijheid nog een urinoir
wordt aangetroffen.
De Voorzitter antwoordt hierop daarnaar een onder
zoek te zullen instellen en sluit vervolgens de ver
gadering.
Directeur-Uitgever: J. WAALE.
Stoomdrukkerij.
OCHTMAN, VAN DISHOEUK LAKENMAN.
Zierikzee.