Zaterdag 22 October 1892.
BR1»DS10WIÏ«.
Directeur-Uitgever J. WA ALE.
BEKENDMAKING.
De kiesrecht-ontwerpen.
NIEUWSTIJDINGEN.
ziebikzeesche nieuwsbode.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
49ste JAARGANG. No. 6224.
Advertentiën, van 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Suppletoire beschrijving van de
JPersoneele Jttelasting
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee,
Gezien de circulaire van den heer Commissaris der
Koningin in deze provincie van den 14 September 1.1.,
A No. 73G, le afdeeling, (Prov. blad No. 93), houdende
aanschrijving tot openbare afkondiging der bepalingen van
de artikelen 27 en 42 der wet op de personeele belasting
van den 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4), zooals die zijn
gewijzigd by de Artt. 7 en 14 der wet van den 9 April
1869 (Staatsblad No. 59), omtrent de belasting naar tijds-
gelang en de suppletoire aangifte;
hebben goedgevonden
de Ingezetenen te herinneren aan de bedoelde wetsbepalingen,
luidende als volgt:
Art. 27. 1. Die na den 15 Mei een perceel in gebruik
neemt, is voor dit perceel de belasting naar de vier eerste
grondslagen voor den tijd des dienstjaars, die dan nog
over is, verschuldigd.
2. Aan den belastingplichtige, die in den loop des
dienstjaars een perceel verlaat, zonder daarin eenige roerende
goederen of iemand in zijn dienst achter te laten, wordt
ontheffing verleend van zijn aanslag naar de vier eerste
grondslagen voor den tijd des dienstjaars die dan nog over
is, indien daarvoor door hem binnen den tyd van eene
maand, volgende op die waarin hij het perceel verliet,
tegen bewijs, schriftelijk aangifte is gedaan ten kantore
des ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet.
De ontheffing wordt ook verleend over het driemaande-
lijksche tijdvak waarin het perceel werd verlaten, indien de
belastingplichtige daarna, doch in den loop van datzelfde
tijdvak, een ander perceel, waarvoor hij belastingplichtig
is, in gebruik neemt.
Bij overlijden van den belastingplichtige treden zijne erf
genamen in dezelfde rechten en verplichtingen.
De aangiften, volgens het eerste en derde lid ingediend,
worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en be
handeld.
3. De uitbreiding, vermeerdering, verwisseling of aan
schaffing van belastingvoorwerpen der vier eerste grondslagen,
na 45 Mei, zal, behalve in de gevallen bij 1 hierboven
vermeld, geen grond geven tot eenen nieuwen of verhoogden
aanslag in den loop des dienstjaars.
4. Ter zake van zoodanige voorwerpen der vijfde en
zesde grondslagen, als na 15 Mei in dienst of gebruik ge
nomen of aangeschaft worden, zal de belasting naar gelang
van den nog overigen tijd des dienstjaars, zijn verschuldigd,
met dien verstande, dat geene verwisseling van dienstboden
of paarden met andere, waarvoor geene hoogere rechten
verschuldigd zijn, op zich zelve, tot het nogmaals aanslaan
van denzelfden belastingschuldige zal kunnen aanleiding
geven.
5. Het aanwenden tot belastbaar gebruik van zoodanige
voorwerpen van de vijfde en zesde grondslagen als aanvan
kelijk tot onbelastbare einden aangelegd of gebezigd waren,
zal met aanschaffing worden gelijk gesteld, zoomede, wat
aangaat de paarden, derzelver geheel verlies, van het tweede
viertal hunner melktanden in den loop des jaars.
6. Naar gelang de omstandigheden eene belasting
schuldige, in den loop des dienstjaars, met betrekking tot
deszelfs voorwerpen van de vijfde en zesde grondslagen
veranderen, zulks, dat, volgens de tarieven van Artt. 17
en 21, de opklimming der belasting te zijnen aanzien toe
passelijk zoude worden, zal, ook wegens de dienstboden en
paarden, aanvankelijk gehouden, die verhooging voor den
nog overigen tijd des dienstjaars zijn verschuldigd.
Deze bepaling is mede van toepassing in betrekking tot
de paarden, bij het opkomen van de omstandigheden, aan
het einde van 7 van Art. 22 der wet vermeld.
7. Paarden, bij verschillende personen of gezinnen in
gebruik, zullen, ingeval die gelijktijdig voor een zelfde
rijtuig worden gespannen, hem, die zulks doet, of wel den
eigenaar of gebruiker des rijtuigs, ter zake van het
grooter aantal paarden, hetwelk door hem alzoo mocht zijn
gebezigd, dan ware aangegeven, mede aan de opklimming
der belasting naar 6 doen onderwerpen.
8. llooger belastbaar gebruik van dienst- en werkboden
of paarden, aanvankelijk minder belastbaar, zal de ver
plichting tot eene evenredige verhooging der belasting voor
den nog overigen tijd des dienstjaars tengevolge hebben.
9. De tijd, waarover de belasting loopt, zal, in be
trekking tot al de grondslagen, worden berekend bij vieren-
deelen jaars, op het dienstjaar overschietende, zonder dat
een vierendeel jaars zal kunnen worden gesplitst en zullen
als vierendeelen jaars worden beschouwd de tijdvakken,
aanvangende met primo Mei, primo Augustus, primo No
vember en primo Februari.
Art. 42. De zoodanige, welke, door eenige der omstan
digheden voorzien bij Art. 27, in den loop des jaars komen
te vallen onder de toepassing van het aldaar bepaalde,
zullen, alvorens, en naar gelang van het ontstaan dier om
standigheden en op de boete, bij Artt. 35 en 39 der wet
vastgesteld, verplicht zijn tot het indienen van behoorlijke
aangiften, deswege, in voege als bij Art. 30 der wet voor
geschreven; zullen zij daarvoor een biljet ter invulling bij
den ontvanger kunnen bekomen.
Die aangiften kunnen in gemeenten waar geen ontvanger
gevestigd is, ook gedaan worden bij het gemeentebestuur,
ter plaatse alwaar de belasting verschuldigd is, op biljetten,
aldaar tot dat doel verkrijgbaar gesteld.
Zierikzee, den 19 October 1892.
De Burgemeester en Wethouders,
Cu. W. VER ME IJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
herinneren de ingezetenen aan hunne verplichtingen tot het
doen van aangifte voor het bevolkingsregister, voorgeschreven
bij Kon. Besluit van den 27 Juli 1887, (Staatsbl. No. 141).
De bepalingen van voornoemd Kon. Besluit zijn hoofd
zakelijk de volgende:
1°. Zij, die hunne woonplaats naar een andere gemeente
overbrengen, doen hiervan verklaring aan het gemeente
bestuur, met opgaaf der gemeente, waar zij zich wenschen
te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van verandering
van werkelijke woonplaats.
2®. Zij, die zich in de gemeente vestigen, doen daarvan
aangifte aan het gemeentebestuur, binnen eene maand na
hunne aankomst.
3®. Elk hoofd yan een gozin geeft uiterlijk
binnen eene maand kennis aan het gemeentebestuur van
ieder lid, dat in het huisgezin wordt opgenomen of daar
uit gaat, inwonende dienst- en werkboden daaronder be
grepen. Dezelfde kennisgeving geschiedt ook door afzon
derlijk levende personen, wanneer zij
andere personen in hun huisgezin opnemen.
Verzuim van een der hierboven onder 1®., 2®. of 3®. ver
melde verplichtingen wordt, ingevolge Art. 9 van meer
gemeld Kon. Besluit, gestraft met hechtenis van
ten hoogste 14 dagen of geldboete
van ten hoogste ÏOO gulden.
Bovendien is aangifte ter gemeente-secretarie verplicht,
bij verhuizing binnen de gemeente.
De getuigschriften van woonplaatsverandering kunnen
dagelijks, gedurende do uren dat de secretarie voor het
pubb'ek is opengesteld, worden verkregen of ingeleverd.
Zierikzee, den 19 October 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Cu. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Opneming van de Voetpaden.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Zierikzee brengen ter kennis van belanghebbenden, dat in
de aanstaande week van wege de gemeente eene
Algemeene Opneming
zal worden gehouden van de VOETPADEN.
Zierikzee, den 19 October 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Cu. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen-ter kennis -van de Ingezetenen, dat de Directie der
Brandweer op Maandag den 34 October
eerstkomende en volgende dagen eene
ALGEMEENE BRANDSCHOUWING
in de woningen der Ingezetenen zal houden, overeenkomstig
de bepalingen der Verordening tot voorkoming en blussching
van brand in deze gemeente.
Zierikzee, den 19 October 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Cii. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Met groote belangstelling en ingenomenheid
hebben wij het drietal ontwerpen ontvangen, dat
de regeering heeft ingediend tot hervorming van
het kiesrecht.
Inderdaad is daarmede geheel voldaan aan wat
de vrijzinnige party door instemming te betuigen
met het Manifest der Liberale Unie als haar wensch
in zake het kiesrecht aan haar candidaten tot
richtsnoer aangaf.
De kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal", zoo luidde het in het Manifest,
worde door onbekrompen toepassing van het
voorschrift der Grondwet uitgebreid ook tot den
kring der werklieden, die reeds te lang daarvan
verstoken bleef. De wetgever ga aanstonds zoover,
als eene eerlijke uitlegging der Grondwet hem
veroorlooft. Persoonlijke en geheime invulling van
het stembiljet in het lokaal der stemming worde
voorgeschreven".
Nog sterker blijkt de aangewezen overeenstemming,
als men het openbaar gemaakte Manifest vergelijkt
met het eerste ontwerp, dat door het bestuur der
L. U. aan de Algemeene Vergadering was voor
gelegd en waarin wel is waar dezelfde hoofdgedachte
is uitgedrukt, maar meer in bijzonderheden is
uitgewerkt, en wel aldus:
»De kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal worde door onbekrompen toepassing
van het voorschrift der Grondwet uitgebreid ook
tot den kring der werklieden, die reeds te lang
daarvan verstoken bleef. De wetgever ga aanstonds
zoover, als eene eerlijke uitlegging der Grondwet
hem veroorlooft. Onder vaststelling van de noodige
waarborgen tegen misbruik, geve hij het kiesrecht
aan alle meerderjarige mannelijke Nederlanders,
die, bij eene eigenhandig geschreven aanvrage aan
het plaatselijk bestuur hunner inwoning, hun
verlangen te kennen geven om op de kiezerslijst
te worden geplaatst, of op eene andere door de
wet voor te schrijven wijze toonen te kunnen lezen
en schrijven en belang te stellen in de openbare
zaak. Behalve de bedeelden en de overige in de
Grondwet aangewezenen, blijven daarbij echter
uitgesloten zij, van wie blijkt, dat zij niet in staat
zijn zelf in hun onderhoud en in dat van hun
gezin te voorzien. Persoonlijke invulling van het
stembiljet in het lokaal der stemming worde voor-
Het behoeft dus geen verwondering te baren,
dat de ontwerpen, waarin, zooals men weet, de
hier uitgesprokene denkbeelden volkomen zijn ver
wezenlijkt, met instemming ontvangen zijn door de
vrijzinnige partij. Maar niet alleen door deze. Ook
uit andere partijen zijn reeds verschillende stemmen
opgegaan, om meer of minder onomwonden, en
met wat meer of wat minder voorbehoud omtrent
sommige punten, zich te verklaren voor de hoofd
strekking van deze ontwerpen, die behalve om
die algemeene strekking, ook zeer geprezen worden
om hun duidelijkheid, zoowel als om de heldere
toelichting, die weinig te vragen of te twijfelen
overlaat.
Ja zelfs in het buitenland hebben deze ontwerpen
de aandacht getrokken. In België, waar men beweert,
dat men ons in zoovele opzichten vooruit is, tobt
men nog altijd om eene goede formule voor het
kiesrecht in de Grondwet te vinden, en raadt de
vryzinnige Bien Public de oplossing aan, welke in
de ontwerpen der Nederlandsche regeering aan
het vraagstuk der kiesbevoegdheid gegeven is.
Waarom", vraagt het blad, zouden wjj Belgen niet
de tallooze tegenstrijdige en veelal zeer kunstmatige
stelsels, welke er hier in overweging gegeven zijn,
maar welke toch geen van alle kans van aanneming
hebben, opgeven en ons aansluiten by de oplossing
van het Nederlandsche gouvernement?"
Is het, als men let op den inhoud der ontwerpen,
en als men zich plaatst op het standpunt, waarop
de openbare meening zich thans bevindt, zeer ver
klaarbaar, dat de groote meerderheid meegaat met
eene uitbreiding van de kiesbevoegdheid zoover
als de grondwet toelaat, toch bevreemdt dit wel
hem, die bedenkt, dat men ongeveer 40 jaar werk
heeft gehad om van het standpunt af te komen,
waarop de zaak in 1848 werd geplaatst. In 1848
verkreeg men eerst de rechtstreeksche verkiezingen,
waarop wel reeds in .1840 was aangedrongen,
maar die toen nog te gevaarlijk werden geacht.
De grondwet van 1848 gaf in art. 76 de ver
schillende verei8chten voor het kiesrecht aan. Één"
daarvan is: het betalen eener som in de directe
belastingen, afwisselende naar de plaatselijke ge
steldheid, dat ia de zoogenaamde census. Op grond
van die bepaling werd bij de kieswet van 1850
een tabel gevoegd, waarin de census voor de ver
schillende plaatsen werd aangegeven. Yan de ruim
1100 gemeenten in ons vaderland hadden 493 den
laagsten census, d. i. f 20467 hadden een census
van f 32, in de overige gemeenten werden ver
schillende cijfers geëischt: f 24, f 26, f 28, f 30,
f 34, f 36, f 40, f 46, f 50, f 60, f 70, f 100
(den Haag en Rotterdam) en f 112 (Amsterdam).
Het hoogste cijfer, dat de grondwet toeliet, f 160,
werd nergens geëischt.
Do invoering van de rechtstreeksche verkiezingen
was voor dien tyd een belangrijke vooruitgang,"
maar allengs begon toch het denkbeeld van uit
breiding van het kiesrecht veld te winnen.
In 1869 deed de oud-Minister, mr. J. Heemskerk
Az., bij de behandeling van een wetsontwerp tot
vernieuwde indeeling der kiesdistricten, eene poging
om tot censu8vermindering te geraken en wel door
het minimum van f20 als regel aan te nemen en
slechts voor rijke en sterk bevolkte gemeenten
een hoogeren census te vorderen. Een daartoe
strekkend amendement werd 20 April 1869 ter
zijde gesteld door een motie, die een voorafgaand
onderzoek verlangde. In Augustus 1870 diende
de Minister Eock een wetsontwerp in tot herziening
der kieswet, waarin de census ongeveer op den
zelfden voet als in het amendement-Heemskerk
geregeld werd. Hierover werd wel een voorloopig
verslag uitgebracht, maar dit werd niet beantwoord
en het ontwerp werd onder het derde ministerie-
Thorbecke ingetrokken. De Minister Geertsema
diende in October 1872 een ontwerp in, waarin
een algemeene census van f 20 voor het geheele
rijk voorgesteld werd, terwijl slechts voor 43
(stedelijke) gemeenten uitzonderingen werden ge
maakt en wel voor 28 f 24, voor 12 f 32, voor
3 f 50de commissie van rapporteurs deed een
tegenvoorstel, dat minder ver ging en o. a. voor
de plattelandsgemeenten tweeërlei census, f 20
en f 28, bevatte. De Minister diende daarop een
tusschenvoorstel in, waarvan art. 1 op 18 Juni
1874 werd verworpen.
In Februari 1877 werd door den Minister J.
Heemskerk Az. weder een voorstel tot cencusver-
laging ingediend, waarbij eene trapsgewijze verlaging
voorgesteld werd voor al de gemeenten waar de
cencus meer dan f 20 bedroeg, en dat zeer nabij
kwam aan het voorstel der commissie van rappor
teurs van 1874. Dit ontwerp werd in de afdeelingen
ongunstig ontvangen en kwam niet verder. Na
dien tijd werden nog wel meer plannen tot cencus-
verlaging besproken, maar het kwam niet eëns
meer tot wetsontwerpen, ook omdat meer en meer
de overtuiging zich baan brak, dat voor eene goede
regeling van het kiesrecht eene herziening dei-
grondwet noodig was, waarbij men ontslagen werd
van den band, dien art. 76 der grondwet van 1848
den wetgever aanlegde, en vooral van den cencus,
dien men in 1848 aangenomen had als teeken
van vermoedelijke bekwaamheid", doch die bij toe
neming gebleken was in geen enkel opzicht als
maatstaf van geschiktheid of van bevoegdheid te
kunnen dienen. Behalve dat elk cencus-cyfer vol
maakt willekeurig is, wat misschien wel mee
een der redenen geweest is waarom de pogingen
tot verlagen niet slagen konden, worden door
den cencus een aantal tot kiezen volkomen bevoegde
en bekwame personen uitgesloten, terwijl tal van
personen kiesbevoegd worden, op wier geschiktheid
zeer veel zou zijn af te dingen. En wil men den
cencus verdedigen met de bewering dat zij die
belasting betalen, belang hébben bij den gang van
zaken, dan is er geen reden, waarom men als
zoodanig wel de directe belastingen en niet de in
directe zou doen gelden. Maar bovendien is het
niet waar, dat alleen zij, die belasting betalen
belang hebben; er zijn, en dat is vooral in de
laatste jaren door het meer op den voorgrond
treden van allerlei maatschappelijke vraagstukken,
hoe langer hoe duidelijker gewordental van
belangen te behartigen, in de eerste plaats hen
geldende, die weinig of niet in de belasting
dragen.
De grondwetsherziening van 1887 heeft ons van
den census verlost. Zij vordert van den kiezer
alleen»kenteekenen van geschiktheid en maat-
schappelyken welstand".
Bij de »additionneele artikelen" werd nu toch
weer een soort van census aangenomen, daar het
uitoefenen van het kiesrecht afhankelijk werd
gesteld van een zekeren aanslag in het personeel,
naar den grondslag der huurwaarde, of wel in de
grondbelasting. Wel deed deze regeling het aantal
kiezers belangrijk toenemen, maar zij bevredigde
het rechtsgevoel niet, eensdeels omdat te velen van
het kiesrecht bleven uitgesloten, die tot de uit
oefening daarvan even geschikt te achten waren
als velen die het recht wel hadden, maar vooral
omdat de census, hoezeer dan ook verlaagd,
niet geacht kon worden te zijn wat de grond
wet vorderdekenteeken van geschiktheid en
maatschappelijken welstand.
Als zoodanig vordert het thans ingediende
wetsontwerp alleen dat degeen, die het kiesrecht
verlangt, lezen en schrijven kanen daarvan
doe blijken door eene eigenhandig geschreven
aanvraag om op de kiezerslijst te worden
geplaatst, en dat hij voorzie in eigen onderhoud
en dat van zijn gezin, hetgeen wordt aangenomen
het geval te zijn voor hem, die gedurende het
laatst verloopen burgerlijk jaar geen onderstand
heeft genoten van eene instelling van weldadig
heid of van een gemeentebestuur.
Hierdoor wordt het kiesrecht zoover uitgebreid
als de grondwet toelaat en worden eischen
gesteld, die alleen de geheel ongeschikten uit
sluiten, wier aantal steeds kleiner zal worden
als door de wet op den leerplicht de kennis
van lezen en schrijven gemeen goed van allen
wordt, terwijl men bovendien mag aannemen,
dat de belangstelling in de openbare zaak, die
mede gevorderd wordt, juist door de uitbreiding
van het kiesrecht en de gelegenheid om het
deelachtig te worden, zeer zal toenemen.
Palestina.
Dezer dagen is de nieuwe spoorwegljjn geopend,
welke Jeruzalem met Jaffa verbindt. In de Figaro
worden daaromtrent eenige bijzonderheden medegedeeld.
Van Jaffa loopt de lyn eerst door de vruchtbare
vlakte van Saron, waar men in de verte de Israölie-
tische koloniën van de heeren Rothschild en Hirsch
bespeurt; daarna wordt het landschap meer en meer
kaal en weldra verdwijnt de trein tusschen twee
hooge, steile rotswanden de bergengte van do
Wady Najil. Slangen vluchten hier en daar in do
rotsspleten weg, terwijl de locomotief hard fluit om
eene kudde ezels van de lyn weg te jagen.
By Bittir komt men weer uit de engte en verscbjjnen
weer de wynstok en de olyfboom. Eindelyk rydt de
trein, na nog eene groote rotsvlakte te zjjn over
getrokken, het station Jeruzalem binnen, dat op
eenigen afstand van de stad is gelegen.
De plechtigheid van de opening der lijn had plaats
in tegenwoordigheid van den gouverneur van Jeruzalem
en een adjudant van den Sultan, daartoe opzettelijk
uit Konstantinopel overgekomen. Zjj bestond in hot
slachten van 3 schapen, twee witte en een zwart, op
de spoorstaven, zoodat het bloed het metaal drenkte.
Indië.
De oud vice-admiraal P. ten Bosch bespreekt »de
sluiting der Atjehsche kuBt".
Een gewichtig onderwerp! Die sluiting verkiest by
verre boven de voorgenomen Bcheepvaartregeling.
In zyn brochure, uitgegeven door de Gebr. Belinfanto
te 's Gravenhage, keurt de schry ver ten zeerste het
gedurig veranderen van taktiek af, dat ons reeds zoo
duur iB te staan gekomen. En toch staan wy te Atjeh
weder >aan den vooravond van een gevaarlyken draai
in onze politiek" en zou men de sluiting der kust
willen vervangen door een ander middel: regeling der
scheepvaart.
Met nadruk wordt hiertegen gewaarschuwd en er
op gewezen, dat op "de Atjehsche kust een gematigd
heid, een verzoenende geest werd teu toon gespreid
als misschien nooit tegen een vyand is aan den dag
En de gevolgen, na 15 jaren?
Dat wjj niets bljjvends hebben uitgewerkt, niets
verkregen wat ons nader kon brengen tot oorlogs
party; integendeel haar in staat Btelden, den stryd
tegen ons vol te houden.
Philanthropie in zake oorlogsvoering is hetzelfde
wat een zacht chirurg voor eene verwonding is.
Men zy grootmoedig wanneer men tegenover den
overwonnene staat; maar alvorens moet het verzet
worden gebroken.
Ook wy geloovenhet Atjehsche hoofd, dat een
onzer zee-officieren liet weten, dat by de Hollanders
wel dapper, maar dom vond, heeft door bedoelde
sluiting wel een beteren dunk van ons gekregen, zonder
dat de opgewekte verbittering hem bij eene latere
pacificatie in het minst in den weg zal staan, veeleer
daaraan bevorderlyk zal wezen.
De schryver waarschuwt ernstig tegen gewaagde
proefnemingen en betoogt, datscheepvaartregeling
gansch onvoldoende zou zyn om het doel te bereiken.
Met de sluiting der kust houden wy den vyand in
elk geval in bedwang, .zoodat hy ons weinig schaden
en door zyn roofzucht niet zoo licht in internationale
moeieljjkhéden wikkelen kan. Wordt echter de sluiting
opgeheven, >dan laten wjj den greep los, zonder te
weten waar wjj heengaan en zonder een ander middel
binnen ons bereik te hebben, om den totalen stryd
tot een goed einde te brengen".
Het komt ons voor, dat dit juist gezien is; alleen
door eindelyk eens voet bij stuk te houden, kannen
wy het weerspannig Atjeh tot onderwerping brengen;
veeleer een energiek optreden dan toegeeflijkheid!
Een onzer lezers te Padang schrijft ohb heden (17
September)
>Gisteren ochtend omstreeks half 8 bevond ik my
met een kersversch te Padang geïmporteerd Europeaan
aan het zeestrandwy zaten, zeewaarts turend, op een
der door den regen sterk afgekoelde banken, die wy
aan onzen volyverigen adsistent-resident te danken
hebben.
Daar deed een aardschok het strand eD, daarmede,
onze bank schudden. Een tweede schok volgde. De
aarde bromde binnensmonds, dooh dreunend voelbaar;
en de zee bruldeToen myn gezel van my
vernam, dat wy hier met eene aardbeving, een heel
gewoon Padangsch natuurverschynBel te doen hadden,
stond hy resoluut op, keerde terug naar zyn hotel,
pakte zyne koffers, kleedde zich, ontbeet, betaalde
zjjne rekening, nam eene huurkar, reed naar het
spoorstation, kocht een ticbet en vertrok naar de
bovenlanden. Mij liet bij deze schriftelijke boodschap
achter: »Met uwe gewone Padangsche natuur
verschijnselen wil ik niet meer te doen hebben, ik
trek er uit, op staanden voet, hoor!"
Maar zooeven ontving ik een telegram d.d. Boekit-
Tinggi heden: »Hier schudt alles en de vulkanen
rooken. Ik trek verder". (Sum. Cl.)
Engeland.
Een verschrikkelijke moordgeschiedenis houdt de
gemoederen bezig te Pollokshields, waar Donderdag
morgen in een tuin in Maxwell Drive, het vreesclyk
verminkte lijk eener vrouw werd gevonden. De tuin
behoort tot »West Lodge", een gebouw dat bewoond
wordt door den magistraat William Wilson en zyne
familie. De bewoners waren voor eenigen tyd op reis
geweest en hadden aan den tuinman de zorg en het
toezicht over huis en tuin opgedragen. De afwezigheid
der familie scbjjut de tuinman waargenomen te hebben,
althans hy ontving gedurende dien tyd geregeld bezoek
van een jonge vrouw.
Zondagavond nog hadden de bewoners uit den omtrek
haar in de buurt van het landgoed gezien, zoodat men
algemeen gelooft, dat de afschuwwekkende misdaad den
volgenden morgen vroeg heeft plaats gehad. By het
onmiddellyk na de ontdekking der misdaad ingesteld
gerechtelijk onderzoek, werden in het verbljjf, dat do
tuinman bewoonde, overal sporen van bloed ontdekt,
doch nergens was het lyk van het slachtoffer te vinden.
Ten laatste viel de aandacht van de justitie op den
tuin en na eenigen tyd gezocht te hebben, vond meu
eindelyk een plek, waar eerst kortgeleden de grond
moest omgegraven zyn. Men giDg aan 't werk ec het
veraioedon bleek juist't was een afgrjjaelyk schouw-