ZIERl'KZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdajr 25 Februari 1893. VERGETEN? Eerste Blad. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. ♦9ste JAARGANG. No. 6276 Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiën, van 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend. Betalingen van Abonnements- of Advertentie-gelden gelieve men te zenden aan de Administratie Zierikzeesclie Nieuwsbode Dit nummer bestaat uit twee bladen. Algemeen Overzicht dei* vorige week. Wanneer wij ons ditmaal wederom gaan bezig houden met het voornaamste wat er in de afgeloopen week op politiek gebied in Europa heeft plaats gehad, dan is de keuze der onderwerpen, die, als de meest belangrijke moeten worden vermeld, niet moeilijk. Id de geschiedenis zal de datum van 13 Februari 1892 steeds merkwaardig blijven, als de dag, waarop ten tweeden male door Gladstone in het Parlement van RUngeland een wetsontwerp werd ingediend, dat ten doel heeft aan de ge spannen verhouding, die sedert jaren tusschen Engeland en Ierland heerscht, een einde te maken. Het was een grootsch gezicht, toen Maandag 13 Februari de Grand Old Man in de stampvolle zaal van bet Engelsche Lagerhuis zijne Home-Rule- plannen voor de vertegenwoordiging ontvouwde. Vriend en vijand zijn eenstemmig in hunne be wondering voor den krassen grijsaard, die met wonderbaarlijke frischheid en veerkracht in eene meer dan twee uren lange rede op heldere en wel sprekende wijze de bizonderheden van zijn voorstel voordroeg. Met bewondering zag men op den ouden staatsman, die thans met jeugdig vuur weder zijn lievelingsdenkbeeld ontwikkelde om Ierland een eigen bestuur te geven, ofschoon zeven jaren geleden zijn eerste Home-Rule-ontwerp zelfs niet den bijval van een groot deel zijner vrienden mocht verwerven, en die toen daardoor meteen viel en voor goed scheen afgedaan te hebben. Thans na meer dan zestig jaren eene groote rol in het openbare leven van zijn land te hebben gespeeld, waagde de grijsaard eene laatste poging om Ierland uit zijn rol van wingewest op te heffen en het op een standpunt te plaatsen tegenover het moederland, dat de meeste Engelsche koloniën in nemen. Reeds vroeger, in het No. van Zaterdag, is mededeeling gedaan van den inhoud van het wets ontwerp. In de eerste lezing is het reeds aangenomen. Heel veel beteekent dit niet, want feitelijk wil het eenvoudig zeggen, dat de wet in behandeling zal worden genomen; de tweede lezing is bepaald in Maart. Toch hebben voor- en tegenstanders reeds hunne meening er over gezegd, en men heeft op gemerkt, dat de rede van den conservatieven partijleider niet dien indruk heeft gemaakt, dien men er van had verwacht, terwijl de Ieren, onverschillig van welke groep ook, zich vóór het ontwerp ver klaarden. Wel zal dit naar hunne meening hier en daar moeten gewijzigd worden, maar misschien zullen zij op 't laatst zich wel het spreekwoord gaan herinnerenwie het onderst uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op den neus. Het ministerie in Frankrijk heeft weder eene moeilijke week achter den rug. Zooals wij in ons vorig overzicht mededeelden, had de regeering zich neergelegd bij de motie van Cavaignac, en was diens rede uitbundig toegejuicht. Reeds spoedig nadat de geestdrift een weinig bedaard was, kwam de eigenlijke bedoeling der motie voor den dag en de regeering werd door eene interpellatie over hare algemeene politiek in de gelegenheid gesteld om zich uit de pijnlijke positie, waarin zij zich bevond, te redden en tevens om een spaak in het wiel te steken voor de plannen van Cavaignac. Deze heeft eene nieuwe partijgroepeering tot stand gebracht, en de leden der Union libérale des Dortes, de Ralliós en der Centre gauche vereenigd. Deze nieuwe partijgroepeering schijnt geen ander plan gehad te hebben, dan zich stormenderhand meester te maken van het staatsbestuur. Nadat zij aan de regeering zouden zijn gekomen, zou de Panama zaak tot een einde worden gebracht, en dan van den President èn de ontbinding van den Senaat èn die der Kamer worden gevraagd. Bij de nieuwe verkiezingen zou te zorgen zijn, dat eene Kamer werd gekozen, waarin de regeering de meerderheid had, en dit eenmaal verkregen, zou de eerste regeeringsdaad van deze nieuwe meerderheid zijn, den heer Carnot te noodzaken af te treden; de President zou moeten worden opgeofferd, omdat hij nog solidair met het verleden verbonden was. In dien de heer Carnot niet vrijwillig mocht willen heengaan, zou men hem daartoe dwingen. Aan al die plannen heeft de interpellatie van Leydel een einde gemaakt. De regeering verklaarde in ant woord daarop, dat de regeering nooit éen beroep had gedaan op anderen, dan republikeinen, die lig dringend tegen onderlinge tweedracht waarschuwde. „Ons programma", zeide de Minister, »is niet het program van de Rallié. Eene samenvoeging van de gematigde vleugels van alle partijen is eene illusie. De regeering zal zich door niemand laten binden' Nadat deze rede door de verschillende leiders der partijen was beantwoord, werd de volgende motie met 315 tegen 86 stemmen aangenomenDe Kamer, vertrouwen stellende in de regeering, waar het geldt de handhaving der democratische wetten en de bevestiging der zuiver republikein9che politiek, gaat over tot de orde van den dag". Voorloopig is dus het ministerie weer gered, en van verschillende zijden wordt er nu ernstig aangedrongen, dat de Kamer nu eindelijk zich eens rustig met de behande ling der begrooting zal gaan bezighouden. In den JDuitscken Illy listing kwam dezer dagen de nood van den landbouw ter sprake. De rijkskanselier wees er op, en hij achtte deze om standigheid zeer opmerkelijk, dat in den Rijksdag en in den Landdag bijna gelijktijdig deze zaak ter sprake werd gebracht. Hij vatte werkelijk de agrarische beweging zeer ernstig op en verklaarde overtuigd te zijn, dat hetgeen tegenwoordig plaats had, voor Duitschland zeer vele gevaren met zich bracht. Volgens hem is de agrarische beweging slechts een voorwendsel; er schuilt gansch iets anders achter. De geschiedenis is daar om te be wijzen, dat menige beweging, met een goed doel begonnen, verder is gegaan dan men voornemens wa3 en ten slotte niet kon worden gestuit. Wan neer de politieke partgen zich meer en meer op economisch.gebied beginnen te bewegen, dan is het de plicht der regeering er voor te waken, dat de algemeene politiek er niet onder lijdt. Bestendiging van regeering is de eerste voorwaarde voor de ver betering van den toestand. Elke verwisseling van personen brengt onzekerheid met zich. „Ik", zoo vervolgde Caprivi, »zal op mijn post blijven. Vurig te hopen is het, dat de vertegenwoordigers der ayrarische partijen eens zullen overwegen of de ingeslagen weg op den duur met de belangen van het land is over een te brengen. Hier geldt het niet de belangen van enkelen, maar hier is sprake van het schip, waarop de Duit9che vlag waait". Deze rede werd levendig toegejuicht en men ziet er het voornemen der regeering in, om ernstig tegen de conservatief-agrarische beweging op te treden. NIEUWSTIJDINGEN. Oostrlndië. Batavia, 20 Jan. Word Deli indertgd door i beroemde jagers bezocht, niemand heeft zulk een gelnk 1 gehad als de iolander Moestafar. Eergisteren ging hg uit en ontmoette een olifant met eea jong. De olifant neerschieten was voor hem het werk van een oogenblik waarna hg overging tot het vangen van het jong om het aan een boom vast te binden; daarmede gereed zgnde, begon bet beest zoo j&mmerljjk te schreeuwen, dat twee groote olifanten ter hulp kwamen. Moestafar velde ook de beide beesten, waarna hg zich met het jong naar Loeboeq Fakam begaf, waar bet DOg is. Den volgenden morgen ging bg de kadavers der olifanten bezoeken en mocht daar het gelnk smaken twee tjjgers te ontmoeten, welke beide door zgo ge weer nedervielen. Alzoo doodde hg in twen dagen drie olifanten, maakte er ééa buit en doodde buitendien nog twee tjjgers. In het geheel velde bg reeds zes tijgers in zeer korten tjjd. Een en ander gebeurde ter hoogte van kilometer 32, op de ljjn Perbaoengan. Transvaal. .Tolï&iinest>u.rg\, 29 Jan. In de afgeloopen week is een gerechtelgs onderzoek voor den specialen landdrost te Johannesburg gehouden, dat een blik geeft in sommige toestanden alhier. In dit geval gold het de tronk of gevangenis. Uit het verhoor blgkt, dat in de gevangenis op groote schaal drank werd ingevoerd en aldaar groote feesten weiden gehouden, wuarbjj de alcoholische vochten ruimschoots werden gebruikt. De gevangenis-bewaar ders deden hieraan voor het meerendeel mede, en men kon dus zich voorstellen welk eene verstandhouding er ontstaan was tusschen de dienaren van de H. Hermandad en de veroordeelden. Zeer dikwerf gingen ze uit in de stad, en men kon dan ook menigmaal een bewaker met een veroordeelde gemoedelijk samen in eene herberg zien, alwaar meestal de veroordeelde den i bewaker vrjj hield. j Zeer eigenaardig is het bg zulk een verhoor dat veroordeelden, die levenslang of 20 jaren gevangenis- I straf voor den boeg hebben en zich das aan zware I vergrjjpen hebben schuldig gemaakt, in de getuigenbank I zitten. Yoor den rechter is zulk een onderzoek zeer moei- i ljjk In het algemeen wordt hier door getuigen ontzettend gelogen, en het is pijnlijk om aan te hooren wat zij dikwerf durven verklaren, na den eed te hebben afgelegd: de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. De rechters houden dan ook hier mede rekening en gelooven geregeld een gedeelte van de getuigenissen niet. In de thans aanhangige zaak wordt het zooveel moeiljjker, waarheid van leugen te onderscheiden, omdat er zoovele getuigen zgo, zoowel bg de beklaagden (de bewakers) als bg. de gevangenen, die zeer groot belang hebben bg het ontduiken en het bedekken der waarheid. Vroeger ging het in de gevangenissen nog geheel anders toe. Toen werd b.v. aan gevangenen vergund, een geheelen dag uit te gaan, indien zg beloofden 's avonds weer present te zjjn. Waren zjj na hun be paalden tjjd met aanwezig, dan ging een bewaker er op nit en vond meestal zjj oen man in de eene of andere herberg, waarna zg gemoedeljjk samen verder giDgen. Bg zulke gelegenheden kwamen de bewakerB ook niet zelden behoorlgk aangeschoten thuis. Die tjjden zjjn voorbjj; de toestand is wel sinds verbeterd, doch uit zulke zaken als die in de afgeloopen week blgkt dan toch, dat er nog zeer veel te verbeteren valt, en dat in het speciale ge val te Johannesburg schoon schip moet gemaakt worden. De Noord-Amerikaaosche mgn-ingeirienr Hamilton Smith heeft de goudvelden van de Transvaal bjj Johannesburg gedurende eenige maanden onderzocht, en daarover een uitvoerig verslag gegeven in de Times van 17 Januari 1893. Hamilton Smith geeft nog de volgende beschouwingen over de toekomst dezer goudvelden. Daar men bjj het graven en bg boringen tot 1000 voet diepte in toe nemende hoeveelheid goud gevonden heeft, is tot 3000 voet diepte nog een voordeelig resultaat te verwachten. Bljjft de helling der lagen van 35° ook in grootere diepte voortduren, en bly«rt de zuideljjk aangenomen grens van het bekken juist te zjjn, dan is de goud rijkdom hier onvergelijkelijk. Als geheele waarde van den gondrjjkdom van de Witwatersrand districten be rekent hg een totaal van 3870 mill, galden. Uit de Calif om ische mjjnen werden van 1849 tot 1892 slechts voor 2760 mill, gulden aan goud gewonnen, zoodat deze goudvelden door die van den Witwatersrand nog verre overtroff-m worden. Natuurljjk zjju deze berekeningen niet wiskundig zeker, maar na het zorgvuldig onderzoek mag men ze niet als phantastische hypothesen beschonwen. Italië. Sedert de Heilige Stoei van Avignon naar Rome terugkeerde, dat is Bedert 1378, waren er 16 Pausen, die ouder werden dan 80 jaren. De jongste dezer 16, Gregorius XVI, stierf in 1846 oud 80 jaren, 8 maanden en 12 dagen. Drie der 16 werden 81, twee 82, vier meer dan 83, ééa 84, twee 85. De oudste van de 16 waren Clemens XII en Paul IV. Daze laatste werd Paus, toen hg 89 jaar oud was en bleef het tot zjjn 93ste. Vóór 1378 was er een Paus (Gregorius IX), die in 1241 op bjj na 100-jarigen leef tg d stierf. Bulgarije. Het Bulgaarsche comité in Rumenië heeft eene op roeping gericht tot alle in 't buitenland levende Bulgaren, ten einde eene som bjjeen te zamelen van 5,000 000 f rs. Daarmede zon, bjj gelegenheid van het huwelijk van Ferdinand van Bulgarije, eene hoogeschool te Sofii worden gesticht, opdat "geheel Europa zou kunnen zien, hoe hoog men prins Ferdinand eert. Frankrijk. Dezer dagen kocht een landbouwer te Pleuranr-Gaulier, bjj Saint-Brieuc een prachtig Varken. Toen hg den volgenden dag het ligstroo ververschen wilde, zag hjj tot zjjoe verbazing aan zjjn voeten een goudstuk glins teren van het jaar 1834, van 20 frcB. Den dag daarop ging het evenzoo en de volgende dagen ook altegader goudstukken van genoemd jaar. De man sliep en at niet meer. Steeds liep hg achter zjjn wondervarken aan, in gras en modder wroetende naar goudstnkken. Intnaschen kwam het geval den verkooper ter ooren en deze vermat zich het geld op te eischen. Het was, zeide hjj, de verkoopprgs van een koe. Het varken had het geld, zóó en zóóveel, ingeslikt en moest de beurs nog in 't ljjf hebben. Kortom bg verlangde, den dood van 't beest en eene zorgvuldige ljjkschouwing. De eigenaar echter wil van znlk kort recot niet hooren. Hg heeft, zegt bjj, te goeder trouw het varken gekocht met al wat er aan en in was en het is alleszins mogelgk, dat het de geldbeurs op het veld heeft verorberd. De zaak is nn voor den vrederechter van Lézardrienx. De Parjjsche dames trachten thans zooveel mogelgk de Russische kleederdracht na te volgen. Tot het nieuwste op dit gebied behoort een overkleed, dat een sprekende gelijkenis vertoont met de jassen, die de Russisohe kellnerB op de laatste Parjjsche wereld tentoonstelling droegen. Daar dit kleudingstufe zeer eenvoudig is en gedragen wordt bg een rok, die eveneens zonder plooien en versierselen moet zjjn, kan de Russen- liefde der Parjjsche dames misschien de oorzaak zjjn tot een algemeene vereenvoudiging in de vronwelgke kleederdracht. Het is de eerste maal, dat Rusland op het gebied der mode den toon aangeeft. .A.ikiieus, 21 Febr. Het hof van cassatie heeft uitspraak gedaan in den eisch der erfgenamen der markiezin Dopleasis betreffende het testament, waarbjj. aan den Paus e* aan kardinaal Rampolla belaugrjjke legaten werdeD vermaakt. M9t vernietiging van bet vonnis der rechtbank te Montdidier heeft het hof o.a. uit overweging, dat Colbert Turois een tusschengesohoven persoon is, het recht van de natuurljjke erven op de nalatenschap erkend. Duitschland. De molenaar Giertner te Nittritz, in Silasië. ging daar met zjjoe twintigjarige vrouw naar het vasten avondbal. De jongelieden maakten er het bevallige vrouwtje druk het hof. Gaertner, jaloersch daarover, wilde naar hnis gaan, maar zjjn vrouw wilde niet mede. Hjj ging zonder haar naar huis en vond er zjjn kindje, 3 maanden oud, alleen in zjjn wiegje liggen schreeuwen. Daarop keerde hjj naar het bal terug, dwong zjjn vrouw met hem mede te gaan, en thuis gekomen echoot hg met een voor de hand staand geweer eerst zjjne vrouw en toen zichzelf dood. Een vreeselgken dood heeft luitenant Kurt von Zastrow van het 5e regiment kurassiers, in garnizoen te Goerlitz, gehad. Toen zjjn paard op hol ging, had von Zastrow het ongelnk te vallen en met zjjn voet in den stjjgbengel te bljjven hangen. In vliegende vaart ging het hollende dier er van door, zjjn ruiter een geheel eind met zich medesleepend. Toen de ongelukkige werd opgenomen, had bjj reeds den geest gegeven. Vervolg der Nieuwstijdingen in liet Tweede Blad. Saimenspraike tusschen Jilles Krukel en Stoffel Bieze. XXIX. Stoffel. M'n Griette most nair de wienkel bie Gleinse, ik zegge noe gai 'k zoo varre mit je mee nair Jilles. Jilles. Ik bin blie dat 'k je zie, dat kort de tied wat op, as je niks te doen eit verveel je je eigen toch zoa perjaobels. Stoffel. Wat 'n verschil van mensen in de wereld, ik wel oird dat er bin die d'r eige nooit 'n ure vervele as ze alleenig bin, mar wel as ze versite die vervelend is. Weet je wel Jilles dat je lest zei: Zaolig niks te wezen. Noe ondervind je dat die zaoligheid vervelend is, want as je wat te doen ao dan was dat toch veel angeDaimer. Jilles. Jao Stoffel dat is wair, mar je mot et van weerskante bekieke, ik zei dat om dat et deur 'n andere uutesproke was, ik kan d'r anders niet zoo voluit mee instemme. Et is wair as je niks bint, dan bin je niks, je wordt nergens in emoeit, je eit geen verantwoordienge te doen, je oeft geen stap voor 'n andere te geven, in wat et voornairnste is je oud je centen in je zak. Stoffel. Zou je niet in eens of zoa iemand in z'n kistje kunne legge in doad verklaire? Zon die zaoligeid meestal niet uut den duuvel weze, omdat er anders de geldbosse mee emoeit is? Jilles. Dat zou best wair kunne weze, want oe weinig ik oak rekene kan, zooveel weet ik wel te becieferen, dat mensen die overal voorespanne worre, ongemerkt veel geld kwiet raike, en zoa as ik de vorige keer zei niet genoeg op pries worre gestelt. 'tis net zoa as den dominie van Burgh is zei: dat oe oager positie m'n bekleed oe meer m'n et «genoegen" kan smaiken in 't publiek op z'n fouten te worre gewezen, in die man weet et wel. Stoffel. Dat zei ik oak tegen m'n Griette, toen ze wouw dat ik stollesteerde nair lid van den raid. Ik zegge nee oor, ik wil geen pailtje voor de oudjes weze, dat lait ik voor de liefebb°rs. Want ik oire zoa noe in dan wel is wat of mensen, die tied in geld voor d'r mede mensen opoffere, onrechtvairdig deur de slik esleept worre, in meestal deur de zaolige niksdoeners, die dairan d'r tied gairn besteê, want dat kost ullie niks. Die niks is wordt buuten aoles elaite, ze magge dan is zegge't is 'n krente- rigen doodair, mar ze kunne rustig 'saivens d'r oagen sluute, omdat ze deur geen mens lastig evaole bin. In al draoide eel de wereld 't onderste bove, geen mens zou er over dienke om die traige eenige schuld dairvan te geven. Mar wee je gebeente as je de zaïk voor 't aolgemeen antrekt, dan wordt er zoa andachtig op zoa iemand elet, dat ze ten leste zou we zegge, dat ie 'tkwaid in d'airappels briengt of 'n ziek mense betoaverd eit, in aolen gevaole de zwarte kwaste doet dienst, brrr! Ik bin blie dat m'n buurman lid van den raid eworre is, die zal dair veel beter voor weze as ik. Jilles. M'n zulle 't mar oope, 't loapt ier nog al zoa boas niet, in ik mot zegge dat m'n niet te klaigen Ze begrieppe de zaiken ier goed. Of 't wair is weet ik niet, mar ik oirde, dat de raid zich goed kan vereenige om oak geld bie te draigen as d'r in tram komt tot Brouwesaiven. Stoffel. Mar wat eit Aimstie dair noe au, dat is geld weggooien. 4 Jilles. Gelukkig dat je geen lid van den raid eworre bint, dairvoor bin je veel te kortzichtig. Ik zal is eventjes je oagen ope doe, opdat je wat varder kunt kieke as je neuze lank is. Ik kreeg lest 'n brief van m'n neef den diekbais uut Kazand, je weet ie bluuft aoltied not: Schouwe- nair, die schreef dat er bie ullie 'n baduus ebouwd wordt an 't strand. Verbeel je, schrieft ie, vuuf menuten van 'n eenvoudig durpje, mit dito bewoners, in waudeliengen zooas in 't vlakke van Schouwen, 'n baduus I Wel is wair bestait er al jairen 'n zoogenaimd baduus mit 'n zail, dair je in kunt lozere in dair borrels etapt worre, die zoa groat is as bie Piet op den Ouwendiek Op 't strand bin d'r twee badwaigens rnit zeewaiter geschilderd, die zoa noe in dan is gebruukt worre. As ik dat naigai, schrieft ie, dan zou er in Schouwen eel wat mooier gelegeneid weze. Et strand an Westenschouwe zou dair wairschienlik beter voor inericht kunne worre. Wat zou je dat netjes an kunne legge, mit wandeliengen, die tot Aimstie uutliepe. 't Was te wensen, dat ze dair bie julder is over dochte. Stoffel. Mar Jilles, wairvoor ztikke uutgaiven? M'n ier toch 'n mooie zwem- en badplaise achter 'tslot? Jilles. Je eit dair zeker nog nooit van oirt, mar 'n badplaise is eel wat anders, dat is an de zee in dair rie je mit 'n koesje tot in 't. waiter, dair ontkleed m'n z'n eige in die koese, en stapt zoa in de zee. Dat is voor de gezondeid, Stoffel. Nair zoa'n badplaise komrne er mensen uut eel de wereld, om dair de zomermainden deur te briengen. Je begriept wel, mensen die veel geld in die niet bie Bom gai lozére. Die streken dair zoa'n badplaise is de omliggende plaisen veel voordeelen er van, want dair bluuft overal wat an de striekstok ange, zoadat neef wel gliek eit as ie schrieft: dat et voor eel Schouwen groote voordeelen zou geve. Kiek Stoffel noe zou et rnien niks verwonderen as de raid dat in stilte oak al is berekend eit, in dairom met den tram inenome is, om laiter de verbindinge an te vraigen overeenkomstig zoa'n badplaise, die nog in 't verschiet is. Stoffel. Mar zou we de groate lui nair zukke een voudige plekken wille komme? Jilles. Jao man, want dair bin ze zoa vrie as wilder op 't midden van 't Biesterveld. Ieder inense aikt zoa noe in dan nair 'n losse vrieeid, in dat kunne ze in Londe, Paries of Amsterdam zoa niet vinde. Op zoo'n eenvoudige plaise steure ze d'r eige nog minder an de mensen as an de koeien, in dat schient et grootste genot te wezen op zoo'n badplaise. Je weet toch wel oe gairn jie mit je Griette tussen de duunillen gieng kuijere, dan was je zoa vrie mit eur in de wereld, in as de vrimdeliengen dat ier zie, zulle ze dair oak gairn gebruuk van maike. Jie gait in de zomer as 't eet is, onder 'n boarn in 't gos legge, in draoit net zooas je wil, mar dat kunne de steemensen niet doe as ze tuus bin, dair motte ze aoltied stief op d'r ponteneuren in fassoen weze. Ze kunne nooit van d'r losse natuurstait Stoffel. Dan bin ik al blie, dat ik voor zoo'n arnas niet geschaipe bin, want ik zou niet gairn 'n eelen dag in m'n schoenen loape of in de zomer mit m'n rok an zitte. Jilles. Dairan kuije zie, dat er verschillende standen motte weze, waire aole mensen in stand in geld géliek, dan zou et er nog slechter uutzie. Ik bin goed tevree mit de zaikjes zooas ze noe gai, as de martpriezen van 't koren in van de beesten mar wat beter was, want dat suukerpee- geknoei is toch niet pelzierig. Stoffel. Ik oirt, dat ze bie suukergealte kunne conterteeren. Jilles. Jao, dat is zoa, mar dan bie ze elf gulden voor 14 pCt. suukergealte, in dair bin d'r weinig die zoaveel kunne maike. Stoffel. Dat is 'n teiken, dat ze op de ouwe wieze meer vet uutbraide. Jilles. Dan zulle m'n mar geen suukers zaoije voordat den tram komt. Stoffel. Ik oire, dat ze't in Zurksee nog niet eens bin over de Paisweije, mar dat eit geen bezwair, want Pais» zal wel verbie weze eer ie komt. Jilles. Weet je wel wanneer den tram d'r gouw zou weze? As de regeringe de tonnen gouds an den tram gaive, die noe voor dat eene oorlogschip in Vlissinge uutëleit wordt. Stoffel. Dat ciefer ek oire noeme, mar ik kan 't niet meer zegge. Ze zeije, dat np eel Aimstie zoaveel geld niet te vinden was. Wair is dat noe goed voor? Jilles. Jao Stoffel, dair kunne m'n niet in kieke wair of zoo'n schip, dat zoaveel kost, voor ebouwd mot worre, 't is toch te wensen dat de mensen wies genoeg bin om geen oorlog meer te voeren. Stoffel. Ik zou er teminsten ard tegen opzie, as ik mit de landsturm mee most. Et zou nog best kunne, want je oirt overal van ruziemaikers. Jilles As je dat naigait, dan vind je dat et meeste dair, wair de mensen benouwd van 't werk bin, in oak dair van die mannen wonen, die gairn op de oage stoel wille zitte, om oak is an 't laidje te kommen, opdat ze zonder veel moeite d'r bosse kunne vuile. Stoffel. Weet je wat Jilles, m'n zulle mar zie, dat m'n op 'n eerlike maniere onze boterammen verdiène, dit smaike toch wel et beste, in m'n zulle de ontevreeë mensen mar an d'r lot overlaite. Ik mot weg, want Griette zal op m'n wachte, zeit Saore 'n goeijen ai vend. Weekmarkt te Zierikzee, 23 Febiuari 1893. Boterprijzen: De Boter is verkocht voor 52yai 55 en 57l/a Ct. de 5 Hectogram. Kip-eieren: De Kip-eieren zijn verkocht voor f 0,60, f 0,70, f 0,85 en f 1,per 25 stuks. Schipper A. v. d. HUCHT, vertrekt Woensdng' van ZIERIKZEE naar MID DELBURG en des Vrjjriag- namklilags van MIDDELBURG naar ZIERIKZEE. Naar het Duitseh. I. Hij was eerste klerk bij eeu advocaat in het westen van Berlijn. Zijne collega's noemden hem een zonderling, zijn chef, de advocaat, die sedert jaren te vergeefs moeite deed om iets uit het leven van zijn oudsten klerk te vernemen, noemde hem een heimelijken zondaar, iemand, die in troebel water vischte. Een zonderling was hij ongetwijfeld. Niet alleen, dat hij zich van de inenschen afzonderde hij had geen enkelen vriend en ging buiten het kantoor met geen zijner medewerkers om ook van bepaalde straten en stadswijken wilde hij niets weten. Hij kende sedert ongeveer vijf en twintig jaren slechts de straten, welke den koristen weg tusschen zijne woning in de Houtmarktstraat en het kantoor vormden en dan alleen nog den weg van zijne woning naar Stralau. Dezen laatsten kende hij echter nauwkeurig, hij zou hern met geblinddoekte oogen gevouden hebben. Een zondaar was hij niet. Alles wat hij op den weg naar Stralau deed, was, dal hij voor enkele huizen bleef staan en eiken steen derzelve nauw keurig bi-schouwde en alles, wat hij in Stralau zelf verrichtte, was, dat hij, maar niet altijd, in eene der kleine tuinzalen een glas bier dronk. Sedert vijf en twintig jaar ging hij nu, des winters iedere maand minstens eenmaal, des zomers om den anderen Zondag, steeds weder denzelfden weg over het Stralausche plein door de Molenstraat naar Stralau. Ook heden had hij zich dadelijk na het ontbijt O]) weg begeven. Het was de eerste mooie Zondag in de lente. De lucht was zuiver en zoel, de hemel onbewolkt. Zooals altijd, sloeg hij bij de Schillingsbrug rechts af en keek op de brug eerst naar de drukte op de Spree. Hij beminde het water boven alles. Hij had toch eenmaal zeeman moeten worden. Maar het was anders uitgeloopen. Zuchtend wilde hij weder naar het Stralausche plein teruggaan om zijn weg naar Stralau voort te zetten, toen hij plotseling beneden zich op het water een luid bellen vernam. Als geëlectriseerd liep hij naar de andere zijde der brug en boog zich ver over de leuning. Werkelijk, zijn gehoor had hem niet bedrogen, een stoomboot de eerste stoomboot kwam juist van de Jannowitz- brug hierheen gestoomd. Hij zou het wel luide hebben kunnen uitjubelen, zoo verheugde hij zich bij den aanblik der snel naderbij komende boot. N u was zij bij de brug. Met begeerige blikken verslond hij alles, wat zijne oogen daar beneden op het dek gedurende de doorvaart konden opnemen. Daarna liep hij vlug' weder naar de andere zijde der brug en volgde met zijne oogen de weg varende stoomboot zoolang hij baar kon zien. Na eene poos vervolgde hij zijn weg. Hij ademde zwaar; de plotselinge aanblik der stoom boot had hem vreeselijk aangedaan. Het beeld van dat aardige jonge mensch, dat vooraan bij de bel gestaan en aanhoudend gebeld had, kon hij zich niet uit den geest zetten. Het was hem, alsof de kleine matroos met de groote, blanke bel voor hem uit liep en voortdurend belde. Groote God, moest hij dan altijd weder daaraan herinnerd worden Maar waarom ging hij dan weder naar de brug? Waarom ging hij steeds weder naar Stralau Kon hij niet eindelijk met het verleden breken? Neen neen, hij kon niet anders, hij wilde niet anders! Hij had immers niets meer op de wereld dan deze herinneringen? Hij werd kalmer. Terwijl hij nu de Vruchtstraat kruiste en in de Molenstraat kwam, liet hij weder, zooals sedert zoo vele jaren, het verledene aan zijn geest voorbij gaan. Maar sterker dan anders drongen de beelden zich aan hem op en nauw keuriger dan anders, zoo nauwkeurig als betrof het gebeurtenissen, welke gisteren waren voorgevallen. Hij zag zich op eens een en dertig jaar terug. Niet de kleine matroos, dien hij zoo even had gezien, neen, hij zelf, even veertien jaar oud, stond van voren op eene.der kleine stoombooten en belde. Hij zelf was de „beljongen", zooals zijne vrienden hem plagend noemden, die trotsciier dan de kapitein eeuer Lloyd'sboot, daar op de stoomboot naast dé bel leunde. Het was beden, nadat hij zich vier weken lang onder het opzicht van een oud aangestelden geoefend had, zijne eerste zelfstandige vaart. Hij mocht bellen wanneer en hoe hij wilde, alleen vóór de bruggen gaf de kapitein hem een kort signaal met de stoomfluit om te bellen. De stoomboot was slechts matig bezet. Het was nog zeer vroeg. Boven op het dek, zeer dicht bij zijne bel, had eene familie, welke in Stralau op de boot was gekomen, plaats genomen. De ouders zagen er eenvoudig uit en de beide kinderen, een ongeveer zevenjarige, driest uitziende jongen en een misschien tienjarig meisje waren zeer fraai en netjes gekleed. Het kleine meisje zat het dichtst bij hem, zeer dicht bij de bel. Zij droeg een zeer kort rose jurkje. Met de stevige beenen, welke in sneeuwwitte kousen staken, trippelde zij voortdurend heen en weder. Daarbij keek zij hem aanhoudend aan. „Ik zou ook een jongen willen zijn en daar staan en bellen", zeide zij. Hij ergerde zich en antwoordde volstrekt niet. Hij was toch geen jongen ineer. „Gij kunt zeker niet spreken?" vroeg zij na eene poos, waarbij zij moeite deed om hein in de oogen te zien. Hij antwoordde weer niet, maar begon vreeselijk te. bellen. De meisjes hadden hem nooit kunnen lijden. Mij kon niet begrijpen, dat de lieve kleine hier een gesprek met hém wilde aanknoopen. „Zijn wij spoedig in Köpenick?" vroeg zij dadelijk daarop weder. Nu moest iiij antwoorden. „Nog een goed kwartier", zeide hij kort. „Dank u!" antwoorde zij. „Binnen een goed kwartier zijn wij er!" wendde zij zich tot hare bloedverwanten. „Dat weten wij wel!" antwoordde de jongen. Waar had hij toch den jongen reeds gezien? Dat geslepen gezicht kwam hem zoo bekend voor. Ha nu wist hij het! Dat was de bengel, die hem van de Bovenboombrug af reeds tweemaal op zijne nieuwe muts had gespuwd! De kleine wmfflé intusscken geen oog van hem af. Hij moest haar bevallen. Hij werd geheel ver- I legen en belde voortdurend, alleen om iets te doen. Zij hielden even op bij. eene aanlegplaats. Hij greep onder de dekbank en wilde den langen j haak, welken hij voor het vastleggen der stoom boot noodig had, er van onder trekken. In hetzelfde oogenblik zette zij hare voeten op den haak en drukte hem met alle macht tegen het dek. Daar hij geen oogenblik tijd te verliezen had, pakte hij vlug hare beenen vast en schoof ze ter zijde, daarna trok hij den haak snel weg. „Hoe heet gij toch?" vroeg zij, nadat zij weder aan het varen waren. „Frans", antwoordde liij. „En gij Hij was vrijmoediger geworden. Nadat hij haar aangevat had, was zijne schuchterheid eenigszins geweken. Zij lichtte de korte rokjes tot hare knie op en wees op haar kousenband. „Zoo heet ik", zeide zij. Hij wist volstrekt niet wat hij denken moest. Hij werd zeer rood, maar keek er toch naar. „Elsje" stond er op den kousenband. „Wij wonen in de Molenstraat en varen heden naar Köpenick om daar een bezoek te brengen", begon zij nu te vertellen. „Daar wonen mijne grootouders en" Zij waren reeds weder bij eene aanlegplaats. Hij moest den haak weder hebben. Natuurlijk zette zij weder hare voeten tegen denzelve en dwong hem daardoor met haar weder zooals de eerste maal te doen, waarover hij zich, merkwaardig genoeg, dit maal niet ergerde. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1893 | | pagina 1