ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag f October 1802.
DE KETELTROM.
Eerste Blad.
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
49ste JAARGANG. No. 8215.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Advertentiën, van 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Lyst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, over
de le helft der maand September 1892:
1. J. H. van Welij, 'e
2. Cbr. Nijs, Rotterdam,
3. I. Almekerbe, Rotterdam.
LIJST VAN BENOEMBAREN
bij den dienst der Brandweer.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee,
Gelet op art. 38 der Verordening tot voorkoming en
blusscliing van brand van den 4 April '1892;
MAItEN BEKEND:
dat door hen voorloopig is opgemaakt de lijst van bij de
Brandweer benoembare ingezetenen, welke lijst van af den
3 October a,.!». gedurende veertien dagen ter Secre
tarie der gemeente, voor een ieder ter inzage is nedergelegd
zij, die meenen niet benoembaar te zijn, op grond van
de bepalingen voorkomende in art. 36 der vorenbedoelde
Verordening, kunnen hunne bezwaren binnen een en twintig
dagen na den 3den October e.k., schriftelijk indienen aan
Burgemeester en Wethouders;
Art. 36 luidt als volgt:
«Benoembaar zijn alle mannelijke ingezetenen, die op
«den eersten September hun vijf en twintigste jaar hebben
«volbracht en hun vijf en vijftigste nog niet hebben bereikt,
«met uitzondering van:
»1°. de door het openbaar gezag aangestelde ambtenaren
«en beambten, die ingevolge hunne instructie, bij brand
«zich op eene bepaalde plaats bevinden moeten of in de
«waarneming hunner betrekking, ter plaatse van den brand,
«ambtsplichten te vervullen hebben;
«2°. de schippers en varensgezellen, die door hun beroep
«het grootste gedeelte van het jaar buiten de gemeente
«verblijf houden, en hen die wonen op een afstand van
«meer dan duizend meter hemelsbreedte buiten de bebouwde
«kom der gemeente;
«3°. de militairen en schutters in werkelijken dienst;
«4°. het personeel aangesteld tot bediening der gemeente-
«vloedplanken"; en
«5°. hen, die volgens eene schriftelijke verklaring van een
«der plaatselijke geneesheeren, op grond van lichaams- of
«zielsgebreken, ongeschikt zijn voor den dienst bij de
«brandweer".
Zxerikzee, den 28 September 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Cir. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De Maatschappij en de
Sociaal-Democraten.
De moord op den politie-agent Van den Berg,
gepleegd in het koffiehuis «Voorwaarts" der sociaal
democraten te Rotterdam, heeft begrijpelijkerwijze
heel wat pennen in beweging gebracht. Niet zoo
zeer, omdat hier een oppassend man werd dood
geschoten, die zijn vrouw en vijf jeugdige kinderen
onverzorgd achterliet hoe tragisch dit ook zijn
moge, laat ons niet vergeten: dat als de man aan
eene beroerte gestorven was, het verlies even groot
zou geweest zijn, terwijl nu de hulp aan de on
gelukkige achterblijvenden, om meer dan één reden
veel grooter zal zijn maar veeleer omdat in, en
door dezen moord, een aanval gedaan werd op de
maatschappelijke orde, en een onschuldige het
slachtoffer werd van hen, die de maatschappij ten
onderste boven willen keeren; omdat door dezen
moord een kijkje aan het publiek werd gegeven,
op hetgeen de sociaal-democraten eigenlijk willen.
Een Fransch spreekwoord zegt«die zich zelf
verontschuldigt, beschuldigt zich zelf'.
De waarheid daarvan openbaart zich op merk
waardige wijze, en bet adres, dat het bestuur der
afdeeling Rotterdam van den sociaal-democralischen
bond richtte tot de burgerij van Rotterdam, en waarin
verklaard wordt: dat de moord op den agent Van
den Berg, begaan in het lokaal van den sociaal
democraat Bil, «in bet minst niet in verband staat
«met' de sociaal-democratie". Het is waarlijk al te
naïef. Waarom maakte geen clericale, geen liberale
noch anti-revolutionaire vereeniging iets dergelijks
aan de burgerij bekend? Waarom anders niet,
omdat geen dezer politieke partijen zich in dezen
iets te verontschuldigen had. Nog eens daarom,
zoo ergens dan geldt hier het spreekwoord: «die
«zichzelf verontschuldigt, beschuldigt zichzelf", en
is daarom het antwoord van de Rotterdamsche sociaal
democraten niets anders dan een zelfbeschuldiging.
De Arnhemsche Courant heeft terecht opgemerkt:
dat bovengenoemd protest om alle schuld van zich
af te werpen wel wat laat is gekomen, de Nieuwe
Rotterdamsche Courant vroeg ook terecht aan de
Rotterdamsche socialen: «Weet niet ieder dat gij
«Geel huldigt als eenen held!" Geel had dan ook
eenige dagen vóór den beruchten moord' verklaard
«Wij moeten grootere wapens hebben, dan de kleine
«revolvers, waarmede ik niet raken kun". En bet
orgaan der sociaal-democraten, Recht voor Allen
had daaraan toegevoegd: «Neen, geen woorden
«alleen nu meer, maar ook daden". Nu het
schot op Van den Berg gelost, door den sociaal
democraat Ockeloen, was een daad en goed raak;
hetzij dan omdat deze dichter bij den politie-agent
stond, dan indertijd Geel bij den Commissaris, op
wien hij schoot; hetzij dan omdat de eerste zich
beter in het schieten had geoefend, dan de laatste.
Alle verband tusschen den daad van Geel, en
die van Ockeloen te loochenen, zal daarom niet wel
gaan als men bedenkt, dat «voorbeelden trekken",
en ook het kwade voorbeeld aantrekkelijk blijft,
wanneer een deel der maatschappij dat kwade
goed noemt of ten minste zoo kwaad niet vindt.
Zij, die moord en doodslag niet langer kwaad
vinden, maar goedkeuren en toejuichen, als deze
maar dienst doen om de machthebbenden uit de
voeten te maken kunnen alleen door geweld,
door militie, politie en justitie weerstaan worden.
Geen grooter dwaasheid daarom, dan met sociaal
democraten in debat te treden. Wie dat doen, zijn
zelf de schuld, zoo zij te laat berouw hebben van
hun misstap. «De socialistische party in ons
land de Middelburgsche Courant heeft het flink
uitgesproken: «ontaardt meer en meer in een
«partij van ruw geweld, van ongenietbare ploertig-
«heid, in eene van gevaarlijken aard". «Met
«feiten als nu gebeuren voor oogen, is elke half-
«keid onverantwoordelijk". Juist zoo is het, elke
halfheid is onverantwoordelijk. Het komt er daarom
op aan, partij te kiezen voor of tegen de sociaal
democraten en daarbij niet uit het oog te verliezen,
dat een ieder die niet tegen hen is, wel beschouwd
voor hen is. Dat mag geen enkel lid van de maat
schappij vergeten, en daaraan gedachtig, kan iedereen,
die maar even nadenkt, van zijn kant medewerken
om de sociaal-democratie te onderdrukken en te
vernietigen.
Wij zouden niet gaarne zien, dat er in ons land
eene afzonderlijke socialisten-wet in het leven werd
geroepen. Daardoor zou men de socialen tot iets
«bizonders" stempelen, en hunne ijdelheid, die toch
al niet gering is, veel te veel streelen. De gewone
strafwet is voor hen voldoende, als zij gaan moorden
of aanzetten tot moord. Zeer terecht schreef ook
weder de Middelburg sche Courant«Een zeer strenge
«straf worde opgelegd op hen, die zulke daden be-
drijven; achteraf gezien, deed de justitie zeker
«goed, toen zij Geel zulk een straf oplegde
«Met begenadiging van zulke personen zal men
«voorzeker in het vervolg voorzichtig moeten zijn,
«nu zelfs hij, over wiens gevangenschap zooveel
«misbaar is gemaakt, toen hij eenmaal vrijgelaten
«werd vóór den tijd, toonde niets geleerd te hebben,
niets te begrijpenmaar een zeer gevaarlijk voor-
beeld voor anderen te zijn geworden". Aan de
justitie kunnen wij daarom met gerustheid overlaten
sociaal-democratische misdadigers te straffen. Dat
is niet de zaak van het groote publiek. Wat der
maatschappij in dezen te doen staat, is het volgende,
waarop wij met een enkel woord willen wijzen.
Ten eerste: geen samenwerking met sociaal
democraten op politiek, philantbropiseh of welk
gebied ook. Hoe de beer F. M. Wibaut van Middel
burg er ook op moge aandringen, dat «alle democraten
«hand aan hand moeten gaan, of ze sociaal-democraten
«zijn, en dan tamme of wilde, of anti-revolutionairen,
«of aangeslotenen by de liberale of radicale partij,
«of wat ook" om algemeen kiesrecht te verkrijgen,
wij zouden veeleer zeggen: aangenomen voor
een oogenblik, dat de betere toekomst van ons
volk afhangt van algemeen kiesrecht, wat wij be
twijfelen; dan nog zouden wij ontraden in dit of
in welk ander punt op politiek gebied met de
socialen meê te gaan. Het is toch een feit, dat alle
socialen voorstanders zijn van algemeen kiesrecht,
terwijl omgekeerd niet alle voorstanders van algemeen
kiesrecht daarom ook sociaal-democraten zijn. Dat
bewijst ook hier, dat wanneer twee hetzelfde willen,
de redenen waarom zij dit willen zeer verschillend
zijn kunnen. En eerst daar waar gelijkheid van
beweegredenen gevonden wordt, kan sprake zijn
van geestverwantschap en degelijke samenwerking,
terwijl daar waar de geestverwantschap gemist
wordt, de samenwerking slechts toevallig en tijdelijk
kan zijn.
Ten tweede vergete men nooit dat de sociaal
democratische bond bier te, lande de koninklijke
goedkeuring niet heeft kunnen verkrijgen, iets wat
zóó tot de uitzonderingen behoort, dat de Regeering
in dezen stellig de goedkeuring niet zou geweigerd
hebben, zoo men in de sociaal-democraten geen
staatsgevaarlijke partij had gezien. Wat gevaarlijk
voor den staat isis ook gevaarlijk voor de
maatschappijvoor huisgezin en werkplaatsja
zelfs voor plaatsen van ontspanning. Een ieder
die tegen de sociaal-democratie is, vermijde dus
zooveel mogelijk den omgang met sociaal-democraten,
ja men were ben uit werkplaatsen en werkkringen,
om zoodoende eventuëele moeilijkheden te vermijden.
Ook doen eigenaars van perceelen goed, zoo zij
hunne eigendommen niet aan sociaal-democraten
verkoopen of verhuren. Alle laksheid in dezen is
beslist af te keuren en bewijst dat men de
waarheid van het woord vergeet: Wie niet tegen
iemand is, die is voor hem.
Onder degenen, die de sociaal-democraten niet
tegenwerken, maar dikwijls zijdelings steunen,
behooren met name de radicalen. Terwijl het
katholieke dagblad de Tijd de juiste opmerking
maakte: dat de Rotterdamsche kermis met den
gepleegden moord op den politie-agent Van den
Berg niets te maken had, zocht het radicale dag
blad de Amsterdammer de gekeele schuld van het
gebeurde op die kermis te werpen. Als de kermis
te Rotterdam maar wordt afge-chaft, dan zullen
de socialen niet meer schieten IDe redeneering
is bizonder helder! Maar nog meer, als de Nieuwe
Rotterdamsche Courant maar wat sterker op af
schaffing van de Rotterdamsche kermis had
aangedrongen, dan was de beruchte Rotterdamsche
moord niet gebeurdHet bekende orgaan der
radicalen schrijft toch
«Waarlijk, de N. R. Ct. heeft een duren plicht
«le vervullen jegens haar stad en jegens het land".
«Zij moet de wenschen van een betrekkelijk groot
«aantal Rotterdamsche burgers, die belang hebben
«bij 't voortduren van dat afschuwelijk Zaterdag-
«avond-bachanaal, trotseeren en zich aan de spits
«stellen van een beweging tot afschaffing dier
«kermis. De belangen van zedelijkheid en beschaving
«heeft zij zich aan te trekken, ook als liberaal
«blad, nu het behoud van dergelijke uitspattingen
«en uitspanningen den socialisten kan doen zien,
«hoe onvolkomen de liefde voor het volk by zekere
«regeerders en voorlichters der publieke opinie
«nog is". Men ziet het welke heilige boonen en
brave Hendrikken de socialen zijn als men af mag
gaan op de radicalen. Trouwens dergelijk
geschrijf was te verwachten en zal niemand ver
wonderen, die de richting der radicalen kent. Waar
zij kunnen, steunen zij de socialen, en als zij nu
en dan eens nit den hoek komen om te betoonen
dat radicaal en sociaal twee zijn, dan is deze
manifestatie niet meer dan een spiegelgevecht,
dan een woord, waarin de eene vriend den andere
zijn feilen toont.
Tot degenen, die rechtstreeks de
democratie steunen en openlijk samenwerken met
de sociaal-democraten, behooren de Nieuwe Gids-
mannen en de Dageraads-mannen. In de redactie
van de Nieuwe Gids toch zetelt naast den volbloed-
sociaal-democraat van der Goes, de radicaal Bieder-
lack, die indertijd zooveel moeite deed om voor
Geel gratie te verkrijgen. In de redactie van de
Dageraad zit de sociaal-democratische onderwijzer
Gerhard. En al is het nu zeker waar, dat niet
alle vrijdenkers en godloochenaars socialisten zijn,
het omgekeerde is wel waardat bij het socialisme
de vrijdenkerij en het atheïsme behooren, men
denke maar aan de Fransche socialisten met hunne
leuze: Ni Dieu, ni Maitrel (Geen God en geen
Meester).
Wat de lagere standen betreft, moet de sociaal-
democratie daarom hare gelederen aanvullen uit
de eigenwijze en brutale werklieden, die geen aan
merkingen van hunne bazen dulden. Wat de
hoogere standen betreft, reeruteert de sociaal
democratie zich uit de voorstanders der vrije liefde
en vrije gedachte, van dat soort van vrijheid, waarbij
men zóólang minachtend op iedere regeering uitziet,
tot dat men zelf de regeering uitmaakt. Wie deze
teekenen der tijden gadeslaat, weet daarom ook
welke wegen naar de sociaal-democratie heenvoeren,
en welk een duren plicht hij heeft om de sociaal
democraten en hunne vrienden krachtig te weerstaan.
Maar behalve weerstaantrachte men ook te
voorkomen en geen aanleiding te geven tot het
ontstaan der sociaal-democratie. Wering van armoede
is niet wering der sociaal-democratie; de armoede
wordt toch meermalen door de sociaal-democraten
geëxploiteerd, maar wering van armoede is wel de
rechtmatige aanleiding wegnemen, die velen drijft
zich bij de socialen aan te sluiten. Voldoende loon
om in bescheiden maar redelijke behoeften te voor
zien. Behoorlijke rusttijd, nu en dan eens iets
extraas en eene gepaste ontspanning, in dagen van
ziekte behoorlijke hulp, in één woord, een goede
behandeling. Ziedaar, waardoor men zijn onder
geschikten wint en van de sociaal-democratie af
houdt. Waar de beste behandeling daartoe niet
by machte blijkt, omdat een geest van oproer en
verzet de ondergeschikten bezielt, verwijdere men
dezulken echter terstond en toone zoodoende de
tucht voor te staan en te handhaven, zonder
de maatschappij niet bestaan kan.
NIEUWSTIJDINGEN.
Amerika.
De rechtbank te New-York, die in het byzonder
belast is met het regelen van nalatenschappen, moet
eerstdaags beslissen over de geldigheid van een testament,
dat op een gewone briefkaart ie geschreven, en opgesteld
met een buitengewone beknoptheid. De briefkaart is
op de gewone manier over de post naar den rechter
gezonden. Aan de eene zjjde was het adres vermeld,
aan de andere zjjde het testament opgesteld. Niet
tegenstaande den vreemden vorm is het testament toch
geregistreerd en ter griffie gedeponeerd, om de beslis
sing van den rechter daarop af te wachten.
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad.
Brieven uit België.
XII.
De bevolking van Antwerpen bekreunt zich om zoo
te zeggen niet meer om de cholera. Men spreekt er
by na niet meer over. Da gevallen zijn dan ook be
trekkelijk zoo weinig talrjjk, dat zij haast onopgemerkt
bljjven. Sedert het begin der ziekte werden tot nu
toe 141 aangetaste personen in het gasthuis gebracht,
83 zjjn er genezen uitgegaan, 52 gestorven, 6 bljjven
in behandeling. En ingezien het getal inwoners omstreeks
250,000 bedraagt, zal men met toy bekennen, dat die
cjjfers in het geheel niet onrustwekkend zjjn.
Wil men zich overtuigen, dat de sinjooren zich niet
zoo gauw laten bevreesd maken, dan wone men
'savoDds op eene der openbare plaatsen maar eens
een concert bjj, iets waartoe nog bjjna dagelijkB ge
legenheid bestaat. Op Maandag avond 1.1. ging ik
over de St. Jansplaats, het grootste plein der stad.
Op de banken zaten de volksvrouwen te keuvelen en
te babbelen, of schreeuwden zoo hard zjj konden op
hun kroost, dat om haar heen knielde. Jongelingen,
jonge dochters, knapen, werklieden, soldaten, dat alles
wandelde in opgewekte stemming, luidruchtig om de
kiosk heen. Zeventien straten komen op de St. Jans
plaats uit. De lezer kan ér de juiste gevolgtrekking
uit afleiden, dat er dan ook minstens zeventien estaminels
moeten zjjn. De herbergiers verstaan zich onderling
om aan de concerten wat luister bjj te zetten. 80 a
100 frs. voor een vuurwerk zjjn spoedig bjjeengebracht
en komen met dubbelen intrest in hunne zakken
terug. Op die manier heeft men goedkoop plezier en
ha'sl en ho's! die niet veel kosten.
En terwjjl de muzikanten walsen en polka's uit
voeren, gaan groepen kinderen rond in met klatergoud
opgelegde kleederen, eene berrie dragende of een
steekwagen voortstootende, waarop een paar meisjes
zitten door groene takken omriDgd en met verguld
en verzilverd papier versierde lappen gekleed. Zjj
trekken ernBtig, plechtig zelfs, voort en spelen
Landjuweel.
Men echjjnt dus in het buitenland meer vrees te
koesteren voor de besmetting, dan in Antwerpen zelf.
Ten gevolge van die vrees ljjden de neringdoenden
hier overgroote schade. De hötels, op andere jaren
in de maand September vol vreemdelingen, zjjn nu
gansch ledig. De scheepvaart kwjjnt en dus de handel
eveneens. De herbergiers en winkeliers langs de kaaien
wonende, liggen met de ellebogen op hunnen toog en
wachten te vergeefs op hunne gewone kalanten. Want
al komen de Harwich-, Leith-, Huil-, Liverpool- en
andere ljjnbooten op den gewonen tjjd aan, het is
aan de bemanning op straf van onmiddelljjke weg
zending verboden aan wal te gaarf. 'tls dan ook een
algemeen gejammer van de neringdoenden langs den
waterkant.
Het grootste kwaad brengt toch altjjd nog wat
goeds bjj, boort men dikwjjls zeggen. Dit is ook hier
het geval. De uitbarsting der gevreesde ziekte heeft
de overheden er toe gebracht, wat beter de hand te
houden aan het stipteljjk nakomen der uitgevaardigde
verordeningen, de openbare gezondheid betreffende.
En dit was ook hoog noodig. Immers, al is er, met
het doel den gezondheidstoestand in de steden te
verbeteren, veel, zeer veel gedaan in de laatste 25
jaren, toch bestaan er hier maar veel meer nog
in Brussel en Gent gangen, stegen en straten,
waar de stank u te gemoet komt. Nog tal van huizen
vindt men, die dien naam niet verdienen, waar licht
en lucht niet kunnen doordringen, waar goed drinkbaar
water ontbreekt en de bewoners weinig beter dan
dieren gehuisvest zjjn. Onder het oog der politie doet
men daar nu de bronnen van besmetting verdwjjnen
en wordt er gezorgd, dat de regelen der gezondheidsleer
wat beter in acht genomen worden. Dank verdienen
de overheden, voor de krachtige en doelmatige maat
regelen door haar genomen, om ona, voor zoover het
in hare macht staat, voor de vreeseljjke kwaal te
behoedeD. Ea toch wenschten velen, dat het gemeente
bestuur er nog een maatregel bjj voegde, n.l.: het
sluiten der danszalen, die door de moeders vervloekte
holen, waar hare dochters eer en deugd verliezen.
Niets walgljjker voor het gezicht en den reuk, dan
zulk eene zaal. Boven de ronddraaiende menigte
zweeft een verstikkende, verpestende damp met bier,
alcool en tabak verzadigd. Vrouwen met onbeschaamde
wezenstrekken, de haren in wanorde, met ruwen,
onbeschaamden lach, worden op de tonen van een
schreeuwend orgel in wilden dans rondgevoerd door
«typen", die men niet gaarne 's avonds aan den
omdraai eener afgelegen straat zou ontmoeten, 'tls
eene der schandeljjkste exploitaties, die bestaan onder
het oogpunt van zedelijkheid. En is het noodig, die
plaatsen onder het oogpunt van gezondheid te be-
oordeeleii? Waarom ze op dit oogenblik niet onver-
biddeljjk gesloten? De verkoop van onrjjp fruit en
bedorven eetwaren, het drinken van onzuiver water
is verboden. Zeer goed. Maar zouden die bjjeenhoopingen
van menschen in eene stikkende atmosfeer niet ge-
vaarljjk kunnen zjjn in de huidige omstandigheden?
Een der voorbehoedmiddelen tegen de cholera is:
zich in niets te buiten gaan, zich niet te veel vermoeien.
En niettegenstaande die aanbeveling worden hier nog
prjjskampen voor snelloopen ingericht. Het nut van
die harddraveryen voor menschen kan ik maar niet
vattenen, of het een vermaak te noemen is, betwjjfel
ik sterk. Zondag vóór acht dagen had nog zulk eene
hardlooperij plaats, 'k Woonde de aankomst der loopers
bjj; maar waarljjk zjj zagen er niet uit, alsof ze vau
een feest kwamen. En indien zjj zich amuseerden,
welnu, dan was het schrikkeljjk inwendig, 'k Heb
loopers zien aankomen met uitgestrekten hals, de
aderen tot barstens toe gezwollen, naar adem bjjgend,
de beenen met sljjk bedekt, de voeten bloedende, de
enkels dik geworden. Zjj vielen, neen, zjj Btortten
Uit het Duitsch.
Daar hij volstrekt niets zeide en haar bedremmeld
aankeek, vatte zij bemoedigend zijne hand. //Ge
zult het wel leeren; go moet het maar beproeven;
misschien hebt ge zelfs wel eens op de viool
gespeeld
Of hij het gedaan had! Er was geen instrument
waarmede hij niet wist om te .gaanmaar om in
het orkest mede te spelen, daartoe behoort meer
en dan het voordragen eener solo, dat leert men
nooit door en door. Dat is zelfs niet aan te leeren,
dat moet iemand de lieve God gegeven hebben!
En wat zij toch tegen zijne trom heeft! Is zij
in hare soort niet even mooi en nuttig als elk
ander instrument? En moeilijker te behandelen,
veel moeielijker. Daartoe behoort het beste gehoor
in de geheel e kapel. Maar zij hield zich doof; zij
wilde daarvan niets hooren. De keteltrom, dat is
in 't geheel geen instrument. Dat. is ach, zij
weet zelf niet wat het is. Hij moet zich eens alleen
plaatsen met zijn woest geraas, dan zal hij het
wel inzien.
Zij liepen heen en weer en hunne in den beginne
fluisterende steramen werden luider en luider. //Ik
ben niet onverstandig, dat rnoogt ge niet van mij
denken", klaagde Doortje. //Elk instrument dat ge
wilt, maar niet die afschuwelijke keteltrom. Ge
liadt eens moeten zien, hoe ze mij uitgelachen
liebben, allen, ook de trompetter". //Zoo, een
van de blikken muziek", antwoordde Stephan
verachtelijk.
Maar de keukenmeid, die haar vrijer zoo juist
tot aan de tuinpoort had uitgeleide gedaan en een
poosje was blijven staan om het paartje te be
luisleren, riep beleedigd: //En als hij van de
blikken muziek is, dan zijn er wel anderen van
de koperen muziek". Eene minuut later waren
Stephan en üora door het gezamenlijke keuken-
personeel omringd. De meiden sleepten twee groote
ketels naderbij, wierpen hare keukenschorten daar
over en haalden toen potlepels en stampers. //Nu
Doortje, verzoek je vrijer toch, dat hij ons een
extra concert geeft", spotte de keukenmeid. Stephan
schopte de ketels woedend weg, het meisje schreide
luide en liep naar hare kamer.
Stephan lag in zijn bed en ergerde zich. Wat
dat voor een volk is, wat een lomp, dom volk
Geen verstand van muziek, geen spoor van verstand!
Zijne keteltrom wilden zij bespotten, zijne keteltrom,
waaraan zijn gansclie hart hangt. Het is waar, de
viool is een mooi ding. En mooi is het in het
orkest de eerste viool te bespelen. Ach kom! hij
draait zich verdrietig op zijne zijde. Hoe zij hem
daarbij aangezien heeft, de groote, grijze oogen
schitterden in het maanlicht. En de toon harer
stem was zoo teeder en haar adem zoo dicht bij
zijn mond. //Waarom dan de anderen? waarom gij
niet?" //Dat laat. zicli volstrekt niet leeren, dat moet
iemand de lieve God geven", heeft hij gezegd.
//En weet gij dan of het u niet gegeven is?" lieeft
zij geantwoord. Ja, weet hij het dan? Lieve God!
Hij springt in zijn bed in de hoogte en grijpt
verward langs den muur. Melodieën beginnen in
zijn binnenste te klinken, doorvloeien hem hoofd
en hart, ruischen hem in de ooren, trekken hem
in de vingers; o, eene viool, nu zou hij kunnen
spelen, nu!
Ja, zij is wijs, zij is schrander! Heeft hij niet
het fijnste gehoor van het geheele muziekkorps?
Laten niet alle instrumenten zich gewillig hunne
tonen door hem ontlokken en de vlugheid van
streek, de zekerheid van begin en de waardigheid
der vingerzetting, dat zijn toch bekwaamheden
die geleerd kunnen worden. En hij wil leeren, hij
wil leeren! Hij zit rechtop in zijn bed en schouwt
met droomerige oogen iu eene roemrijke toekomst.
Als hij zich weder op de kussens uitstrekt, zucht
hij over de schoone jaren, welke hij bij het
dagloonerswerk van het tromslaan verloren heeft.
Den volgenden morgen gaat hij regelrecht naar
den kapelmeester. Deze is zijn beschermer en
vaderlijke vriend; hij mag hem zijne zaak zonder
bedenken voorstellen. Wanneer er iemand is, die
hem helpen kan, dan is hij hetMaar de muziek
meester schudt bij het verzoek van zijn jongen
beschermeling bedachtzaam het grijze hoofd. //Dus
de trom wilt ge niet meer slaan, hoor ik goed?
Vioolspeler te worden is je verlangen Ja, ook als
de viool reeds bezet is en wij toch een tromslager
noodig hebben? Dan moet ge je maar niet meer
verbinden ook goed Dwingen lean ik niemand.
Maar bedenk je tweemaal, mijn zoon. De viool is
een teeder instrument; wie met haar op goeden
voet wil koinen, moet vroeg opstaan en wat Jantje
niet leert, leert Jan nooit. Bedenk je wel duizendmaal.
Reeds menigeen heeft gedacht in roem te wandelen
en is in de. ellende gesneld. Ik mis je ongaarne,
maar beloften te doen welke ik niet houden wil,
is-mijne gewoonte niet. En zeg mij, om Gods wil,
hoe je. daar op komt". Toen Stephan in alle op
rechtheid de gebeurtenissen van den verloopen
avond stotterend mededeelde, stiet de oude een
ergerlijken vloek uit. //k Dacht het welKomt er
onrust in de wereld, dan hebben de vrouwen er
schuld aan. De vrouwen en de keteltrommen, heeft
iemand gezegd, zijn het moeielijkst in stemming
te brengen en het gemakkelijkst te ontstemmen;
maar ge zult het nog leeren, mijn zoon, tegenover
de vrouwen is het met de keteltrommen een
kinderspel".
In terneergedrukte stemming verliet Stephan
den kapelmeester. Hij had op aanmoediging en
hulp, minstens op troost voor de toekomst gehoopt;
nu was hij afgewezen, volkomen afgewezen. Als
zijn jaar om was kon hij gaan, wat dan? Ergens
anders een bestaan zoeken, op goed geluk en
gunstige gelegenheid hopen? Daarvoor was hij niet
jong genoeg raeer^ hij had geen dag te verliezen.
Daarna dacht hij aan zijne grootouders op den
Münzenberg. Zij waren de eenige bloedverwanten,
welke hij op de wereld bezat, oude, goede menschen,
die met bescheiden behoeften op eene eigene,
kleine bezitting woonden en zekerlijk iets ter zijde
hadden gelegd, waarmede zij hun kleinzoon uit
den nood konden helpen. Hij besloot bij hen om
bijstand te vragen.
Mismoedig liep hij door de stille straten. Toen
hij in de Oude Schoolstraat kwam, wierp hij het
schoolgebouw een toornigen blik toe en de sedert
lang vergeten ergernis zijner kinderjaren steeg
hem weder gloeiend naar het hoofd. .//Gij zijt en
blijft toch een Miinzenberger", dacht hij. De zon
scheen weder zeer vriendelijk, de violieren der
tuinen verspreidden haar geur en het huizenhoopje
van den Münzenberg teekende zich op zijn'hoogen
bergtop als een teeder spiegelbeeld tegen den
helderen herfsthemel af. Stephan had heden geen
oog voor de bekoorlijkheden van zijn geboortegrond,
maar besteeg in pijnigenden haast den langen
zandsteentrap, welke zigzagsgewijze tusschen weel
derig houtgewas in de hoogte voert. Boven opende
zich voor hem een smal oneffen straatje, waarin
kleine huizen stonden met scheve, onregelmatige
vensters, door lage muren omgeven of op kleine
steenvallen staande; voor de huisdeuren zaten
pratende vrouwen in haar helder, armoedig Zoudagsch
gewaad, met gekleurde hoofddoeken of roode en
witte banden om het voorhoofd, een overblijfsel
uit den barbaarschen tijd van liet brandmerken.
Er zwerm halfnaakte kinderen schoot hem schrijde-
lings langs de zijwanden van deu trap voorbij.
De aankomende was spoedig herkend; men drong
zich om hem heen en verwelkomde hem met luide
uitroepen en levendige gebaren. De vrouwen be
wonderden de uniform, de kinderen grepen naar
do blinkende kuoopen. Eenigen snelden heen om
de grootmoeder het nieuws mede te deelen:
//Moeder Pott, Stephan is er!"
Daar kwam zij aanloopen, het grijze vrouwtje,
blootshoofds, de dunne haarstrengen in den wind
fladderend, in haar onderrok en hemdsmouwen en
het Zondagsche jak in hare bevende handen. De
goede oude liep zoo hard, dat zij niet kon blijven
staan en haar groote jongen als ware in de armen
viel. Onbekommerd om de toeschouwers nam zij
hem bij het hoofd en kuste hem naar hartelust.
Daarna begon zij zich over hare kleeding te schamen
en drong hem in huis.
Door eene lage deur, waarin Stephan diep bukken
moest, kwamen zij op een zeer klein plaatsje, dat
door een grooten mesthoop bijna geheel werd ge
vuld. //Ach God, wat ziet het er hier uit," jammerde
de oude. //Vader heeft van morgen vroeg twee
bossen rogge gedorschen, overal liggen nog de
halmen. Kijk uit, dat er niets aan je blijft hangen
Die mooie dingen Ja ge hebt het tot iets gebracht!"
Liefkozend streek zij met hare vingers over de
roode mouwopslagen. //En waarachtig, daar staat
vader en bindt den wijnstok op en weet nog niet
dat ge hier zijt. Met zijne ooren wil het niet meer
gaan, maar zeg het hem niet, hij hoort het niet
gaarne. Lieve God en dat op zoo'n leeftijd!"
In het breedblarige wijngaardpriëel, dat de helft
van het kleine huis verborg, stond op eene lage
ladder een mager, witharig mannetje, een grijze
geit at naast hem van de wijnstok bladeren en
blaatte toen Stephan naderde. Het vrouwtje was
ondertusschen in huis verdwenen. De oude keerde
hem zijn gezicht toe, een vriendeiijk, verwelkt
gelaat met heldere, slimme oogen en een wit
puntbaardje, evenals dat van de geit, stiet een
kleinen schreeuw uit en zou om een haar van de
ladder zijn gevallen, als Stephan niet toegesprongen
was. Hij was nog heelemaal in zijn werkgoed,
door het open hemd glinsterde het aan hals en
borst zoo rimpelig en bruin als een koehuid.
//Wel, zijt gij het jongen", meesmuilde hij, //ge
zijt er dus. Heeft moeder je reeds gezien? Met
hare oogen gaat het niet meer, zooals het behoort,
maar laat het haar niet merken; zij ziet het niet
gaarne. Lieve God, zij wil niet oud worden." Hij
lachte hartelijk.
Wordt vervolgd.