ZlllllkZIISIIII NIEUWSBODE.
Donderdag 29 September 1892.
DE KETELTROM.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
in hei district Tholen!
Kermis te Zierikzee.
BEKENDMAKING.
Algemeen Overzicht.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
YerBchijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prija per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
49ste JAARGANG. No. 6214.
Advertentiën, van 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Yrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter ioordt naar plaatsruimte "berekend.
Bij de aanstaande verkiezing voor een
Lid in de Provinciale Staten van Zeeland
(op 4 October a.s.) bevelen wij ten zeerste
aan:
Jhr. Mr. E. A. 0. de Casembroot,
Subst.-Gritfiei- bij de Rechtbank te Middel
burg.
Liberale Kiezers! Onder verwijzing naai
de advertentie van den heer N. Polder
man, roepen wij U nogmaals toe: weest
eendrachtig.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend:
dat de uitgestelde Jaarmarkt of Kermis alhier, dit jaar
zal aanvangen Maandags den 3 October a.s.
en elf dagen zal duren
dat het aanvragen van plaatsen voor tenten, kramen enz.,
voor zoover dit niet reeds is gedaan, moet geschieden met
vrachtvrije brieven vóór den S9 September o.lc.
in te zenden bij den Marktmeester, den Heer H. VAN
DUKE Jz., en
dat niet zullen worden toegelaten
StraatmuzikantenOrgeldraaiersLiedjes
zangers GoochelaarsSpringers en derge
lijke lieden, alsmede de personen, die
niet kunnen overleggen eene verklaring
of verklaringenwaaruit blijkt, dat ze
zich in de laatste twee maanden niet
hebben opgehouden in plaatsenwaar
gedurende dien tijd besmettelijke ziekte
heeft geheerscht, afgegeven door de Burge
meesters of Commissarissen van Politie
dier plaatsen.
Zierikzee, den 27 September 4892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Cu. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER van Zierikzee maakt bekend, dat
zijn besluit van 0 September 1892, waarbij alle samen
scholingen en vereenigingen van meer dan vijf personen op
de openbare straten, pleinen en wegen dezer gemeente z\jn
verboden, met ingang van heden is ingetroklten.
Zierikzee, den 28 September 1892.
De Bargemeester voornoemd,
Cn. W. VERMEIJS.
LIJST VAN BENOEMBAREN
bij den dienst der Brandweer.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee,
Gelet op art. 38 der Verordening tot voorkoming en
blussching van brand van den 4 April 1892;
MAKEN BEKEND:
dat door hen voorloopig is opgemaakt de lijst van bij de
Brandweer benoembare ingezetenen, welke lijst van af den
3 October a.s. gedurende veertien dagen ter Secre
tarie der gemeente, voor een ieder ter inzage is nedergelegd
zij, die meenen niet benoembaar te zijn, op grond van
de bepalingen voorkomende in art. 36 der vorenbedoelde
Verordening, kunnen hunne bezwaren binnen een en twintig
dagen na den 3den October e.k., schriftelijk indienen aan
Burgemeester en Wethouders;
Art. 36 luidt als volgt:
«Benoembaar zijn alle mannelijke ingezetenen, die op
«den eersten September hun vijf en twintigste jaar hebben
«volbracht en hun vijf en vijftigste nog niet hebben bereikt,
«met uitzondering van:
«1°. de door het openbaar gezag aangestelde ambtenaren
«en beambten, die ingevolge hunne instructie, bij brand
«zich op eene bepaalde plaats bevinden moeten of in de
«waarneming hunner betrekking, ter plaatse van den brand,
«ambtsplichten te vervullen hebben;
«2°. de schippers en varensgezellen, die door hun beroep
«het grootste gedeelte van het jaar buiten de gemeente
«verblyf houden, en hen die wonen op een afstand van
«meer dan duizend meter hemelsbreedte buiten de bebouwde
«kom der gemeente;
«3°. de militairen en schutters in werkelijlcen dienst;
«4°. het personeel aangesteld tot bediening der gemeente-
vloedplanken"; en
«5°. hen, die volgens eene schriftelijke verklaring van een
«der plaatselijke geneesheeren, op grond van lichaams- of
«zielsgebreken, ongeschikt zijn voor den dienst bij de
«brandweer".
Zierikzee, den 28 September 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Ch. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Den 22sten September was het honderd jaar geleden,
dat de eerste republiek in Frankrijk werd af
gekondigd. Geen wonder, dat dien datum in gansch
het land feestelijk werd herdacht, want de derde
republiek heeft reden te over om met vreugde de
gebeurtenissen te herdenken, die op 22 September 1892
in Frankrijk voorvielen. Het woord dat de groote
Duitsche dichter Goethe tot den Hertog van Saksen
Weimar, in wiens gevolg hij de campagne der Pruisen
en Oostenrijkers tegen Frankrijk medemaakte, sprak
«van hier en van heden gaat een nieuw tijdperk der
wereldgeschiedenis uit", is glansrijk vervuld. Er is na
den slag bij Nalmy op 20 September 1792, werkelijk
een nieuw tijdperk der wereldgeschiedenis ingetreden,
een tijdperk thans van een eeuw reeds, waarin menige
gebeurtenis voorviel, van groot belang voor Frankrijk
en voor gansch Europa, waarvoor toen de eerste stoot
werd gegeven.
Het denkbeeld, dat waar één troon wankelt, er
meerdere gevaar loopen van inéén te storten, had de
verschillende mogendheden met den Koning van Pruisen
en den Keizer van Oostenrijk aan het hoofd doen
besluiten om naar het zwaard te grijpen en in
Frankrijk het oude regime van het erfelijk Koningschap
te herstellen en den gevangen Koning uit de handen
der revolutiemannen te bevrijden.
Aan het hoofd van 80,000 man trok de Hertog van
Brunswijk uit het Oosten tegen Parijs op, terwijl een
Oostenrijksch leger Rijssel bedreigde. Er was volgens
de mogendheden geen twijfel aan of ze zouden over
winnen. Immers de Fransche Minister van Oorlog en
de generaals Kellermann en Dumouriez beschikten
slechts over een leger, grootendeels samengesteld uit
vrijwilligers, onvoldoende geoefend en met eene on
voldoende uitrusting. Maar wat de mogendheden vergaten
bij deze overweging, het was dit, dat deze onvoldoende
geoefende en onvoldoende gekleede vrijwilligers streden
voor hunne vrijheid, streden voor hun vaderland, waar
van ze de toekomst kenden, wanneer zij de overwinning
lieten aan de legers der verbondenen. En daarmede
hadden ze toch rekening mooten houden, want ofschoon
de slag bij Nalmy noch lang duurde, noch bloedig
was, beslissend was zij en beslissend op die wijze, dat
de geminachte republikeinen, die samengeraapte en
onvoldoende gekleede troepen, de overwinning behaalden
op de beproefde mannen der verbonden legers. En toen
was het pleit beslecht; alle kans op herstel der
Fransche monarchie was verloren en twee dagen daarna
werd de republiek geproclameerd. En die republiek, ze
heeft zich met enkele tusschenpoozen staande gehouden
tot op dezen dag. Zeker, we zullen niet alles goed
keuren wat er in die eerste dagen der omwenteling
heeft plaats gehad, veel is er in die dagen gebeurd,
dat ongedaan had moeten blijven, waarover men liefst
niet spreken wil. Maar, wat de Laraartine op het
banket van Juli 1843 te Macon zeide, is ook onze
meening: »La democratie k été terrible, débordée,
anarchique, coupable. Mais ce n'était pas son régue
alois; c'était son laborious enfentement". En ook wan
neer, zooals nu, de monarchic'.ische bladen in Frankrijk
de vreugde trachtten te vergallen door de herinnering
aan al wat in die kindsheid der republiek voor
afkeurenswaardig is gebeurd, dan vergeten zij, dat de
tegenstanders der revolutie niet minder gruwelen
pleegden en er nog meer zouden hebben gepleegd,
indien het hun gelukt ware, de beweging te onder
drukken; dan vergeten zij, dat de revolutie zich bij
de bekrompen halsstarrigheid en de huichelachtige
arglust harer tegenstanders als het ware in een staat
van noodweer bevond, waarin zij ongezien naar ieder
raiddel greep; zij vergeten dat, wanneer thans het
begrip der politieke ontwikkeling overal wordt erkend
en ook de ergste reactionairen rekening houden met
de mogelijkheid dat het nationaal streven naar vrijheid,
vooruitgang en hervormingen met overweldigende macht
kan optreden, wanneer de hindernissen niet willen
wijken; dat dit alles en nog veel meer de gevolgen
zijn der Fransche omwenteling. En niet alleen daarom
heeft Frankrijk reden om het eeuwfeest met voldoening
te vierenmaar de republiek heeft met kracht gearbeid
aan het herstel van een verslagen en vernederd
Frankrijk; zij heeft de intriges van Bonapartisten, van
Monarchisten en ten slotte van Boulangisten zegevierend
weerstaanzij heeft Frankrijk voorspoedig gemaakt en
er voor gezorgd, dat Europa ten allen tijde rekening
met haar heeft te houden. En al wapperde nu ook
van de puien der hótels der vertegenwoordigers der
verschillende landen geen enkele vlag, uitgezonderd
alleen van de Italiaansche ambassade, ten teeken van
ingenomenheid met dit feest; dit feit is niet toe te
schrijven aan mindere sympathie voor de Fransche
republiek, maar alleen daaraan, dat voor de meesten
der gekroonde hoofden de gebeurtenissen van 1792
onaangename herinneringen opwekken, omdat zij hun
luide toeroepen, dat zij zijn afhankelijk van den volkswil.
En bestaat er bij dezen of genen uit dit beginsel geen
antipathie, dan is het toch omdat zij evenals Da Costa
en zoovele anderen, het beginsel, waaruit de beweging
voortsprootafmeten naar de daden die in «de
kindsheid" der republiek zijn bedreven, omdat voor
hen geen onderscheid bestaat tusschen de groote
figuren der Fransche revolutie en de Septembriseurs.
Maar ondanks dit alles, staat de republiek thans vaster
dan ooit. Het hoofd der Katholieke kerk, ofschoon de
republiek tot voor korten tijd hardnekkig bestreden
hebbende, schrijft nu de eerbiediging van dien re-
geeringsvorm als plicht voor, en de Czaar aller Russen,
wel de meest van alle souvereinen gehechte man aan
traditie, aanvaardt haar bondgenootschap. Met alle
Europeesche rijken staat zij op een goeden voet en het
volk geniet van de groote voordeelen, die het ondervindt.
Op handels- en nijverheidsgebied neemt Frankrijk eene
eerste plaats in. Zoo is door dit rijk vervuld, wat Da
Costa de Lamartine doet zeggen:
De omwenteling meer het bloed dat de aarde heeft
doorweekt
De omwenteling meer de schuld der woede van
haar vrinden!
Ziedaar, wat de aarde rust en grootheid zal doen vinden 1
De heilvulkaan, die, heeft ze vroeger vuur gebraakt,
Thans tot bezegening met enkel vrede ontwaakt.
Engeland.
Naar het heet, wil men te Liverpool een nieuw
havenhoofd bouwen aan het uiterste noordelijk uiteinde
der Mersey, zoodat de Atlantische mailbooten bij eiken
stand van het getjj zullen kunnen vertrekken. Tevens
wil de NorthweBtern-spoorwegmaateohappij eene directe
verbinding bewerkstellingen tusschen dit nieuwe haven
hoofd en al hare ljjnen. De reis naar en van Amerika
zal alduB weder bespoedigd worden.
Nederland.
Gravenhage, 27 Sept. Tweede Kamer.
Heden begon het debat over het adres van antwoord
op de troonrede. De heer Seret vroeg of de Regeering
zich party stelt omtrent den voorrang van het kies
recht boven de andere ontwerpen, zpnde hp van oordeel,
dat de Regeering met eene afgeleefde Kamer geen
belangryke zaken meer kan behandelen. Toch kwam
spreker op tegen de achterstelling van het defensie-
vraagstuk, door de party der Regeering by de ver
kiezingen op den voorgrond gesteld.
De heer Van Nunen is bereid met de Regeering het
kiesrecht te behandelen, maar met bekwamen spoed
zonder andere belangryke vraagstukken onaangeroerd
te laten, vooral op koloniaal gebied. Hy ontkende een
volksaandrang ten opzichte der vooropstelling van het
kiesrecht.
De Voorzitter deelde mede, dat de heer Tpdens
voorstelt in het adres den voorrang van het kiesrecht te
doen uitspreken. De heer De Beaufort aanvaardde,
namens de adrescommissie, het standpunt van den heer
Van Nunen, waarna de Minister van Binnenlandsche
Zaken hoopte, dat de Kamer met bekwamen spoed de
kieswet zou behandelen.
Nadat de heer Van Kerkwyk geprotesteerd had
tegen de afscheiding van do gemeenteraads-verkiezingen
in de kieswet en de Minister als op een naderen aan
drang van den heer Seret had geantwoord, dat de
kamer eigenlyk zelve meeBteresse is over de behandeling
der kieswet, verdedigde de heer Van Houten het stelsel
der Regeering ten opzichte der raadsverkiezingen. In
het verdere debat, waaraan de militaire leden S. v. d.
Ope en Löbenfels deelnamen om af te keuren de uit
stelling door deze R9geering van het weerbaarheids-
vraagstuk, heeft de Minister van Buitenlandsohe Zaken
nog nader medegedeeld dat, zoolang de kieswet niet
wordt behandeld, de Regeering verplicht is andere
zaken af te doen; dat na het kiesrecht de provinciale
en gemeentelyke wetgeving en ook de leerplicht (waar
omtrent de heer De Kanter inlichtingen vroeg) komt
en dat legerorgauisatie moet voorafgaan aan regeling
van den dienstplicht, waaraan de Minister van Oorlog
Uit het Duitseh.
Het muziekkorps van het en twintigste
regiment infanterie is overal met eere bekend
niets echter evenaart zijne keteltrom. Gij moet
haar hooren in de symphonieconcerten, als zij de
geweldige toonuitdrukkingen der groote meesters
met haar dreunend gebrom begeleidt: //Bum, bum!"
En gij moet den tromslager daarbij zienDen
vluggen, zwarten krullebol, hoe hij zich keert en
draait, rechts bum links bum, hoe hij de
schroeven aanzet, hooger, lager, hoe hij zich neder-
buigt en luistert en weder schroeft en toeslaat,
daartusschen naar het klokkenspel grijpt en liefelijke
tonen, zilverdraden gelijk, in de zachtvloeiende
melodie laat glijden. Een duizendkunstenaar is
die bruine jongeling! Op marsch roert hij de
kleine tromde stokken dansen als 't ware op het
kalfsvel en de voeten gaan daarbij als van zelf.
Nooit heeft Stephan eene betere roffel geslagen
dan op den dag der groote herfstmanoeuvres, toen
het regiment Quedlinburg binnenrukte. Want hij
is een kind dier stad, daar boven op den Miinzenberg
stond zijne bakermat.
Als verwelkomend ziet het oude muurwerk in
het verhelderende licht der herfstzon op den hupschen
jongeling neder, terwijl hij met stijven tred naar
zijn kwartier op het kloostergoed //Sanct Wiperti"
snelt. Hij werpt vergenoegd een groet in de
hoogte, ademt met volle teugen den geur der
nabijzijnde bloemenvelden in en blikt met welgevallen
naar zijne eigene fraaie gestalte. Ja het is eene
eer, eene eer voor den ganschen Miinzenberg.
Inkwartiering wordt nllerwege vriendelijk op
genomen; ook voor Stephan bevinden zich op het
gastvrije kloostergoed eene gemakkelijke plaats aan
de keukentafel, goedgevulde schotels en een kruisvuur
van gevaarlijke meisjesblikken. Voor den duivel,
wat die vrouwen toch aan de soldaten vinden
Zelfs het blonde kamermeisje der jonge mevrouw,
dat anders zoo preutsch is, kijkt zich heden bijna
de oogen uit het hoofd, tot groot misnoegen van
den koetsier, die haar met zijne hofmakerijen
vervolgt. Het dwaze ding heeft zich in het hoofd
gezet een muzikant tot vrijer te krijgen, evenals
de keukenmeid, die met een trompetter der kurassiers
vrijt; daar komt de nette en twintiger haar
Juist van pas.
In het schemeruur ontmoeten Stephan en de
blonde elkander //heel toevallig" bij den tuinhaag.
//Morgen is er dansmuziek op den Altenberg",
zegt zij en werpt haar hoofd uitdagend in den
nek. Hij was voornemens geweest zijne vrije uren van
den aanstaanden Zondag bij zijne grootouders op
den Miinzenberg door te brengendaar zij hem
evenwel zoo verleidelijk toelacht, vraagt hij//Gaan
wij samen?" //Waarom niet?" vraagt zij. Ja,
waarom niet? Zij bevalt hem uitermate goed; hij
kan zich niets beters denken dan zijn leven lang
met haar samen te gaan, overal heen, waar zij
hem zou leiden.
//Wel", zegt zij en draait haar hoofd ter zijde,
z/wat zijt gij trotsch geworden, mijnheer Stephan
z/lk?" vraagt hij heel gelukzalig en legt zijn
arm om haar middel. Zij maakte zich een weinig
van hem los en kijkt hem in de oogen. //Of zoudt
gij mij werkelijk vergeten zijn?" Te vergeefs
martelt hij zijn geheugen; hij kent haar niet; hij
heeft haar nooit te voren gezien; hij heeft zijn
leven lang nog nimmer zoo iets liefs gezien.
//Ja, zoo zijn de mannen!" zegt zij. //Uit het
oog, uit het hart! En ik heb u toch dadelijk
herkend. Gij hebt wel nooit meer aan de oude
school gedacht!" Zij trekt hare bovenlip zijwaarts
een weinig in de hoogte, zoodat twee kleine, witte
tanden te voorschijn komen. Jezus, nu herkent hij
haar. In de oude school te Quedlinburg, ja, daar
hebben zij schouder aan schouder naast elkander
gezeten. Zij was de kwelgeest van zijne kindsch-
heid. Met de jongens was het een vroolijk stoeien
gewreest, maar wanneer zij, dat kleine hoogmoedige
duiveltje haar gillend //Miinzenberger" achter hem
schreeuwde en tot vreugde der anderen de sprookjes
van den Miinzenberg vertelde, hoe men de pas
geboren kinderen uit het venster hield: //Wat je
ziet behoort je toe, laat je niet onderdrukken?"
eu hun een geldstuk en een strijkstok in de wieg
legde; wat naar den strijkstok greep, werd een
muzikant, wat naar het geldstuk greep, een dief;
dan balde hij in weerlooze gramschap zijne vuisten
in zijne broekzakken; meisjes slaat men niet.
Gode zij dank, niet! Wie zou vermoed hebben,
dat van het onaanzienlijke schepsel zulk eene aller
liefste, kleine meid zou groeien.
z/Nu, Doortje", zegt hij en tikt haar vertrouwelijk
op haar schouder, //dan zijn wij oude bekenden
en goede kameraden". En hij lacht over zijn
geheele gelaat. Nu, die heeft bij hem nog veel
goed te maken
Dezen avond was de groote zaal van de Schillings
stadsschouwburg tot op de laatste plaats bezet, want
de kapel van heten twintigste gaf een concert.
£)e instrumenten deden gezamenlijk hunnen plicht,
boven allen evenwel de keteltrom. Zij overtrof zich
zelf en zong als twee gevoelvolle reuzenstemmen
met waarlijk liefdevolle aandacht haar geweldig
bum-bum in het jubelende koor. De andere muzikanten
verlieten in de pauze de zaal om daarbuiten eene
verfrissching te gebruiken; Stephan alleen bleef
op zijne plaats, stemde, schroefde en luisterde.
Het bewustzijn, dat Doortje van het kloostergoed
zich achter op de galerij onder de dicht opeen
gepakte toehoorders bevond, stoorde hem niet in
zijne bezieling voor de muziek, integendeel, het
verhoogde en versterkte dezelve. Alle goede gevoelens
die in zijn hart voor zijne jonge geliefde ontwaakten,
stroomden in zijn arm over en wanneer hij krachtig
uithaalde en den trommelstok met een sierlijken
zwaai op de klinkende kalfshuid liet vallen, was
het hem, alsof hij haar zijne gevoelens op het
allerteederst had uitgedrukt en het haar in het
diepste harer ziel moest dringen: //bum-bum!"
ÏIij was een weinig teleurgesteld, Dora niet,
zooals afgesproken was, op straat te ontmoeten om
met haar samen naar huis te gaan. Er was wel is
waar een goed kwartier sedert het sluiten van het
concert verloopen, want hij had weder voor zijne
instrumenten moeten zorgen, maar dat kon zij
toch begrijpen. Toen hij evenwel aan het //Bonte
Lam" kwam en den omtrek zeer levendig vond,
viel hem in, dat het staan aan de hoeken der
straten voor een aardig meisje heden avond niet
veilig was en het scheen hem eerbaar en verstandig
toe, dat Dora niet op hem had gewacht. Ja, een
slim ding is dat Doortje en zoo, zoo hij klapte
met zijne tong. Zoo goed was hem er nog geene
bevallen, ja, ditmaal was het hem ernst, ditmaal
had' het getroffen. //Wel wat zijt gij trotsch ge
worden, mijnheer Stephan!" had zij gezegd. En
hoe zij hem daarbij had aangezien; "nu, wacht
maar
In de keuken van het kloostergoed //Sanct Wiperti"
heerschte nog een opgewekt leven, toen Stephan
daar binnentrad. De groote wekelijksche schoonmaak
was geëindigd, al het keukengereedschap blonk in
spiegelblanke helderheid voor den komenden Zondag.
Op de sneeuwwitte lindebank zat breed en wel
gedaan de keukenmeid in het volle gevoel van den
roemvol overwonnen strijd, de stevige armen op
de tafel geleund en tegenover haar haar trompetter
in zijn licht wambuis. Staljongens en keukenmeisjes
zaten snappend en lachend langs den muur; aan
de deur stond de koetsier zeer voornaam toe te
kijken in zijne lange, blauwe overjas met zilveren
knoopen, want hij moest mijnheer en mevrouw
van een feestmaal uit de stad afhalen. Doortje
leunde zijwaarts aan het venster met een hoogrood
gelaat; de kleine tandjes blonken zoo gevaarlijk
onder de omhooggetrokken bovenlip, alsof zij elk
oogenblik gereed waren om te bijten.
Toen Stephan binnentrad, verstomde liet luide
gepraat en alle oogen vestigden zich op hem. Hij
ging met een beleefden groet dwars door de
keuken op Doortje toe en plaatste zich naast haar;
bliksemsnel keerde het meisje zich om en keek
opzettelijk uit het venster. //Wel?" vroeg Stephan
verwonderd. De anderen begonnen weder te lachen
en de koetsier liet zijne hand tweemaal met kracht
op de keukentafel vallen bum-bum//Wat
scheelt er aan vroeg Stephan. Het meisje
antwoordde niet, maar de koetsier meende:
//Misschien heeft zij haar smaak in de muziek
verloren", en trommelde opnieuw op de keuken
tafel los.
//Kom", zeide Stephan, wij beiden hebben
elkander iets te zeggen", nam haar bij den arm
en ging met haar naar buiten. //Zeg nu, wat er
aan scheelt". //Ik had het mij anders voor
gesteld, Stephan", begon zij. //Ik dacht dat gij
een muzikant waart zooals de anderen, dat gij de
klarinet, de viool of mijnentwege de bas bespeeldet;
maar de viool zou mij het liefste zijn. Zie, als
ik een arbeidersdochter was, zooals vele anderen,
zou mij dat alles wel hetzelfde zijn. Maar, gij
weet, mijn vader is kleermaker geweest en heeft
zelfs eene viool gehad en haar in hooge eer ge
houden. Reeds toen heb ik dikwijls bij mij zelf
gedacht: een muzikant of in 't geheel geen. De
viool is het voornaamste instrument, dat zult gij
toegeven", besloot zij met een trotsch oprichten
van haar hoofd, toen hij steeds zweeg en de
kleiDe eerzuchtige verbluft met open mond aan
staarde. De viool het voornaamste instrument,
zeker, dat liet zich niet betwisten. Hij knikte be
vestigend; daarna moest hij lachen. Heeft zulk
een meisje begrip van muziek! Dat zou een mooi
orchest geven, wanneer allen de viool wilden bespelen
Zij naderde met haar gelaat het zijne heel dicht
en hare witte tanden schitterden in het duister.
//Waarom allen? waarom niet gij alleen? Ik heb
er eens een gezien met eene viool, die speelde
alleen, geheel alleen. Hij stond heel vooraan en
de anderen zaten achterwaarts, en hij had alle
vingers vol met gouden ringen en eene schitterende
ridderorde op zijne borst. En als hij wenkte,
mochten de anderen medespelen en als hij weder
wenkte, moesten zij stil zijn. En toen hij geëindigd
had, klapten de menschen in hunne handen en
riepen bravo en hij moet een heelen hoop geld
verdiend hebben. Zoo een moet ge worden en ik
wil je lief en je vrouw worden".
Wordt vervolgd.