ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 30 Juli 1803. Eerste Blad. AFKONDIGING. Het werkplan der Regeering. FEUILLETON. VA BANQXTE! Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-Amerika, Transvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 8188. Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiën, van 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags. 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte Dit nummer twee bladen. bestaat uit Het HOOFD van bet Gemeentebestuur te maakt bekend, dat door den beer Provincialen Inspec teur der Directe Belastingen te Middelburg zijn executoir verklaard de kohieren van het Patentrecht dezer gemeente, over het dienstjaar 1892/93, (wjjken A en B), die op heden aan den heer ÜDtvaDger der Directe Belastingen alhier worden ter hand gesteld ter invordering, en dat ieder verplicht is zijn aanslag op den bjj de wet bepaalden voet te voldoen. Zierikzee, den 28 Juli 1892. CH. W. VERMEIJS. Met groote belangstelling wordt van verschillende zijden naar het werkplan der Regeeriug onderzocht. Onverdacht is die belangstelling niet altijd. Zij komt wel eens van de zijde dergenen, die het willen doen voorkomen, alsof de Regeering hare beloften in zake het kiesrecht niet wil nakomen, of die op een anderen tijd het weer voorstellen, alsof de Minister van Binnenl. Zaken zich haast met zijn kieswet, om zijn ambtgenoot voor Financiën in de wielen te rijden en hem te beletten zijn belastingsplannen te verwezenlijken. Met zulke be strijders wenscheu wij ons heden niet bezig te houdeD. De duidelijkste verklaringen, de stelligste verze keringen baten hun, die willens blind zijn, toch niet. Wij hebben thans het oog op hen, wien het wezenlijk te doen is om te weten, hoe de gang van zaken zijn zal en wien het niet onwelkom zijn kan daaromtrent licht te ontvangen. Het zijn hoofdzakelijk twee vragen, die ter sprake komen: lo. moet niet aan de kieswet den voorrang boven de belastingwetten worden toegekend? 2o. hoe zal het gaan met de nog niet ingediende belastingontwerpen, die met de nu behandelde in een min of meer rechtstreeksch verband staan; grondbelasting, bedrijfsbelasting, personeel? Wat de eerste vraag betreft, daaromtrent liet de Minister van Financiën zich bij de algemeene beraadslagingen in de Tweede Kamer aldus uit //De heer Tijdens heeft de politieke quaestie ter sprake gebrachthij meende, dat de regeling van het geheele belastingstelsel zou moeten voorafgaan aan de indiening der kieswet. Daaromtrent kan ik hem geruststellenin aanmerking genomen het stadium, waarin de kieswet thans verkeert, is het niet waarschijnlijk, dat zij de Kamer later dan de twee door mij aangekondigde wetsontwerpen, betreffende de peraequatie en de bedrijfsbelasting zal bereiken". De regeeriug beschouwt derhalve, dat volgt hieruit, èu het kiesrecht èn de belastingherziening als groote belangen, aan welker behartiging zij met alle kracht heeft te arbeiden; terwijl de eene minister zich met het eene onledig houdt, wijdt een tweede zich aan het ander; beiden arbeiden onverpoosd voort en brengen de vruchten van hunnen arbeid zoo spoedig doenlijk ter tafelvoor de kieswet zal het tijdstip der indiening ongeveer samenvallen met dat der indiening vau het tweede stel belasting-ontwerpen; de Regeering zal dan ter behartiging dier belangen gedaan hebben wat zij vermocht, en het is aan de Kamer te doen wat haar plicht meebrengt. Niet onwaarschijnlijk achten wij het, dat de Kamer het voorbeeld der Regeering volge en ook harerzijds arbeide zoolang het voor haar dag is; dat is te zeggen, dat zij èn de kieswet èn de nieuwe belastingontwerpen dadelijk in de afdeelingen onderzoeke, en de Regeerings-antwoor- den afwackte, om naar gelang het eene of het andere het eerst in staat van wijzen zijn zal, met de open bare beraadslaging van het eerst gereede onder werp aan te vangen. De Min. gaf zelf elders te kennen: //De be handeling van de regeling van het kiesrecht kan voorgaan en toch kan de bedrijfsbelasting nog door deze Kamer en dit Ministerie worden afgedaan". Hij plaatste zich daarmede op het voor de regeering eenig juiste standpunt, dat zij te doen heeft met eene vertegenwoordiging, die met haar wil samen werken lot behartiging van 's lands belang. Maar nu ontmoeten wij het hoog opgevijzeld bezwaar, dat als de kieswet liet eerst behandeld en aangenomen mocht worden, al het aan de belastingontwerpen verrichte werk vergeefsch zou zijn, dat men dus niet, zooals de Min. meent, de bedrijfsbelasting nog zou kunnen afdoen. Dit zal van de Kamer afhangen. Maar hoe wij overigens over dit bezwaar denken moeten, kunnen wij leeren uit het voorbeeld van den Min. van Financiën, als wij nu tot de behandeling der tweede vraag overgaan. Gaan wij de plannen na, die de Minister voor de belastinghervorming heeft, dan zien wij in de eerste plaatg dat hij het geheele terrein overzien heeft en van plan is ordelijk door te werken. Men vroeg hem naar de gemeentebelastingen: //het behoort tot mijne dierbaarste wenschen op financieel gebied, was zijn antwoord, dat die verbetering tot stand kome. Maar het is mijne vaste over tuiging, dat elke poging om daartoe te komen mislukken zal, tenzij men doe wat ieder goed bouwmeester doet, dat men begint met de fonda menten en niet met het dak. Ik acht het niet mogelijk ernstig aan de verbetering van de gemeente- financiën te werken, voordat de eerste grondslagen zijn gelegd". Die grondslagen worden gevonden in de verbetering van het Rijks-belastingstelsel. Maar heeft de Minister zoo, als het ware, de belastingherziening in groote trekken in het hoofd, omtrent de bijzonderheden behoudt hij zich tot het laatste oogenblik alle vrijheid voor en wel om deze goede reden: //Een wetsontwerp is gereed, of het is niet gereed. Is het gereed, dan wordt het ingediend. Maar is het niet gereed, dan wil men ook tot het laatste oogenblik de gelegenheid hebben om het te wijzigen en te verbeteren". Met een Minister, die zoo het geheel overziet, maar tot op het laatste oogenblik zijn werk in handen houdt, kan men veilig in zee gaan. Vooral wanneer men daarbij de overtuiging erlangt dat hij voortvarendheid a.-m beleid paart. De vermogensbelasting is de hoeksteen van het gebouw. //Maar", zeidedeMin., welk lot ook aan de andere voorstellen te beurt valt, zoodra de vermogensbelasting is aangenomen, doe ik de noodige stappen tot invoering van peraequatie met 1893 op de basis van 6 pCt." Deze zal dus niet wachten op de aanneming van wetten, die met dit onderwerp in geen verband staan. Daaren tegen moet de bedrijfsbelasting wel wachten op de vermogensbelasting. Waarom? Niet uit traagheid, maar uit overleg. De Minister had aangetoond, dat de bedrijfsbelasting moeielijk te regelen is. En dan gaat hij voort: //In één woord, het werk is moeielijk, maar het zal geleverd worden; het is al grootendeels gedaan. Ik kan aan de Kamer mededeelen, dat de wet reeds zeer is gevorderd en dat het mijn voornemen is om, zoodra de vermogensbelasting is aangenomen, de laatste hand daaraan te leggen. Eerst dan zal daartoe het oogen blik gekomen zijn; want dan eerst zullen tal van vragen, die bij de behandeling van dit wetsontwerp zullen rijzen, opgelost zijn, en die oplossing zal tot richtsnoer kunnen dienen, bij de beantwoording van allerlei gelijksoortige vragen, die zich voordoen bij de bedrijfsbelasting. Alzoo gewapend kunnen wij het ontwerp afwerken". De Minister wil dus niet alleen de peraequatie, maar ook de bedrijfsbelasting spoedig indienen. Daarbij blijft het niet; hij kondigt bovendien een wetsontwerp tot wegneming van groote gebreken in de grondbelasting aan, en deelt -mede dat dit reeds op zijn bureau gereed ligt en dus spoedig -ingediend kan worden-. Maar daar de peraequatie, daaraan vastgeknoopt, wellicht niet bijtijds gereed zou kunnen komen, wordt dit laatste in een kleine afzonderlijke wet geregeld, die tijdig genoeg be handeld zal kunnen worden om in werking te treden op 1 Januari 1893. Derhalve: behalve het kleine peraequatie-wetje is de bedrijfsbelasting en de herziening der grond belasting op de komst en daarbij voegt de Min. nogde herziening van het personeel. //Ik had gaarne", zeide de Minister, //die herziening nog in deze zitting ingediend. Reeds veertien dagen na mijn optreden was ik met dit werk bezig, maar ik heb het moeten staken". Vermogens-, bedrijfs-, en grondbelasting, en andere zaken namen te veel tijd en denkkracht in beslag. //Maar ik verzeker de Kamer dat ik het aanstaande zittingjaar daaraan al mijne aandacht hoop te wijden, want ik ben vast overtuigd dat, wil men aan den middenstand ontheffing geven, men ze daar zoeken moet". Voegt men daar nu bij, dat de Minister ook nog de registratiewetgeving wenscht te herzien, dan zal men moeten instemmen met zijn uitroep //Aan arbeid geen gebrek". //Maar die Minister denkt in 't geheel niet aan de kortstondigheid van het leven eens Ministers zegt men wellicht. Ja wel. Men herinnerde hem in de Kamer er aan, en hij antwoordde: //Hetis mij bekend, dat het menschelijk leven, en meer nog het ministerieel leven broos is". Maar dat leidt hem er niet toe om eens aan te zien of hij het een of het ander nog wel kan afdoen, maar wel om in den korten tijd levens, die hem als Minister wellicht gegund zal zijn, zooveel mogelijk te doen. //In het minimum van tijd het maximum van werk te leveren is daarom mijn hoogste wensch", en daarom laat hij zich niet door de gedachte aan staatkundige gebeurlijkheden van den weg afbrengen. Juist omdat hij niet weet, wanneer hij van zijne taak zal worden afgeroepen, maakt hij plannen, alsof er een onbeperkt verschiet voor hem ligt en werkt hij, alsof elke dag de laatste zijn kan. Dit is de ware manier om veel en goed werk te doen; dat is de reden, waarom niet, wegens de kieswet, met het arbeiden aan de belasting hervorming getalmd behoeft te worden. NIEUWSTIJDINGEN. Oost-Indië. Aan de Deli Ct. wordt uit Atjeh gemeld d.d. 14 Juni Gisteren avond rukte eene patrouille onder den 2en luitenant Dijkstra van Lampermei uit om eene bende Atjeh era, die zich. in hinderlaag had opgesteld bij Tjot-Iri (op de plaatB waar wjjlen luitenant Corneliesen sneuvelde), te verjagen. De Atjehers hielden moedig stand bjj het vuurgevecht en ook bij den aanval. De commandant van Tjot Iri, le luitenant Kesler, rukte ook uit zjjne benting om de patrouille Djjkstra te ondersteunen. Er werd toen nog een aanval gedaan, waarna de AtjeherB het hazenpad kozen. By die gelegenheid werden gewondde 2e luitenant Djjkstra (klewaDg-houw over den arm), de le luitenant Kesler (klewang-houw op het hoofd). Beide officieren hebben huDnen dienst hervat. Een inlandsch fuselier werd zoo zwaar verwond, dat hjj niet lang daarna overleed. Een Europ. fourier had een schotwond in de lies en een in den schouder, zjjn leven is in gevaar; zes andere minderen werden door schoten en klewang- houwen licht gewond. De vijand liet 7 dooden achterhet aantal gewonde Atjehers is nog niet bekend. De Gouverneur is heden per extra-trein naar die posten gegaan. Italië. Een zonderling testament. Het testament van den Amerikaan Henry Livingstone, onlangs te Florence overleden, is even zonderling als de man zelf steeds was. Hg gaf nooit een fooi, maar zeide steeds tot den bediende: >je staat in mgn testament". Niemand geloofde dat natuurljjk, maar Livingstone hield woord, 'e koetsiers en conducteurs der omnibussen erven 20.000 lire, de huurkoetsiers 20.000, de bedienden van twee koffiehuizen 12.000 lire. Een bedelaar, die hem Boms hielp bjj het stjjgen in het rjjtuig, erft 10.000 lire; een arme klerk van een bank, die eens in bet Casino Borghese in de nabgheid van L. staande uitriep: »als ik maar eens 50.000 lire had, dan kocht ik een villaatje buiten", heeft die 50.000 lire gekregen. De koetsiers en conducteurs van de trams werden bedacht met 0 lire, 0 centesimi, daar L. de trams en in 't bgzonder de rails haatte, omdat zg ongelukken veroorzaakten bg zjjn toertjeB, eens met 24 paarden, zooals men zich zal herinneren. Alle liefdadige instellingen heeft de Amerikaan goed bedacht. Oostenrijk. Ia het dorp Dobrenitz nabjj Reichenberg in Bohemen, heeft dezer dagen zekere koopman, Jozef Suva genaamd, getracht zjjne vrouw Franzeska levend te verbranden. De bjjzonderheden van deze misdaad zjjn inderdaad huiveringwekkend. Suva was weduwnaar en huwde eeu half jaar geleden met een mooi 20-jarig meisje, waarmede hg oogenschgnlgk in de beste verstand houding leefde. Maar Suva had dadeljjk na het huwelgk met zjjne tweede vrouw eene liefdesbetrekking aangeknoopt met de zuster zjjner eerste vrouw, een meisje van achttien jaren, in Pecek bg Kolin, waarmede hjj eene drukke briefwisseling onderhield, waaruit bljjkt, dat hg van plan was dit meisje te huwen, en zjjn jonge vrouw uit den weg te ruimen. Hjj besloot zjjne vrouw te verbranden. Ter volvoering van dit heleche plan, begaf hg zich 's nachts te twee uur in zjjn winkel, begoot den vloer en alles wat zich in den winkel bevond met petroleum, stak alles in brand en toen de vlammen er flink uit sloegen, stiet hg zijne vrouw in de vlammen. Franzeska Suva riep om hulp en tusschen haar en haar echtgenoot begon een vreeeelijke worsteling. Gelukkig kwamen eenige boeren toesnellen en deze reddeu de arme vrouw uit hare netelige positie. Haar lichaam was evenwel reeds met vreeseljjke brandwonden bedekt. Nadat haar geneeskundige hulp was verleend, werd zg naar de ouderljjke woning te Kasalitz vervoerd. Suva zit thans te Königgr&tz in de gevangenis; ook het meisje te Pecek, waarmede hg het moordplan had beraamd, is in hechtenis. Frankrijk. Eindeljjk zal de Panama-kanaal-quaeBtie voor het gerecht worden opgelost. Thans is besloten tegen de Lesseps en verschillende bestuursleden van de Maat schappij tot doorgraving der Panama-landengte" een aanklacht in te dienen, wegens de aanwending van gelden der maatschappij in strjjd met de bepalingen van het reglement. De behaudeling van het proces zal in October plaats hebben. De groote Franachman", het medelid der Academie, de bezitter van het groot kruis van 't legioen van eer, die jarenlang op verschillende wjjzen als een der grootste weldoeners der menschheid is gevierd, moet aldus plaats nemen op de bank der beschuldigden, wegens fraude en zal der wereld een schouwspel leveren, zooals men het in Frankrgk in de laatste jaren al meer heeft gezienheden nog een aanzienlijke betrekking bekleedend en beladen met roem en eer, morgen van het voetstuk afgerukt en minachtend of medelijdend behandeld. -Duitschland. Een arbitraal proces van groot belang staat te wachten. Het betreft de Joden quaestie, die thans alle Enropeesche bladen beroert. Hermann Strack, professor in de Godgeleerdheid aan de universiteit te Berljjn, komt in een geschrift, ingezonden aan de anti-semietische Staatsbilrgerzeitung aldaar, op tegen de bewering, dat het Talmudisme den ritueelen moord voorechrjjft. De Osservalore cattólico te Milaan heeft 10,00() lire uitgeloofd aan hem, die een afdoende weerlegging geeft van de in 75 punten vervatte wetenschappelijke bewjjzen van dat blad, dat inderdaad bjj de Joden ritueele moord bestaat. Professor Strack verklaart zich bereidj de onweten schappelijkheid en onjuistheid dier punten aan te toonen, indien drie scheidsrechters, wier namen in de wereld klinken, zich verbinden uitspraak te doen. Hjj geeft de Osservatore de vrjjheid om zelf deze scheids rechters te kiezen van wie twee katholieken kunnen zjjn uit hen, die aan eene Duitsche universiteit of de daarmede gelijkgestelde academie te Munster theologie of Oostersche talen doceeren. België. Dezer dagen kwam te St. Nikolaas een man met zjjne vrouw uit Hulst om den oogmeester De Cock te raadplegen. Terwjjl zg uit het huis van den geneesheer kwamen was er een persoon, die iemand tot zich wilde roepen en een scherp gefloit liet hooren. Dit gerucht verschrikte de vrouw zoo, dat zg in onmacht viel. Men droeg haar naar de afspanning, waar zjj af gestapt was, waar zg van een kind beviel en korten tjjd later overleed; het kind stierf insgelgks. De twee ljjken zjjn naar het burgerljjk hospitaal overgebracht. Vervolg der Nieuwstijdingen in Tiet Tweede Blad. Brieven uit België. VIII. >Een Hollander, inboorling van Zierikzee, oud 72 jaar, is reeds voor de 10e maal door onze politie aangehouden voor banbreuk". Zóó kou men een paar dagen geleden in de Antwerpsche dagbladen lezen, 'k Begreep van wien hier sprake was; en ofschoon die man heel weinig sympathie verdient, zjjn treurig lot wekt toch tot medeljjden op. Sedert hjj zjjne geboortestad verliet, om zich in Antwerpen te vestigen, daalde bg al dieper en dieper en nam hjj eindelijk den bedelstaf ter hand. Doch aan inlandsche bedelaars is hier reeds zulk een overvloed, dat men de buitenlandsche spoedig naar de grenzen brengt. Maar zie, het vaderland wil die verloren schapen niet meer, en jaagt hen ongenadig terug. Als een bal dus werpen Holland en België elkander die on- gelukkigen toe, om ze in het volgend oogenblik nogmaals terug te werpen. Men verbeelde zich de toestand van zulk een man: tot tienmaal toe naar de Nederlandsche grenzen gebracht en even zooveel malen teruggeBtooten. Hjj heeft dus geen vaderland meer! Eigen schuld is hier zeker de oorzaak van dien voor een mensch ondrageljjken toestand, en de overheid, met de wet in de hand, doet hier strikt haren plioht. Maar een mensch, hjj moge zoo laag gevallen zjjn, is en bljjft toch een mensch, en heeft als zoodanig rechten. Een zwervenden hond maakt men af, om hem uit zjjn ellendig bestaan te verlossen een afgeleefde bedelaar levert men aan de wanhoop over en laat hem een langzamen dood sterven. Zou ook hierin niet eenige verandering en verbetering dienen gebracht te worden? Het getal Nederlanders neemt in België, maar vooral in Antwerpen, voortdurend toe. In 1889 bedroeg het in deze stad ruim 10,000, in 1892 reeds meer dan 12,000; zoodat in tjjd van twee jaren hun aantal met meer dan 2000 vermeerderde. Dat daaronder heel wat werkeloozen en hulpbehoevenden gevonden worden, behoeft niet gezegd te worden, en dat deze gewoonljjk aan dezelfde deuren, d. w. z. bjj enkele goed bemiddelde landgenooten om hulp gaan aankloppen, is even duideljjk en voor de laatsten zeker niet altjjd aan genaam. Immers, al is men dan ook al in zekere mate met stoffelijke goederen gezegend, men kan Naar het Duitsch van EMIL PESCHEAN. Langzaam wandelde eene bevallige en in den rouw gekleede vrouw onder het liooge geboomte en te midden der tropische gewassen van het park van Monte Carlo. Welriekend geurden reseda en bloeiende rozen in den warmen zomernacht. De zon was reeds lang ondergegaan, maar de atmosfeer bleef zoel en drukkend. De jonge vrouw blikte met hare ernstige, diepliggende oogen droefgeestig naar den helderen avondhemel, wiens flonkerende sterren als op een aardsch paradijs nederzagen. De tonen der muziek klonken verleidelijk uit het fraaie lustslot van Monte Carlo, en tusschen die welluidende tonen hoorde men het eentonig: vFaites votre jeu!" in de speelzaal. Een gloeiend rood kleurde de wangen der luisterende vrouw, terwijl hare oogen koortsachtig schitterden. „Waarom zou ook ik niet eenmaal den weg betreden, die naar het geluk leidt?" vraagde zij bjjna ademloos. „Win ik geld, dan herwin ik zijne liefde". De smalle, witte handen krampachtig wringend, en de oogen onafgewend op het verlichte Casino gevestigd, zonk zij op een marmeren tuinbank neder. Bedwelmend .geurden de oranje- en citroen- hoornen in de zoele avondlucht, maar de jonge vrouw bleef met heldere, wijdgeopende oogen op de gekleurde lichten van de speelhel staren. De eenzame vreemdelinge, die wij daar in het park van Monaco zien zitten, is eene Duitsche vrouw, en de echtgenoote van den kunstschilder Leopold von Heldenbach, die te Munchen woont. Mevrouw von Heldenbach eertijds Gabriele Steinhaufen had haar man te Kissingen leeren kennen, toen zij daar eenige weken bij eene oude tante doorbracht. De sierlijke gestalte van Gabriele, die zich bij voorkeur in het wit kleedde, hare donkere peinzende oogen, het blauw-zwarte, weelderige haar, bleven niet zonder uitwerking op den kunstenaar. Hij schilderde het portret van het schoone, vreemde meisje, en nog voor dat het werk voltooid was, waren beiden voor altijd verbonden. Leopold von Heldenbach vormde het grootste contrast met zijne bevallige vrouw. Gezet van gestalte, had hij een groot kaal hoofd, en weinig gedistingueerde manieren. Hij bezat niet veel gevoel, en zijne ontwikkeling en beschaving lieten veel te wenschen over. Een ieder vraagde verwonderd, wat Gabriele bewogen had dien man te trouwen, en het was allen een raadsel hoe zjj den schilder kon liefhebben. Maar het leven bestaat nu eenmaal nit raadselen en de liefde is het grootste raadsel van alle. Nu eens zet zij zich op een rozenstruik, en dan weder op een distel, en in een van hare grillige buien brengt zij menigmaal roos en distel te zamen. Hoe het zjj, Gabriele had haar weinig be minlijken, geldzuchtigen echtgenoot hartelijk lief, en zij bleef hem beminnen ook toen hij haar weldra het leven verbitterde door zijn ruwheid en zijn zelfzucht, waarbij hij zich niet ontzag, haar de grievendste verwijtingen te doen over haar gebrek aan fortuin. Maar die liefde onderdrukte in het gemoed der jonge vrouw tevens alle hoogere, edeler aandoeningen. De zucht naar geld beheerschte weldra haar geheele ziel, en deze begeerte werd steeds krachtiger, naarmate de genegenheid van haar echtgenoot onder den druk van huiseljjke zorgen en geldelijke moeielijkheden voortdurend verminderde. Dag en nacht peinsde de arme Gabriele op middelen om den weg tot fortuin te vinden. Maar wanneer is dit ooit aan eene vrouw gelukt, ten zij ze een genie of eene oplichtster was En Gabriele was geen van beide. Zij was slechts eene lief hebbende, bezorgde echtgenoote. Een dof gevoel van hopeloosheid maakte zich van haar meester, het leven werd haar tot last, en zij durfde niet eens den wensch koesteren naar het bezit van een kind. Haar man toch beschouwde een kind als een voorwerp van weelde, dat geld, veel geld kosten zou, en Gabriele was arm. Zou men zich ter wille van zulk een schreiend, hulpeloos, veel- eischend wezentje nog meer ontberingen getroosten Neen, duizendmaal neen I Op zekeren avond zat Mevrouw von Heldenbach voor de theetafel in hare woonkamer te Munchen. Als gewoonlijk verdiepte zij zich weder in het onuitputtelijk thema haver overpeinzingen, den wensch naar geld. In een aangrenzend vertrek was de schilder bezig de laatste hand te leggen aan een bijna voltooide schilderij, eene voor stelling van „Rjjkdom en Armoede". Was het opzet of toeval? De rijkdom droeg de fijne trekken van Gabriele, hare fraaie gestalte was gehuld in kostbare stoffen, en prijkten met paarlen en edelgesteenten. Met een gebiedende beweging wijst zij de armoede terug, die haar smeekend nadert, en de handen begeerig naai de kostbaarheden uitstrekt. Eindelijk wierp Heldenbach het penseel terzijde en bleef langen tijd verdiept in de beschouwing van zijn voltooiden arbeid; daarop begaf hij zich naar de kamer, waar Gabriele zich bevond. »Hoor eens vrouw", sprak hij op onvriendelijken toon. »Ik heb er nog eens over nagedacht, en gij kunt het geld krijgen om naar Nizza te reizen, ten einde uwe tante in hare laatste ziekte op te passen. Die oude vrouw moet er warmpjes in zitten. Wel bestaat Mac Rosen haar nader dan gij, maar gij kent het spreek woord, »die het dichtst enzdat moet gij nu maar eens in praktijk brengen. Gjj weet het, zonder geld is het leven misère"* Een oogenblik zag Gabriele haar man ver wonderd aan, doch dadelijk daarop boog zij het hoofd en antwoordde: Ik zal morgen met den eersten trein van hier gaan". Den volgenden dag vertrok Gabriele naar Nizza. Acht dagen lang verpleegde zij hare tante, en sloot daarna der oude vrouw voor altijd de oogen. Mevrouw von Heldenbach ontving een legaat van vijfhonderd thaler uit de nalateüschap van de overledene. »Een aalmoes, zal Leopold zeggen", zuchtte zij bitter teleurgesteld. Op verlangen harer tante moest Gabriele aan Mac Rosen in persoon diens erfenis ter hand stellen. Na verloop van eene week was dit geschied, en nu was zij weder vrij om naar huis terug te keeren. Maar de arme vrouw kon daar niet toe hesluiten. Haar man had zich gouden bergen van deze erfenis beloofd, en zij had den moed niet om hem mee de deelen, dat zg niet veel meer dan een aalmoes" van het fortuin harer tante gekregen had. »Doch zouden die ellendige vijfhonderd thaler geen honderd-, geen duizendvoudige rente kunnen afwerpen? Is Monaco niet in de nabijheid? Een paar schreden slechts en de deuren van het paradijs met de giftige slang onder de schitterende oppervlakte verborgen openen zich voor haar! Monaco Monaco Monte Carlo 1 Gabriele kan dien verlokkenden Sirenenzang geen weerstand bieden. Het is haar of de begeerige blikken van den schilder met koortsigen gloed op haar rusten terwijl zij met de handen in het goud woelt. Welk een zaligheid het hem toe te werpen onder den uitroep Thans kunt gij mij weder liefhebben, nu hen ik rijk 1" Een hevige ontroering doet haar over al hare leden beven Het is geheel donker geworden, maar de atmosfeer blijft even drukkend. Zou het niet minder benauwd zijn in die vroolijk verlichte speelzaal Daar zal zij ten minste het klagend ruischen der golven niet hooren, dat uit de diepte tot haar opstijgt. Men verneemt daar ginder slechts het eentonig gemompel van den croupieren het onderdrukt gefluister van de mannen der wereld, en van de vrouwen der mode. Daar geuren geen rozen en glanzen geen palmen in het zachte maanlichtmaar men voelt er den heeten adem van hartstochtelijke spelers, en ziet er de zweetdruppels op beangste aangezichten paarlen. Neener geuren geen bloeiende rozen in de speelzaal van Monte Carlo, daar blinkt slechts het bedriegelijk rouge en het verderfe lijk blanketsel op de wangen van schoone vrouwen. Nog een oogenblik aarzelt Gabriele op den drempel der zaal, maar heeft de Duitsche schilder het niet aan zijne vrouw geleerd, dat geld en geluk één zijn? Voorkomend schuift men op zij om plaats te maken voor de schoone vreemdelingeVerlokkend klinkt de stem van den bankhouder. Lustig rolt het kogeltje van de rouletteen in één oogenblik hoopt het goud zich op om even gauw weer te verdwijnen. Door een groen laken deur verwijdert zich ongemerkt een baardelooze jonge man met een bleek gelaat, en verwrongen trekken. Ginder waagt een ander met een glimlach om den mond zijn laatste geldstuk. Beide hebben alles verloren, de nieuweling en de speler. Geen van beide zal zijn ongeluk overleven. Gabriele verliest, verliest altijd doorl De tranen komen haar in de oogen als de lange haak haar laatste goudstuk naar zich toe- haalt. Vlak naast haar zat een oudachtig man met een ongunstig uiterlijk, dat u onwillekeurig aan een roofvogel doet denken. Die man doet niets dan winnen. Va Banqueroept hij ten laatste luidkeels lachend uit. Hij heeft de bank doen springen. Met vurige, begeerige blikken staart Gabriele naar het goud, dat naast haar opgestapeld ligt. Och kon zij haar geluk nog maar eenmaal beproeven, wie weet of de kans haar thans niet gunstig zijn zou. Bezat zij maar iets van al die schatten déAr I Heeft zjj hardop gedacht? De man met het ongunstig uiterlijk bood h^ar een goudstuk aan. Zjj nam het, hij teekende op, en zoo ging het steeds voort. Weldra had hij het derde van zijn winst genoteerd, maar toen bedekte hij het overige goud met de handen. Als uit een droom schrikt Gabriele wakker. Radeloos staart zij om zich heen. Wat is er gebeurd Zij is aan een wildvreemden man eene som schuldig, die zij nooit terug betalen kan. Werktuigelijk onderteekent zij met vaste, duidelijke letters de schuldbekentenis, die beur huurman haar voorlegt, en snelt daarop naar buiten. Thans waait er een zachte koelte; die zacht fluisterend door de hoornen ruischt, en haar als een slaaplied in de ooren klinkt. Va Banque Va Banque hoort men wederom roepen en eene siddering vaart Gabriele dopr de leden. Luid klinken de schelle tonen der muziek. Als in een droom nadert de jonge vrouw al meer en meer de donkere zee. Het eene terras na het andere brengt haar nader bg de geheim zinnige diepte, en het is alsof de kabbelende golven en de ruischende bladeren een gebed prevelen, een gebed om vergeving en erbarming. Het laatste terras, dat Monte Carlo van de zee scheidt, is bereikt. Va Banque krijt Gabriele als buiten zich zelf De wateren sluiten zich boven de ongelukkige, en droever dan ooit ruischt het eindelooze klaaglied der zee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1