ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 9 Juli 1892. II BURGERSCHOOL Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. KENNISGEVING. VEILING TIENDE-VRUCHTEN. Feestelijke en politieke optochten. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Yerschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6179. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot dee Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend. De COMMISSIE VAN TOEZICHT op het Middelbaar Onderwijs te Zierikzee maakt bekend, dat de OVER- GANGS-EXAMENS op de Hoogere Burger school zullen gehouden worden op Vrydag clou 1£» Juli 189S, des voormiddags te 9 ure, Zierikzee, den 2 Juli 1892. Namens de Commissie, RÖELL, Secretaris. Opening jaclit op waterwild. De COMMISSARIS DER KONINGIN in Zeeland, gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 1 Juli jongstleden, No. 110; gelet op Art. 11 der wet van 13 Juni 1857 Staatsblad No. 87); maakt bekend, dat de opening der jacht op waterwild zijnde: eendenduikerswaterhoenders, watersnippen, schriekenkemphanen, strandloopers, wulpen en plevieren, in deze provincie door Gedeputeerde Staten is bepaald op Maandag 25 Juli aanstaande. Middelburg, 4 Juli 1892. De Commissaris der Koningin voornoemd, DE BRAUW. VAN De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van belanghebbendendat de openbare Veiling der TIENDE-VRUCIITEN, aan komende deze Gemeente, voor den jare en oogst van 1892, zal plaats hebben op Donelerclagf den SI Juli si.s.j des voormiddags te lO uur, op het Raadhuis dezer Gemeente. Zierikzee, den 7 Juli 1892. Ch. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zderikzee maken bekend, dat de brug buiten de Zuidhavenpoort van af Woensdag 13 Juli U.S., tot nadere aan kondiging voor de passage van rij- en voertuigen en vee, zal zijn gesloten, en dat gedurende dien tijd, oor die passage gebruik zal moeten worden gemaakt van de over het Sas gelegen hulpbrug; alsmede, dat de passage voor voetgangers voorloopig over de brug buiten de Zuidhavenpoort blijft opengesteld. Zierikzee, den 7 Juli 1892. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, C li. W. V E R M E IJ S, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. De Studentenfeesten in de hoofdstad behooren weder tot het verleden. De bals en concerten, de feest maaltijden en de feestelijke tooneelvoorstelling zijn voorbijgegaan, van den feestelijken wedstrijd op het water en den feestelijken intocht der reünisten is geen sprake meer. De feestelijkheden zijn in de beste orde afgeloopen, al liet het zich ook eenige avonden aanzien, dat de orde zou verstoord worden door menscben, die de volksklasse te schande maken, daar zij niets beters weten te doen dan: schelden, steenen gooien, lawaai maken, het de politie zoo lastig mogelijk maken, klagen dat zij 's morgens vroeg op hun werk moeten zijn, terwijl zij geheel onnoodig 's nachts op straat rondloopen. Dat de maatschappelijke orde door zulk soort van menschen zal hervormd en verbeterd worden, mogen enkele heethoofden gelooven; wij achten de maatschappij gelukkig, waar dit deel der burgerij de kleine minderheid uitmaakt en zoodoende tamelijk onschadelijk is, al dient men het ook steeds goed in het oog te houden, daar het tot alle kwaad in staat is. Tot verontschuldiging van deze oproermakers heeft men onder anderen het feit aangevoerddat studenten wèl een optocht in de hoofdstad mochten houden, terwijl kort geleden aan lieden uit de volksklasse het houden van een optocht verboden werd. Men noemde dit meten met twee maten, en kon zich daarom zoo goed begrijpen, dat zij die tintelen van rechtvaardig heidsgevoel, in hunne verontwaardiging met steenen gingen gooien naar de begunstigde en bevoorrechte studenten. De schuldigen werden by deze redeneering dientengevolge niet de oproermakers, maarhet gemeentebestuur van Amsterdam, met name de Burgemeester. Deze redeneering natuurlijk geheel alleen voort vloeiende uit volksliefde komt ons geheel en al onjuist voor. Wel bezien werd hier toch niet gemeten met twee matenmaar werd doodeenvoudig het groote onderscheid in het oog gehouden tusschen een feestelijken en een politieken optocht. Feestelijke optochten nu leveren geen gevaar op voor het volk en kunnen daarom gerust worden toegestaanpolitieke optochten daarentegen geven van zelf aanleiding dat het eene deel van het volk tegen het andere in verzet komt, en daaruit ontstaan maar al te gauw botsingen, die zelfs een bloedig en levensgevaarlijk karakter kunnen aannemen. Dit te voorkomen is plicht der regeering. Feestelijke optochten, die geen ander doel hebben dan de vreugde te uiten en te verhoogen, en die hoegenaamd geen karakter dragen dat van vijandschap getuigt tegen de regeering en de maatschappij, ver schillen daarom hemelsbreed van die betoogingen, die meer of minder duidelijk uitgesproken, neerkomen op de omverwerping van de regeering en de maatschappij. Geheel iets anders is het toch of een studentencorps, oud-leden van dat corps inhaalt en zich met hen in optocht naar het universiteits-gebouw begeeft om zich nog eens in universiteits-herinneringen te verdiepen geheel iets anders of een menigte, die ontevreden is met iedere regeering en iederen regeeringsvorm, en ontevreden zal blijven tot zij zelf de regeering uitmaakt, met roode vaandels en oproerige leuzen, zich uittartend langs straten en grachten begeeft. Hoe men ook van zekere zijde op de degelijkheid van laatstgenoemde optochten moge wijzen, een pers die op deze manier te werk gaat, licht de menschen niet voor, maar liegt ze eenvoudig voor. Het deel der burgerij toch, dat luide te kennen geeft, dat het zich verzetten wil tegen de regeerende machten en voor dat doel een optocht organiseert, heeft het zichzelf te wijten, wanneer het op een contra-optocht stuit van politie-agenten, ja in het ergste geval kennis maakt met de militaire macht. Politieke optochten moeten daarom onderscheiden blijven van die onschuldige betoogingen, die buiten alle politiek omgaan. Een beroep op het recht van vrijheid van vereeniging, gaat hier niet op. Juist omdat de publieke wegen aan niemand afzonderlijk behooren, maar aan de gemeente of aan het rijk, is het ook de plicht van hen, die over de gemeente belangen te waken hebben, om zorg te dragen dat die wegen niet misbruikt worden. En misbruikt worden deze wegen, zoo ze -»!s tooneel gaan fungeeren van de knorrige en ontevreden burgery. Want al loopen deze knorrepotten ook als brave Hendrikken by den weg, en al is het gelaat van hen allen ook zoo effen en strak, als bij eene begrafenis het geval is: ja al laten «ij zich ook door treurmuziek begeleiden hunne geheime kwaadaardigheid is veel gevaar lijker en schadelijker voor de maatschappij, dan een optocht van vroolijke lieden, onder welke sommigen misschien wel wat al te vroolijk zijn. Eere daarom aan ieder gemeentebestuur of aan iederen burge meester, die nimmer bezwaar maakt tegen het houden van feestelijke optochten, maar politieke optochten krachtig weet tegen te gaan. Eng-eland. Londen, 7 Juli. Volgens de Morning Post zoude de Aziatische cholera in Eogeland zyn voorgekomen. Drie gevallen zouden zich hebben voorgedaan, waarvan twee met doodelyken afloop. Twee passagiers van een Fransch stoomschip, namelyk, zouden op zee door de ziekte zyn aangetast. Vrydag te Londen aangekomen, stierven zjj in een hospitaal ten gevolge van nitputting door cholera morbos. Londen, 7 Juli. Officieel wordt verklaard dat het bericht van het dagblad Morning over het voor komen van een geval van Aziatische cholera te Londen, louter een verzinsel ïb. Geen enkel geval van cholera is er hier waargenomen. Londen, 7 Juli. Gekozen zyn: 127 conservatieven, 19 unionisten en 108 Gladstonianen, met inbegrip der Iersche nationalisten. De ministerieele party heeft 15, die van Gladstone 29 zetels gewonnen. Rusland. Dezer dagen is te Moskou een man overleden, die lang onverdiend roem en aanzien genoot, zonder bepaald een bedrieger te wezen, namelyk Kommissarow, die beschouwd werd als redder van het leven van Keizer Alexander II, zonder dat hy iets gedaan had voor dim Gzaar. Hy was toevallig getuige van Katabosow'a aanslag op den Keizer en viel op den grond van schrik. Een hoofdofficier, een der eerste die kwamen toesnellen, zag het pistool dat Karakosow, toen zyn schot miste, had weggeworpen, op den grond liggen en daarnaast een man, blykbaar bewusteloos. Hy verbeeldt zich, terBtoud te begrypen wat er gebeurd is. Die man had den moordenaar zien mikken, was hem met zyn volle zwaarte op het lyf gevallen en had zoo het schot doen missen. De officier helpt den man overeind, omarmt hem en de arme kerel een mutsenmaker van beroep is, nog vóór hy weet wat er met hem gebeurt, aan de juichende volksmenigte voorgesteld als redder van het leven van den Czaar. Men droeg hem in zegepraal door de stad en hy werd de held van den dag. Kwam hy in den schouwburg, dan stond het geheele publiek op en het orkeat speelde het volkslied, hy werd by allerlei aanzienlyke personen te gast genoodigd en met geschenken overladen. Kommissarow liet zich al die eer maar aanlennen. Ook de Czaar toonde zyn dankbaarheid jegens zyn •redder." De mutsenmaker werd in den adelstand verheven, tot huzarenofficier benoemd en met nog andere onderscheidingen bedacht. Kommissarow's vader, een naar Siberië verbannen boef, werd in vryheid gesteld. Maar hy ging zyn positie als vader van den »redder" exploiteeren en lichtte de mensohen op. Onder voorwendsel, dat hy >de vertrouwde raadsman1' van den Keizer was, beloofde hy ambten enz. totdat men, om hem kwyt te zyn, hem ergens een huis kocht en hem daarheen zond. Ook de roem van den redder des Keizers" ging tanen. De waarheid kon op den duur niet verborgen blyven, en eindelyk verdween Kommissarow uit de St. Petersburgsche kringen, om stil te leven op een landgoed by Moskou, dat men voor hem had gekocht. Officieel bleef hy eohter altyd de redder van het leven van den Czaar. Oostenrijk. De vier mynwerkers, door wier onvoorzichtigheid de vreeselyke ramp in de myn van Przibram werd veroorzaakt, zyn tot tuschthuisstraffen van twee maanden tot drie jaar veroordeeld. Hongarije. Een correspondent van de Pall Mall Gazette bezocht den thans in Turyn wonenden Hongaarschen patriot Kossnth en stond over dien krassen 90-jariger verbaasd. Hy is DOg recht van lyf en leden, wandelt, werkt, heeft 't gezicht en gehoor nog en maakt den indrnk van een 70-jarig man. Hy is Bteeds vrydenker en republikein; alleen vindt hy Presidenten niet meer noodig; dat is nog te veel na&perij van de monarchie, zegt hy. Een van zyn uitspraken over de tegenwoordige wereldlnidde»La société moderne est nne grande béte". Hy iB bezig zyn levensbeschrijving te voltooien drie deelen zyn er van af; maar het wordt een werk van 12 banden. Als een bijzonderheid mag wel gelden dat Kossnth nooit gelezen heeft wat in boeken of kranten over hem werd gezegd. Dat maakt hem reeds tot een merkwaardig man. Frankrijk. Door den beul Deibier is Dinsdag morgen te Valence geguillotineerd de Duitsche monnik Matbias Hadelt, die den 29en October 1.1. pater Ildefonse, penning meester van het klooster Aiguebelle, vermoordde en eene groote som geldB stal. Toen men hem kwam aan zeggen, dat het oogenblik gekomen was, riep hy uit: •Deo gratias!" Hy legde eene ongewone koelbloedigheid aan den dag en gaf het verlangen te kennen, dat zyn lyk zou worden geschouwd, waaruit blyken zou, zeide hy, dat hy Hadelt niet was. Hy heeft namelyk steeds de hem toegeschreven identiteit geloochend, tevens weigerende zyn waren naam te openbaren. Voorts weigerde hy den bystand van een Roomsch priester, maar nam dien van een protestantsch predikant, den heer Causse, aan, dien hy op het schavot glimlachend en met een: »Tot wederzienB!" omhelsde. Een tienduizend menschen waren opgekomen om de terechtstelling te zien. Vervolg der Nieuwstijdingen in Tiet Tweede Blad. Brieven uit Oost-Indië. De belangstelling, waarmede men steeds gedurende mijn aanwezigheid in Holland naar de toestanden, zeden en ge woonten van Indië informeerde en niet in 't minst naar de handelingen van leger en vloot, heeft mij tot het besluit gebracht om zooverre ik daartoe in de gelegenheid ben, die inlichtingen te verschaffenwelke gewenscht zijn en die ik u beleefd verzoek in uw blad op te nemen. Uit den aard der zaak ben ik natuurlijk niet in staat veel over het binnenland te schrijven, maar ben ik verplicht mij hoofdzakelijk tot de Marine te bepalen, hoewel ik er niet aan twijfel of ieder zal er van overtuigd zijn, dat haar werkzaamheden belangrijk en veelvuldig genoeg zyn om onder de aandacht van het publiek te worden gebracht. Den 20 Februari kwamen wena een reis van ruim vier maanden, van Nieuwediep te Tandjong-Priok aan; het zou mij te ver voeren een verslag te geven van de reis en wil dus mijn beschrijving in Indië een aanvang doen nemen. Tandjong-Priok. de havenplaats van Batavia en daarvan op 20 minuten sporens verwijderd, levert aan den binnen komende ontegenzeggelijk een schoon gezicht op. Het schoone witte wachtschip, bij welks aanblik men overtuigd is dat daar niet die ongezellige bedomptheid heerscht, welke de andere oorlogsschepen in Indië over het algemeen eigen is, en de overige oorlogs- en koopvaardijschepen geven een eenigszins gevuld gezicht aan de voorhaven, waar gelegen heid is 4 rijen schepen op boeien te leggen. De pakhuizen met hun rails, stoomkranen en electrisch licht, waarin de booten van de Nederlandsche en Indische maatschappijen hunno-varen lössen, geven een majestueus gezicht, hoewel het niet te ontkennen is dat de inrichting gelegenheid tot meer drukte aanbiedt, die natuurlijk ook zeer gewenscht zou zijn. Ieder, die na een langdurige zeereis Batavia bereikt, zal ongetwijfeld niet verlangen daarvan spoedig te vertrekken, zoodat het bericht, dat wij slechts eenige dagen zouden ver toeven, ons minder aangenaam was, maar toch waren wij nog in de gelegenheid een daagje te proflteeren van de schoone wegen van Batavia en haar gezellige hótels; een flinke wandeling, toen de hitte van den raiddag verdwenen was, verkwikte ons, terwijl wij den avond in vroolijk gezel schap doorbrachten. Dat hier de Zeeuwsche taal in haar zuiverste dialect aan een der tafels gesproken werd, zou ieder bevreemden, doch mijnheer de L., kapitein aan boord van een der koopvaarders, vond, dat daar waar Zeeuwen bij elkaar waren, deze schoone gelegenheid niet onopgemerkt mocht voorbijgaan en het geschiedde alzoo; toen de avond ten einde was scheidden wij, doch op ieders gelaat stond te lezen dat men een aangenamen dag in eikaars gezel schap had doorgebracht. Bij het aan boord komen hoorden wij reeds het gesnor, waarmede het stoomstoken gepaard gaat en den anderen dag stoomden wij naar het z. g. Kinpertje (één der duizend eilanden) tot het innemen van 400,000 KG. steenkolen. Ieder gezicht in Indië levert vooral voor den pas aange komene zijn eigenaardigheid; hier is het de plantengroei, daar de dierenwereld, weer elders de menschheid die onze belangstelling gaande maakt. Zoo levert het gezicht op die 420 menschen, die de kolen in het schip zouden laden, neergehurkt, geheel naakt, met uitzondering van een lap, die in Europa nog bezwaarlijk de plaats van zwembroek zou kunnen innemen, den aanblik van een troep kalme wilden en kan men zich ongeveer verplaatsen in den toe stand onzer voorvaderen, die het eerst verschillende landen en volkeren ontdekten. Toen het schip gemeerd lag werd er onder het eentonig gezang, waarmede de Javanen, wanneer zij gezamenlijk werken, hunne werkzaamheden doen gepaard gaan, een plank aan boord geheschen en daar begon het geloopde eene mand kolen, aan een bamboe op de schouders door 2 mannen gedragen, waarvoor aan ieder één cent wordt uitbetaald, volgde de andere,, en binnen een paar dagen waren wy onder stoom naar Ambon, waar de resident een oorlogsschip ter assistentie had aangevraagd tot het stillen van onlusten, die zich in zijn residentie hadden voorgedaan. Na 6 dagen stoomens hadden wij de 300 mijl (1 mijl 7407.5 M.), welke Batavia van Aroboina scheidt afgelegd en stoomden wij de baai van Ambon, die als een der schoonste van den Oost-Indischen Archipel geroemd wordt, binnen. Ofschoon ik niet altijd instem met den lof, welke men Indië toezwaait, waar misschien het minder prettige van een verblijf van 3 jaar wel de grootste schuld aan heeft, is het toch ontegenzeggelijk waar, dat hetgeen de baai van Ambon aanbiedt, het oog streelt; heuvelachtig en ver sierd met den schoonsten plantengroei levert zij met haar schakeeringen van groen den binnenkomende een aangenaam gezicht op. Ambon, ofschoon niet groot, ziet er gezellig en welvarend uit, terwijl men er schoone wandelingen aan treft, waar 's avonds, nadat de hitte van den dag een weinig geweken is, druk van geprofiteerd wordt. De woningen hebben een gezellig aanzien, terwijl die van den resident in schoonheid zelfs uitmunt. Verder vindt men er goede scholen, o.a. ook een kweek- Naar het Duitseh. II. Het kransje bevond zich in zyn tweede levens jaar, toen eene ontploffing in eene kolenmijn, waarbij zeer veel mensehen onder verschrikkelijke omstandigheden omkwamen, het algemeen mede lijden in boogen graad opwekte. Er werden niet alleen inzamelingen gehouden voor de betrekkingen der slachtoffers, maar ook concerten gegeven en tooneelstukken opgevoerd. Ook het kransje gevoelde op Oswalds aansporing de roeping om iets voor de weduwen en weezen te doen en besloot eenige blijspelen in het openbaar uit te voeren. Acht dagen lang was het iederen avond oefening. Mijne vrouw speelde in beide stukken mede en was met hare gansche ziel hij de zaak. Ik liet haar haar gang gaan, daar de onderneming loffelijk, hoewel niet zeer naar mijne smaak was. Na de uitvoering bleven de medewerkers bijeen, op Oswalds aandringen natuurlijk. Er was voor een kleinen avondmaaltijd gezorgd en een dansje daarna in uitzicht gesteld. Ik, als man mijner vrouw, was met eene uitnoodiging verwaardigd geworden, toch wilde ik mij niet opdringen. Ik vond een voor wendsel om mij te kunnen verwijderen, verzocht Oswald Franciska naar huis te brengen en ging zielsvergenoegd mijns weegs. Op dien avond moet het tusschen heiden tot eene verklaring zyn gekomen. Wanneer Franciska thuis kwam, weet ik niet. Toen ik den volgenden morgen heenging, sliep zij nog. En des middags, vóór ik nog den tijd had naar haar wedervaren te vernemen, verrastte zij mij met de mededeeling, dat zij nu genoeg had van het kransje en voor nemens was er uit te treden. Wat er dan voor gevallen was 7" vroeg ik. •Niets," was haar antwoord. Alleen de lust was haar plotseling vergaan. En verder kon ik ook niets nil haar krijgen. Nu, mij was het goed en over de reden van haar besluit behoefde ik myn hoofd niet te breken, daar het mij toch in geen geval persoonlijk be trof, zooals ik meende. Eerst later is mij duidelijk geworden, dat zij een verder ontmoeten met Oswald wilde ver mijden. Het was hem niet gelukt haar in den eersten aanloop van het pad des plichts af te brengen; maar zij vertrouwde zichzelf niet en ontweek daarom de tweede verzoeking. Oswald intusschen, moet toch middelen en wegen hebben gevonden om haar te ontmoeten, zich met haar in verbinding te stellen. Ook wisselden zij brieven, ik vond in dien tijd in Franciska's naaimandje toevallig een briefomslag in Oswalds mij bekend handschrift aan haar geadresseerd. Argeloos vroeg ik haar naar het nieuws van hare aesthetische vrienden; zy antwoordde verlegen, dat men met haar uittreden uit het kransje nog altijd geen genoegen kon nemen. Toen geschiedde het, dat mij voor de eerste maal een onbepaalde argwaan door de ziel schoot. En van toen af, ofschoon ik mij over mijne dwaze ijverzucht schaamde, zocht ik heimelijk in Franciska's kast naar brieven van Oswald. Maar ik vond er geene; zij was Op zekeren morgen, gedurende kantoortijd, was ik genoodzaakt naar huis te rijden om daar een sleutel te zoeken. In den gang hing een vreemde heerenhoed. Nieuwsgierig nam ik hem van den haak; de bodem vertoonde Oswalds visitekaartje. Het werd mij zwart voor de oogen. Niettemin dwong ik mij tot bedachtzaamheid. Ik zeide my, dat een bezoek van Oswald hij mijne vrouw, zelfs op dit ongewoon vroege uur, niet noodwendig onvoegzaam moest zijn, dat de onder houdende vermaak-commissaris zeer goed door de eene of andere aangelegenheid hierheen kon zijn gevoerd en dat het zeer tactloos van mij zou zijn, indien ik met achtei'docht op mijn gelaat, plotseling in het salon verscheen. Tegelijk echter wenschte ik mijne woning muren van glas en mijzelf duizend oogen. Ik wist, dat ik een droevig figuur zou maken in het geval dat mijn wantrouwen geen reden van bestaan bleek te hebben; noch- thans sloop ik als een Indiaan op het krygspad over de loopers en luisterde gretig, zonder vrees van betrapt te worden. Ik hoorde Oswalds stem. Hij sprak opgewonden. Daar tusschen Franciska tot zwijgen brengend, troostend. Toen opende ik de deur. •Vóór mijne vrouw, op een lagen stoel, zat Oswald met hare heide handen in de zijne en zyn hoofd op haar schoot nedergebogen. Nooit zal ik de uitdrukking van schrik in Oswalds gelaat vergeten, waarmede hij opsprong. Franciska stond op en deed eene schrede mij te gemoetzij wilde iets zeggen en kon geen woord uitbrengen. Slechts één langen blik wierp ik op de arme zondaars, vervolgens zeide ik met spottende be leefdheid: »Ik wil u niet storen", en trok my terug. Wat had ik ook anders moeten doen? Ik snelde in mijne kamer en zag terstond den sleutel, welken de meid had gevonden, op de tafel liggen. Nog wachtte ik; ik had eene duistere voorstelling, dat hij of zy, misschien"" beiden, mij zouden achterna komen om mij te doen gelooven, dat zwart wit was of iets dergelijks. Maar niets bewoog zich. Toen verliet ik mijn huis; wat er verder moest gebeuren, wilde ik mij op myn gemak duidelijk maken". Lindhorn hield op, door zyn verhaal •En wat gebeurde er verder?" vroeg Stahl na eene poos. •Iets mij geheel onverwachts", antwoordde Lindhorn. Eerst des avonds zag ik Franciska alleen. Daar zij zich gedroeg, alsof er niets was voor gevallen, vroeg ik haar: Hebt gij my niets te zeggen?" Zij zag mij vast in de oogen en ant woordde: »Wat ik zou kunnen ophelderen, mag ik niet; ook is het tusschen ons ook wel niet noodig". Ik merkte bitter aan: »Neen, ik kan van eene verklaring afzien. Wat ik gezien heb, is mij voldoende". Toen vatte zij vuur: •Deze gedachten beleedigen mij!" Ik antwoordde: »Ik kan het niet helpen, op den slag volgt de terug slag". Nog eens zag zij mij strak in het gelaat. Daarna mompelde zij•Hij heeft toch gelijk gehad. Ik hield u voor edeler, dan gij zijt". Het gewag maken van Oswald vertoornde my nog meer dan hare onbeschaamde poging de schuld op mij te werpen. »Gij zult met den man, dien ik heden morgen by u aantrof, geenerlei verbinding meer onderhouden!" voegde ik haar toe. Daarop zeide zij hoogrood: »Neen, ik ben klaar met hem. Maar ook met .u. Wat ik voor u tot dus verre ben geweest, kan ik voor niet meer zijn. Uwe achterdocht scheidt ons. God vergeve 'tul..." En daarmede ruischte zij uit de kamer en liet mij staan, alsof ik de schuldige was en de mij toegedachte straf had ontvangen. Het was mij waarlijk ernstig genoeg te moede, maar ik was toch bijna in een luid gesehater losgebarsten over dat meesterlijk slag van vrouwelijke sluw heid". •Zonderling!" zeide de opmerkzame vriend met een verbaasden blik op den gebelgden. »En dat is nu tusschen u gebleven, onopgehelderd, al die jaren lang?" >Ik wilde daarover toch niet weder beginnen", vloog Lindhorn driftig op. En zij natuurlijk, zij deed het waarlijk ook niet. Maandenlang was het eene 'onaangename toestand. Ten laatste ge went men zich aan alles, wat moet zijn. Al was Franciska mijne vrouw niet meer, ik moest haar toch voor de buitenwereld daarvoor laten door gaan. En in huis nu, eene omgangsbetrekking herstelde zich langzamerhand weder tusschen ons. Wij hebben elkander sedert dien tijd nooit een slecht woord toegevoegd; gij hebt gezien, hoe uitmuntend wij den schijn weten te bewaren. Het is eene leugenachtige wereld, Karei, dat zeg ik u!" Stahl was met zijne gedachten afwezig. Opeens deed hij de vraag: »En Oswald? Is hij nog altijd de toongever in de gezelschappen hier?" Die? O, neen, met dien heeft het een treurig einde genomen. Spoedig na dat voorval failleerde hij. En daarna, nadat de goedhartigheid zijner schuldeischers hem eene schikking hadden bezorgd, zocht hij zich een nieuw veld voor zijne talenten. Ik heb nooit weder van hem gehoord en heb ook nooit moeite gedaan om onderzoek naar hem te doen". •Dat kan ik begrypen Wat mij daar juist invalt: uwe vrouw heeft u eenig vermogen aan gebracht, was het niet zoo?" Hoe komt gy daarop?" antwoordde Lindhorn verwonderd. »Neen, mij aangebracht heeft zij niets. Maar vermogen had zij en heeft zij nog. Zij heeft het op mijn wensch steeds zelf beheerd, vroeger onder mijne leiding. Sedert onze scheiding schijnt zij zich zeer vlug tot een genie in de financiën te hebben ontwikkeld; mijn raad heeft zij sedert dien tijd niet weder ingewonnen". Stahl rookte eene poos zwijgend en blies groote wolken over de tafel. Daarna schudde hij ver drietig het hoofd en riep uit: »Ik wil mij laten hangen, als ik de juiste wijs daarop kan vinden!" Met groote oogen zag Lindhorn hem aan. •Waarop? Wat bedoelt gij?" •Niets", antwoordde de andere en heet zich op de lippen. »Maar wij zitten en blijven zitten Het halve uur moet reeds lang om zyn; de dames zullen ons met de koffiie wachten". Op dit oogenblik trad Toni binnen. •Mama laat vragen" begon zij. Heel goed, wij gaan met u mede", viel Lind horn haar in de rede. Hg trad op haar toe en trok haar teeder tot zich. Is u de tijd lang gevallen, mijn goud harig huisnymfje?" Toni sloeg hare armen om zyn hals en kuste hem. Daarna antwoordde zij lachend: »Ach neen,, papa, wat gij u toch verbeeldt!" De oogen van den Oost-Indiër schitterden bij dit kleine familietoneel. Nog is niet alle hoop verloren, dacht hij. Nog glimt het heilige vuur op den haard. Ik wil beproeven, het weder tot eene vlam op te rakelen. Karei Stahl vond den volgenden nacht niet veel slaap. Gedurende het uur, dat hij nog in Franciska's gezelschap had doorgebracht, had zich in hem de overtuiging steeds meer bevestigd, dat zij eene onschuldig lijdende was. En boven dien was zijn goed hart verontrust door de waarneming, dat het lieve, goudharige huisnymfje onder de verhouding tusschen de ouders leed, onmiskenbaar leed, ofschoon zij het zich zeker niet bewust was om het te toonen. Maar haar verbaasd luisteren, haar blik, toen in den loop van het gesprek hare ouders eens eenige woorden met elkander wisselden, hare teleurstelling, toen in den toon der stemmen weder niets was ge weest van den klankdien haar liefhebbend hart smartelijk ontbeerde, de bedrijvige teederheid, waarmede zij zich afwisselend met beiden bezig hield, alsof zij nieuwe draden tusschen hen wilde spinnen, dit alles zeide den scherpzinnigen be schouwer genoeg. Onwederstaanbaar werd in Karei Stahl de drang om te helpen, indien hy kon. Hij was naar Europa gekomen om zich eenige uitspanning te geven, om te reizen, om eene badplaats te bezoeken hij wist zelf niet wat. Nu vond hij, nauwelijks geland, eene taak voor zich. Het noodlot had ze hem juist op zijn weg gevoerd. Zijn vriend had zijn levensgeluk verloren; eene door hem hoogvereerde vrouw, die hem al die jaren als een schitterend sieraad van haar geslacht in herinnering was gebleven, leefde onder de wolk van een stuitenden argwaan vreugdeloos voort. En hij, alleen hij wist de reden; alleen hij kon misschien doorgronden door welke onzalige aaneenschakeling van omstandigheden zich alles zoo had geschikt; alleen hij vermocht het bevrijdende woord te spreken. Toen Karei Stahl des morgens vroeg uit zijn bed sprong, was zyn besluit genomen. Yan Toni had hij vernomen, dat hare ouders reeds binnen vier weken hunne zilveren bruiloft vierden. Zeer neerslachtig had het meisje die mededeeling gedaan; zij beloofde zich klaarblijkelijk niet veel genoegen van dien feestelijken dag. Vier weken overlegde Stahl. Wanneer Oswald zijne tenten niet in Afrika of Australië heeft opgeslagen, kan ik het nog wel in orde brengen. Aan het werk dus! Het was niet moeilijk, na de beschrijving door Lindhorn gegeven, om den familienaam van Oswald te weten te komen. Maar daarna deed hij langen tijd te vergeefs onderzoek naar zijne verblijfplaats. Na tien jaren, lieve hemelwie bekommert zich dan nog om een voormaligen stadgenoot, die in ongeluk van daar trok! Bloedverwanten mis schien. Maar Oswald had er geene. Eindelijk ontmoette Stahl een oud schuldeischer van den uitgewekene, eene taaie, geldhongerige ziel, die geene moeite had gespaard om hem al dien tijd op 't spoor te blijven, in de hoop dat hij nog eenmaal weder voorspoed zou hebben en zich dan bereid zou toonen bet schuldig gebleven gedeelte eershalve terug te geven. De wijze man zette intusschen een droevig gezicht. >Het gaat hem slecht, den schreeuwer", zeide hij. »Boven aan de Oostzee zit hij, in Koningsbergen, en hij heeft het niet verder dan tot scheepmakersgezel gebracht. Hij zal ook geene schatten verzamelen, of het zou moeten zijn, dat hy in eene loterij een© groote prijs won. Slot volgt.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1