B(jv«x»l bij lie Zieritoscle Nieuwsbode van Zaterdag* 5 November 1894. vergadering n\ den gemeenteraad zierikzee, gehouden den 2 9 October 189 4. Voorzitter de heer Ch. W. Vermeya, Burgemeester. Afwezig zijn bij de opening der vergadering de heeren Boeijewegens familie-omstandighedenvan der Lek de Clercq en van den Boutallen met kennisgevingterwijl de heer de Vos van Steenwijk had gemeld dat hijwegens ambtsbezigheden, verhinderd was bij den aanvang dei- zitting tegenwoordig te zijn; de heeren Fokker en Houwer, zonder kennisgeving. De drie laatstgenoemde heeren komen later ter vergadering. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Het raadslid de heer de Looze zegt daarop, dat hij volstrekt geene aanmerkingen op de notulen heeft, maar vraagt het woord naar aanleiding van den daarin genoemden brief van den Officier van Justitie, ter zake van een per soonlijk feit, en zegt ongeveer het volgende: Mijnheer de Voorzitter! Meer dan 1G jaren ben ik lid van den Raad en kan hier verklaren, dat ik steeds het meest de Raads- en Commissie vergaderingen heb bijgewoond en de belangen der gemeente zooveel mogelijk volgens mijn beste weten heb behartigd. Tot mijn leedwezen moet ik getuigen, dat ik gepasseerden zomer niet meer de vergadering van den Raad heb kunnen bijwonen, ontstaan door handelingen van sommige raads leden. In de eerste plaats wil ik mijn bevreemding rnede- deelen over den ingezonden en voorgelezen brief in den Raad van 11 September 1.1. van den Officier van Justitie bij onze Rechtbank. Dit geschrift heeft niét slechts op mij maar op zeer velen hier ter stede een zoo onaangenainen indruk gemaaktdat het geen enkele onpartijdige bevredigt. Er blijkt uit, dat de maatregelen door de Justitie genomen ter nasporing eener beweerde geheimschendingniet den gewenschten uitslag, welke tot eene vervolging kon leiden, hebben opgeleverd. Behoort men zich hierover te verblijden, ter andere zijde mag men het betreurendat die maatregelen zoo kras waren, dat zij algemeen in den lande bedenkelijk geacht werdenen dus niet getuigden van de bezadigdheid welke men van de Justitie meent te mogen verwachten. Dit echter is nog het ergste niet. Het Openbaar Ministerie waagt het te schrijven: «als vaststaande kan worden aan genomen, dat de heer A. Buijze Mz. van een raadslid zijne verhooging in den hoofdelijken omslagin besloten raads vergadering vastgestelddenzclfden dag vernomen heeft". Hier beweert het Openbaar Ministerie iets, waarvoor het geen enkel in rechten gehoord bewijs aanvoert. Losse praatjes bij voorloopige information kent de wet niet als bewijsen daarom mag een rechterlijk ambtenaar die niet als vast staande feiten voordragen. Die ambtenaar geett daardoor aanleiding dat kwalijk ge zinden zijne uitlatingen misbruiken om personen die men den moed niet heeft met name te noemen, zijdelings tot voorwerp hunner aantijgingen te maken. Ik geloof gaarnedat het Openbaar Ministerie te goeder trouw die ongelukkige regelen schreef, maar zeer vele bur gers verontrustten er zich overdewijl zij hoe onwillekeurig ook, als verdachtmaking zijn opgevat. Het gezond verstand en de voorzichtigheid worden in den brief vruchteloos gezocht. Gelijk bij alle ondoordachte han delingen is veel tijd verkwistveel last veroorzaaktterwijl uit het schrijven van het Openbaar Ministerie blijktdat dit alles voorkomen had kunnen worden, indien het Openbaar Ministerie begonnen ware waarmede het geëindigd is, n.l. met te onderzoeken of zekere raadsvergadering tot eene toepassing van Art. 272 Wetboek van Strafrecht kon leiden. Nu dit ten slotte niet het geval is, verschijnt de zaak in eene belachelijke gedaante. Het is toch vrij dwaas, dat allerlei wetenschappelijke mannen stad en land in rep en roer brengen om ten laatste genoodzaakt te zijn tot de bekentenisdat zij hun kruit verschoten zonder dat er een vogel in het gezicht was. Moge hetgeen geschied is, dengene wie dit te pas kan komen, leeren, hunne ambten met kennis en doorzicht te vervullen. Ik stel er prijs opde verzekering te gevendat een raadslid door het vertrouwen der Burgerij van Zierikzee tot behartiging harer belangen geroepenzich door niets laat afschrikkenen te hoog staat om onder het bereik te komen der aanrandende beweringen van onverschillig welken amb tenaar of ambtelozen burger. En nu, Mijnheer de Voorzitter, vraag ik UEd. beleefd en de raadsleden Boeije en de Vos, zich te willen herinneren de woorden, die ik in de besloten raadsvergadering van 9 Mei 1.1. (waarin geheimhouding was opgelegd) sprak be treffende de uitdrukkingen gedaan door den heer A. Buijze Mz. in mijn apotheekover die kraaien enz. en dat ge toen dienzelfden avond in de toen uitkomende Nieuwsbode voor een deel hetzelfde kon lezen wat ik in den besloten raad had gesprokendat ge daarover allen zeer ontstemd waart kan ik mij zeer goed begrijpenwant het had er veel van dat er met de besloten raadsvergaderingen den spot werd ge dreven. Om genoemd stukje in de Nieuwsbode is door UEd. den 10 Mei den brief ontworpen en aan de raadsleden aan geboden om die te teekenen om dezelve zoo spoedig mogelijk voor de raadsvergaderingdie denzelfden dag 's avonds om 8 uur voor dat doel was belegd, nog kon voorgelezen worden. Die brief bevatte niet veel meer dan de gewone manie, waaraan de tegenwoordige tijd helaas zeer veel lijdt, namenlijk «werkstaking", bij beslotene vergadering tot zoo lang de verklikker zoude gevonden zijn, die de geheimen der laatste besloten raadsvergaderingen heeft bekend gemaakt. En vervolgens heeft U weten te bewerken, dat in een kort daarop gehouden raadsvergadering met meerderheid van stemmen wordt besloten, om de zaak in handen te stellen van de Rechtbank alhier. Zooals algemeen hekend is hebben de heeren Rechters die zaak met de meeste gestrengheid onderzocht en behandeld. En toen de Rechtbank mij niets teil laste konde leggen, maar bekend was geworden wie de persoon was, die het nietsbeteekenend stukje heeft helpen opstellen of plaatsen, toen heeft het mij ten hoogste be vreemd dat bet Raadslid Boeije, na voorlezing van den bewustcn brief in de raadsvergadering van 11 September 11., hij nog den moed had ahlus te spreken, hij toch een dei- hoofdpersonen is, die oorzaak is geweest van al het onaau- gename wat hier gepasseerden zomer is voorgevallenzoowel voor de Rechtbank, als voor den Raad en de Burgerij. Nu zoude ik nog «eer veel kunnen zeggen over de verdacht making door het raadslid Boeije mijnentwege, inaar ik geloof dat mijn oordeel te streng zoude wezen en wederom het woord door den Voorzitter ontnomen zoude worden en zal het daarom overlaten aan de Burgerij van Zierikzee om het raadslid Boeije te beoordeclen. Om een en ander gevoel ik mij verplicht mijn ontslag te nemen als lid van den Raad. De Voorzitter, daarop het woord nemende, zegt, naar aanleiding eener zinsnede in het door den heer de Looze gesprokene voorkomendete moeten constateerenzooals hij reeds in eene vorige vet^adcring heeft geduan, dut hij persoonlijk niet de hand heeft gehad in den brief door do raadsleden ingezonden. Door wien die brief is ontworpen, weet spreker niet, want de inhoud was ook voor hem geheim tot op den dag der zitting, waarin hij ter tafel kwam. Spreker zegt verder, er niet van te houden om schuld te ontkennen, uls hij die heeft, maar hij wenscht ook niet beschuldigd te worden van iets waaraan hij niet debet is. Welzegt bijben ik debet aan den brief, die aan de Justitie is verzonden om een onderzoek in te stellen, want aan Burgem. en Weth. was dat onmogelijk, terwijl hij vertrouwt dat de heer de Looze het hem niet euvel zal duiden, dat hij diens gesprokene in zoover heeft weerlegd. De heer de Looze zegt den Voorzitter dankdat deze hem het woord heeft verleend en dat hijwat betreft de weerlegging van den Voorzitter, dan verkeerd moet zijn ingelicht, daar het hem van goede zijde zoo was mede gedeeld. De heer de Looze verlaat daarop do vergadering. De Voorzitter deelt mededat zijn ingekomen de volgende brieven van a. den Minister van Binnenlandsche Zakenhoudende goedkeuring van het raadsbesluit tot verhooging der jaar wedde van den leeraar in het handtcckenen aan de Hoogere Burgerschool en Burger-Avondschool; b. Gedep. Staten, met een uittreksel uit II. M. besluit tot goedkeuring der wijziging van het besluit tot heffing van waaggelden c. Gedep. Statenmet terugzending van een exemplaar van het door hen goedgekeurde raadsbesluit tot verkoop van kapitaal d. Gedep. Staten, met terugzending van een exemplaar van het door hen goedgekeurde raadsbesluit tot wijziging der gemeentebegrooting voor 1894; e. Gedep. Staten, met terugzending der door hen vast gestelde rekening der dienstdoende schutterij over 1893; f. den Commissaris der Koninginmet de toezending der benoeming van de heeren II. C. van den Ende en C. J. Bethe tot Zettere van 's Rijks Directe Belastingen alhier g. den heer E. Ilazelhof, met bericht dat hij zijne benoeming tot leeraar in de Ncderlandsche taal en letter kunde aan de Hoogere Burgerschool en Burger-Avondschool aanneemt h. den heer L. W. de Graaf, houdendo kennisgeving dat hij zijne benoeming tot onderwijzer aan de school B aanneemt Mej. A. II. Ezcrraan, houdende kenuisgeving dat zij hare benoeming tot onderwijzeres aan school A aanneemt. Voorts deelt de Voorzitter mede: 1°. dat bij de in de maand September j.l. gehouden opne ming der boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, welke in orde zijn bevondengebleken isdat over de dienstjaren 1893 en 1894 is ontvangen f 180524,32 en uitgegeven180009,88r' alzoo meer ontvangen f 514,43s Het goed slot der rekening over 1892, voor zoover het op de loopende begrooting niet in ontvang is gebracht, bedraagt zoodat in kas moest zijn f 537,40'* overeenkomende met de vertoonde golden; 2n. dat aannemer is geworden van het afbreken en op nieuw weder opbouwen van den bovenbouw der ophaalbrug over de Oude Haven, de laagste inschrijver J. van dei- Valk voor f 2911. Een en ander wordt voor kennisgeving aangenomen. De heer Legemaat vraagt of het niet mogelijk zou zijn, nu de bovenbouw der ophaalbrug vernieuwd wordt, de brug zelf wat te verlagen, daar deze voor het op- en afrijden nog al steil is. De Voorzitter zegt bereid te zijn om dit te onderzoeken maar twijfelt aan de mogelijkheid, daar aan de brug zelf niets veranderd wordt. De heer de Crane brengt, namens de Commissie belast met het onderzoek der Rekening van het Burger-Weeshuis over 1893, verslag uit en adviseert tot goedkeuring dier Rekening in ontvang opf 10550,32 uitgaaf i>9766,33s en met een batig slot van f 783,98* Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor, op de begrooting der gemeente voor 1894 af- en over te schrijven van Iloofdst, X, Art. 1 (Onvoorz. Uitgaven) op Hoofdst. I, Afd. II, Art. 2 (Kosten van brandstoffen) f 5,10 op Hoofdst. IIAfd. II, Art. 1 (Aandeel der gemeente in de verevende uitgaven voor kwade posten op de grond- en personeele belastingvoor zooveel de gemeente-opcenten betreft) v 23,065 op Hoofdst. Y, Afd. 1, Art. 12 (Kosten van de plaatseljjke gezondheidspolitie)8,75 op Hoofdst. IX, Art. 21 (Kosten vallende op het verkoopen van kapitaalingeschreven op het Grootboek)6, 22,97 Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten. Wordt op voorstel van Burgem. eu Weth. afschrij ving van hoofdelijken omslag over 1894 verleend aan de navolgende personen, wegens vertrek naar elders, en wel aan de heeren A. W. van Buuren voor f 67,60s, J. M. Koole 11,80, J. II. van den Bosch f 12,90', mej. J. W. C. de Crane f 34,41s, mej. J. E. van der Plank 1,96\ wed. J. P. Rensen f 2,40 en aan de elders wonende erfgenamen van mej. de wed. W. Cashoek f 2,63s. De Voorzitter deelt mede, dat door Heeren Gedep. Staten van Zeeland, op het verzoek van Burgen), en Weth.. bij hunne beschikking van 28 September j.l.aan de gemeente Zierikzee, ten behoeve der Gasfabriek, onder daarbij bepaalde voorwaarden, vergunning is verleend, behoudens rechten vau derdentot het maken van een door gang in de kade achter de Engelsche Kaaizijnde eene waterkeering van het Waterschap Schouwenterwijl be doeld Collegie verzoekt dat de Raad die voorwaarden zal goedkeuren. Wordt zonder hoofdelijke stemming daartoe besloten. De Raad stelt in handen van Burgem. en Weth., om prae-advies, een adres van het Bestuur der Yereeniging tot oprichting en instandhouding der Ambachtsschoolhou- deude verzoek om het besluit tot heffing van schoolgeld op de Hoogere Burgerschool en Burger-Avondschool in dien geest te wijzigendat op de Burger-Avondschool ook ou- en minvermogende leerlingen kunnen worden toegelaten. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordtzonder hoof delijke stemming, met ingang van 1 Januari 1895, op verzoek, eervol ontslag verleend aan de heeren Dr. II. J. van de Stadtals leeraar in de Scheikunde en Natuurlijke Historie ann de Hoogere Burgerschool en in de Natuur- en Werktuigkunde aan de Burger-Avondschool en Dr. A. W. van der Harst, als leeraar in de Wis- en Natuurkunde enz. aan de Hoogere Burgerschool. Komt ter tafel een verzoek van de heeren J. van Dijke Hz., J. W. Y. La Brand Jr., M. Koole Rz.II. van Krieken en F. de Kok, eigenaren van de perceelen plaat selijk gemerkt A nis. 159. 157, 158, 156, 155 en 154, om éón doodc en zes levende hoornenstaande vóór die perceelen in de Lange Nobelstrant, te doen opruimen. Burgem. en Weth. stellen voor: 1°. de genoemde hoornen ter rooiing in het openbaar te verkoopen en 2°. dit besluit ann de goedkeuring van de Gedep. Staten dezer provincie te onderwerpen. De heer Fokker zegtdat indertijd gelijke vergunning is gegeven aan den heer Paulussen, zonder eenige discussie, en nu komen de buren van genoemden heer met een zelfde verzoek tot opruiming. Spreker zegt, dat hij er voor is de bestaande hoornen in de gemeente zooveel doenlijk in het leven te houden. Wordt dit verzoek toegestaan, dan zal het in 't vervolg niet mogelijk zijn om andere personen te weigeren ook hoornen op te ruimen, want het geldt niet alleen de hoornen in de Nobclstraat, maar ook in andere straten. De heer Fransezegt dat deze hoornen de overgeblevenen zijn van eene geheele rij en de straat ontsieren en dat bovendien van twee de koppen reeds zijn afgekapt. Hij vraagt of de boomen door do gemeente of door de eige naars der gebouwen geplant zijn en voor wiens rekening. De heer Fokker acht het afkappen der koppen eene onrechtmatige daad. De Voorzitter antwoordt den heer Franse, dat do boomen door en voor rekening van de eigenaars gezet zijn, met bepaling dat zij geen recht zouden hebben op de boomen maar deze bij verwijdering aan de gemeente zouden komen. Spreker zegt het eens te zijn met den heer Fokker, dat de koppen onrechtmatig afgekapt zjjiv, maar gelooft dat het goed is aan het verzoek te voldoenom de reden door den lieer Franse aangegeven. De heer Fokker noemt die weinige boomen nu eene oase in de woestijn. De Voorzitter geeft toe, dat het de schoonheid der straat zou verhoogen als ze volgeplant wasnu geeft het een misstand. De hoer Franse vraagt of het herstellen der straat voor rekening der eigenaars komt. De Voorzitter antwoordt hierop bevestigend. Daarop wordt het voorstel van Burgem. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer de Los van Steenwijk brengt namens de Com missie, benoemd tot nader onderzoek van het gevraagd rechtskundig advies in zake de herstelling van een hekwerk in de wandeling, rapport uit, waaruit blijkt dat de eige naars bereid zijn om eene afschutting te maken, indien de gemeente f 15 bijdraagt in de kosten. De Commissie adviseert om dit aanbod aan te nemen. De Voorzitter geeft naar aanleiding van het rapport te kennen, dat, indien de eigenaars der gebouwen, in de wandeling uitkomendebereid zijn op deze wijze de afhei- ning te herstellenhet voeren van een rechtsgeding over bodig is. Namens Burgem. en Weth. trekt, hij dus het daartoe strekkend voorstel in en stelt voor, de zaak over eenkomstig het rapport uit te voeren. Spreker stelt namens Burgem. en Weth. voor, aau de Commissie dank te zeggen voor het uitgebracht rapport en dat rapport voor kennisgeving aan te nemen. De heer Fokker stelt voorom te zorgen van de betrokken eigenaren eene verklaring op zegel te bekomen waarbij zij zich tot den onderhoud verbinden. De Voorzitter stelt zich voorin dien gees tmet de eige naars te spreken. De heer de Vos gelooft niet dat dit strikt noodig is, de eigenaars zullen zelf de schutting maken en vragen van de gemeente alleen eene bijdrage; spreker heeft echter niets tegen den door den heer Fokker voorgestelden maatregel. De Voorzitter zegt, dat voor een en ander zal worden gezorgd; hij meent evenwel, dat het onderhoud niet anders dan voor gezamenlijke rekening kan geschieden.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1894 | | pagina 5