ZMRlkZIUSUIU NIEUWSBODE. Zaterdag 13 Januari 1894. KIEZERSLIJSTEN. Directeur-Uitgever J. WAALË. KENNISGEVING. De Kiezers en Indië. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en ZATERDAG. De prija per 3 maanden ie f 1,30, franco per poift 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 50ste JAARGANG. No. 6409. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot dei Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ore bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierïkzeesche Nieuwsbode" De VOORZITTER van den Gemeenteraad te Ziehikzee, Gezien art. 7 der Wet van den -4 Juli 1850 (Staatsblad No. 37)looals dat artikel is gewyzigd by art. VII van de additioneeie artikelen der Grondwet. Noodigt de mannelijke ingezetenen der gemeente uit, om zoo zij in eene andere gemeente over het dienstjaar 1892/93 in de personeele belasting ter zake van hunne woning zijn aangeslagen naar een hoogere huurwaarde dan die welke volgens art 1, litt. a en b, van de Wet van den 24 April 1843 (Staatsblad No. 15), aanspraak geeft op vermindering tot één derde of twee derde gedeelten der belasting naar de drie eerste grondslagen, alsmede die in de grondbelasting in eene andere gemeente of in tneer gemeenten te zamen over het dienstjaar 1893, tot een bedrag van ten minste tion jfttUlen zijn aange slagen, daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten, vóór den 15 Februari a.s. ter Gemeente- Secretarie te doen blijken. Tevens worden de mannelijke inwoners der gemeente: uitgenoodigd, ora: a. Zoo zij hoofden van gezinnen of alleenwonende per sonen zijnde, van den inwonendeu eigenaar of eersten huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van een woonhuis, waarvan de huurwaarde voor de personeele be lasting ten minste op het dubbele gesteld is van het laagste in de gemeente voor den vollen aanslag vereischte bedrag (en alzoo ten minste op f 66), gedurende negen maanden voorafgaande aan den 15 Februari a.s. een ge deelte in huur hebben gehad en bewoond, waarvoor geen afzonderlijke aanslag in de personeele belasting geschiedt, maar waarvan de jaarlijksche huurwaarde ongestolïeerd, in verhouding tot de belastbare huurwaarde van het woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woonhuis geschat een bedrag bereikt, dat geen aanspraak geeft op vermindering tot één derde of twee derde gedeelte der personeele belasting naar de drie eerste grondslagen b. Zoe hun aandeel in den aanslag in de grondbelasting, hoewel hunne namen niet bij den aanslag in het kohier zijn vermeld, wegens onverdeelde onroerende goederen ten minste tien guidon bedraagt, voor zoover zij op de hiervoren genoemde gronden aanspraak meenen te kunnen maken om geplaatst te worden op de kiezerslijsten, daarvan vóór den 15den Februari e.k,, onder overlegging van de noodige bewijsstukkenter Gemeente-Secretarie aangifte te doen. Die aangiften behooren te geschieden volgens de bij het Koninklijk besluit van den 28 November 1887 Staatsblad No. 211) vastgestelde modellen welke ter Gemeente- Secretarie kosteloos verkrijgbaar zijn. ZiKRJKZEB, den 5 Januari 1894. De Voorzitter van den Gemeenteraad voornoemd, Cu. W. VER ME IJS. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis van da Ingezetenen, dat er op Mnundag den IS Januari e.k., des namiddags te uur, op het Raadhuis, eene openbare Vergadering van den Gemeente raad zal gehouden worden. 5e, den 11 Januari 1894. De Burgemeester, Ch. W. VER ME IJS. ZAKEN TER TAFEL TE BRENGEN: Mededeeling van ingekomen stukken. Voorstellen van Burgem. en Weth. tot overdracht van pacht, betreffende een verzoek van A. Anker Cz., om vermindering der pacht som van de visscherij in de Ronde Weel; tot af- en over schrijving van begrootingsposten, betreffende een door den Commissaris van Politie ingediend verzoek om verhooging zijner jaarwedde; omtrent een verzoek van B. Mulder te Amsterdam, om tegemoetkoming in zijne reiskosten als sollicitant naar de betrekking van leeraar in de Gymnas tiek, enz. Wanneer wij onze ervaring raadplegen en haar toetsen aan wat er door de vrii algemeen als daartoe bevoegd erkenden over onze kennis van en belang stelling in Indië reeds werd gezegd en geschreven, dan springen twee feiten in t oog. Het eerste is, dat op de scholen zoo bitter weinig van Indië wordt geleerd; het tweede, dat op de werktafels der kiesvereenigingen de//koloniale politiek" geen nummer heeft of, als aanhangsel, zelden of nooit aan de orde komt. Wij willen in dit artikeltje de aandacht onzer lezers tot het tweede feit bepalen, al heeft het eerste voor ons meer aantrekkelijks, omdat het ons wil voorkomen, dat elke poging, die van de school uitgaat, zekerder tot blijvende uitkomst leidt. Wij verwachten geen tegenspraak, wanneer wij zeggen, dat over het algemeen de programma's der meeste kiesvereenigingen lüdïé niet noemen; en, waar aan «onze Oost" op die papieren kinderen onzer staatkundige vereenigingen een bescheiden plaatsje is gegund, daar wordt dat gedaan ia termen, die getuigen, dat het juiste begrip van de waarde van ons overzeesch landbezit ontbreekt. Maken in vergaderingen soms enkelen de op merking, dat die uitsluiting of stiefmoederlijke behandeling van Indië niet getuigde van een ruimen staatkundigen blik, clan werd men ontstemd. Wordt hier of daar een lezing of voordracht over Indië of eenigerlei Indisch vraagstuk gehou den, dan wordt er, uu ja, geluisterd, maar... ktfc" //mijnheer de voorzitter mag ik den geachten inleider doen opmerken, enz." liet zich zelden wachten. En dan was dat om te verklaren, dat het gehoorde wel heel interessant was, maar dat nu toch alle aandacht zich diende te bepalen tot het ontwerp school- of kieswet, belastinghervor ming of wat in het parlement aan de orde was; en daarmede was dan Indië van de baan, alsof het ééne het andere noodzakelijk moest nitsluiten. En toch, wanneer er een terrein is, waarop alle partijen elkander kunnen ontmoeten zonder botsing, ja het in hoofdzaken kunnen eens worden, dan is het op dat der koloniale politiek. Wij behoeven slechts te wijzen op de koloniale begrootingsdebatten, om te doen zien, dat de «nieuwe koers" door de meest gezaghebbenden van elke richting als de goede wordt erkend; en kunnen bovendien herinneren aan den open brief, in Februari '91 aan alle kiesvereenigingen gericht door Mr. N. P. v. d. Berg c.s., een manifest van bekende personen van alle partijen, waarin meer speciaal de economische beginselen van de ver schillende richtingen samenvielen. Thans heeft de loop der staatkundige gebeurte nissen ons geplaatst aan den vooravond eenor even belangrijke als noodige uitbreiding van het kiezerskorps. En van het oogenblik af, dat die vermeerdering van kiezers in uitzicht werd gesteld, ontwikkelde zich bij ons het denkbeeld om nu althans den nieuwen kiezers aannemende dat de oude (door sleur of traagheid niet gemakkelijk te veranderen waren een staatkundige opvoeding te geven, die van betere begrippen over Indië uitgaat, zonder te kort te doen aan wat men zoo specifiek de belangen van «het Moederland" acht te zijn. Onze meening toch is, dat de kiesvereenigingen niet moeten zijn /t/ezersvereenigingen, maar staat kundige volksinstituten, waar ook de toekomstige kiezers, met en door de oudere, onder bekwame leiding van een verlicht en vooral ouafhankelijk bestuur, voorbereid, gevormd en ontwikkeld be hooren te worden. Welnu, tot die taak behoort ook de noodige voorlichting op bet gebied der koloniale staatkunde. Overwegen wij eens onbevooroordeeld, welke beweegredenen er voor DuitschlandItalië en Frankrijk e. a. gelden, om zich groote offers te getroosten ter verwerving van overzeesch landbezit, dan moet het te meer verbazen, dat helderziende practische mannon, mannen van zaken, niet schijnen m te zien, dat Nederland, 't welk over zee het rijkste, vruchtbaarste, schoonste en gezondste land bezit, zijn volk behoort te leeren, dat daar voor een groot deel de oplossing kan gevonden worden van de voornaamste vraagstukken, waaraan volks leiders en sociale hervormers hun stof en middelen ontleenen om terecht of te onrecht dan de maatschappij te beroeren en in gisting te brengen. Vraagstukken, die, vaak scheef gesteld, aanleiding geven tot de zonderlingste theorieën en toch betrekkelijk eenvoudig en spoedig tot een bevredigende oplossing zouden zijn te brengen, wanneer wij trachtten onzen gezichtskring wat uit te breiden, door wat dieper in te gaan op hetgeen nu zoo schromelijk oppervlakkig wordt beschouwd, zoo weinig aandacht trektons overzeesch land bezit. Waarlijk, er is geen buitengewoon voorstellings vermogen toe noodig om te begrijpen, dat bij de mogendheden, die naar overzeesch bezit of invloed streven, nog andere en wichtiger redenen dan staatkundige rivaliteit werken. Hij, die zich dien toestand in zijn geheel moei- elijk denken kan, zou zich o. a. de vraag kunnen stellen, waar onze jongelui, die nu voor den Indischen staatsdienst en voor leger en vloot worden opgeleid, dan een heenkomen zouden kunnen vindenwat er van onze koffie- en tabakmarkten zou worden, van onze factorijen in Indië, van onze a,»udclsvloot met alles wat daaraan verbonden is. Doch waarom meer gevraagd, waar wij weten, dat bijna geen familie, geen zaak, geen onder neming meer in Nederland is aan te wijzen, die niet min of meer geïnteresseerd is bij onze koloniën. En daarom is het van zoo bedenkelijke betee- kenis, dat in onze staatkundige vereenigingen Indië' als het waje wordt doodgezwegen; dat van de Nederlondscbe kiezers kan worden getuigd, wat voor twee jaren uit een Ilaagsche correspondentie aan een Indisch dagblad bleek Omdat dit oor deel den toestand zoo juist teekende, willen wij het hier even vermelden: Na de jongste algemeene Kamerverkiezingen werd aan een caudidaat voor de Tweede Kamer, die op verschillende plaatsen van ons land ver kiezingsreden had gehouden', gevraagd, waarom hij nergens met een woord van Indië of de kolo niale politiek had gerept; en het antwoord was: //Och de kiezera stellen geen belang in Indië!" Aannemende die meening juist is, had die volks vertegenwoordiger in ejte, als hij eenig begrip van de beteekenis van Indië had gehad, een poging behooren te doen om belangstelling te xoekfeen. En daarom reeds kan veilig worden aangenomen, dat zijn meening juist was, omdat men, na de vele speeches in die verkiezings-periode, nergens een flinke stem hoorde, om tegen dat zwijgen over Indië te protesteeren. Dat moet andera worden. Ilct mag wel eens in woord en schrift klem mend worden verkondigd, dat hier heel wat minder over «werkeloosheid" zou behoeven te worden geklaagd, minder van «sociale nooden" zou be hoeven te worden gesproken, als wij in Indië wat meer emplooi zoen ten voor ons geld, onze werkkracht en onze kennis. Voorts dat Indië ons daarvoor het ruimste en meest loonende arbeidsveld aanbiedt en dat een groot deel van dien arbeid hier kan worden verricht, terwijl elke werkvermcer- dering daar, tevens tot uitbreiding van onzen landbouw en nijverheid leidt. Werd dit en nog zooveel meer hier besproken en daarvoor eigenen zich de kiesvereenigingen bij uitnemendheid dan zou de ondernemings geest wakker worden; dan zouden regeeringen, die dat noodig hebben, gestimuleerd, ja gedreven worden tot hervormingen, waarop de verliooging van het voortbrengingsvermogen van Indië wacht tot hervormingen, welke de belemmeringen weg nemen, die nu een grootere ontwikkeling van Indic nog meer of minder in den weg staan. En nu wijze men ons niet op onze tegenwoordige regeering, die zooveel doet, wat reeds lang gedaan had behooren te worden. Wij weten dit te waar- deeren, cn verwachten van dc daden van den tegenwoordigen Minister van Koloniën dc voor gestelde vruchten voor Indië en Nederlandmaar wie waarborgt ons het lange leven van zulk een Begeering En dan, wat vermag zulk een Minister, als de volksvertegenwoordiging hem niet steunt? JJatau. Nieuwsbl. van 14 Dec. '91, No. 12. Zóó komen wij er toe, om als onze overtuiging uit te spreken, dat van eene vertegenwoordiging, verkozen door kiezers, die weinig of niets voor Indië voelen, die weinig of geen begrip hebben van wat Indië voor ons toas,- is en worden kan kiezers, die zwijgend hebben toegezien toen hon derden millioenen uit Indië in onze schatkist vloeiden zonder zich er goede rekenschap van te geven, hoe die verkregen werden, zien zelfs niet dankbaar toonden voor wat zij er door ver kregen: spoorwegen, vermindering van staatsschuld, betere defensie, en wat niet al, dat van eene vertegenwoordiging, door -Zulke kiezers gekozen, weinig of niets - in'den aangegeven geest kan worden verwacht. -r De kiezers, en zij die eerstdaags kiezers zullen worden dan, moeteu eerst een duidelijke voorstel ling krijgen van het groote belang, dat Indië vertegenwoordigt voor onze nationaliteit en onze volkswelvaart zij moeten overtuigd worden van de groote beteekenis van Indië voor den Neder- landschen handel, de nijverheid, landbouw en het verkeerswezenmaar tevens ook een juist begrip erlangen van de plichten, die een groot overzeesch landbezit eene natie oplegt, welke er nog prijs op stelt als een christelijk beschaafde te wor den beschouwd, en geacht wil worden te be hooren tot de ontwikkelden en vooruitstrevenden van Europa. Laat ons daarom hier mogen herhalenBestuur ders van kiesvereenigingen, slaat de handen aan 't werk. Herziet uw reglementen en werktafels in dien zin, dat de «koloniale staatkunde" daarop de plaats verkrijgt, die haar reeds te lang werd onthouden, tot schade voor land en volk. Roept niet alleen uw leden, maar ook en vooral de aan staande kiezers dikwerf bijeen, om van de daartoe bevoogden onder u of van andereu te hooren, wat wat net tegenwoordige Indië voor ons en worden kan. Bevordert en verspreidt op deze en andere wijzen kennis van het bijna onbegrensde arbeidsveld in Indië, waar onze kapitalen, onze kennis en werk krachten hoogst vruchtbaar kunnen worden aan gewend; waar wij het lot en de toekomst van aertig milüoeu mcdemenschen in handen hebben en verbeteren kunnen, door wat meer toewijding die niet behoeft te schaden aan onze belangstelling voor alles, wat meer in 't bijzonder alleen het moederland betreft! SI ANOE. Amerika. Een beul zjjn eigen beul. De beul ran Victoria, zekere Jones, heeft zich den bals afgesneden, omdat hjj'bet doodvonnis niet wilde voltrekken op oen vrouw, een »baby-farmer", die wegen» het vermoorden van een kind tot den strop was veroordeeld. Griekenland. Uit Athene wordt gemeld: De meest beruchte, thans doode bandiet Vallindas, die sedert ongeveer elf jaren hot district Parnassus met zjjn goed ingerichte bende letterlyk brandschatte, is thans eindelijk te Patras dood uitgeleverd door den gezagvoerder van een zeilschip, dien by bad aangenomen om hem van een afgelegen, eenzame kust naar Turkjje te brengen. In Griekenland achtte by zich blykbaar niet veilig meer. De reis werd des nachts, onder zeer stormachtig weder aanvaard. Toen uien in volle zee was, werd Vallindas door de zeeziekte in hooge mate aangetast, zoodat by tot niets hoegenaamd in staat, in zjjn kajuit lag. In den kapi tein kwam toen de gedachte op om de booge geldpremie te verdienen, die de regeering op het hoofd van den struikroover had gesteld. By ging, met «en groot mes gewapend, op hem toe en stak hem dood, vóór hjj nog in staat was zich te verweren. Daarop zeilde de man naar Patras, waar hg hot Igk aan de politie uitleverde. Vallindas heeft twaalf moordon, een paar honderd brandstichtingen, plunderingen van dorpen en gehuchten en van personen op zjjn rekening. Zjjn dood is door het geheele land met groote vreugde vernomen. De ka pitein werd door de overheid geluk gewenscht over zjjn kloek optreden. Naar het Engelseh. (Slot.) Toen ik de gestelde voorwaarden aannam, gaf ik Espaldo een wissel voor. de bepaalde som op mjjn bankier in Londen. Door middel van zijn handlangers zou het hem niet moeielijk zijn het geld in handen te krjjgen, eer dat de vier weken verstreken waren. Intuaschen begon ik in klei het beeld mjjner Madonna te boetseeren, naar het mjj aangewezen model, dat niemand anders dan de dochter van Espaldo bleek te zjjn. Ik had mij voorgenomen de Madonna af te beelden, treurende aan den voet van het kruis, in overeenstemming met het midden stuk, dat ik in de kapel boven het altaar gezien had. De steen, waaruit ik het beeld moest beitelen, bad veel overeenkomst met zuiver Carrariach marmer en nu mjjn kunstenaarszin eenmaal opgewekt was, begaf ik mij met jjver aan het werk. Spoedig bemerkte ik, dat Algerita, zoo heette mjjn model, niet onbekend was met de beginselen der Engelsche taal. Zij had die van haar biecht vader geleerd, vertelde zij mjj. Wij konden elkander dus verstaan en niettegenstaande mjjn gevangen schap werden de uren, wanneer ik in haar bjjzjjn arbeidde, weldra de gelukkigste mijns levens. Lang vóór mjjne komst te Coraika, zoo vernam ik, had Cospi, doch te vergeefsch, getracht hare liefde te winnen en nog steeds ging hjj gebukt onder de verjjdeliog zjjner hoop. Thans was bij naar een zekere stad van het. eiland gezonden om aldaar mjjn losprjjs in ont vangst te nemen en dien onverwijld naar het hoofdkwartier der rooverbende over te brengen. De dagen en de weken vlogen om, maar ik gevoelde mij zoo gelukkig bij mijn arbeid en in het gestadig bjjzjjn der schoone Algerita, dat ik er bijna niet aan dacht hoe de lijd van mjjn in vrijheidstelling naderde. Op welke wjjze Cospi ingelicht werd omtrent mijne genegenheid voor Algerita, ia mij steeds een geheim gebleven, maar op den avond van den 27sten dag mijner gevangenschap, juist toen ik bezig was de laatste hand aan mijne Madonna te leggen, trad hij de kapel, waar ik mjj aan den arbeid bevond, binnen. >Ik heb een boodschap voor u Signor, van den aanvoerder Espaldo", sprak bij. Niet anders denkende dan dat het de betaling van mijn losprjjs betrof, antwoordde ik: Spreek vrjj uit, ik heb geen geheimen voor Algerita". Welnu", hernam Cospi met een boosaardigen lacb, >E9paldo doet u weten, dat men geweigerd heeft uw losprjjs te betalen en dat gij u gereed moet maken morgen bjj zonsopgang uw doodvonnis te ondergaan". >Ik zal gereed zjjn", luidde mjjn antwoord. Ik sprak deze woorden als in een droomhet bericht, dat men het losgeld niet betaald had, trof mij als een donderslag en deed mij bijna mjjn bezinning verliezen. Algerita was in zwijm gevallen en op het geroep van Cospi kwamen twee donkerkleurige vrouwen binnen, die baar wegdroegen, zoodat ik mij alleen met Cospi bevond. Spoedig daarna verliet bij mij eveneens, mjj een goede nachtrust toewenschende. Ik besloot mijn laatsten nacht op aarde in de kleine kapel door te brengen. In dat korte tijds bestek, dat aan het opgaan der zon vooraf ging, was het of mjjn gansche leven mjj nog eenmaal voor den geest kwam. In die oogenblikken besefte ik eerst recht, boe dierbaar Algerita mij geworden was en ik wenschte vurig baar nog eens te mogen zien. Koud en grauw brak de volgende morgen aan. Kalm en onbevreesd bevond ik mij op bet bepaalde uur aan den ingang der grot, vast besloten dat Cospi; indien bij uit wraak over zijn onbeantwoorde liefde, het geld voor mijn losprjjs echter gehouden had hetgeen later bleek het geval te zjjn niet de voldoening zou smaken, mij om genade te hooren smeeken. Lichtende strepen begonnen zich aan den horizont te vertoonen en weldra zag men de toppen der bergen vergald worden door de stralen der op komende zon. Om mij been blikkende, ontdekte ik in mijne nabjjheid een karabinier, die mjj aansprak met de woorden: »Het uur is gekomenbeeft de vreemdeling nog een laatste verzoek?" Ik dacht er over na of ik dezen man met een boodschap aan Algerita zou kunnen belasten en besloot eindelijk hem die toe te vertrouwen; Op een los blad uit mijn zakboek schreef ik met bevende hand: Vaarwel! Mijn laatste ademtocht is een zegenbede voor ti. T. en gaf bet papier aan den karabinier. »Geef baar dit en laat mjj sterven zonder blinddoek". »Een moedig verzoek!" antwoordde de man. >Het zal u toegestaan worden en Algerita bezorg ik dit papier. Volg mij thans". Er was een open plek tusschen de grot en de zee; hier voerde mijn geleider mjj heen. De mannen, die mjjn doodvonnis moesten voltrekken, stonden reeds op een rjj geschaard. Cospi, die zich onder ben bevond, kon ternauwernood zijn voldoening herbergen. Ik knielde neder en wuifde na een oogenblik met de rechterhand, ten teeken dat ik gereed was. >Klaar! Legt aan! Vuur!" klonk het in het stille morgenuur en de geweerschoten knetterden door de lucht. Een dof, onbestemd gevoel van pjjn en ik stortte bewusteloos ter aarde. Over de blauwe wateren der Middellandscbe Zee gleed een kleine boot. Gesteund door kussens lag ik op den bodem, terwijl mijn hoofd op Algerita's knieën rustte. Toen ik tot mijn bewustzijn was gekomen, hield ik niet op voordat mjj alles op gehelderd was geworden. Dit kon in weinig woorden geschieden. Cospi's geweer was alleen met een kogel geladen, de andere karabiniers badden zich laten omkoopen en slechts met los kruit geschoten. Hoewel Cospi niet belast was geworden met mijn exécutie, bad hij op het laatste oogenblik als een bijzondere gunst gevraagd daaraan te mogen deelnemen. Dit werd hem toegestaan. Mjj dood wanende, bad bij zich verwijderd, waarop de anderen mjj in de boot hadden gedragen, waarin Algerita met twee karabiniers, die beloofd hadden ons naar den vasten wal te roeien, op mij wachtte. Zij wilde mjj wel aan bun zorg overlaten, maar belastte zichzelf met mijn verpleging. Gelukkig genas mjjn schouder, de plaats waar de kogel uit. Cospi's geweer mjj getroffen had, buitengewoon spoedig. Over Lyon en Dieppe bereikten wij Engeland en begaven ona onmiddellijk naar Londen, waar ons huwelijk terstond voltrokken werd. Mjjn eerste werk, nadat ik mijn atelier weer ingericht had, was het portret te schilderen, dat uwe bewondering zoozeer heeft opgewekt en waar van het origineel zulk een beslissenden invloed op mjjn loven heeft gehad.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1894 | | pagina 1