Zaterdag 22 October 1892. BR1»DS10WIÏ«. Directeur-Uitgever J. WA ALE. BEKENDMAKING. De kiesrecht-ontwerpen. NIEUWSTIJDINGEN. ziebikzeesche nieuwsbode. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 49ste JAARGANG. No. 6224. Advertentiën, van 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Suppletoire beschrijving van de JPersoneele Jttelasting De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee, Gezien de circulaire van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie van den 14 September 1.1., A No. 73G, le afdeeling, (Prov. blad No. 93), houdende aanschrijving tot openbare afkondiging der bepalingen van de artikelen 27 en 42 der wet op de personeele belasting van den 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4), zooals die zijn gewijzigd by de Artt. 7 en 14 der wet van den 9 April 1869 (Staatsblad No. 59), omtrent de belasting naar tijds- gelang en de suppletoire aangifte; hebben goedgevonden de Ingezetenen te herinneren aan de bedoelde wetsbepalingen, luidende als volgt: Art. 27. 1. Die na den 15 Mei een perceel in gebruik neemt, is voor dit perceel de belasting naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaars, die dan nog over is, verschuldigd. 2. Aan den belastingplichtige, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaat, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in zijn dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend van zijn aanslag naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaars die dan nog over is, indien daarvoor door hem binnen den tyd van eene maand, volgende op die waarin hij het perceel verliet, tegen bewijs, schriftelijk aangifte is gedaan ten kantore des ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet. De ontheffing wordt ook verleend over het driemaande- lijksche tijdvak waarin het perceel werd verlaten, indien de belastingplichtige daarna, doch in den loop van datzelfde tijdvak, een ander perceel, waarvoor hij belastingplichtig is, in gebruik neemt. Bij overlijden van den belastingplichtige treden zijne erf genamen in dezelfde rechten en verplichtingen. De aangiften, volgens het eerste en derde lid ingediend, worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en be handeld. 3. De uitbreiding, vermeerdering, verwisseling of aan schaffing van belastingvoorwerpen der vier eerste grondslagen, na 45 Mei, zal, behalve in de gevallen bij 1 hierboven vermeld, geen grond geven tot eenen nieuwen of verhoogden aanslag in den loop des dienstjaars. 4. Ter zake van zoodanige voorwerpen der vijfde en zesde grondslagen, als na 15 Mei in dienst of gebruik ge nomen of aangeschaft worden, zal de belasting naar gelang van den nog overigen tijd des dienstjaars, zijn verschuldigd, met dien verstande, dat geene verwisseling van dienstboden of paarden met andere, waarvoor geene hoogere rechten verschuldigd zijn, op zich zelve, tot het nogmaals aanslaan van denzelfden belastingschuldige zal kunnen aanleiding geven. 5. Het aanwenden tot belastbaar gebruik van zoodanige voorwerpen van de vijfde en zesde grondslagen als aanvan kelijk tot onbelastbare einden aangelegd of gebezigd waren, zal met aanschaffing worden gelijk gesteld, zoomede, wat aangaat de paarden, derzelver geheel verlies, van het tweede viertal hunner melktanden in den loop des jaars. 6. Naar gelang de omstandigheden eene belasting schuldige, in den loop des dienstjaars, met betrekking tot deszelfs voorwerpen van de vijfde en zesde grondslagen veranderen, zulks, dat, volgens de tarieven van Artt. 17 en 21, de opklimming der belasting te zijnen aanzien toe passelijk zoude worden, zal, ook wegens de dienstboden en paarden, aanvankelijk gehouden, die verhooging voor den nog overigen tijd des dienstjaars zijn verschuldigd. Deze bepaling is mede van toepassing in betrekking tot de paarden, bij het opkomen van de omstandigheden, aan het einde van 7 van Art. 22 der wet vermeld. 7. Paarden, bij verschillende personen of gezinnen in gebruik, zullen, ingeval die gelijktijdig voor een zelfde rijtuig worden gespannen, hem, die zulks doet, of wel den eigenaar of gebruiker des rijtuigs, ter zake van het grooter aantal paarden, hetwelk door hem alzoo mocht zijn gebezigd, dan ware aangegeven, mede aan de opklimming der belasting naar 6 doen onderwerpen. 8. llooger belastbaar gebruik van dienst- en werkboden of paarden, aanvankelijk minder belastbaar, zal de ver plichting tot eene evenredige verhooging der belasting voor den nog overigen tijd des dienstjaars tengevolge hebben. 9. De tijd, waarover de belasting loopt, zal, in be trekking tot al de grondslagen, worden berekend bij vieren- deelen jaars, op het dienstjaar overschietende, zonder dat een vierendeel jaars zal kunnen worden gesplitst en zullen als vierendeelen jaars worden beschouwd de tijdvakken, aanvangende met primo Mei, primo Augustus, primo No vember en primo Februari. Art. 42. De zoodanige, welke, door eenige der omstan digheden voorzien bij Art. 27, in den loop des jaars komen te vallen onder de toepassing van het aldaar bepaalde, zullen, alvorens, en naar gelang van het ontstaan dier om standigheden en op de boete, bij Artt. 35 en 39 der wet vastgesteld, verplicht zijn tot het indienen van behoorlijke aangiften, deswege, in voege als bij Art. 30 der wet voor geschreven; zullen zij daarvoor een biljet ter invulling bij den ontvanger kunnen bekomen. Die aangiften kunnen in gemeenten waar geen ontvanger gevestigd is, ook gedaan worden bij het gemeentebestuur, ter plaatse alwaar de belasting verschuldigd is, op biljetten, aldaar tot dat doel verkrijgbaar gesteld. Zierikzee, den 19 October 1892. De Burgemeester en Wethouders, Cu. W. VER ME IJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee herinneren de ingezetenen aan hunne verplichtingen tot het doen van aangifte voor het bevolkingsregister, voorgeschreven bij Kon. Besluit van den 27 Juli 1887, (Staatsbl. No. 141). De bepalingen van voornoemd Kon. Besluit zijn hoofd zakelijk de volgende: 1°. Zij, die hunne woonplaats naar een andere gemeente overbrengen, doen hiervan verklaring aan het gemeente bestuur, met opgaaf der gemeente, waar zij zich wenschen te vestigen. Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van verandering van werkelijke woonplaats. 2®. Zij, die zich in de gemeente vestigen, doen daarvan aangifte aan het gemeentebestuur, binnen eene maand na hunne aankomst. 3®. Elk hoofd yan een gozin geeft uiterlijk binnen eene maand kennis aan het gemeentebestuur van ieder lid, dat in het huisgezin wordt opgenomen of daar uit gaat, inwonende dienst- en werkboden daaronder be grepen. Dezelfde kennisgeving geschiedt ook door afzon derlijk levende personen, wanneer zij andere personen in hun huisgezin opnemen. Verzuim van een der hierboven onder 1®., 2®. of 3®. ver melde verplichtingen wordt, ingevolge Art. 9 van meer gemeld Kon. Besluit, gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ÏOO gulden. Bovendien is aangifte ter gemeente-secretarie verplicht, bij verhuizing binnen de gemeente. De getuigschriften van woonplaatsverandering kunnen dagelijks, gedurende do uren dat de secretarie voor het pubb'ek is opengesteld, worden verkregen of ingeleverd. Zierikzee, den 19 October 1892. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, Cu. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Opneming van de Voetpaden. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Zierikzee brengen ter kennis van belanghebbenden, dat in de aanstaande week van wege de gemeente eene Algemeene Opneming zal worden gehouden van de VOETPADEN. Zierikzee, den 19 October 1892. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, Cu. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen-ter kennis -van de Ingezetenen, dat de Directie der Brandweer op Maandag den 34 October eerstkomende en volgende dagen eene ALGEMEENE BRANDSCHOUWING in de woningen der Ingezetenen zal houden, overeenkomstig de bepalingen der Verordening tot voorkoming en blussching van brand in deze gemeente. Zierikzee, den 19 October 1892. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, Cii. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Met groote belangstelling en ingenomenheid hebben wij het drietal ontwerpen ontvangen, dat de regeering heeft ingediend tot hervorming van het kiesrecht. Inderdaad is daarmede geheel voldaan aan wat de vrijzinnige party door instemming te betuigen met het Manifest der Liberale Unie als haar wensch in zake het kiesrecht aan haar candidaten tot richtsnoer aangaf. De kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal", zoo luidde het in het Manifest, worde door onbekrompen toepassing van het voorschrift der Grondwet uitgebreid ook tot den kring der werklieden, die reeds te lang daarvan verstoken bleef. De wetgever ga aanstonds zoover, als eene eerlijke uitlegging der Grondwet hem veroorlooft. Persoonlijke en geheime invulling van het stembiljet in het lokaal der stemming worde voorgeschreven". Nog sterker blijkt de aangewezen overeenstemming, als men het openbaar gemaakte Manifest vergelijkt met het eerste ontwerp, dat door het bestuur der L. U. aan de Algemeene Vergadering was voor gelegd en waarin wel is waar dezelfde hoofdgedachte is uitgedrukt, maar meer in bijzonderheden is uitgewerkt, en wel aldus: »De kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal worde door onbekrompen toepassing van het voorschrift der Grondwet uitgebreid ook tot den kring der werklieden, die reeds te lang daarvan verstoken bleef. De wetgever ga aanstonds zoover, als eene eerlijke uitlegging der Grondwet hem veroorlooft. Onder vaststelling van de noodige waarborgen tegen misbruik, geve hij het kiesrecht aan alle meerderjarige mannelijke Nederlanders, die, bij eene eigenhandig geschreven aanvrage aan het plaatselijk bestuur hunner inwoning, hun verlangen te kennen geven om op de kiezerslijst te worden geplaatst, of op eene andere door de wet voor te schrijven wijze toonen te kunnen lezen en schrijven en belang te stellen in de openbare zaak. Behalve de bedeelden en de overige in de Grondwet aangewezenen, blijven daarbij echter uitgesloten zij, van wie blijkt, dat zij niet in staat zijn zelf in hun onderhoud en in dat van hun gezin te voorzien. Persoonlijke invulling van het stembiljet in het lokaal der stemming worde voor- Het behoeft dus geen verwondering te baren, dat de ontwerpen, waarin, zooals men weet, de hier uitgesprokene denkbeelden volkomen zijn ver wezenlijkt, met instemming ontvangen zijn door de vrijzinnige partij. Maar niet alleen door deze. Ook uit andere partijen zijn reeds verschillende stemmen opgegaan, om meer of minder onomwonden, en met wat meer of wat minder voorbehoud omtrent sommige punten, zich te verklaren voor de hoofd strekking van deze ontwerpen, die behalve om die algemeene strekking, ook zeer geprezen worden om hun duidelijkheid, zoowel als om de heldere toelichting, die weinig te vragen of te twijfelen overlaat. Ja zelfs in het buitenland hebben deze ontwerpen de aandacht getrokken. In België, waar men beweert, dat men ons in zoovele opzichten vooruit is, tobt men nog altijd om eene goede formule voor het kiesrecht in de Grondwet te vinden, en raadt de vryzinnige Bien Public de oplossing aan, welke in de ontwerpen der Nederlandsche regeering aan het vraagstuk der kiesbevoegdheid gegeven is. Waarom", vraagt het blad, zouden wjj Belgen niet de tallooze tegenstrijdige en veelal zeer kunstmatige stelsels, welke er hier in overweging gegeven zijn, maar welke toch geen van alle kans van aanneming hebben, opgeven en ons aansluiten by de oplossing van het Nederlandsche gouvernement?" Is het, als men let op den inhoud der ontwerpen, en als men zich plaatst op het standpunt, waarop de openbare meening zich thans bevindt, zeer ver klaarbaar, dat de groote meerderheid meegaat met eene uitbreiding van de kiesbevoegdheid zoover als de grondwet toelaat, toch bevreemdt dit wel hem, die bedenkt, dat men ongeveer 40 jaar werk heeft gehad om van het standpunt af te komen, waarop de zaak in 1848 werd geplaatst. In 1848 verkreeg men eerst de rechtstreeksche verkiezingen, waarop wel reeds in .1840 was aangedrongen, maar die toen nog te gevaarlijk werden geacht. De grondwet van 1848 gaf in art. 76 de ver schillende verei8chten voor het kiesrecht aan. Één" daarvan is: het betalen eener som in de directe belastingen, afwisselende naar de plaatselijke ge steldheid, dat ia de zoogenaamde census. Op grond van die bepaling werd bij de kieswet van 1850 een tabel gevoegd, waarin de census voor de ver schillende plaatsen werd aangegeven. Yan de ruim 1100 gemeenten in ons vaderland hadden 493 den laagsten census, d. i. f 20467 hadden een census van f 32, in de overige gemeenten werden ver schillende cijfers geëischt: f 24, f 26, f 28, f 30, f 34, f 36, f 40, f 46, f 50, f 60, f 70, f 100 (den Haag en Rotterdam) en f 112 (Amsterdam). Het hoogste cijfer, dat de grondwet toeliet, f 160, werd nergens geëischt. Do invoering van de rechtstreeksche verkiezingen was voor dien tyd een belangrijke vooruitgang," maar allengs begon toch het denkbeeld van uit breiding van het kiesrecht veld te winnen. In 1869 deed de oud-Minister, mr. J. Heemskerk Az., bij de behandeling van een wetsontwerp tot vernieuwde indeeling der kiesdistricten, eene poging om tot censu8vermindering te geraken en wel door het minimum van f20 als regel aan te nemen en slechts voor rijke en sterk bevolkte gemeenten een hoogeren census te vorderen. Een daartoe strekkend amendement werd 20 April 1869 ter zijde gesteld door een motie, die een voorafgaand onderzoek verlangde. In Augustus 1870 diende de Minister Eock een wetsontwerp in tot herziening der kieswet, waarin de census ongeveer op den zelfden voet als in het amendement-Heemskerk geregeld werd. Hierover werd wel een voorloopig verslag uitgebracht, maar dit werd niet beantwoord en het ontwerp werd onder het derde ministerie- Thorbecke ingetrokken. De Minister Geertsema diende in October 1872 een ontwerp in, waarin een algemeene census van f 20 voor het geheele rijk voorgesteld werd, terwijl slechts voor 43 (stedelijke) gemeenten uitzonderingen werden ge maakt en wel voor 28 f 24, voor 12 f 32, voor 3 f 50de commissie van rapporteurs deed een tegenvoorstel, dat minder ver ging en o. a. voor de plattelandsgemeenten tweeërlei census, f 20 en f 28, bevatte. De Minister diende daarop een tusschenvoorstel in, waarvan art. 1 op 18 Juni 1874 werd verworpen. In Februari 1877 werd door den Minister J. Heemskerk Az. weder een voorstel tot cencusver- laging ingediend, waarbij eene trapsgewijze verlaging voorgesteld werd voor al de gemeenten waar de cencus meer dan f 20 bedroeg, en dat zeer nabij kwam aan het voorstel der commissie van rappor teurs van 1874. Dit ontwerp werd in de afdeelingen ongunstig ontvangen en kwam niet verder. Na dien tijd werden nog wel meer plannen tot cencus- verlaging besproken, maar het kwam niet eëns meer tot wetsontwerpen, ook omdat meer en meer de overtuiging zich baan brak, dat voor eene goede regeling van het kiesrecht eene herziening dei- grondwet noodig was, waarbij men ontslagen werd van den band, dien art. 76 der grondwet van 1848 den wetgever aanlegde, en vooral van den cencus, dien men in 1848 aangenomen had als teeken van vermoedelijke bekwaamheid", doch die bij toe neming gebleken was in geen enkel opzicht als maatstaf van geschiktheid of van bevoegdheid te kunnen dienen. Behalve dat elk cencus-cyfer vol maakt willekeurig is, wat misschien wel mee een der redenen geweest is waarom de pogingen tot verlagen niet slagen konden, worden door den cencus een aantal tot kiezen volkomen bevoegde en bekwame personen uitgesloten, terwijl tal van personen kiesbevoegd worden, op wier geschiktheid zeer veel zou zijn af te dingen. En wil men den cencus verdedigen met de bewering dat zij die belasting betalen, belang hébben bij den gang van zaken, dan is er geen reden, waarom men als zoodanig wel de directe belastingen en niet de in directe zou doen gelden. Maar bovendien is het niet waar, dat alleen zij, die belasting betalen belang hebben; er zijn, en dat is vooral in de laatste jaren door het meer op den voorgrond treden van allerlei maatschappelijke vraagstukken, hoe langer hoe duidelijker gewordental van belangen te behartigen, in de eerste plaats hen geldende, die weinig of niet in de belasting dragen. De grondwetsherziening van 1887 heeft ons van den census verlost. Zij vordert van den kiezer alleen»kenteekenen van geschiktheid en maat- schappelyken welstand". Bij de »additionneele artikelen" werd nu toch weer een soort van census aangenomen, daar het uitoefenen van het kiesrecht afhankelijk werd gesteld van een zekeren aanslag in het personeel, naar den grondslag der huurwaarde, of wel in de grondbelasting. Wel deed deze regeling het aantal kiezers belangrijk toenemen, maar zij bevredigde het rechtsgevoel niet, eensdeels omdat te velen van het kiesrecht bleven uitgesloten, die tot de uit oefening daarvan even geschikt te achten waren als velen die het recht wel hadden, maar vooral omdat de census, hoezeer dan ook verlaagd, niet geacht kon worden te zijn wat de grond wet vorderdekenteeken van geschiktheid en maatschappelijken welstand. Als zoodanig vordert het thans ingediende wetsontwerp alleen dat degeen, die het kiesrecht verlangt, lezen en schrijven kanen daarvan doe blijken door eene eigenhandig geschreven aanvraag om op de kiezerslijst te worden geplaatst, en dat hij voorzie in eigen onderhoud en dat van zijn gezin, hetgeen wordt aangenomen het geval te zijn voor hem, die gedurende het laatst verloopen burgerlijk jaar geen onderstand heeft genoten van eene instelling van weldadig heid of van een gemeentebestuur. Hierdoor wordt het kiesrecht zoover uitgebreid als de grondwet toelaat en worden eischen gesteld, die alleen de geheel ongeschikten uit sluiten, wier aantal steeds kleiner zal worden als door de wet op den leerplicht de kennis van lezen en schrijven gemeen goed van allen wordt, terwijl men bovendien mag aannemen, dat de belangstelling in de openbare zaak, die mede gevorderd wordt, juist door de uitbreiding van het kiesrecht en de gelegenheid om het deelachtig te worden, zeer zal toenemen. Palestina. Dezer dagen is de nieuwe spoorwegljjn geopend, welke Jeruzalem met Jaffa verbindt. In de Figaro worden daaromtrent eenige bijzonderheden medegedeeld. Van Jaffa loopt de lyn eerst door de vruchtbare vlakte van Saron, waar men in de verte de Israölie- tische koloniën van de heeren Rothschild en Hirsch bespeurt; daarna wordt het landschap meer en meer kaal en weldra verdwijnt de trein tusschen twee hooge, steile rotswanden de bergengte van do Wady Najil. Slangen vluchten hier en daar in do rotsspleten weg, terwijl de locomotief hard fluit om eene kudde ezels van de lyn weg te jagen. By Bittir komt men weer uit de engte en verscbjjnen weer de wynstok en de olyfboom. Eindelyk rydt de trein, na nog eene groote rotsvlakte te zjjn over getrokken, het station Jeruzalem binnen, dat op eenigen afstand van de stad is gelegen. De plechtigheid van de opening der lijn had plaats in tegenwoordigheid van den gouverneur van Jeruzalem en een adjudant van den Sultan, daartoe opzettelijk uit Konstantinopel overgekomen. Zjj bestond in hot slachten van 3 schapen, twee witte en een zwart, op de spoorstaven, zoodat het bloed het metaal drenkte. Indië. De oud vice-admiraal P. ten Bosch bespreekt »de sluiting der Atjehsche kuBt". Een gewichtig onderwerp! Die sluiting verkiest by verre boven de voorgenomen Bcheepvaartregeling. In zyn brochure, uitgegeven door de Gebr. Belinfanto te 's Gravenhage, keurt de schry ver ten zeerste het gedurig veranderen van taktiek af, dat ons reeds zoo duur iB te staan gekomen. En toch staan wy te Atjeh weder >aan den vooravond van een gevaarlyken draai in onze politiek" en zou men de sluiting der kust willen vervangen door een ander middel: regeling der scheepvaart. Met nadruk wordt hiertegen gewaarschuwd en er op gewezen, dat op "de Atjehsche kust een gematigd heid, een verzoenende geest werd teu toon gespreid als misschien nooit tegen een vyand is aan den dag En de gevolgen, na 15 jaren? Dat wjj niets bljjvends hebben uitgewerkt, niets verkregen wat ons nader kon brengen tot oorlogs party; integendeel haar in staat Btelden, den stryd tegen ons vol te houden. Philanthropie in zake oorlogsvoering is hetzelfde wat een zacht chirurg voor eene verwonding is. Men zy grootmoedig wanneer men tegenover den overwonnene staat; maar alvorens moet het verzet worden gebroken. Ook wy geloovenhet Atjehsche hoofd, dat een onzer zee-officieren liet weten, dat by de Hollanders wel dapper, maar dom vond, heeft door bedoelde sluiting wel een beteren dunk van ons gekregen, zonder dat de opgewekte verbittering hem bij eene latere pacificatie in het minst in den weg zal staan, veeleer daaraan bevorderlyk zal wezen. De schryver waarschuwt ernstig tegen gewaagde proefnemingen en betoogt, datscheepvaartregeling gansch onvoldoende zou zyn om het doel te bereiken. Met de sluiting der kust houden wy den vyand in elk geval in bedwang, .zoodat hy ons weinig schaden en door zyn roofzucht niet zoo licht in internationale moeieljjkhéden wikkelen kan. Wordt echter de sluiting opgeheven, >dan laten wjj den greep los, zonder te weten waar wjj heengaan en zonder een ander middel binnen ons bereik te hebben, om den totalen stryd tot een goed einde te brengen". Het komt ons voor, dat dit juist gezien is; alleen door eindelyk eens voet bij stuk te houden, kannen wy het weerspannig Atjeh tot onderwerping brengen; veeleer een energiek optreden dan toegeeflijkheid! Een onzer lezers te Padang schrijft ohb heden (17 September) >Gisteren ochtend omstreeks half 8 bevond ik my met een kersversch te Padang geïmporteerd Europeaan aan het zeestrandwy zaten, zeewaarts turend, op een der door den regen sterk afgekoelde banken, die wy aan onzen volyverigen adsistent-resident te danken hebben. Daar deed een aardschok het strand eD, daarmede, onze bank schudden. Een tweede schok volgde. De aarde bromde binnensmonds, dooh dreunend voelbaar; en de zee bruldeToen myn gezel van my vernam, dat wy hier met eene aardbeving, een heel gewoon Padangsch natuurverschynBel te doen hadden, stond hy resoluut op, keerde terug naar zyn hotel, pakte zyne koffers, kleedde zich, ontbeet, betaalde zjjne rekening, nam eene huurkar, reed naar het spoorstation, kocht een ticbet en vertrok naar de bovenlanden. Mij liet bij deze schriftelijke boodschap achter: »Met uwe gewone Padangsche natuur verschijnselen wil ik niet meer te doen hebben, ik trek er uit, op staanden voet, hoor!" Maar zooeven ontving ik een telegram d.d. Boekit- Tinggi heden: »Hier schudt alles en de vulkanen rooken. Ik trek verder". (Sum. Cl.) Engeland. Een verschrikkelijke moordgeschiedenis houdt de gemoederen bezig te Pollokshields, waar Donderdag morgen in een tuin in Maxwell Drive, het vreesclyk verminkte lijk eener vrouw werd gevonden. De tuin behoort tot »West Lodge", een gebouw dat bewoond wordt door den magistraat William Wilson en zyne familie. De bewoners waren voor eenigen tyd op reis geweest en hadden aan den tuinman de zorg en het toezicht over huis en tuin opgedragen. De afwezigheid der familie scbjjut de tuinman waargenomen te hebben, althans hy ontving gedurende dien tyd geregeld bezoek van een jonge vrouw. Zondagavond nog hadden de bewoners uit den omtrek haar in de buurt van het landgoed gezien, zoodat men algemeen gelooft, dat de afschuwwekkende misdaad den volgenden morgen vroeg heeft plaats gehad. By het onmiddellyk na de ontdekking der misdaad ingesteld gerechtelijk onderzoek, werden in het verbljjf, dat do tuinman bewoonde, overal sporen van bloed ontdekt, doch nergens was het lyk van het slachtoffer te vinden. Ten laatste viel de aandacht van de justitie op den tuin en na eenigen tyd gezocht te hebben, vond meu eindelyk een plek, waar eerst kortgeleden de grond moest omgegraven zyn. Men giDg aan 't werk ec het veraioedon bleek juist't was een afgrjjaelyk schouw-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1