ZIERIKZIiESCIIE NIEUWSBODE.
Saterdag 30 December 1803.
HATIOIALE MILITIE.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Post- en Telegraafdienst.
bekendmaking.
BEKENDMAKING.
Terugblik op 1893,
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prija per 3 maanden ia f 1,30, franco per post
1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eena per week, f 10,per jaar.
50ste JAARGANG. No. 6403.
Advertentiën, van 13 regels 30 Cta.
meerdere regels 10 Cta., kunnen uiterlijk tot dei
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Betalingen van Abonnements- of Adkientie-gclden gelieve men te zenden, aan de Administratie Zieriltzeesche Nieuwsbode".
Nieu ivjaa rs wen sch en.
Wij herinneren onzen lezers, dat de ge
bruikelijke NIEUWJAARSWENSCIIÈN
voor den prijs van 30 Cts. h contant in
ons blad worden opgenomen.
Ilct No. van 2 Januari 1804 wordt des
morgens op Nieuwjaarsdag hier ter stede
bezorgddoch tevens ivordt zorg gedragen
dat dit op dien morgen door geheel Schouwen,
Duiveland, Tliolen, Goes enz. kan worden
ontvangen.
Ne inzending der Advertentiën voor dat
No. bestemd kan geschieden tot Zaterdag
30 Decemberuiterlijk des namiddags
4 ure
L^jst van brieven, geadresseerd aan onbekenden over
de le helft der maand December 1893:
Yan Zierikzee:
1. N. Geluk, Bergen op Zoom. (Briefkaart).
Van Schuddebeurs
2. A. Adriaanae, Veere.
Opgaaf van brieven, geadresseerd aan onbekenden,
verzonden van bet postkantoor te Bruinisse, over
de le helft der maand December:
\V. Ilameoteman, Ouddorp.
NIEUWJAARSFEEST.
De DIRECTEUR van het Post- en Telegraafkantoor
te Zierikzee maakt bekend, dat ssya kantoor op
Zondag 31 December e.b.
voor den postdienst;
zal geopend zyn als op een werkdajj van
7,50 's morgens tot 9,50 's avonds, torwpl de postdienst
dien dag zal worden uitgevoerd als op een werkdag,
behoudens dat groen postpakketten zullen
worden aangenomen en geen postwissels en
<juita.ntri6n zullen worden behandeld.
"Voor den telegraafdienst l>lyven
de gewoue Zondagsuren goldiff, n.l.
7,50-8.50, 12,50-1,50 en 6.50-7,50.
Op Maandag 1 «Januari e.lr. zal het
kantoor
voor den postdienst
geopend zjjn als op Zondag van 7,50—8.50,
12,50—1,50 en 6,50 7,50, doch de postdienst wordt
uitgevoerd als op een gewonen werkdag; postpakketten,
postwissels en quitantiën worden dus behandeld.
Voor den telegraatdienst
is het kantoor open als op de gewone werk
dagen: 7,50 'smorgens tot 9 50 's avonds.
Aangifte-biljetten voor den Hoofdelijken
Omslag, dienstjaar 1894.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee;
Gezien Artikel 1 der Verordening op de invordering van
eenen Hoofdelijken Omslag in deze gemeente van den
17» October 1865;
MAKEN BEKEND:
dat de aangifte-biljetten voor die belasting voor het
dienstjaar 1894, vóór den 13 «Januari e.lr. zullen
worden uitgereikt aan de huizen der ingezetenen, die
vermoed worden in de termen dier belasting te vallen
en dat die biljetten binnen 14 dagen na de dagteekening
der uitreiking, tegen regu zullen worden teruggehaald.
Zij herinneren voorts de belastingschuldigen, die bij de
uitreiking mochten zijn overgeslagen, aan hunne verplich
ting, om binnen drie weken na deze kennisgeving een biljet
van bet stadhuis af te halen.
Zierikzee, den 29 December 1893.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. A. OCHTMAN Weth., l.° B.
JAN SNELLEN, Secretaris.
BURGEMEESTEBn WETHOUDERS van Zierikzee;
Gelet hebbende l de bestaande wettelijke bepalingen
betrekkelijk de Nathle Militie;
Maken bekenA
dat het registerV inschrijving van alle mannelijke in
gezetenen, welke cl den lsten Januari aanstaande hun
19de jaar zullen zijnhgetreden, dat zijn diegenen welke in
1875 zijn geboren, m gereed liggen op de gemeente
secretarie van den [ten tot en met den 31sten Januari
1894, van des voormbags 10 tot des namiddags 1 uur en
van des namiddags 2jot 4 uren
dat voor ingezetei^n-dt gehouden:
1°. hij, wiens vale, of, is deze overleden, wiens moeder,
of, zijn beiej, overleden, wiens voogd ingezeten is
volgens de /et van den 28sten Juli 1850 (Staats
blad no. 44), voer zoover hare bepalingen bij de
wet van deil22'Juni '1893 (Staatsblad no. 91) voor
de toepassin, der wet op de Nationale Militie zijn
gehandhaafd
2Ü. hij, die, geemulers of voogd hebbende, gedurende
de laatste acltlei maanden, voorafgaande aan den
lsten Januari In het jaar waarin hij zich moet
laten inschrijven Nederland verblijf hield;
3°. hij, van wiens oWs de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd jen ingezeten, mits hij binnen het
Rijk verblijf houl
dat niet voor ingezet! wordt gehouden de vreemdeling,
behoorende tot eenen S t waar de Nederlander niet aan
den verplichten krijgsd st is onderworpen, of waar ten
heid het beginsel van weder
vaart. 15 der wet van 19 Augustus
aanzien der dienstplich
keerigheid is aangenomei
'1861, Staatsblad no. 72):
dat hij, die eerst
dóch vóór het volbreng
het intreden van zijn 19de jaar,
van zijn 20ste ingezeten wordt,
verplicht is zich, zoodra lit plaats heeft, ter inschrijving
aan te geven bij Burgeme ter en Wethouders der gemeente,
waar de inschrijving v&ens art. '16 moet geschieden
(art. 20 der wet);
dat voor de militie nieiwordt ingeschreven:
de in een vreemd
ingezeten, die geen
de in een vreemd
1°. de in een vreemd jk achtergebleven zoon van een
ledcrlander is;
ijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreeiseling, al is zijn voogd ingezeten
de zoon van den Nederlanderdie ter zake van
's lands dienst in '(Rijks overzeesche bezittingen of
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis
van de ingezetenen, dat de Secretarie der gemeente op
Maandag- den 1 «Januari e.k. zal zijn
gesloten, met uitzondering van des middags 12 tot 's na
middags 12'/. uur, voor het doen van aangiften, den
Burgerlijken Stand betreffende.
Zierikzee, den 29 December 1893.
De Bargemeester voornoemd,
W. A. OCHTMAN, Weth., l.° B.
koloniën woont (ar
dat de inschrijving gesc
1°. van een ongehuwde
of, is deze overleden
leden, de voogd woi
2». van een gehuwde
gemeente waar hij
17 der wet);
idt:
n de gemeente, waar de vader,
de moeder, of, zijn beiden over-
t;
van een weduwnaar, in de
jont;
3°. van hem die geen vier, moeder of voogd heeft of
door dezen is achtegelaten, of wiens voogd buiten
's lands gevestigd is,in de gemeente waar hij woont;
4°. van den buiten 'slands wonenden zoon van een
Nederlamler, die tr zake van 's lands dienst in een
vreemd land woon in de gemeente, waar zijn vader
of voogd liet laaöt in Nederland gewoond heeft
(art. 16 der wet);]
dat ieder, die volgen;/art. 15 behoort te worden inge
schreven, verplicht is wfch daartoe, bij Burgemeester en
Wethouders ter boven .aangegeven plaatse en binnen den
daar bepaalden tijd aji te geven, en dat, bij diens on
gesteldheid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of, is
deze overleden, zijne nioeder, of, zijn beiden overleden, zijn
voogd tot het doen van die aangifte verplicht is (art. '18
der wet).
Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand
aan de op hun rustende verplichting te voldoen en wordt
hun ten overvloede onder de aandacht gebracht dat bij
bovengemelde wet onder meer is bepaald:
dat met boete van ten minste f 0,50 en ten hoogste
f 100 wordt gestraft de overtreding van artt. 18 en 24
der wet.
En opdat niemand ten deze onwetendheid zoude kunnen
voorwenden, zal deze ter voldoening aan de bepaling van
art. 19 der wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad
no. 72), voor de tweede maal worden aangeplakt, waar zulks
binnen deze gemeente te doen gebruikelijk is.
Zierikzee, den 29 December 1893.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. A. OCHTMAN, Weth., l.° Burgem.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Het jaar 1893 ligt bijna weder achter ons en wij
treden den nieuwen jaarkring in. Wat die brengen
™1, is door den sluier der toekomst bedekt. Wat
1*898 ons Vaderland gebracht beeft, moge hier
kortelijk in groote trekken herinnerd worden.
In de eerste plaats wordt uit den aard der zaak
de aandacht gevestigd op het kiesrecht, dat het
geheele jaar door de staatkundige geschiedenis
beheerschte en dit, nu het eenmaal aan de orde is
gesteld, zal blijven doen tot het vraagstuk is op
gelost. In het laatst van Februari verscheen het
afdeelingsverslag, dat geen licht ontstak over de
meening der meerderheid van de Kamerleden. Het
antwoord des Ministers werd half Mei bekend.
Gelijk te verwachten was, handhaafde hij zijn
ontwerp in hoofdzaak ongewijzigdhoewel aan
eenige bezwaren, waarvan bij de juistheid erkende,
tegemoet komende.
Evenmin als het afdeelings-ondevzoek, leidde de
openbare beraadslaging, die den 25 Juli in bijzijn
van alle Ministers aanving, tot eene opklaring van
den toestand. Het bleek alleen dat velen bezwaren
maakten tegen de plannen des Ministers, die in een
belangrijke rede (den 9 Aug.) zijn ontwerp verdedigde.
Maar zij, die het met den Minister niet eens
waren, waren onderling evenzeer oneens. Waar
schijnlijk omdat men niet wist, in welke richting
uitkomst te vinden, werd besloten, de talrijke in
gediende en nog te verwachten amendementen,
naar de afdeelingen te zenden. Het afdeelings-
onderzoek, dat na den aanvang der nieuwe zitting
plaats had, bracht nog geen licht in den bajert,
en het bleek uit het half November verschenen
verslag, dat de gevoelens bleven uiteenloopen zonder
dat zich in een of andere richting een bepaalde
meerderheid deed kennen. Dit bleek niet alleen uit
het verslag zelf, maar vooral daaruit, dat de
commissie van rapporteurs, in de uitkomsten van
bet afdeelingsonderzoek, niet eens een grondslag
zag voor een overleg met den Minister, die trouwens
in de verdeeldheid der bestrijders van zjjn voor
dellen geen aanleiding zien zal om van zijne door
velen in den lande en, wat men er van zeggen
moge: door het grootste deel der liberale partij
met warme ingenomenheid begroete voorstellen af
te wijken.
Hoe nu de zaak verder loopen zal, kan niet
lang meer verborgen blijven. In Februari zal
waarschijnlijk de openbare beraadslaging hervat
worden. Moge ieder daarbij doordrongen zijn van
de dringende noodzakelijkheid om eene bevredigende
oplossing van het kiesrecht-vraagstuk tot stand te
De belasting-hervorming werd voortgezet. De
invoeriag der vermogensbelasting op 1 Mei had
plaats, nadat eene poging om die legen te houden
en te doen uitstellen tot 1 Mei 1894, in de
Tweede Kamer door den heer Van Karnebeek aan
gewend, met de intrekking der daartoe strekkende
motie geëindigd was. De opbrengst viel tegen. Er
werd ruim 17 ton minder ontvangen dan geraamd
was. Waaraan die teleurstelling te wijten is, is
nog evenmin met zekerheid na te gaan, als een
antwoord te geven is op de vraag,- of later door
geleidelijke herziening der aanslagen daarin ver
betering zal zijn te brengen. Zeker is het, dat die
tegenvaller aanvankelijk tot groote voorzichtigheid
stemt.
Dit neemt niet weg, dat de belasting zelve in
beginsel de goedkeuring blijft verdienen, waarmede
zij van den aanvang af begroet werd.
Een nieuwe belangrijke stap werd in 1893
gedaan door de aanneming der belasting op
bedrijfs- en andere inkomsten, die de goedkeuring
van beide takken der vertegenwoordiging mocht
verwerven en met 1 Mei a.s. de patentbelasting
vervangen zal. Naar de laatste toezeggingen van
den Minister van Financiën, die inmiddels o. a. nog
een belangrijk ontwerp tot herziening van de wet
op de grondbelasting indiende, mogen wij nu
nog eene partiëele herziening van het personeel
te gemoet zien, die een onmisbaar onderdeel van
de eerste reeks hervormingen uitmaakt.
Ook op ander gebied was de wetgevende arbeid
niet onvruchtbaar. Als de belangrijkste zaken, die
tot stand gebracht werden, noemen wij de wet op
de faillissementen en de surséance van betaling,
die, volgens de reeds ingediende invoeringswet met
1 Mei 1894 in werking zal treden; een wet op de
fabrieks- en handelsmerkeneen nieuwe handels
overeenkomst met Spanje; een wijziging der mail-
contracten met de Nederlandsche stoomvaart
maatschappijen tot verkrijging eener grootere snelheid
in den dienst op Ned.-O. Indië; de goedkeuring
eener nieuwe overeenkomst met de Ned. Handel-
Maatschappijspoorwegaanleg in Ned.-Indië en
verbetering der bevloeiing en afwatering in de
Solo vallei. Ook werden bij de Indische en de
Staatsbegrooting verschillende belangrijke maat
regelen goedgekeurd.
Overzien wij de werkzaamheid der Regeering in
het afgeloopen jaar in haar geheel, waarbij ook
nogrekeningis le houden met verschillendebelangrijke
wetten, die ingediend, maar nog niet behandeld
zijn, dan is er in het algemeen reden tot groote
tevredenheid, en is er grond om den wensch uit
te spreken, dat het Ministerie, hetwelk in een goede
richting en met ijver en volharding werkzaam js
in het belang des lands, nog geruimen tijd zijn
nuttigen arbeid moge kunnen voortzetten.
Het maatschappelijk vraagstuk bleef het gansche
jaar de aandacht trekken. "Belangrijke feiten of
verschijnselen deden zich intusschen niet voor. Het
meeat trad het vraagstuk der werkloosheid op den
voorgrond met raadgevingen of pogingen om door
werk verschaffing daarin tegemoet te komen/ Het
meest opmerkelijk daarbij is, dat meer en meer de
noodzakelijkheid blijkt van grondiger onderzoek en
beter gevestigde kennis in deze. De Regeering heeft
blijkens eene mededeeling in de begrootingsstukken,
door tussohenkomst van de Commissarissen der Ko
ningin, een algemeen onderzoek ingesteld. Daaruit
bleek, dat de werkloosheid aan zeer uiteenloopende
oorzaken te wijten is{die veelal een plaatselijk
karakter hebbenen waartegen men dus ook
plaatselijke geneesmiddelen moet aanwenden. Onder
zoekingen in enkele plaatsen door min of meer
officiëele commissiën ingesteld, hebben tot de slotsom
geleid, dat bet zeer moeielijk valt van den omvang
der werkloosheid zelfs plaatselijk een juist beeld te
verkrijgen, terwijl het karakter der kwaal van zeer
uiteenloopenden aard is bij verschillende groepen
van werklieden. Het gaat dus niet aan die werk
loosheid nog langer als één algemeene kwaal te
beschouwen, waartegen één universeel geneesmiddel
te zoeken is.
Jammer is het, dat de Kamerleden Prttersen en
Schimmelpenninck door hun uiteenloopende pogingen
om ons aan kamers van arbeid te helpen, de tot
standkoming dier inrichtingen tegenhouden. Deze
Naar h e t Engelsen.
//Zeg Fred, -wat liebt gij daar een mooi portret
Biecht eens op, oude jongen, wie heeft daarvoor
gezeten
//Niemand minder dan mijn eigen vrouw", ant
woordde Fred Wyntou op deze vraag van zijn
vriend, die vol bewondering keek naar een vrouwen
portret, dat op een ezel in zijn atelier stond".
z/Uw vrouw! Och kom, zijt gij dan getrouwd
riep Henry Aubert ten hoogste verbaasd, terwijl
hij zijn vriend ongeloovig aanstaarde. //Daar liadt
gij niet het minste plan op, toen wij een jaar
geleden te Milaan afscheid van elkander namen.
Toen waart gij mijns inziens een veel te onbezorgde
kerel om ernstig aan een huwelijk te denken".
//Dat dacbt ik zelf ook", luidde het antwoord.
z/Mnar dat was vóór mijn avontuur op Corsika.
Nadat ik U het laatst zag, heb ik een romantischen
en veelbewogen tijd doorgemaakt trouwens,
het is pas een maand geleden, sedert ik in
Engeland teruggekeerd ben".
z/En mag ik ook weten welke de bijzondere
omstandigheden waren, die zulk een grooten omkeer
in uw leven teweeg hebben gebracht?" vraagde
Henry lachend, terwijl hij gemakkelijk in zijn
grooten stoel achterover leunde en de hem aan
geboden sigaar opstak.
«Met alle plezier, maar denk er aan, gij moogt
mijn verhaal later niet critiseeren, hoor!" En
tegenover zijn vriend plaats nemende, begon Fred
Wyntou aldus:
z/Gij zult U nog wel herinneren hoe ik U dien
morgen* toen wij afscheid namen, meedeelde, dat
het mijn plan was een paar maanden te Corsika
te gaan jagen? Ik begaf mij dan ook terstond
naar dat eiland, bekend door zijn wild en door
zijn roovers, ten einde mijn voornemen ten uitvoer
te brengen. Spoedig na mijn aankomst vond ik
een betrouwbaren gids en een geschikten dienaar
in den persoon van zekeren Luigo Cospi, die mij
zijne diensten was komen aanbieden. Hij kende
het eiland door en door, en wist ook in welke
gedeelten men het minst gevaar liep door roovers
overvallen te worden.
Op aanraden van den eigenaar der herberg, waar
ik mijn intrek had genomen, en die, zooals mij
later duidelijk werd, gemeene zaak met hem maakte,
nam ik den man in mijn dienst. In den beginne,
gedurende de eerste weken, ging alles naar wensch.
Mijn gids bleek een behendig schutter en een
uitstekend dienaar te wezen, op wien ik mij, naar
het scheen, ten volle verlaten kon. Wij hadden
op zekeren dag een verren tocht afgelegd, en ik
gevoelde mij zoo vermoeid, dat ik besloot op eene
schaduwrijke plek wat uit te rusten, terwijl Cospi
met zijn geladen karabijn de wacht zou houden.
Ik legde mij neder en sloot de oogen, een oogenblik
hoorde ik nog het eentonig geluid der voetstappen
van mijn gids, die langzaam heen en weder ging,
maar spoedig was ik in een diepen slaap verzonken.
Hoelang die duurde kan ik niet zeggen, maar
toen ik eindelijk wakker werd, was de zon reeds
ondergegaan. In de vallende schemering onder
scheidde ik echter niet ver van de plek waar ik
lag, verscheidene personen, die in een levendig
gesprek verdiept waren. Zij omringden mijn gids,
die met heftige gebaren tot hen sprak. Toen ik
hem mijn naam hoorde uitspreken, wilde ik mijn
hand naar mijn gelaat brengen, als om mij de
slaap uit de oogen te wisschen, maar bij die
beweging ontdekte ik tot mijne groote verbazing,
dat men mij de beide armen vast tegen het lijf
gebonden had, en nog wel met een touw, dat ik
Cospi de vorige dagen meermalen had zien ge
bruiken. Ik deed mijn best om op de been te
komen, hetgeen de aandacht der roovers want
ik begreep onmiddellijk, dat ik in de handen van
bandieten gevallen was trok. Een hunner trad
met een geladen karabijn op mij toe, en dreigde
mij bij de minste beweging een kogel door den
kop te jagen. In mijn toestand van volslagen
machteloosheid, begreep ik terstond hoe nutteloos
elke poging tot weerstand zou wezen.
//Cospi, hebt gij mij verraden riep ik met
een blik van diepe verontwaardiging naar mijn
voormaligen dienaar ziende.
Cospi trok de schouders op en zeide bij wijze
van verontschuldiging: //Ik dien mijn aanvoerder
Espaldo, en een ieder die hem niet dient, is mijn
vijand".
//Wat zijt gij van plan met mij te doen?"
vraagde ik.
//Wij zullen u naar het hoofdkwartier van
onzen aanvoerder, wiens gevangene gij zijt, brengen",
antwoordde Cospi. //Maar men zal u onderweg
met behoorlijke ouderscheiding behandelen, mits
gij u in het onvermijdelijke schikt, en geen poging
doet om le ontsnappen".
//Hoe ver?" zei ik kortaf.
//Vijftien Engelsche mijlen. Wij hopen tegen
vier uur de plaats onzer bestemming te bereiken,
dat is een uur na zonsopgang".
Voor dat wij ons op weg begaven, werd mijn
rechterarm los gemaakt om mij in de gelegenheid
te stellen een stuk grof brood met wat vruchten
en een beker zuren wijn te nuttigen. Niettegen
staande het gevaar, waarin ik verkeerde, was mijne
belangstelling in hooge mate opgewekt voor het
tooneel, waarin ik zoo geheel onverwacht de
hoofdrol vervulde.
Het was een koude nacht en de roovers hadden
van de doode takken, die in menigte op den
grond verspreid lagen, een vuur gestookt, zoodat
het rossig licht der stammen een ronden kring
onder de boomen verlichte. Daar boven flikkerden
de sterren aan den donkeren hemel. De roovers,
in wier midden Cospi zich uil ook bevond, hadden
zich in een wijden kring om het vuur geschaard.
Zij deelden mijn eenvoudig avondeten en toonden
een fantastisch schouwspel, terwijl de stammen
grillige schaduwen op hun schilderachtige kleeding
en baardige aangezichten wierpen. Nu en dan zag
ik tusscheu de stammen der boomen de schaduw
van twee hunner, die met geladen karabijnen hoen
en weer liepen om de wacht te houden.
z/Wij moeten thans opstappen, Signor", zeide
Cospi, toen het maal geëindigd was.
z/Ik ben gereed", antwoordde ik .bedaard. Ik
moest toelaten, dat men mijn rechterarm weder
vastbond. Elke tegenstand ware hier zinneloos
Cospi ging aan het hoofd van den kleinen
stoet, achter hem liepen twee andere roovers,
daarna kwam ik, gevolgd door twee bewakers
met geladen karabijnen, terwijl de achterhoede
gevormd werd door een enkelen man. Het was
een lange moeielijke tocht midden door de
bosschen, want mijn geleiders vermeden zoryuldig
de begaanbare wegen, en lang voordat wij aan
het eind van onze reis gekomen waren, gevoelde
ik mij door vermoeidheid overmand.
Mijn bewakers daarentegen vertraagden geen
oogenblik hun vasten tred. Reeds meer dan een
uur stond de morgenzon in vollen glans aan den
hemel, toen ik meende te bespeuren, dat wij het
verblijf van den rooverhoofdman naderden.
//Thans moet gij mij toestaan, u te blinddoeken
Signor", zeide Cospi, naar mij toe tredende, en
het woord bij de daad voegende, bond hij mij
een veelkleurigen, zijden doek zóó vast voor de
oogen, dat ik in volslagen duisternis verkeerde.
Geleid door Cospi, mijn gewezen dienaar en
thans mijn bewaarder, liep ik nog eenigen tijd
door, totdat ik mij bewust werd van een verandering
van atmosfeer, Avaardoor ik begreep, dat ik mij
niet langer in de open lucht bevond. De blind
doek werd mij toen afgenomen, en ik bevond
mij in de tegenwoordigheid van den rooA'erhoofdman
Espaldo,, Wordt vervolgd).
•A