/I l ll'k/I IM III NIEUW SB ODE. Zaterdag 8 October 1892. DE KETELTROM. Eerste Blad. BE KERMIS. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, 10,per jaar. ♦9ste JAARGANG. No. 8218. Directeur-Uitgever J. WA ALE. Advertentiën, van 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen. De nieuwe Kieswet. Door de regeering zijn thans ingediend drie ontwerpen van wet tot uitbreiding van het kies recht. Zooals bekend is, werd de eisch daartoe sedert 1885 telken jare herhaald door de voorstanders van algemeen stemrecht en door de socialisten, terwijl vele anderen het in beginsel daarmede eens waren, omdat zij het algemeen kiesrecht achtten te zijn een natuurlijk recht. En inderdaad valt er voor dat beweren bijna alles en niets tegen te zeggen. De staat toch ontwikkelt zich in de maatschappij uit heb besef, dat er een algemeen belang bestaat, welks behartiging niet aan ieder individu op zichzelf kan worden toevertrouwd. Noodig is het, dat de voor zieningen in het algemeen belang worden opgedragen aan zekere personen, die daarvoor werken, die dus het bestuur vormen het levend orgaan in den Staat. En nu is het ontegenzeggelijk een recht van elk individu om mee te mogen spreken in de keuze van die personen, aan wie de voorzieningen in het algemeen belang worden opgedragen. Wat de geschiedenis ook leeren moge omtrent de mede werking van het volk zelf aan de regeering in enkele der meest beschaafde Staten der oudheid, zeker is het, dat van een eigenlijk kiesrecht, waardoor het volk zich eene stem ver zekerde en zich de uitdrukking van zijne gevoelens waarborgde in eene volksvertegenwoordiging, zoo goed als geen sprake was. Evenmin kunnen de vertegenwoordigers der volksstem in de middel eeuwen als zoodanig met recht genoemd worden, omdat zij veeleer waren de representanten van enkele standen van corporatiën en stichtingen, dan wel afgevaardigden door bet volk gezonden tot behartiging van de belangen van allen, die tot het volk behoorden. Dientengevolge streefde elke af gevaardigde naar de vervulling der wenschen van die afdeeling of die stichting, die bij vertegen woordigde, maar niet naar bet welzijn van het algemeen, d. w. z. van het geheele volk. Daaruit ontsproten de privilegiën, die afgedwongen werden aan den vorst, omdat hij geld moest hebben van den burgerstand of in 't algemeen van de steden, en die deze gelegenheid aangrepen om hunne belangen te behartigen. Maar het duidelijkst blijkt de onhoudbare toestand dezer verhouding, uit de samenstelling der Etats généraux in Frankrijk, waarin de adel, de geestelijkheid en de derde stand zijne vertegenwoordigers en beschermers vond, waarin ieder ijverde voor de belangen van zijnen stand. Eerst in 1789 werd dit lichaam werkelijk een volksvertegenwoordiging, toen er met de oude opvatting gebroken werddat het gezag den vorsten door God was opgedragen en hun dat van rechtswege toekwam. Bijna altijd heeft het volk zich tegen deze opvatting verzet en er naar gestreefd om zelf een aandeel in de regeering te bekomen en aldus de willekeurige misbruiken, die het oude regime aankleefden, te voorkomen. Onze moderne beschouwing van den Staat stelt den oorsprong van het gezag bij het volk, dat het, juist om het algemeen het best te dienen, opdraagt aan één persoon, die als het ware het centrum uit maakt van het Staatsgezag niet in dien zin, dat van hem alle macht uitgaat, maar dat het tot heilzamer werking voor zooveel noodig in hem is geconcentreerd, terwijl de medewerking van hen, die het hem opdroegen, voortdurend rechtmatig en doelmatig blijft. Eeuwen van tijd heeft het gekost om dat beginsel wortel te doen schieten en tot een werkelijk bestaan te brengenvoet voor voet hebben de beschaafde volkeren van onzen tijd het terrein van 't gezag op hunne vorsten moeten veroveren, zelfs door revolutiën, die stroomen bloeds deden vergieten. Toch ofschoon nu het volk invloed uitoefent op den gang van zaken in den Staat, het bestuur en de regeering, toch is het kiesrecht nog niet overal een burgerschapsrecht. Of het dit werkelijk zijn zal, of het dus zijn doel zal bereiken, om door en aan hot volk eene vertegenwoordiging te verschaffen, die voor zijne belangen wil en kan opkomen in het bestuur van het land, dit hangt voor een groot gedeelte af van de wijze, waarop de voorwaarden van dat recht zijn geregeld, d. w. z. van het kiesstelsel. En nu onderscheidt men niet-rechtstreeksche ver kiezingen verkiezingen met één of meer trappen en rechtstreeksche. De laatste dateeren van 1848. Onder onze vorige grondwetten werd de Tweede Kamer samengesteld door de Prov. Staten, die op hnnne beurt werden gekozen door standen, en wel door de ridderschappen, die rechtstreeks kozen, den landelijken stand, die met één trap koos, en de steden, die haar verkiezingswerk met twee trappen verrichtten. De verkiezing met twee-trappen noemt men de zoodanige, waarbij de stembevoegden één of meer personen benoemen, die namens allen hunne keuze zullen uitbrengen op de personen, die het lidmaatschap, waarvoor gekozen wordt, zullen aan vaarden. Dit samengestelde kiesstelsel werd in 1848 verlaten. Hoewel bijna niemand het meer goedkeurde, kwam de rechtstreeksche verkiezing toch lang niet zonder groote tegenkanting tot stand. Het behoud der standen als politieke lichamen, die staatkundige rechten uitoefenden, vond ook in de Tweede Kamer zelve vóór 1848 weinig verdedigers, maar eene zeer groote meerderheid verklaarde zich tegen de invoering van rechtstreeksche verkiezingen voor de benoeming van leden der Tweede Kamer, der Prov. Staten en der Gemeenteraden. Men vreesde allerlei kwade gevolgen, maar de voorstanders der rechtstreeksche verkiezingen wonnen het pleit en de grondwet van 1848 voerde de rechtstreeksche verkiezingen in. In de additioneels artikelen werd voorloopig het kiesrecht geregeld en een kies reglement voor de eerste verkiezingen der nieuwe Kamers vastgesteld. Art. 76 der oude Grondwet bepaaldedat de leden der Tweede Kamer gekozen zouden worden in de kiesdistricten, waarin het Rijk werd verdeeld, door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, in het volle bezit hunner burgerlijke en burgerschapsrechten en betalende in de directe belastingen eene som, die, overeenkomstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van 20, noch boven dat van 140, in de kieswet zal worden vereischt". De nadere regeling der wijze waarop dit recht wordt uitgeoefend, werd vast gesteld bij de kieswet van 4 Juli 1850 (Stbl. no. 37). Zooals men ziet, was het recht om kiezer te zijn en dus om invloed uit te oefenen op den gang van 's lands zaken, vastgekoppeld aan het betalen van eene zekere som in de directe belastingen, de zoogenaamde census. Ook bij de wijziging der Grondwet van 1887 werd dit stelsel vastgehouden. Het beginsel, dat daaraan ten grondslag ligt, is dit dat het dragen in de lasten van het Rijk eenig welvaren onderstelt. Voor dit beweren is veel te zeggen, maar ongetwijfeld vordert de billijkheid, dat het kiesrecht zoo uitgebreid mogelijk zij en dat zij, die offers brengen aan de schatkist of hun leven veil moeten hebben voor de verdediging van het land, ook deel moeten kunnen hebben aan het bestuur van den Staat. Dit denkbeeld heeft in den laatsten tijd meer en meer ingang gevonden. Men heeft het terecht ingezien, dat niet het bezit de eenige waarborg is voor capaciteit; dat iemand, die ver mogen heeft, geen verstand behoeft te bezitten. Maar hoe doordrongen ook van de onhoudbaarheid op den duur van dien toestandmen was gebonden aan het bewuste artikel der Grondwet, totdat bij de herziening dit werd veranderd en art. 80 daarvan nu luidt: »De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die de door de kieswet te bepalen kenmerken van geschiktheid en maat- schappelijken welstand bezitten en den door de wet bepaalden leeftijd, welke niet beneden de drie en twintig jaar mag zijn, hebben bereikt". Nu was dus het kiesrecht losgemaakt van den census en de liberale partij, die steeds voor uitbreiding der- kieswet heeft gearbeid, heeft dadelijk na haar op treden als regeeringspartij in 1891 de handen aan het werk geslagen en de Minister Tak van Poortvliet heeft de verwachtingen, die men koesterde, vervuld, door reeds één jaar na zijn optreden een ontwerp kieswet aan te bieden, dat zoover gaat als de Grondwet bestaat. In een volgend artikel hopen we de voornaamste bepalingen der nieuwe kieswet te bespreken. NIEUWSTIJDINGEN. Amerika. Stephens, hoofdoppaBser in den dierentuin te Cincin- natie, heeft, volgens de New-York Sun, in groot levensgevaar verkeerd. Er waren slangen uit Texas gestuurd en aan deze dieren moest een plaats gewezen worden. Er zouden daartoe eenige nieuwe boomen in het hok der reuzen slangen en pythons geplaatst worden. Stephens ging in het hok en bracht de slangen een voor een in een kist, welke voor de open deur van het hok stond. Alles ging tot zoover goed; maar toen de oppasser zich wilde omkeeren, ten einde de laatste python te halen, hoorde hjj een hevig gesis achter zich en zag de python met den tong uit den bek en flikkerende oogen op zich afkomen. Stephens begreep dadeljjk, dat hjj in levensgevaar verkeerde. Met een snelle beweging vatte hg het dier met de rechterhand bg de keel, terwgl hg het met de linkerhand bjj den buik vatte, een paar voeten beneden de keel. Snel wierp hij de kronkelende massa in de kist, maar de overige 12 voet van het lichaam der Blang draaide zich om Stephens heen en dezen liep gevaar doodgeknepen te worden. Er waren vele psrsooen in de nabijheid van het hok, maar niemand durfde den opzichter te helpen, daar men dezen Diet kon bereiken, zonder de slangen in de kist voorbij te gaan. De andere wilde dieren bemerkten zeker, dat er iets aan de hand was, want zjj liepen onrustig in hunne hokken heen en weder en vervulden het geheele gebouw met hunne kreten. Eene leeuwin, Laura genoemd, de lieveling van Stephens, drong zich tegen de jjzeren traliëa en scheen den oppasser te hulp te willen snellen. Intusschen had de python het bovenljjf weder in de hoogte gezwaaid en de hand van den opzichter gegrepen, die het als het ware opzoog. De hand verdween tot aan de pols in den bek van het monBter. Gelukkig kwamen er nu eenige bedienden toeschieten, die het hok binnentraden en het monster zoolang sloegen tot het zjjn prooi losliet. Rusland. De Czaar bezocht onlangs met zjjne gemalin de gast huizen der cholera-ljjders te St. Petersburg; de Keizerin toonde zich daarbjj zeer liefderjjk voor een religieuze, die zjj ter prooi aan de hevigste pjjnen in een bed vond eo die zjj niet alleen troostwoorden toesprak, maar zelfs omhelsde. Toen Leo 5III deze kloeke daad vernam, zond hjj aan de Vorstin een telegram, waarin hg haar gelukwenschte en zjjn zegen zond. De H. Vader voegde erbjj, dat hjj speciaal voor de CzariDa bad, omdat zij een zjjner meest geliefde kinderen is, al behoort zjj niet tot zjjne kerk." Zeer getroffen antwoordde de Czaar met een dank betuiging en de verklaring, dat de Czarina en hjj slechtB hun plicht hadden willen doen. Over den toestand der werklieden in Rusland heeft onlangs een fabrikant te Moskou' aan een mede werker van de Figaro, den heer Huret, merkwaardige mededeelingen gedaan. De Russische werkman, zeide de fabrikant, is een boer, die jaarlgks in het voorjaar of in den herfst zjjn dorp verlaat, om door arbeid in de fabrieken iets te verdienen. Zulk een boer is zeer zaohtmoedig, onnoozel en onwetend als een kind. Zjjne wevers verdienden 4.80 in de week, de vrouwen slechts ƒ2.50, benevens woning en licht. Verleden winter hadden velen aan geboden, alleen voor den kost te werken. Werkstakingen zjjn verboden. De fabrikant erkende, dat misbruiken voorkomen. In de meeBte fabrieken waren de opzichters op straffe van ontslag, gedwongen de werklieden zoo dikwjjls te beboeten, dat zjj aan het einde van de maand niets hadden verdiend, bovendien moesten zg alles, wat zjj noodig hebben, van de fabriek koopen en wanneer de man na een half jaar de fabriek verlaat, heeft hjj met hard werken niets verdiend dan zjjn zeer slecht dage- ljjksch voedsel. Maar de fabrikanten verdienen millioenea. Nadat evenwel vier of vjjf jaren geleden fabrieks- inspecteuren zjjn aangesteld, >begint het iets beter te worden". De boeten moeten nu ten bate van de werk lieden worden besteed. Ia weerwil van dat alles is er voor de socialisten geen uitzioht een »werklieden-partjj" te stichten. Revo lutionairen zjjn er niet onder hen en wanoeer iemand hen wil opruien, wordt het dadelijk den directeur verteld. Eens werd hem overgebracht, dat een werkman in de fabriek een boek voorlas, waarin God werd be spot; het bleek eene vertalicg te zjjn van de Meta- morphosen van Ovidius. Eene vrouw klaagde eens eene andere vrouw als nihilist aan omdat zij eene lange broek droeg. De Moskousche fabrikant verzocht den heer Huret zjjn naam geheim te houden. »Wjj zjjn hier niet in Fratkrjjk", voegde bjj er bjj. Hetzelfde verzoek werd ook elders gedaaD, omdat zulke onthullingen niet zelden, zonder eenigen vorm van proces met verbanning naar Siberië werdeD gestraft en in ieder geval allerlei plagerjjen van de politie uitlokten. Italië. JE£oiue, 6 Oct. De dader van den dynamietaaDslag op het Spaansche consulaat te Genua, is gearresteerd. Aan het station te Pizza werd een verdaoht persoon opgemerkt, die bleek te zjjn de anarchist Acicci uit Barcelona, laatsteljjk uit Marseille. Op de dringende vragen van een politiebeambte trok hjj een revolver uit den zak en schoot, zonder den agent zwaar letsel te bezorgen alleen een vleeschwonde terwjjl de kogel 's mans jas doorboorde. Na heftigen tegenstand werd de anarchist daarop gearresteerd en geboeid en tot bekentenis gebracht. JDuitschland. Weimar, 5 Oct. Heden avond komen de eerste Nederlandsche deputatiën hieraan, die morgen ontvangen zullen worden. Wie uit Pruisen komt en aldaar vorsteljjke jubilé- of andere feesten heeft bjjgewoond en thans de feest- drukte te Weimar ziet, zal dadeljjk een groot onder scheid opmerken, dat wel alleszins natuurljjk en verklaarbaar is, maar hem toch bjjzonder in het oog valt. Te Berljjn begint geen groote officieele gebeurtenis zonder eene parade of eenig ander militair schouwspel. Ia den militairen staat Pruisen is dat eene vaste traditie. Hier te Weimar daarentegen begonnen de feesteljjkheden met de uitvoering van een dramatisch werk van Wildenbrug ec de heden geopende kunst tentoonstelling. Op den klassieken bodem van Weimar is de beoefening van kunst en literatuur eene onwrikbare traditie. En wellicht door niets in meerdere mate heeft de Nederlandsche prinses Sofia zoodanig de harten van alle beschaafde Duitschers gewonnen dan juist door de liefde en wilskracht, waarmede zjj als Groothertogin van Saksen-Weimar die hooge traditie heeft voortgezet. Eene duideljjke afspiegeling daarvan ziet men in de talrjjke oorkonden, adressen en huldebetooningen, die thans het gouden echtpaar toestroomen. Deze uitingen alle eenigszins in bijzonder heden te vermelden, is eenvoudig ondoenlgk. Maar dan ziet men tevens, hoe innig zjj, de vorstin, inzonderheid ook wordt geëerd en bemind wegens hare milddadigheid en haar weldoen. Als een enkel voorbeeld daarvan wjjzen wjj op hetgeen men leeBt in een der talrjjke adressen, die heden werden aangeboden. Ia dit kleine land was een bedrag van 140,000 mark bjjeengebraoht als fonds voor eene stichting voor ziekenverpleging en verzorging. Dit fonds werd nu aangeboden met epne oorkonde, wa«in onder anderen wordt gezegd: »Het is een zegen en een zedeljjk voordeel voor het geheele volk, wanneer bg vorsten deugd liefde en trouw op den troon elkaar de hand reiken en voor ieder huis in den lande het votBteljjk echtverbond ten voorbeeld strekt. Met gevoelenB van de hoogst oprechte vereering zien thans de zonen en dochteren des lands op tot den vorst, wien het welzjjn des volks als heiligste zorg ter harte gaat, die geen inniger wensch kent dan zjjne onderdanen werkeljjk gelukkig te zien, die in den geest van roemrjjke voorvaderen de ideale goederen des Duitschen volks in eere houdt en aankweekt. Met diep gevoel van dank en ontroering ziet heden ook de geringste der onderdanen op tot de edele vorstin, die in dit en elk ander streven naar het welzjjn des lands zich met haren gemaal één gevoelt, en die de schoonste en meest ware roeping der vrouw tot weldoen, troosten en gelukkig maken zoo echt vrouweljjk, zoo fijngevoelig heeft opgevat en zoo vorsteljjk, zoo vrjjgevig, zoo jjverig ten allen tijde vervult, bezield door het goddeljjk woord: »Laat ons goed doen en niet moede worden". Diezelfde toon heerscht in alle heil wenschen en andere uitingen op dit feest. Ook de groote eeregave des lands ten bedrage van 400,000 mark, beschikbaar gesteld voor het vorsteljjk echtpaar ten behoeve van iets ten algemeenen nutte, werd heden aangeboden. Reeds in April was dit bedrag in eene geheime zitting van den Landdag te Weimar toegestaan. Mede werd aangeboden het prachtig geschenk der Weimarsche kunstenaars, waarvan reeds melding is gemaakt. Morgen komt er een geheele stroom van wetenschappeijjke en literarische députatiën, onder anderen van de groote nationale Goethe-vereeniging, van de Scbiller-vereeniging, de Shakespeare-vereeniging, Afrika-reizigers, enz., enz., alles ten bewjjze hoe Weimar met het Hof nog altoos een Duitsch Mekka der kunst en literatuur is. Zie telegram. Duit8che bladen vermelden het jammerljjk uiteinde van den armen vrek Johl te Berljjn. De man was jaren geleden arm uit Oostenrjjk gekomen en had zich in korten tijd verrjjkt door gelukkige graan- en beursspeculaties. De schatters voor de belastingen hadden zjjn vermogen geschat op 240000 mark, doch het waB bepaald grooter. Het was bjj verschillende bankiers gedeponeerd, en ondanks dit leefde bjj als de armste werkman. Slechts tweemaal per week ging hjj uit, om op de weekmarkt telkens voor 20 pfng. soepbeenderen te koopen. Met droog brood was de uit deze beenderen gekookte brjj zjjn eenig voedsel. Verder verliet bg zjjn woniDg slechts, als hjj eens persoonljjk naar den bankier moest. Hjj droeg dan zjjn eenigen ouden glimmenden, vaal zwarten jaB, waaraan boord en manchetten, die in den loop even donker waren geworden als de jas zelf, wareD vastgenaaid. Niemand mocht zjjn woning betreden. De brievenbesteller, die de drie couranten, waarop hjj voor de koersnoteeringen was geabonneerd, en de vele brieven, die hg van zjjn bankiers ontving, bracht, mocht nooit zjju woning binnenkomen; bjj moest de brieven en couranten maar voor de deur neerleggen, dan kloppen en weer vertrekken. In den laatsten tjjd werden de brieven enz. niet meer van de deur weggehaald, wat vermoeden wekte dat de oude bedlegerig was geworden. Na dagen wachten s lieten de buren de deur openbreken en deinsden terug voor hetgeen zjj zagen in het ondraagljjk stinkende huis. In de eerste kamer stond een kist, waarin Johl altjjd sliep op wat papier. Midden op den vloer lag op lompen het reeds in ver gevorderden Btaat van ont binding verkeerende ljjk van den ouden man, die big kens nader onderzoek aan bloedspuwing met hart verlamming gestorven bleek. In de andere kamer vond men niets dan hoopen lompen en papier, doch zorgvuldig geschikt en door gangen gescheiden. Een treurigen aanblik leverde een aan den wand hangende jjz9ren kooi, waarin zich twintig kanarie vogels bevonden. Op drie na waren de diertjes allen van honger en dorst omgekomen. Aan de overal in het rond liggende veeren en de verwondingen, afgeknaagde teenen enz., kon men duideljjk zien, dat de arme beestjes elkaar hadden opgevreten. Johl's ljjk werd in de eenige paardendeken die in huia werd gevonden, gehuld en op een kolenwagen naar het ljjkenhuis vervoerd. De teruggave van de verbeurd verklaarde goederen van het huis van Hannover aan den Hertog van Cum berland, gaat niet zonder moeieljjkheden. De Hertog verlangt in het bezit te worden gesteld van de biblio theek en de kunstverzamelingen van wjjlen den Koning van Hannover; hjj is wel genegen de bibliotheek en de verzamelingen aan den Pruisischen staat af te staan, doch alleen dan, wanneer deze de som betaalt, die voor een en ander mag gevorderd worden. Pruisen beweert echter, dat de bibliotheek en de verzamelingen zjjn tot stand gekomen uit erflatingen en giften, gemaakt aan den staat Hannover en niet aan den over Hannover regeerenden souverein. Over dit verschil is men 'tnog niet eenB kunnen worden. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. Ingezonden Stukken. Wie de kermis te Zierikzee bezoekt zal met stom heid geslagen worden als hg ziet hoe de tenten en kramen daar geplaatst zjjn. In plaats van de prachtige gelegenheid te gebruiken die het Havenplein aanbiedt en op bet plein de spellen te plaatsen, zooals ieder verstandig meDSch doen zou, namelgk door ze allen met het front naar de straat te plaatsen waardoor de bewoners aan beide zjjden van het plein gezioht op het voorgedeelte der spellen zouden hebben gehad, en de bewoners der Bpellen het middengedeelte van 't plein tot hunne huishoudeljjke bezigheden zonden kunnen inrichten, zjjn alle tenten met het front naar de Zuidzjjde geplaatst, zoodat de bewoners van de Noordzjjde van het Havenplein een fraai gezicht op de keukens en achtergedeelten hebben, zjjn op het nieuw gedempte plein eenige spellen zoo geplaatst, dat ze aan de arke Noach's, oprjjzende uit de zondvloed, doen denken en zonder sliklaarzen niet te bereiken zjjn, terwgl een caroussel midden in den doorgang geplakt is, elke passage bjj eenige drukte verhinderende. Als de nieuwe marktmeester een afdoend bewjjs van zjjn volslagen ongeschiktheid voor die betrekking heeft willen geven, had hg het niet beter bunnen aanleggen; of is het niet zjjn schuld en handelt hg slechts volgens de orders hem door ons nooit volprezen Dageljjksch Bestuur gegeven? EEN BEWONER VAN HET HAVENPLEIN. Reeds hebben gisteren daardoor een paar onge lukken plaats gehad. (Red Middelburg, 6 October 1892. Mijnheer de Redacteur l Verzoeke eene kleine plaatsruimte in Uw veelgelezen blad, naar aanleiding van Uw bericht over onze duinwaterleiding, Uit liet Duitsch. m. Zij traden liet huis binnen, welks eene zijde de geheel donkere keuken innam. //Nog alles het zelfde", lachte de oude. //Er gaat niets boven eigendom. Wel is waar", hij keek in het donkere vertrek, waarin een rookerig haardvuur glom, //de keuken zou lichter kunnen zijn; wij hadden er een venster in moeten zetten, toen het huis gebouwd werd. Nu is de wijnstok te veel gegroeid, men kan hem niet vernielen". Hij keerde zich ver genoegd naar de andere zijde van het huisje. //Nu, kom, de kamer is des te mooier". De kamer was een zindelijk gehouden, klein vertrek, slechts voor pronk, niet voor het gebruik bestemd. Zij was het heiligdom der goede, oude lieden. Zij sliepen zomer en winter onder het dak, door welks slecht sluitende sparren de wind floot, zij huisden bij goed weder op het kwalijkriekende plaatsje en bij slecht weder in de rookerige keuken; in de kamer evenwel hoopten zij allerlei kunstschatten op, welker gebruik hun vreemd was en slechts daar waren om getoond en bewonderd te worden en om aan de feesturen van hun leven de wijding der voornaamheid te verleenen. Vele dezer dingen kende Stephan reeds van vroegere bezoeken en vond ze heden nog even goed onderhouden en ongebruikt als toen, o. a. de sopha van groene wol, geheel en al met haak werkjes bedekt, op welker hardbekleede zitting niemand durfde plaats nemen en de ledige goud- vischkom met de stompneuzige herderin, wier bronzen hals moeder Pott met een schitterend paarlsnoertje lieftallig had versierd. Andere dingen waren hem nieuw, zooals de met goud omzette litographieën van het jonge keizerpaar boven de sopha en een gesneden handdoekhouder, welke in een glazen kastje hing en aan welks lofwerk een nooit gebruikte handdoek zeer netjes met spelden was bevestigd. Al deze heerlijkheden werden door vader Polt met trots en blijdschap aangewezen, //Zij heeft zoo liaqr genoegen in zulke dingen", lachte hij en wees met zijne duimen achter zich. z/En wij kunnen ons dat veroorloven; sedert wij je den kost niet meer behoeven te geven, kunnen wij dat. Jou wordt niets onttrokken; na onzen dood is alles voor jou en voor onze begrafenis is reeds iets ter zijde gelegd". Nu verscheen moeder Pott in de kamerdeur op haar Zondags uitgedost, de gladgekamde haren onder het zwartzijden mutsje verborgen en er ont stond een ijverig fluisteren tusschen de oudjes. Er zou in de kamer gegeten worden, welk eene ge- gebeurtenis! De oude luidjes liepen in haast en opgewondenheid rond en stapelden alles, wat zich in eenige verbinding met het eten liet brengen, op de tafel ophet scheelde niet veel of de soep was in de goudvischkom opgedragen geworden. Grootmoeder had spekkoeken gebakken, Stephen's lievelingsrecht; dat was eene verrassingZij legden hun kleinzoon groote stukken van het vette gebak op zijn bord en gunden zich zelf nauwelijks een klein weinigje. Stephan sloeg in hulpelooze verlegenheid het eene stuk na het andere naar binnen en vond den moed niet, deze gelukkige luidjes, die een standvastig vertrouwen in zijne schitterende positie stelden, door uiting van het verzoek, dat hem naar boven had gedreven, uit hunne vriendelijke droomen te rukken. Zij zaten tegenover hem, keken hem zonder ophouden aan, alsof zij het geliefde beeld voor alle eeuwigheid in hunne zwakke oogen wilden vasthouden en snapten daar bij op hunne kinderlijk grootsprekende wijze: //Wij gaan vooruit hier op den Münzenberg", praatte de grootmoeder. //Er trekken steeds meer gegoede lieden naar boven, een kleermaker, een schoenmaker en met Paschen ook de kantoor schrijver Schweinefuss. Weldra geven wij den Quedlin bergers in niets meer toe. Daarbij ons uitzicht. Des zomers komen de schilders naar boven en teekenen het uit; zoo een moet er op de gansche wereld niet zijn". De grootvader gaf hoog op van zijne inkomsten. //Acht mark en meer verdien ik per week in de steengroeve. Wat ik aan steenen gereed maak, betaalt mij de eigenaar zonder na te tellen, alleen op mijn woord. Zij wil daarvan niets hooren" (hij knipoogde schelmsch naar grootmoeder) //maar vóór mijn dood ga ik den luilak uithangen. Een jaar le voren hang ik het houweel aan den muur en probeer dan hoe den grooter) heeren het niets doen smaakt. Je hebt ons niet meer noodig, voor de begrafenis is gezorgd en na onzen dood is alles voor jou. Ik doe het, waarachtig, ik doe het". Hij lachte, dat de bruine koehuid aan zijn hals zich dansend bewoog. Stephan bleven de stukken in zijne keel steken. Neen, hij mocht den goeden ouden niets van zijn nood verraden. Had hij zijne ouders nog gehad, bij lien had hij wel om raad en hulp kunnen aangaanwant zij zouden tooi nog krachtige menschen zijn geweest, vast in hun bestaan staande en met hetzelve goed rondkomend. De gebrekkige lichamen der beide grijsaards stonden echter reeds zoo ver van het leven; men zou hebben kunnen meenen, dat goede geesten hen ter belooning voor hun tevreden leven reeds nu in een vreedzaam overgangstijdperk van een leven hier namaals hadden verplaatst. Hem was het, alsof hij met zijn verdriet de sluimering eens dooden had willen verstoren. Zijne grootmoeder had zeker eene onrust in zijn gelaat bemerkt, want zij schrok uit haar behagen op. //Wel, houden wij hem hier niet vast, alsof hij niets anders te doen heeftMoet hij niet nog vandaag voor alle voorname heeren spelen P Pas op, dat ge den dienst niet verzuimt, Stephan Zij keken bewonderend toe, toen hij het aan het zwarte ledergoed bevestigde zijdgeweer om zijn slank middel gordde; ja, zulk een soldaat! Daarna fluisterden, lachten en liepen zij opnieuw en hij voelde hunne handen als nijvere mieren in zijne zakken rondkruipen, in welke hij weldra eene lichtblauwe zijden beurs met blanke zilveren daal ders en een sigarenkoker met schitterend nikkel beslag ontdekte. Ten slotte verstikten zij hem bijna onder hunne kussen en omhelzingen en de grootmoeder snikte in zijne armen als eene jonge verliefde bruid. Toen hij dan eindelijk weg was, stonden zij nog lang met vochtige oogen in de kleine muurpoort; de grootmoeder beschreef met hare magere vingers kleine kruisjes in de lucht en mompelde heel zacht eene oude onverstaanbare zegenspreuk. Als droomende doorschreed Stephan weder de nauwe straatjes. Wat was dat Münzenberg toch een vervvenscht nest! Geen stukje was er van genomen of bij gedaan in al de jaren, dat Stephan het niet gezien had en al zijne bewoners waren in al hunne bedrijvige werkzaamheid schijnbaar zoo geheel op de oude plaats gebleven als een betooverd volkje uit het sprookjesboek, ongevoelig voor de beweging van de rusteloos voortsnellende eeuw. Na eenig aarzelen wendde hij zich naar de kleine marktplaats, waar de zoogenaamde burge meester, een welgesteld, zeer geacht man, die alle eereposten der kleine gemeente in zijne welgedane persoonlijkheid vereenigde, in zijn netjes gewit huis van twee verdiepingen een handel in bouw stoffen dreef en tevens herberg hield. Hij gevoelde geen verlangen om naar het kloostergoed terug te keerenook gevoelde hij behoefte aan een koelen dronk, want de dag was heet en de zon brandde loodrecht op de verhitte steenmassa's. Men verwees den jongen krijgsman naar den tnin, een vriendelijk groen plaatsje met weelderig bloeiende rozeboompjes en eene kleine fontein, welke lustig over grijzen granietsteen en kleverig slingergewas voortkletterde. Weinige jaren geleden was hier niets dan kaal, grauw gesteente geweest en dit liefelijke tuintje op de rotshoogte, waarvan iedere hand aarde met moeite op den berg was gebracht, zou zeer nadrukkelijk van de onder nemingslust en den goeden uitslag van den werk zame» menschengeest hebben kunnen getuigen. Stephan evenwel, in de lichamelijke en geestelijke uitputting, waarin de middaghitte en de ongewone inspanning van zijn geest hem hadden gebracht, verstond deze taal niet. Moede liet hij zich in het schaduwrijke esschenpriëel neder en zuchtte: z/De hoofdzaak in 't leven is toch eigenlijk, dat de mensch ergens vast zit". De rozen geurden bedwelmend de fontein murmelde haar eentonig lied; Stephan werd liet zeer wel te moede en zijne oogleden zonken over zijne bruine wangen. Toen de schreden van het heen en weer loopetide dienstmeisje hem uit zijne dommeling wekten en het heden met zijne kwellende zorgen weder voor zijn bewustzijn trad, steeg eene hevige ergernis over het onrustige meisje van het kloostergoed, wier eerzucht het aangename van zijn leven dreigde te verstoren, in hem op. Bevonden er zich geen honderden, ja duizenden wel bij eene bescheidene plaats in het leven; waarom verlangde meti juist van hem, dat hij het tot iets groots zou brengen? Slot volgt.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1