ZIERIKZEESCHE NIECJWSBODE.
Zaterdag 9 Juni 1894.
Eerste Blad.
RECLAMES.
Handelaar in Wijnen en Gedistilleerd.
Keuring der Rijtuigen.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschijnt DINSDAG DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
50ste JAARGANG. No. 6470.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
i Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de „Administratie Zierikzeesehe Nieuwsbode"
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
15 regels TT» Cts. Elke regel meer 1S*> Cts
M. C. van der Vliet, Zierikzee,
■lavonpleiii t 33».
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee,
Gelet op Art. 47 der Algemeene Politieverordening voor
deze gemeente:
hebben goedgevonden te bepalen:
dat op Zaterdag clou S3 Juni e.li., des
namiddags te 3 ere, aan de Balie, eene keuring zal
worden gehouden der verhuurd wordende HU" en Voer
tuigen en Hlc<len. Mitsdien worden alle Rijtuig
verhuurders opgeroepen orn alsdan al hunne voertuigen op
de daarvoor bestorode plaats byeen te brengen, ten einde
de noodige Rearing te ondergaan, ter voorkoming van de
bij de Algemeene Politie-Verordening bedreigde boete.
7nmntT.EE, den 8 Juni 1894.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
D. VAN DER VLIET, Weth., L<> Burgem.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Een wenschelijke zaak.
De heer Hartogh, lid der Tweede Kamer, heeft
zijn wetsontwerp betreffende de burgerij) ko rechts
vordering weder bij de Tweede Kamer ingediend.
Dit is goed gezien. De tjjd, dien de nieuwe Regee
ring noodig heeft, om bij de Staten-Generaal in te
dienen wetsontwerpen gereed te maken, kan nnttig
worden besteed met het onderzoek van deze belang
rijke aangelegenheid.
Het zal ons zeer verheugen als de heer Pyttersen
dat voorbeeld spoedig volgt. Zooals men weet, is
door hem een wetsontwerp ingediend betreffende
de kamers van arbeid. Dit geschiedde, omdat men
meende, dat de vorige Regeering met die zaak geen
spoed genoeg maakte, hoewel verzekerd was, dat
zij zich er mede bezig hield. De heer Schimmel-
penninck van der Oye, die er evenzoo over dacht,
diende kort daarna een ontwerp in, dezelfde zaak
betreffende. Die concurrentie, als we het zoo
noemen mogen, heeft aan de afdoening er van geen
goed gedaan. De beide ontwerpen toch ver
schilden onderling te veel om een gemeenschappe-
lijken grondslag ter behandeling voor de Kamer
aan te bieden; en toen de beide voorstellers na het
afdeelingsonderzoek uitgenoodigd werden, gezamen
lijk één gemeenschappelijk voorstel te doen, slaagden
zij daarin ook niet. Er bleven ingrijpende punten
van verschil over, zelfs zóó dat de mogelijkheid
niet schijnt bestaan te hebben om een der ontwerpen
in behandeling te nemen, het aan den voorsteller
van het andere overlatende, door amendementen
zijn stelsel aan de beslissing zjjner medeleden te
onderwerpen.
Qaarne aannemende, dat beide leden het goede
bedoelden, hebben zij toch zonder twjjfel een nieuw
en doorslaand bewjjs geleverd, dat aan eene goede
zaak door overmaat van ijver veel kwaad kan
gedaan worden.
Thans echter is de toestand gewijzigd. De heer
Schimmelpenninck is geen lid van de Tweede Kamer
meer en door do ontbinding is zijn voorstel ver
vallen, ovenals dat van den heer Pyttersen, die
echter, wederom deel van de Kamer uitmakende,
nu zijn ontwerp opnieuw kan indienen.
Dit zou eene zeer wenschelijke zaak zijn, en het
is wel te hopen, dat hjj nu niet door te wachten
wederom kwaad doe aan de zaak, die onder te
grooten ijver reeds zooveel geleden heeft. Het is
mogelijk, dat hij, gebruik makende van de wenken,
in do gewisselde stukken gegeven, zijn voorstel
eenige wijziging wil doen ondergaan, maar bij de
grondige en omvangrijke studie, die hij blijkens
zijne memorie van toelichting van het onderwerp
gemaakt heeft, kan het hem geen moeite kosten,
daarmede spoedig gereed te zijn. Ook voor de Kamer
leden kan het plaats gehad hebbend onderzoek van
veel nut zijn, niet alleen voor de leden uit de vorige
Kamer, die daaraan hebben deelgenomen, maar ook
voor de nieuwe leden, voor wie de raadpleging der
reeds uitgebrachte afdeelingsverslagen en memoriön
van antwoord, het middel aanbieden om zich in
korten tijd op de hoogte te stellen van de vragen,
die zich bij de invoering van kamers van arbeid
voordoen. Vit dit oogpunt is het ontwerp-Pyttersen
nog eer geschikt dan dat van den heer Hartogh
om in dezen tijd van rust ter hand genomen te
worden, omdat het laatstgenoemde zeker een ge-
ruimen tijd van voorbereiding noodig heeft, alvorens
in behandeling te kunnen komen. Er is dus thans
alle reden orn op spoed aan te dringen, opdat de
gunstige gelegenheid, die zich nu voordoet, niet
onbenuttigd voorbij ga. Komen eenmaal de begroo
tingen en andere regeerings-voorstellen in, dan zullen
die zooveel tijd en inspanning vorderen, dat een
onderwerp als de kamers van arbeid licht weder op
den achtergrond geschoven wordt.
Er is echter eene meer gewichtige reden om op
spoed aan te dringen dan de omstandigheid, dat
er nu tijd voor is. Het grootBte nut, dat wij van
de kamers van arbeid verwachten, bestaat in het
voorlichten van Regeering en Kamers, in zake van
sociale wetgeving. Tot dusver toch worden die
veelal tamelijk eenzijdig beoordeeld: men beschouwt
ze óf met het oog op de belangen van den werkman,
óf uit het oogpunt van de belangen der werkgevers.
En nu staat het bij ons onomstooteljjk vast, dat in
vele gevallen die belangen ten onrechte als strijdig
worden beschouwd en dat bjj welwillende over
weging, in vergaderingen, waarin door werkgevers
en werknemers als gelijkgerechtigden de gemeen
schappelijke belangen naar overeenstemming gezocht
wordt, bij toeneming bljjken zal, dat er middelen
en wegeu te vinden zjjn, om voor menige vraag
een bevredigende oplossing te vinden.
Dit echter gaat niet in eens. Dit heeft tjjd noodig.
De kamers van arbeid moeten in haar taak als bet
ware ingroeien. Men zal moeten leeren elkander
te vertrouwen en met elkander samen te werken
in het belang der vaderlandsche nijverheid, bij wier
bloei, bij wier gestadige ontwikkeling werkgevers
en werknemers gelijkelijk belang hebben. De werk
gevers zullen tot de overtuiging moeten komen,
dat de nijverheid belang heeft bij een terroden,
welvarenden stand van werklieden, die niet alleen
met lust en opgewektheid arbeiden wil, maar ook
arbeiden kan omdat zjjne krachten onderhouden
worden en niet door overmaat van werk uitputting
ontstaat. De werklieden daarentegen zullen hunner
zijds tot het besef moeten komen, dat te hooge
eiscfcen den bloei belemmeren van de ondernemingen,
waarin zij hün brood moeten verdienen.
Welnu: worden de kamers van arbeid nu spoedig
ingesteld, dan blijft haar eenigen tijd van voorbe
reiding over, want, hoe de zaken ook loopen, de
sociale wetgeving in haar ganseben omvang zal nog
niet zoo heel spoedig aan de orde komen, en de
meest ingrijpende vraagstukken zullen aan de nieuwe
lichamen dus niet dadelijk worden voorgelegd. Toch
is er reeds terstond gelegenheid tot vruchtdragenden
arbeid. Door de vorige Regeering is bijv. een veilig
heidswet ingediend, die wel niet onveranderd weer
zal inkomen, maar die een goeden grondslag aan
biedt voor de kamers van arbeid om dit vraagstuk
te overwegen en aan de nieuwe Regeering wen
schelijke wijzigingen in overweging te geven. Bij
dit onderwerp is de strjjd der belangen in ieder
geval niet too bijzonder groot en hierbjj is dns een
schoone gelegenheid zoowel ora de gemeenschap
pelijke belangen op den voorgrond te stellen, als
om waar de belangen tegenover elkander staan, een
geschikten middenweg te vinden. Een ander onder
werp is het arbeidscontract, waarover in de laatste
vergadering der Liberale Unie de hoogleeraar Drncker
zulk een belangrijke voordracht hield, die door
veelzijdige beschouwingen van verschillende leden
gevolgd werden. Ook bjj dit onderwerp, dat een
der eerste is, 't welk bij een geregelde arbeids-wet-
geving in aanmerking zal komen,'zal de strjjd van
belangen, o. i. niet zoo bjjzonder scherp aan den
dag treden. Die twee zaken, om van anderen niet
te gewagen, bieden, omdat zjj in zekeren zin aan
de orde zjjn, en toch niet tot een dadeljjke practischo
beslissing behoeven to voeren, een uitmuntende
gelegenheid om aan de kamers van arbeid een soort
van oefenschool te doen doorloopen tegen den tijd,
dat haar adviezen rechtstreekschen invloed zullen
gaan uitoefenen.
Het ontwerp van den heer Pyttersen moet, ook
in ons oog, op verschillende punten wjjziging onder
gaan. Het komt ons vooral wenschelyk voor, dat
bij de eerste regeling dezer nieuwe instelling niet
terstond te veel in bijzonderheden worde afgedaald,
en dat veel aan de latere ervaring worde over
gelaten. Maar als grondslag voor de beraadslagingen
der Tweede Kamer is het volkomen bruikbaar, en
wij hopen dat het daarvoor spoedig dienst zal doen.
Amerika.
Men schrijft nit Chicago:
Een eigenaardig geval doet zich hier voor de
rechtbank voor.
Een bewoner van het Cbineesche kwartier en
twee zjjner gele broederen staan terecht wegens
moord op een Pool. De langstaarten verstaan eerstens
geen Engelsch en zjjn aan het verhoor door middel
van tolken onderworpen. Daar ze echter ook zeiven
als getuigen zullen optreden, moet hon eon eed
worden afgenomen. Welke eed, is nu de belangrijke
vraag.
Indien ze den Engeischen vorm van eed als
bindend orkennen, gaat het goed; maar verlangen
ze den Chineeschen eed afgenomen, dan moet er óf
eene koe in de zaal worden gebracht, waarvan ze
den staart vasthouden, onder het uitspreken van
het formulier, óf men zal eene kip moeten slachten
en bun het uitvloeiende bloed op de handen laten
druppelen. Beide manieren, in het Hemelscbe Rijk
geldig, zijn een weinig lastig voor het Amerikaan-
scbe gerechtshof, en het verder verloop van het
proces wordt met nieuwsgierigheid afgewacht.
The Indianapolis Journal bevat een beschrijving
van een geweldigen brand op Zondag 13 Meij.l.
te Brooklyn.
Dr. Talmage bad juist in de groote tabernakel-
kerk voor eene talrijke schare toehoorders, onder
wie velen van elders, zijne predikatie geëindigd en
hield met een honderdtal zijner trouwste aanhangers
nog eene wijle navertoeving, toen er plotseling
brand uitbrak op het orgel. De vlammen verspreidden
zich zóó snel, dat de aanwezigen nog maar nauwe-
lijks tijd hadden zich te redden, hoewel ze door
niet minder dan 25 deuren een uitweg konden
vinden.
Dr. Talmage zelf ging nog kalm naar de consistorie
kamer om zijn jas en hoed te halen, en als een
kapitein op een schip, dat ten onder dreigt te gaan,
liep hij in de kamer op en neer, bij zich zeiven de
vraag herhalende: »is het wel manljjk, dat ik mijne
kerk verlaat?"
Toen kwam een vriend uit New-York op hem
toe, greep hem bij den arm en zei: «kom dadelijk
mee, of gij komt er in het geheel niet meer uit".
Beiden spoedden zich nu naar buiten. Tegelijk
stortte de helft van het orgel reeds in en binnen
de tien minuten was het prachtige gebouw in een
puinhoop verkeerd.
De wind voerde de brandende vonken ver weg.
Het onmiddellijk naast de kerk staande en acht
verdiepingen hooge regent-kótel ging mede in
vlammen op en twee blokken verder staken de
overgewaaide vonken nog de methodisteukerk en
verschillende huizen in brand. De totale schade
wordt geraamd op bijna 5 millioen gulden.
De getrouwen van Dr. Talmage hielden nog
denzelfden avond eene vergadering ook al, omdat
Dr. Talmage 's anderen daags een voorgenomen
reis om de wereld zou aanvangen, welk plan hij
wegens het gebeurde nog geen dag uitstelde en
besloten, de kerk, die nu reeds voor de derde maal
door het Yuur was vernield, telkens op Zondag,
voor de vierde maal weer op te bouwen, doch op
eene andere plaats en in kleinere afmetingen.
Dr. Talmage is een zeer vermaard prediker. Zjjn
salaris bedraagt dan ook niet minder dan f 100,000
per jaar.
Duitschland.
Een afgrijselijk familiedrama is Vrijdagnacht te
Berlijn in de Grosze Hamburgerstraszv afgespeeld.
De 51-jarige schildersbaas Seeger en zijn 48-jarige
vronw hebben bun vier kinderen van 19 toi7jaar
geworgd, of vergeven en eindelijk zelve door op
hanging en vergift een einde aan hun leven gemaakt
Seeger was voorheen een welgesteld burger met
een goed beklante schilderszaak. Langzamerhand
gingen echter de zaken achteruit, zoo zelfs dat hjj
geeu kans zag Zaterdag zijn 26 knechts vroeger
had hij er 60 hun weekloon uit te betalen.
Vrijdag deden hij en zijne vrouw alle pogingen bjj
zijn schuldeischers, maar to vergeefs. Zjj besloten
toen te sterven en de kinderen met hen.
Een vreeselijk schouwspel deed zich Zaterdag
morgen voor de oogen van Seeger's broeder, een
halven idioot, voor, toen bij de door bet gezin
bewoonde vertrekken binnentrad. In de eerste
kamer lag zijn tienjarige neef Martin dood op bed,
in het volgende vond hjj het lijk van het 7-jarig
dochtertje. Op de canapé in de aangrenzende
kamer, waar anders de moeder sliep, lag zjjn neef
van dertien jaar, eveneens een Ijjk. Toen hij in
hevige opgewondenheid verder ging, vond hij zjjn
oudsten neef, 19 jaar oud, aan een der deuren
hangen, zijn schoonzuster met een koord om den
hals geworgd, terwijl zijn broeder eveneens door
ophanging een einde aan zjjn leven had gemaakt.
Een briefje werd gevonden, waarin Seeger schrijft,
dat de verliezen, in de laatste jaren door hem ge
leden, hem hebben geruïneerd. Hjj spreekt de hoop
uit dat het gilde hem een eenvoudige begrafenis,
als dit ten minste zelfmoordenaars gegund is, zal
doen geworden.
België.
Brussel heeft met feestviering en vlaggenvertoon
de beslissing gevierd, die eindoljjk, ten opzichte van
het plan om Brnssel tot een zeohavei) te maken,
eindelijk gevallen is. De Belgische regeering, die
eerst slechts 4 millioen frs. staats-subsidie wilde
afstaan, heeft voor 10 millioen frs. geteekend; de
stad Brnssel en voorsteden geven 10 millioen frs.
en daarmede is het noodige kapitaal bjjeengebraebt.
Ten minste 6 jaren zal het werk duren. Ook de
haven voor Brugge is nu verzekerd. Do kosten
daarvoor zijn pl. m. 39 millioen frs., waarvan de
Staat 26'/i millioen frs. en Brugge de re-t bjj-
dragen. De haven moet in 7 jaar gereed zijn.
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad.
Onze liwestle.
Naar aanleiding der ingijzelingstelling van den
Directeur-Uitgever dezer courant is door hem
onderstaand adres gezonden
Aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Geelt eerbiedig te kennen Jacobus Waale, Directeur-
Uitgever van den Zierikzceachcn Nieuwsbode, wonende te
Zierikzee,
dat hjj voor de volgende feiten Uwe aandacht inroept:
Nadat op 4 Mei j.l. de Gemeenteraad van Zierikue
begonnen was met de behandeling van het kohier van den
Hoofdelyken Omslag, wist reeds enkele dagen later een
ingezetene te vertellen dat hjj verhoogd was, hetwelk hij
aan ieder met grooten ophef verkondigde, er bijvoegende
dat hjj 't wist van een lid v*n den Raad. Het lag voor de
hand dat vele leden van den Raad het verklappen van zulk
een geheim door een hunner hoogst onaangenaam vonden.
Op 9 Mei werd weder eene besloten raadsvergadering
gehouden. Wat daarin gesproken is, en of er gesproken is
over de verklapping van geheimen is natuurlijk een geheim,
doch in het No. van ons blad ran 10 Mei kwam het na
volgend bericht voor:
tindien er zoogenaamde geheimen geopenbaard
«worden, zoeke men voortaan den schuldige niet bjj
»het ambtenaars-personeel, noch in de Raadszaal,
•noch op de bovenzalen, waar men hem heden ook
«tocht, maar in den welbekenden schoorsteen der
«Raadszaal zelve, waar nog altijd dezelfde bekende
«kraaien zitten van voorheen en nog steeds alles
«opvangen''.
Negen raadsleden zonden toen aan den burgemeester een
brief, waarin zij verklaarden geene beslotene raadszittingen
meer te zullen bijwonen, wanneer niet gevonden was hjj
die de geheimen uitbracht
Er werd toen bij de justitie eene klacht ingediend, althans
den 11 Mei werd ik als getuige voor den Rechter-Commissaris,
Mr. de Jonge van Ellemeet, ontboden, die mjj bovenstaand
stukje voorlas en vroeg of ik daaromtrent inlichtingen kon
geren. Omdat ik zeker wist dal dit stukje geen aanleiding
tot vervolging wezen kon, antwoordde ik, dat ik dat stukje
voor mijne rekening nam. Toen zeide mjj de Rechter-
Comissaris: «laten wij dat stukje laten rusten, ge moet
vertellen hoe ge weet wat in die geheime zitting is besloten",
waarop ik antwoordde dat ik niets wist van die zitting, en
wat ik daarvan bij gerucht of op straat' had vernomen,
alleen aanleiding had gegeven tot het berichtje. Doch de
Rechter-Commissaris drong er met verdubbelden ijver op aan,
dat ik zou noemen het Raadslid die mij 't had gezegd, en
toen ik herhaalde dat geen Raadslid 't mjj gezegd had, wel
iemand maar geen lid van den Raad, vertrok hjj, mjj
gelastende onder toezicht van een rijksveldwachter te blijven.
Een half uur later werd ik gebracht voor eene openbare
zitting der rechtbank. Daar bleef ik bij mijne verklaring,
namelijk dat ik van geen der Raadsleden iets had vernomen
omtrent deze geheime zitting, dat ik wel door iemand
buiten den Raad iets had vernomen, dat mij aanleiding
tot het plaatsen van dit bericht had gegeven, doch dat
ik dien niet wilde noemen om hem niet te compromit-
teeren. Dadelijk daarop deed de rechtbank uitspraak en
veroordeelde mjj tot gijzeling, omdat ik h. i. weigerde de
geheele waarheid te zeggen. Onmiddellijk werd ik naar
het huis van arrest gebracht, en kreeg daar de gewone
gevangeniskost en behandeling totdat ik een paar dagen
later uit mijn eigen zak voor beter eten zorgde.
De dag na mijne ingijzelingstelling heb ik den Rechter
commissaris schriftelijk den persoon genoemd, die mjj de
gegevens voor het berichlje had verstrekt, zijnde iemand die
door zjjne betrekking eenigsiins op de hoogte kan zijn van
wat er op 't stadhuis omgaat, maar die evenmin als ik in
de geheime zitting was geweest, en dus eenvoudig gegist
had. Deze persoon werd toen opgeroepen als getuige, maar
ontkende het, wat hem, met het oog op zjjne positie, niet
euvel te duiden is. Ik hoopte nu dienzeltdeu dag uit de
gijzeling ontslagen te zullen worden; immers wat ik den
vorigen dag niet had willen zeggen, had ik nu gezegd, en
meer wist ik niets. De Rechter-Commissaris echter beweeide
dien dag en volgende dagen steeds: dat wat ik verklaard
had niet waar was; dat ik van een der Raadsleden het
wist; dat er een geheele kliek hier in de stad was die het
gezag van den burgemeester wilde ondermijnen, en ik aan
het hoold van die bende stond, dat er geheimen waren
en dat hjj die moest en zou weten, en dat het mijn eigen
schuld was dat ik nog in de gevangenis zat, want dat ik meer
wist dan ik wilde zeggen.
Ik werd letterlijk wanhopend, want ik wist niets meer,
ik kon niets meer zeggen en had al verklaard wat ik
zeggen kon: de geheele waarheid.
Woensdag d. a. v., den 16 Mei, des avonds omstreeks
7 ure, moest ik verschijnen voor Mr. van Eeten, Subst-
Oflicier van Justitie, die rnij mededeelde dat ik ontslagen
was uit de gijzeling en mij heel beleefd verzocht«wanneer
U ons nu op de hoogte kunt brengen wie der Raadsleden
het geheim heeft verklapt, houden wij ons bjj U aanbevolen".
Nog voeg ik hierbij, dat geen enkel vonnis of dergeljjk
stuk vóór mijne gijzeling mij beteekend is en dat een brief
aan mij geadresseerd door een der Commissarissen van den
Nieuwsbode, waarin deze mjj raadde in appèl te komen
van het vonnis, mij in 't geheel niet ter band gesteld is, en
ik eerst later vernam dat die verzonden is geworden;
dat adressant hierboven een waar en getrouw relaas heelt
gegeven van hetgeen hem is overkomen;
dat hjj nu op het volgende Uwe aandacht vestigt:
1#. dat hij is gegijzeld niet omdat hij getuigenis der
waarheid weigerde af te leggen, maar omdat hjj den
naam van zijn zegsman niet wilde noemen;
2*. dat hij, ofschoon den eersten dag van zijne gijzeling
dien zegsman genoemd hebbende, toch nog vier
dagen in gijzeling gehouden is op het loutere beweren
van den Rechter-Commissaris, dat hjj er nog in eer
van wist;
3*. dat er niet eens onderzocht werd een begaan misdrijf,
maar dat alleen onderzocht werd of er een misdrijf
was gepleegd, wat alleen 't geval zou zijn wanneer
een Raadslid de zegsman was
4". dat de persoon, die adressant mededeeliDgen voor dat
courantenbericht deed, iemand u-as, die niet geweest
is bij den geheimen raad, en alleen omdat hij op
't stadhuis veel verkeert, gissen of vermoeden kon dat
er in den Raad gesproken kon worden over de open
baarmaking, en zijne gissing, zooals later bleek, juist
Sweest is;
t voor eene dergelijke onnoozele zaak adressant
5 dagen in de gevangenis heeft doorgebracht;
dat hjj meent zich te mogen beklagen:
idat hij niet wettig gegijzeld is omdat hij niet geweigerd
heelt getuigenis der waarheid af te leggen, maar
verklaard heeft dat hij niets wist van een lid van den
Raaddoch van iemand anders, alzoo wel
Stuigenis gegeven;
t, zoo hij wettig gegijzeld is, in elk geval den
Tolgenden dag, toen hij den naam van dien persoon
roetnd heelt, de reden van die gijzeling verviel en
Rechter-Commissaris had moeten zorgen dat hij
uit die gijteling ten spoedigste ontslagen werd, en die
ambtenaar geheel buiten de wet handelde door een
beweren, waarvan niets waar was, dat hij er oog
wel meer van wist, hem van zjjne vrijheid te berooven
dat eene dergelijke wjjze van handelen als adressant nu
heeft ondervonden, eene moreele pijnbank is, waarop hij
van Vrijdagavond tot Woensdagavond gefolterd is, die doet
denken aan de middeneeuwsche inquisitie;
dat do vrijheid van eiken burger op dergeljjke wijze elk
oogenblik gevaar loopt en ieder bloot staat op het enkele
vermoeden van een rechter van instructie, dat hjj wel meer
van eene zaak kan weten, in gijzeling gesteld en gehouden
kan worden;
dat evenzeer de vrijheid der pers een ijdele klank wordt,
wanneer ieJer Redacteur kan worden gedwongen door
gjjzeling te openbaren hoe hij aan een of ander bericht is
gekomen, al is dat bericht op zich zelf volkomen onschuldig,
zooalc in dit geval.
IWenen, waarom adrresant zich wendt tot tl, met eer
biedig verziek te willen bevorderen dat maatregelen worden
genomen dat de vryheid ran eiken burger en van de pers
niet in den vervolge op dergelijke wijze kan worden denk
beeldig gemaakt en dat worde afgekeurd de wjjze waarop
adressant is behandeld.
't Welke doende,
J. WAALE,
Dir.-Uitg. Zierikzeetclie Nieuwsbode.
Zierikzee, 30 Mei 1894.
Verschillende couranten hebben over deze zaak
hun oordeel nitgesproken. Voor heden bepalen wij
ons tot de volgende.
Het Vaderland:
Het tchijnt ons toe, dat de adressant eigenljjk bjj de
Tweede Kamer aan een verkeerd kantoor is. Wanneer do
zaken zich hebben toegedragen, zooals hier wordt verhaald,
dan is het de vraag of dit niet een geval is van weder
rechtelijke vrijheidsberooving, dat aanleiding kan geven tot
eene strafvervolging tegen de autoriteiten, die haar hebben
gelast. Het is reeds quacstieus, of de aanvankelijke weigering,
om den berichtgever te noemen, was eene weigering om
getuigenis der waarheid af te leggen. Immers bjj het blijk
baar bjj de justitie bestaande vermoeden, dat een raadslid
de geheimen der zitting had verklapt, welk feit, zoo het
bewezen was, geacht werd eene strafvervolging tengevolge
te moeten hebben, was de verklaring, dat de berichtgever
geen raadslid was, een voldoende getuigenis. Neemt men
echter aan, dat de weigering, om nader den man te noemen,
die wel het bericht had aangebracht, grond kan opleveren
voor gijzeling, dan had toch naar art 68 Sv. die gijzeling
terstond moeten zijn opgeheven, toen de naam was genoemd
(men mag in de gijzeling worden gehouden, «totdat men
aan zijne verplichting zal hebben voldaan"). Ware de adr.
verdacht geweest van het afleggen van eene valsche ver
klaring, m. a. w. van het misdrijf van meineed, dan had
op dien grond tegen hem eene strafvervolging op touw
moeten zjjn gezet, maar had men hem niet eenvoudig in de
gijzeling moeten houden.
De vraag in hoeverre de door adr. ondergane bejegening
met dc vrjjheid der pers te rijmen is, kan in deze naar
ons oordeel geheel buiten beschouwing blijven. Het is hier
niet om een privilegie der pers te doen, maar om de door
de grondwet gewaarborgde persoonlijke vrjjheid van alle
burgers zonder onderscheid. Had het berichtje in den
Zierikzcesclien Nieuwsbode op zichzelf een strafbaar feit
uitgemaakt, dan had het aan den uilgever gestaan óf zjjn
berichtgever te noemen óf zelf de verantwoordelijkheid op
zich te nemen. Hier betrof het een misdrijf, dat men op
grond van dit berichtje vermoedde te zijn begaan, en waar
naar men onderzoek wilde doen bij den man, die het
berichtje in zjjne courant opnam. De vrijheid der pers wordt
daardoor niet aangetast, en er is zelfs niets tegen te zeggen,
als men zich slechts houdt binnen de grenzen, door het
Wetboek van Strafvordering gesteld. Maar het overschrijden
dier grenzen is eene aanranding der vrjjheid, onverschillig,
of zjj een persman of een ander overkomt.
De (antirevolutionaire) Nederlander laat zich over
de zaak aldus uit:
Indien deze feiten juist zijn, dan werpen zij een zonderling
licht op de rechtbank te Zierikzee.
Volgens de wet zou een raadslid die ambtsgeheimen
schendt kunnen vervolgd worden, en als de redacteur van
een blad ondervraagd wordt of hij zjjn kennis put uit
directe of indirecte meedeelingen van zulk een, wegens
schennis van geheimen strafbaar persoon, zou de redacteur
zich misschien niet kunnen beroepen op de bepaling die
iemand, wegens zjjn stand of beroep, vrjjstelt
van de verplichting om getuigenis af te leggen.
Maar indien een rechter-commissaris van een dagblad
redacteur de meedeeling mag eischen van de namen van
eiken berichtgever of auteur, op grond dat dit aanleiding
zou kunnen geven tot het op-poren van eenig misdrjjf,
waar blijft dan de vrjjheid van drukpers?
Reeds de gjjzeling, nadat de redacteur verklaard had dat zjjn
zegsman geen raadslid was, schijnt on9 ongeoorloofd.
Maar op welken grond iemand gegjjzeld mag worden,
wanneer de rechter-commissaris meent dat de getuige
nog veel meer zal weten dan hij verklaard heeft, dat
zjjn wjj benieuwd te vernemen. Voorloopig komt ons de
gepleegde vrjjheidsberooving toe te zijn in flagranten
strjjd met de wet. Men kan op die wjjze een hoop
getuigen eiken dag achter slot en grendel zetten. Woldt
iemand gedurende de instructie vermoed de waarheid te
verzwijgen, hetgeen iets geheel anders is dan «weigeren
getuigenis der waarheid af te leggen" dan is daar op
dat oogenblik niets aan te doen, maar moet men hem op
de openbare zitting onder eede hooren. Liegt hij dan
en kan men dat bewijzen, dan wordt hjj daarvoor gestraft.
Wij hopen in het belang der justitie zelve
dat zulk een enorm feit als in dit stuk wordt möe-
gedeeld blijken zal bezijden de waarheid te zijn. De rechterlijke
macht is er niet, om de oppositie tegen een burgemeester
den kop in te drukken.
Een feit als het bovenstaande zou, indien het waar is,
geheel passen in de slechte en willekeurige rechtspleging
der vorige eeuw.
Het Noorden zegt het volgende:
Naar onze meening heeft de heer Waale een goed werk
gedaan door zich bij de Tweede Kamer over de hem aan
gedane bejegening te beklagen. Inderdaad toch doet eene
wijze van handelen, als de heer W. beeft ondervonden, aan
de middeneeuwsche inquisitie denken, al kwamen bij de
pijnbank, waarop hij werd gefolterdgeen gloeiende nijp
tangen of dergelijke te pas.
Waar blijft de ons gewaarborgde persoonlijke vrjjheid,
wanneer wjj ieder uur van den dag kunnen worden weg
gehaald uit onzen werkkring, uit onze familie, wanneer de
justitie meent dat men misschien wel inlichtingen zou
kunnen verschaffen omtrent een gepleegd misdrjjf?
Dat de justitie, wanneer het leven of de goederen van
een of meer personen met gevaar worden bedreigd, geen
middel onbeproefd laat om een zoodanig gevaar af te
wenden, en dat zjj, wanneer bij haar de innige overtuiging
heeft post gevat, dat de mededeelingeo van sommige personen
haar daarin zonden kunnen heipen, zoodanige personen aan
het praten tracht te krygen, wie zal het wraken?
Maar dat zij, om te weten te komen, of bij geval liet een
of andere raadslid uit de school heeft geklapt, iemand in
gijzeling zet, en nog vier dagen in gijzeling houdt, nadat
zoo iemand alles heeft medegedeeld, wat hij mededeelen
kon, dat gaat, dunkt ons, toch wat Al te ver.
Den heer WITTE HAGE te Wissenkerke.
Een mensch kan ook zonder oogen
zien, hoe het in deze wereld toegaat.
Zie maar met uwe ooren! Ziet ge
hoe de rechter den armen dief uit
scheldt? Laat ik u een woordje in
fluisteren? Doe hen maar van plaats
veranderen; een twee drie! Wie is nu
de rechter? Wie is de dief?
KONING LEAR.
Amice!
Slechts zelden gebeurt het, dat ik in slaap val
waaneer ik aan u schrijf of schrijven wil, doch
nimmer is het my overkomen, dat ik in zoo'n slaap
droomde eu wel zoo levendig, dat mijn droom mij
nog helder voor den geest staat en ik u die
meödeelen wil.
Je moet dan begrypen, Witte, ik zat met de pen
tusschen de tanden en peinsde een oogenblik hoe
ik mijn brief aan u beginnen zou; *k wilde u schrijven
over grindwegen, schoolmeesters, regenbakken, stok-
slagers, drukwerk, telegrammen, enz., toen mijn
hoofd allengs zwaarder op mijn linkerhand zakte
en ik indommelde.
Wat ik droomde volgt nu:
Goeie gunst, wat stond ik toch te kijkenWaar
'k was weet ik niet, doch ik stond en zag u deftig
als raadslid aan de groene tafel en meneer de Voor
zitter sprak met duidelijke stem meneer Witte
Hage heeft 't woord. Grut nog toe, daar zal je ook
iets hooren, dacht ik zoo bij me zelf, want je zat
net als een boer, die kiespyn heeft, op je stoel te
draaienje gezicht zag zoo wit als je manchetten,
die je aanhad. Beverig nam je dan 't woord en zei:
meneer de Voorzitter, 'k wou n eens even vragen
of de weg door dien polder niet begrint zon kunnen
worden; als de gemeente wat deed en de polder
iets, dan zou dat iets zijn waarover verschillende
ingelanden en 't publiek zeer tevreden zouden zijn,
en dat kunt u weten, meneer de Vooi'zitter, want
meer dan eens hoor ik, dat op de vergadering door
sommige ingelanden op het wenschelijke er van
gewezen is.
De Voorzitter: Meneer Witte! over grindwegen
mag hier volstrekt niet gesproken worden en over
aanleg van nieuwe in 'tgeheel niet; u kunt weten
meneerrr, dat ik zelfs tegen verbetering ben, laat
staan aanleg van nieuwe, dat strijdt tegen mijn
beginsel, dus ik verbied je zoowel als alle andere
leden bier ooit weer een balletje van op te gooien,
want anders, u kunt het allen weten, de een
ontneem ik dit, de ander wat anders en u meneer
Witte ontneem ik ik dacht zoo bij me zelf
wat zou hij jou kunnen ontnemen, andors dan je
armoede eu dat zou nog zoo kwaad niet voor je
zijn, doch 'tkwam anders uit, want hij riep: anders
ontneem ik ik je 't woordhier worden enkel
dingen behandeld, die in mijn geest moeten vallen,
begrepen?!!! Nuttig of niet. Zie zoo, dacht ik, nu
is de arme jongen voor goed den mond gestopt,
doch mis hoor, want'onmiddellijk hoorde ik uit je
moud: Dan meneer de Voorzitter zon ik u in over
woging willen geven om de gemeente-politie wat
minder op de stroopers en wat meer op de belangen
der gemeentenaren te doen passen; hoe minder
surveillance hoe meer 6troopers, hoe meer stroopers
hoe minder haren, hoe minder haren hoe blijder
boeren en hoe blijdor hoeren 'k zie je nog
zitten in mijn droom, met open mond, want op
eens viel de Voorzitter je in de rede met de woorden
wil je wel eens zwjjgen, jon lang lichaam, weetje
dan niet, dat ik liever zou willen, dat al de vruchten
van al de hoeren opgevreten werden, dan dat een
haas door een strooper geschoten of gestrikt werd,
en wat de burgers betreft, liefst zon ik willen, dat
er niet gestolen werd, doch nog veel liever wou
ik dat, dan dat een van mijne lievelingen gekwetst
werd en jij zat altijd nog m&ar met de handen
tusschen de knieën en je zwarte tanden klapperden
op mekaar, zoo, dat ik zelf kippevel er van kreeg
en de leden, die naast je zaten, schoven met te
berge gerezen haren van je af, alsof je op eons aau
een besmettelijke ziekte laboreerde. Nog iets? klonk
het met den hamer in de hand, en jjj fluisterde: zou
ik nog even mogen vragen of met de bedrijfs
belasting, die nu komt, ook stokslagers die f 6 pet-
jaar verdienen, daarin worden aangeslagen'k heb
hooren zeggen, dat er eene is, die dit voor de vaste
waarheid denkt Meneer dat hoort hier niet
thuis zoo iets, waar denk je wel dat je bent?
héEn jij Witte stotterde, 'k weet niet meneer i n
dacht van op Wissenkerke, Coljjnsplaat, Cats, Oort-
gene of op poldervergadering, maar neem me mot
kvralyk. Wat? klinkt het als een stormwind, kwalijk
nemen Zeker wel, insect duizendpoot. Bons, Bons,
ik sluit de vergadering en ik, Witte, werd wakker.