ZMRlkZIUSUIU NIEUWSBODE.
Zaterdag 13 Januari 1894.
KIEZERSLIJSTEN.
Directeur-Uitgever J. WAALË.
KENNISGEVING.
De Kiezers en Indië.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en
ZATERDAG.
De prija per 3 maanden ie f 1,30, franco per poift
1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
50ste JAARGANG. No. 6409.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot dei
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ore bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierïkzeesche Nieuwsbode"
De VOORZITTER van den Gemeenteraad te Ziehikzee,
Gezien art. 7 der Wet van den -4 Juli 1850 (Staatsblad
No. 37)looals dat artikel is gewyzigd by art. VII van de
additioneeie artikelen der Grondwet.
Noodigt de mannelijke ingezetenen der gemeente uit, om
zoo zij in eene andere gemeente over het dienstjaar
1892/93 in de personeele belasting ter zake van hunne
woning zijn aangeslagen naar een hoogere huurwaarde dan
die welke volgens art 1, litt. a en b, van de Wet van
den 24 April 1843 (Staatsblad No. 15), aanspraak geeft op
vermindering tot één derde of twee derde gedeelten der
belasting naar de drie eerste grondslagen, alsmede die in
de grondbelasting in eene andere gemeente of in tneer
gemeenten te zamen over het dienstjaar 1893, tot een
bedrag van ten minste tion jfttUlen zijn aange
slagen, daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende
aanslagbiljetten, vóór den 15 Februari a.s. ter Gemeente-
Secretarie te doen blijken.
Tevens worden de mannelijke inwoners der gemeente:
uitgenoodigd, ora:
a. Zoo zij hoofden van gezinnen of alleenwonende per
sonen zijnde, van den inwonendeu eigenaar of eersten
huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van een
woonhuis, waarvan de huurwaarde voor de personeele be
lasting ten minste op het dubbele gesteld is van het
laagste in de gemeente voor den vollen aanslag vereischte
bedrag (en alzoo ten minste op f 66), gedurende negen
maanden voorafgaande aan den 15 Februari a.s. een ge
deelte in huur hebben gehad en bewoond, waarvoor geen
afzonderlijke aanslag in de personeele belasting geschiedt,
maar waarvan de jaarlijksche huurwaarde ongestolïeerd, in
verhouding tot de belastbare huurwaarde van het woonhuis
of afgezonderd gedeelte van het woonhuis geschat een
bedrag bereikt, dat geen aanspraak geeft op vermindering
tot één derde of twee derde gedeelte der personeele belasting
naar de drie eerste grondslagen
b. Zoe hun aandeel in den aanslag in de grondbelasting,
hoewel hunne namen niet bij den aanslag in het kohier
zijn vermeld, wegens onverdeelde onroerende goederen ten
minste tien guidon bedraagt, voor zoover zij op de
hiervoren genoemde gronden aanspraak meenen te kunnen
maken om geplaatst te worden op de kiezerslijsten, daarvan
vóór den 15den Februari e.k,, onder overlegging van de
noodige bewijsstukkenter Gemeente-Secretarie aangifte
te doen.
Die aangiften behooren te geschieden volgens de bij het
Koninklijk besluit van den 28 November 1887 Staatsblad
No. 211) vastgestelde modellen welke ter Gemeente-
Secretarie kosteloos verkrijgbaar zijn.
ZiKRJKZEB, den 5 Januari 1894.
De Voorzitter van den Gemeenteraad voornoemd,
Cu. W. VER ME IJS.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van da Ingezetenen, dat er op Mnundag den
IS Januari e.k., des namiddags te uur, op
het Raadhuis, eene openbare Vergadering van den Gemeente
raad zal gehouden worden.
5e, den 11 Januari 1894.
De Burgemeester,
Ch. W. VER ME IJS.
ZAKEN TER TAFEL TE BRENGEN:
Mededeeling van ingekomen stukken. Voorstellen van
Burgem. en Weth. tot overdracht van pacht, betreffende
een verzoek van A. Anker Cz., om vermindering der pacht
som van de visscherij in de Ronde Weel; tot af- en over
schrijving van begrootingsposten, betreffende een door den
Commissaris van Politie ingediend verzoek om verhooging
zijner jaarwedde; omtrent een verzoek van B. Mulder te
Amsterdam, om tegemoetkoming in zijne reiskosten als
sollicitant naar de betrekking van leeraar in de Gymnas
tiek, enz.
Wanneer wij onze ervaring raadplegen en haar
toetsen aan wat er door de vrii algemeen als daartoe
bevoegd erkenden over onze kennis van en belang
stelling in Indië reeds werd gezegd en geschreven,
dan springen twee feiten in t oog.
Het eerste is, dat op de scholen zoo bitter
weinig van Indië wordt geleerd; het tweede, dat
op de werktafels der kiesvereenigingen de//koloniale
politiek" geen nummer heeft of, als aanhangsel,
zelden of nooit aan de orde komt.
Wij willen in dit artikeltje de aandacht onzer
lezers tot het tweede feit bepalen, al heeft het
eerste voor ons meer aantrekkelijks, omdat het
ons wil voorkomen, dat elke poging, die van de
school uitgaat, zekerder tot blijvende uitkomst
leidt.
Wij verwachten geen tegenspraak, wanneer wij
zeggen, dat over het algemeen de programma's
der meeste kiesvereenigingen lüdïé niet noemen;
en, waar aan «onze Oost" op die papieren kinderen
onzer staatkundige vereenigingen een bescheiden
plaatsje is gegund, daar wordt dat gedaan ia
termen, die getuigen, dat het juiste begrip van
de waarde van ons overzeesch landbezit ontbreekt.
Maken in vergaderingen soms enkelen de op
merking, dat die uitsluiting of stiefmoederlijke
behandeling van Indië niet getuigde van een ruimen
staatkundigen blik, clan werd men ontstemd.
Wordt hier of daar een lezing of voordracht
over Indië of eenigerlei Indisch vraagstuk gehou
den, dan wordt er, uu ja, geluisterd, maar... ktfc"
//mijnheer de voorzitter mag ik den geachten
inleider doen opmerken, enz." liet zich zelden
wachten. En dan was dat om te verklaren, dat
het gehoorde wel heel interessant was, maar dat
nu toch alle aandacht zich diende te bepalen tot
het ontwerp school- of kieswet, belastinghervor
ming of wat in het parlement aan de orde was;
en daarmede was dan Indië van de baan, alsof
het ééne het andere noodzakelijk moest nitsluiten.
En toch, wanneer er een terrein is, waarop alle
partijen elkander kunnen ontmoeten zonder botsing,
ja het in hoofdzaken kunnen eens worden, dan
is het op dat der koloniale politiek.
Wij behoeven slechts te wijzen op de koloniale
begrootingsdebatten, om te doen zien, dat de
«nieuwe koers" door de meest gezaghebbenden
van elke richting als de goede wordt erkend; en
kunnen bovendien herinneren aan den open brief,
in Februari '91 aan alle kiesvereenigingen gericht
door Mr. N. P. v. d. Berg c.s., een manifest van
bekende personen van alle partijen, waarin meer
speciaal de economische beginselen van de ver
schillende richtingen samenvielen.
Thans heeft de loop der staatkundige gebeurte
nissen ons geplaatst aan den vooravond eenor
even belangrijke als noodige uitbreiding van het
kiezerskorps. En van het oogenblik af, dat die
vermeerdering van kiezers in uitzicht werd gesteld,
ontwikkelde zich bij ons het denkbeeld om nu
althans den nieuwen kiezers aannemende dat
de oude (door sleur of traagheid niet gemakkelijk
te veranderen waren een staatkundige opvoeding
te geven, die van betere begrippen over Indië
uitgaat, zonder te kort te doen aan wat men zoo
specifiek de belangen van «het Moederland" acht
te zijn.
Onze meening toch is, dat de kiesvereenigingen
niet moeten zijn /t/ezersvereenigingen, maar staat
kundige volksinstituten, waar ook de toekomstige
kiezers, met en door de oudere, onder bekwame
leiding van een verlicht en vooral ouafhankelijk
bestuur, voorbereid, gevormd en ontwikkeld be
hooren te worden.
Welnu, tot die taak behoort ook de noodige
voorlichting op bet gebied der koloniale staatkunde.
Overwegen wij eens onbevooroordeeld, welke
beweegredenen er voor DuitschlandItalië en
Frankrijk e. a. gelden, om zich groote offers te
getroosten ter verwerving van overzeesch landbezit,
dan moet het te meer verbazen, dat helderziende
practische mannon, mannen van zaken, niet schijnen
m te zien, dat Nederland, 't welk over zee het
rijkste, vruchtbaarste, schoonste en gezondste land
bezit, zijn volk behoort te leeren, dat daar voor
een groot deel de oplossing kan gevonden worden
van de voornaamste vraagstukken, waaraan volks
leiders en sociale hervormers hun stof en middelen
ontleenen om terecht of te onrecht dan
de maatschappij te beroeren en in gisting te
brengen. Vraagstukken, die, vaak scheef gesteld,
aanleiding geven tot de zonderlingste theorieën en
toch betrekkelijk eenvoudig en spoedig tot een
bevredigende oplossing zouden zijn te brengen,
wanneer wij trachtten onzen gezichtskring wat uit
te breiden, door wat dieper in te gaan op hetgeen
nu zoo schromelijk oppervlakkig wordt beschouwd,
zoo weinig aandacht trektons overzeesch land
bezit.
Waarlijk, er is geen buitengewoon voorstellings
vermogen toe noodig om te begrijpen, dat bij de
mogendheden, die naar overzeesch bezit of invloed
streven, nog andere en wichtiger redenen dan
staatkundige rivaliteit werken.
Hij, die zich dien toestand in zijn geheel moei-
elijk denken kan, zou zich o. a. de vraag kunnen
stellen, waar onze jongelui, die nu voor den
Indischen staatsdienst en voor leger en vloot
worden opgeleid, dan een heenkomen zouden kunnen
vindenwat er van onze koffie- en tabakmarkten zou
worden, van onze factorijen in Indië, van onze
a,»udclsvloot met alles wat daaraan verbonden is.
Doch waarom meer gevraagd, waar wij weten,
dat bijna geen familie, geen zaak, geen onder
neming meer in Nederland is aan te wijzen, die
niet min of meer geïnteresseerd is bij onze
koloniën.
En daarom is het van zoo bedenkelijke betee-
kenis, dat in onze staatkundige vereenigingen Indië'
als het waje wordt doodgezwegen; dat van de
Nederlondscbe kiezers kan worden getuigd, wat
voor twee jaren uit een Ilaagsche correspondentie
aan een Indisch dagblad bleek Omdat dit oor
deel den toestand zoo juist teekende, willen wij
het hier even vermelden:
Na de jongste algemeene Kamerverkiezingen
werd aan een caudidaat voor de Tweede Kamer,
die op verschillende plaatsen van ons land ver
kiezingsreden had gehouden', gevraagd, waarom
hij nergens met een woord van Indië of de kolo
niale politiek had gerept; en het antwoord was:
//Och de kiezera stellen geen belang in Indië!"
Aannemende die meening juist is, had die volks
vertegenwoordiger in ejte, als hij eenig begrip van
de beteekenis van Indië had gehad, een poging
behooren te doen om belangstelling te xoekfeen.
En daarom reeds kan veilig worden aangenomen,
dat zijn meening juist was, omdat men, na de
vele speeches in die verkiezings-periode, nergens
een flinke stem hoorde, om tegen dat zwijgen
over Indië te protesteeren.
Dat moet andera worden.
Ilct mag wel eens in woord en schrift klem
mend worden verkondigd, dat hier heel wat minder
over «werkeloosheid" zou behoeven te worden
geklaagd, minder van «sociale nooden" zou be
hoeven te worden gesproken, als wij in Indië
wat meer emplooi zoen ten voor ons geld, onze
werkkracht en onze kennis. Voorts dat Indië ons
daarvoor het ruimste en meest loonende arbeidsveld
aanbiedt en dat een groot deel van dien arbeid
hier kan worden verricht, terwijl elke werkvermcer-
dering daar, tevens tot uitbreiding van onzen
landbouw en nijverheid leidt.
Werd dit en nog zooveel meer hier besproken
en daarvoor eigenen zich de kiesvereenigingen
bij uitnemendheid dan zou de ondernemings
geest wakker worden; dan zouden regeeringen,
die dat noodig hebben, gestimuleerd, ja gedreven
worden tot hervormingen, waarop de verliooging
van het voortbrengingsvermogen van Indië wacht
tot hervormingen, welke de belemmeringen weg
nemen, die nu een grootere ontwikkeling van Indic
nog meer of minder in den weg staan.
En nu wijze men ons niet op onze tegenwoordige
regeering, die zooveel doet, wat reeds lang gedaan
had behooren te worden. Wij weten dit te waar-
deeren, cn verwachten van dc daden van den
tegenwoordigen Minister van Koloniën dc voor
gestelde vruchten voor Indië en Nederlandmaar
wie waarborgt ons het lange leven van zulk een
Begeering En dan, wat vermag zulk een Minister,
als de volksvertegenwoordiging hem niet steunt?
JJatau. Nieuwsbl. van 14 Dec. '91, No. 12.
Zóó komen wij er toe, om als onze overtuiging
uit te spreken, dat van eene vertegenwoordiging,
verkozen door kiezers, die weinig of niets voor
Indië voelen, die weinig of geen begrip hebben
van wat Indië voor ons toas,- is en worden kan
kiezers, die zwijgend hebben toegezien toen hon
derden millioenen uit Indië in onze schatkist
vloeiden zonder zich er goede rekenschap van
te geven, hoe die verkregen werden, zien zelfs
niet dankbaar toonden voor wat zij er door ver
kregen: spoorwegen, vermindering van staatsschuld,
betere defensie, en wat niet al, dat van eene
vertegenwoordiging, door -Zulke kiezers gekozen,
weinig of niets - in'den aangegeven geest kan
worden verwacht.
-r De kiezers, en zij die eerstdaags kiezers zullen
worden dan, moeteu eerst een duidelijke voorstel
ling krijgen van het groote belang, dat Indië
vertegenwoordigt voor onze nationaliteit en onze
volkswelvaart zij moeten overtuigd worden van
de groote beteekenis van Indië voor den Neder-
landschen handel, de nijverheid, landbouw en het
verkeerswezenmaar tevens ook een juist begrip
erlangen van de plichten, die een groot overzeesch
landbezit eene natie oplegt, welke er nog prijs
op stelt als een christelijk beschaafde te wor
den beschouwd, en geacht wil worden te be
hooren tot de ontwikkelden en vooruitstrevenden
van Europa.
Laat ons daarom hier mogen herhalenBestuur
ders van kiesvereenigingen, slaat de handen aan
't werk. Herziet uw reglementen en werktafels in
dien zin, dat de «koloniale staatkunde" daarop
de plaats verkrijgt, die haar reeds te lang werd
onthouden, tot schade voor land en volk. Roept
niet alleen uw leden, maar ook en vooral de aan
staande kiezers dikwerf bijeen, om van de daartoe
bevoogden onder u of van andereu te hooren, wat
wat net tegenwoordige Indië voor ons en worden
kan. Bevordert en verspreidt op deze en andere wijzen
kennis van het bijna onbegrensde arbeidsveld in
Indië, waar onze kapitalen, onze kennis en werk
krachten hoogst vruchtbaar kunnen worden aan
gewend; waar wij het lot en de toekomst van
aertig milüoeu mcdemenschen in handen hebben
en verbeteren kunnen, door wat meer toewijding
die niet behoeft te schaden aan onze belangstelling
voor alles, wat meer in 't bijzonder alleen het
moederland betreft! SI ANOE.
Amerika.
Een beul zjjn eigen beul. De beul ran Victoria,
zekere Jones, heeft zich den bals afgesneden, omdat
hjj'bet doodvonnis niet wilde voltrekken op oen vrouw,
een »baby-farmer", die wegen» het vermoorden van
een kind tot den strop was veroordeeld.
Griekenland.
Uit Athene wordt gemeld: De meest beruchte, thans
doode bandiet Vallindas, die sedert ongeveer elf jaren
hot district Parnassus met zjjn goed ingerichte bende
letterlyk brandschatte, is thans eindelijk te Patras dood
uitgeleverd door den gezagvoerder van een zeilschip,
dien by bad aangenomen om hem van een afgelegen,
eenzame kust naar Turkjje te brengen. In Griekenland
achtte by zich blykbaar niet veilig meer. De reis werd
des nachts, onder zeer stormachtig weder aanvaard.
Toen uien in volle zee was, werd Vallindas door de
zeeziekte in hooge mate aangetast, zoodat by tot niets
hoegenaamd in staat, in zjjn kajuit lag. In den kapi
tein kwam toen de gedachte op om de booge geldpremie
te verdienen, die de regeering op het hoofd van den
struikroover had gesteld. By ging, met «en groot mes
gewapend, op hem toe en stak hem dood, vóór hjj nog
in staat was zich te verweren. Daarop zeilde de man
naar Patras, waar hg hot Igk aan de politie uitleverde.
Vallindas heeft twaalf moordon, een paar honderd
brandstichtingen, plunderingen van dorpen en gehuchten
en van personen op zjjn rekening. Zjjn dood is door
het geheele land met groote vreugde vernomen. De ka
pitein werd door de overheid geluk gewenscht over zjjn
kloek optreden.
Naar het Engelseh.
(Slot.)
Toen ik de gestelde voorwaarden aannam, gaf
ik Espaldo een wissel voor. de bepaalde som op
mjjn bankier in Londen. Door middel van zijn
handlangers zou het hem niet moeielijk zijn het
geld in handen te krjjgen, eer dat de vier weken
verstreken waren.
Intuaschen begon ik in klei het beeld mjjner
Madonna te boetseeren, naar het mjj aangewezen
model, dat niemand anders dan de dochter van
Espaldo bleek te zjjn. Ik had mij voorgenomen de
Madonna af te beelden, treurende aan den voet
van het kruis, in overeenstemming met het midden
stuk, dat ik in de kapel boven het altaar gezien
had. De steen, waaruit ik het beeld moest beitelen,
bad veel overeenkomst met zuiver Carrariach marmer
en nu mjjn kunstenaarszin eenmaal opgewekt was,
begaf ik mij met jjver aan het werk.
Spoedig bemerkte ik, dat Algerita, zoo heette
mjjn model, niet onbekend was met de beginselen
der Engelsche taal. Zij had die van haar biecht
vader geleerd, vertelde zij mjj. Wij konden elkander
dus verstaan en niettegenstaande mjjn gevangen
schap werden de uren, wanneer ik in haar bjjzjjn
arbeidde, weldra de gelukkigste mijns levens. Lang
vóór mjjne komst te Coraika, zoo vernam ik, had
Cospi, doch te vergeefsch, getracht hare liefde te
winnen en nog steeds ging hjj gebukt onder de
verjjdeliog zjjner hoop.
Thans was bij naar een zekere stad van het.
eiland gezonden om aldaar mjjn losprjjs in ont
vangst te nemen en dien onverwijld naar het
hoofdkwartier der rooverbende over te brengen.
De dagen en de weken vlogen om, maar ik
gevoelde mij zoo gelukkig bij mijn arbeid en in
het gestadig bjjzjjn der schoone Algerita, dat ik
er bijna niet aan dacht hoe de lijd van mjjn in
vrijheidstelling naderde.
Op welke wjjze Cospi ingelicht werd omtrent
mijne genegenheid voor Algerita, ia mij steeds een
geheim gebleven, maar op den avond van den
27sten dag mijner gevangenschap, juist toen ik
bezig was de laatste hand aan mijne Madonna te
leggen, trad hij de kapel, waar ik mjj aan den
arbeid bevond, binnen.
>Ik heb een boodschap voor u Signor, van den
aanvoerder Espaldo", sprak bij.
Niet anders denkende dan dat het de betaling
van mijn losprjjs betrof, antwoordde ik: Spreek
vrjj uit, ik heb geen geheimen voor Algerita".
Welnu", hernam Cospi met een boosaardigen
lacb, >E9paldo doet u weten, dat men geweigerd
heeft uw losprjjs te betalen en dat gij u gereed
moet maken morgen bjj zonsopgang uw doodvonnis
te ondergaan".
>Ik zal gereed zjjn", luidde mjjn antwoord. Ik
sprak deze woorden als in een droomhet bericht,
dat men het losgeld niet betaald had, trof mij als
een donderslag en deed mij bijna mjjn bezinning
verliezen. Algerita was in zwijm gevallen en op
het geroep van Cospi kwamen twee donkerkleurige
vrouwen binnen, die baar wegdroegen, zoodat ik
mij alleen met Cospi bevond. Spoedig daarna
verliet bij mij eveneens, mjj een goede nachtrust
toewenschende.
Ik besloot mijn laatsten nacht op aarde in de
kleine kapel door te brengen. In dat korte tijds
bestek, dat aan het opgaan der zon vooraf ging,
was het of mjjn gansche leven mjj nog eenmaal
voor den geest kwam. In die oogenblikken besefte
ik eerst recht, boe dierbaar Algerita mij geworden
was en ik wenschte vurig baar nog eens te mogen
zien.
Koud en grauw brak de volgende morgen aan.
Kalm en onbevreesd bevond ik mij op bet bepaalde
uur aan den ingang der grot, vast besloten dat
Cospi; indien bij uit wraak over zijn onbeantwoorde
liefde, het geld voor mijn losprjjs echter gehouden
had hetgeen later bleek het geval te zjjn
niet de voldoening zou smaken, mij om genade
te hooren smeeken.
Lichtende strepen begonnen zich aan den horizont
te vertoonen en weldra zag men de toppen der
bergen vergald worden door de stralen der op
komende zon. Om mij been blikkende, ontdekte ik
in mijne nabjjheid een karabinier, die mjj aansprak
met de woorden:
»Het uur is gekomenbeeft de vreemdeling nog
een laatste verzoek?"
Ik dacht er over na of ik dezen man met een
boodschap aan Algerita zou kunnen belasten en
besloot eindelijk hem die toe te vertrouwen;
Op een los blad uit mijn zakboek schreef ik met
bevende hand: Vaarwel! Mijn laatste ademtocht is
een zegenbede voor ti. T. en gaf bet papier aan
den karabinier. »Geef baar dit en laat mjj sterven
zonder blinddoek".
»Een moedig verzoek!" antwoordde de man.
>Het zal u toegestaan worden en Algerita bezorg
ik dit papier. Volg mij thans".
Er was een open plek tusschen de grot en de
zee; hier voerde mijn geleider mjj heen. De mannen,
die mjjn doodvonnis moesten voltrekken, stonden
reeds op een rjj geschaard. Cospi, die zich onder
ben bevond, kon ternauwernood zijn voldoening
herbergen.
Ik knielde neder en wuifde na een oogenblik
met de rechterhand, ten teeken dat ik gereed was.
>Klaar! Legt aan! Vuur!" klonk het in het
stille morgenuur en de geweerschoten knetterden
door de lucht. Een dof, onbestemd gevoel van pjjn
en ik stortte bewusteloos ter aarde.
Over de blauwe wateren der Middellandscbe Zee
gleed een kleine boot. Gesteund door kussens lag
ik op den bodem, terwijl mijn hoofd op Algerita's
knieën rustte. Toen ik tot mijn bewustzijn was
gekomen, hield ik niet op voordat mjj alles op
gehelderd was geworden. Dit kon in weinig woorden
geschieden. Cospi's geweer was alleen met een
kogel geladen, de andere karabiniers badden zich
laten omkoopen en slechts met los kruit geschoten.
Hoewel Cospi niet belast was geworden met
mijn exécutie, bad hij op het laatste oogenblik als
een bijzondere gunst gevraagd daaraan te mogen
deelnemen. Dit werd hem toegestaan. Mjj dood
wanende, bad bij zich verwijderd, waarop de
anderen mjj in de boot hadden gedragen, waarin
Algerita met twee karabiniers, die beloofd hadden
ons naar den vasten wal te roeien, op mij wachtte.
Zij wilde mjj wel aan bun zorg overlaten, maar
belastte zichzelf met mijn verpleging. Gelukkig
genas mjjn schouder, de plaats waar de kogel uit.
Cospi's geweer mjj getroffen had, buitengewoon
spoedig. Over Lyon en Dieppe bereikten wij
Engeland en begaven ona onmiddellijk naar Londen,
waar ons huwelijk terstond voltrokken werd.
Mjjn eerste werk, nadat ik mijn atelier weer
ingericht had, was het portret te schilderen, dat
uwe bewondering zoozeer heeft opgewekt en waar
van het origineel zulk een beslissenden invloed
op mjjn loven heeft gehad.