ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 9 Juli 1892.
II BURGERSCHOOL
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Eerste Blad.
KENNISGEVING.
VEILING
TIENDE-VRUCHTEN.
Feestelijke en politieke
optochten.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Yerschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6179.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot dee
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend.
De COMMISSIE VAN TOEZICHT op het Middelbaar
Onderwijs te Zierikzee maakt bekend, dat de OVER-
GANGS-EXAMENS op de Hoogere Burger
school zullen gehouden worden op Vrydag clou
1£» Juli 189S, des voormiddags te 9 ure,
Zierikzee, den 2 Juli 1892.
Namens de Commissie,
RÖELL,
Secretaris.
Opening jaclit op waterwild.
De COMMISSARIS DER KONINGIN in Zeeland,
gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 1 Juli
jongstleden, No. 110;
gelet op Art. 11 der wet van 13 Juni 1857 Staatsblad
No. 87);
maakt bekend, dat de opening der jacht op waterwild
zijnde: eendenduikerswaterhoenders, watersnippen,
schriekenkemphanen, strandloopers, wulpen en plevieren,
in deze provincie door Gedeputeerde Staten is bepaald op
Maandag 25 Juli aanstaande.
Middelburg, 4 Juli 1892.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
DE BRAUW.
VAN
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
brengen ter kennis van belanghebbendendat de openbare
Veiling der TIENDE-VRUCIITEN, aan
komende deze Gemeente, voor den jare en oogst van 1892,
zal plaats hebben op Donelerclagf den SI Juli
si.s.j des voormiddags te lO uur, op het Raadhuis
dezer Gemeente.
Zierikzee, den 7 Juli 1892.
Ch. W. VERMEIJS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zderikzee
maken bekend, dat de brug buiten de Zuidhavenpoort van
af Woensdag 13 Juli U.S., tot nadere aan
kondiging voor de passage van rij- en voertuigen
en vee, zal zijn gesloten, en dat gedurende dien tijd,
oor die passage gebruik zal moeten worden gemaakt van
de over het Sas gelegen hulpbrug; alsmede, dat de passage
voor voetgangers voorloopig over de brug
buiten de Zuidhavenpoort blijft opengesteld.
Zierikzee, den 7 Juli 1892.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C li. W. V E R M E IJ S, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De Studentenfeesten in de hoofdstad behooren weder
tot het verleden. De bals en concerten, de feest
maaltijden en de feestelijke tooneelvoorstelling zijn
voorbijgegaan, van den feestelijken wedstrijd op het
water en den feestelijken intocht der reünisten is
geen sprake meer. De feestelijkheden zijn in de beste
orde afgeloopen, al liet het zich ook eenige avonden
aanzien, dat de orde zou verstoord worden door
menscben, die de volksklasse te schande maken, daar
zij niets beters weten te doen dan: schelden, steenen
gooien, lawaai maken, het de politie zoo lastig mogelijk
maken, klagen dat zij 's morgens vroeg op hun werk
moeten zijn, terwijl zij geheel onnoodig 's nachts op
straat rondloopen. Dat de maatschappelijke orde door
zulk soort van menschen zal hervormd en verbeterd
worden, mogen enkele heethoofden gelooven; wij achten
de maatschappij gelukkig, waar dit deel der burgerij
de kleine minderheid uitmaakt en zoodoende tamelijk
onschadelijk is, al dient men het ook steeds goed
in het oog te houden, daar het tot alle kwaad in
staat is.
Tot verontschuldiging van deze oproermakers heeft
men onder anderen het feit aangevoerddat studenten
wèl een optocht in de hoofdstad mochten houden,
terwijl kort geleden aan lieden uit de volksklasse het
houden van een optocht verboden werd. Men noemde
dit meten met twee maten, en kon zich daarom zoo
goed begrijpen, dat zij die tintelen van rechtvaardig
heidsgevoel, in hunne verontwaardiging met steenen
gingen gooien naar de begunstigde en bevoorrechte
studenten. De schuldigen werden by deze redeneering
dientengevolge niet de oproermakers, maarhet
gemeentebestuur van Amsterdam, met name de
Burgemeester.
Deze redeneering natuurlijk geheel alleen voort
vloeiende uit volksliefde komt ons geheel en al
onjuist voor. Wel bezien werd hier toch niet gemeten
met twee matenmaar werd doodeenvoudig het
groote onderscheid in het oog gehouden tusschen een
feestelijken en een politieken optocht. Feestelijke
optochten nu leveren geen gevaar op voor het volk
en kunnen daarom gerust worden toegestaanpolitieke
optochten daarentegen geven van zelf aanleiding dat
het eene deel van het volk tegen het andere in
verzet komt, en daaruit ontstaan maar al te gauw
botsingen, die zelfs een bloedig en levensgevaarlijk
karakter kunnen aannemen. Dit te voorkomen is
plicht der regeering.
Feestelijke optochten, die geen ander doel hebben
dan de vreugde te uiten en te verhoogen, en die
hoegenaamd geen karakter dragen dat van vijandschap
getuigt tegen de regeering en de maatschappij, ver
schillen daarom hemelsbreed van die betoogingen, die
meer of minder duidelijk uitgesproken, neerkomen op
de omverwerping van de regeering en de maatschappij.
Geheel iets anders is het toch of een studentencorps,
oud-leden van dat corps inhaalt en zich met hen in
optocht naar het universiteits-gebouw begeeft om zich
nog eens in universiteits-herinneringen te verdiepen
geheel iets anders of een menigte, die ontevreden
is met iedere regeering en iederen regeeringsvorm,
en ontevreden zal blijven tot zij zelf de regeering
uitmaakt, met roode vaandels en oproerige leuzen,
zich uittartend langs straten en grachten begeeft.
Hoe men ook van zekere zijde op de degelijkheid van
laatstgenoemde optochten moge wijzen, een pers die
op deze manier te werk gaat, licht de menschen niet
voor, maar liegt ze eenvoudig voor. Het deel der
burgerij toch, dat luide te kennen geeft, dat het
zich verzetten wil tegen de regeerende machten en
voor dat doel een optocht organiseert, heeft het
zichzelf te wijten, wanneer het op een contra-optocht
stuit van politie-agenten, ja in het ergste geval
kennis maakt met de militaire macht.
Politieke optochten moeten daarom onderscheiden
blijven van die onschuldige betoogingen, die buiten
alle politiek omgaan. Een beroep op het recht van
vrijheid van vereeniging, gaat hier niet op. Juist
omdat de publieke wegen aan niemand afzonderlijk
behooren, maar aan de gemeente of aan het rijk, is
het ook de plicht van hen, die over de gemeente
belangen te waken hebben, om zorg te dragen dat
die wegen niet misbruikt worden. En misbruikt
worden deze wegen, zoo ze -»!s tooneel gaan fungeeren
van de knorrige en ontevreden burgery. Want al
loopen deze knorrepotten ook als brave Hendrikken
by den weg, en al is het gelaat van hen allen ook
zoo effen en strak, als bij eene begrafenis het geval
is: ja al laten «ij zich ook door treurmuziek begeleiden
hunne geheime kwaadaardigheid is veel gevaar
lijker en schadelijker voor de maatschappij, dan een
optocht van vroolijke lieden, onder welke sommigen
misschien wel wat al te vroolijk zijn. Eere daarom
aan ieder gemeentebestuur of aan iederen burge
meester, die nimmer bezwaar maakt tegen het houden
van feestelijke optochten, maar politieke optochten
krachtig weet tegen te gaan.
Eng-eland.
Londen, 7 Juli. Volgens de Morning Post zoude
de Aziatische cholera in Eogeland zyn voorgekomen.
Drie gevallen zouden zich hebben voorgedaan, waarvan
twee met doodelyken afloop. Twee passagiers van een
Fransch stoomschip, namelyk, zouden op zee door de
ziekte zyn aangetast. Vrydag te Londen aangekomen,
stierven zjj in een hospitaal ten gevolge van nitputting
door cholera morbos.
Londen, 7 Juli. Officieel wordt verklaard dat
het bericht van het dagblad Morning over het voor
komen van een geval van Aziatische cholera te Londen,
louter een verzinsel ïb. Geen enkel geval van cholera
is er hier waargenomen.
Londen, 7 Juli. Gekozen zyn: 127 conservatieven,
19 unionisten en 108 Gladstonianen, met inbegrip der
Iersche nationalisten. De ministerieele party heeft 15,
die van Gladstone 29 zetels gewonnen.
Rusland.
Dezer dagen is te Moskou een man overleden, die
lang onverdiend roem en aanzien genoot, zonder bepaald
een bedrieger te wezen, namelyk Kommissarow, die
beschouwd werd als redder van het leven van Keizer
Alexander II, zonder dat hy iets gedaan had voor dim
Gzaar. Hy was toevallig getuige van Katabosow'a
aanslag op den Keizer en viel op den grond van
schrik. Een hoofdofficier, een der eerste die kwamen
toesnellen, zag het pistool dat Karakosow, toen zyn
schot miste, had weggeworpen, op den grond liggen
en daarnaast een man, blykbaar bewusteloos. Hy
verbeeldt zich, terBtoud te begrypen wat er gebeurd
is. Die man had den moordenaar zien mikken, was
hem met zyn volle zwaarte op het lyf gevallen en had
zoo het schot doen missen. De officier helpt den man
overeind, omarmt hem en de arme kerel een
mutsenmaker van beroep is, nog vóór hy weet wat
er met hem gebeurt, aan de juichende volksmenigte
voorgesteld als redder van het leven van den Czaar.
Men droeg hem in zegepraal door de stad en hy werd
de held van den dag. Kwam hy in den schouwburg,
dan stond het geheele publiek op en het orkeat speelde
het volkslied, hy werd by allerlei aanzienlyke personen
te gast genoodigd en met geschenken overladen.
Kommissarow liet zich al die eer maar aanlennen.
Ook de Czaar toonde zyn dankbaarheid jegens zyn
•redder." De mutsenmaker werd in den adelstand
verheven, tot huzarenofficier benoemd en met nog
andere onderscheidingen bedacht.
Kommissarow's vader, een naar Siberië verbannen
boef, werd in vryheid gesteld. Maar hy ging zyn positie
als vader van den »redder" exploiteeren en lichtte de
mensohen op. Onder voorwendsel, dat hy >de vertrouwde
raadsman1' van den Keizer was, beloofde hy ambten
enz. totdat men, om hem kwyt te zyn, hem ergens
een huis kocht en hem daarheen zond.
Ook de roem van den redder des Keizers" ging
tanen. De waarheid kon op den duur niet verborgen
blyven, en eindelyk verdween Kommissarow uit de
St. Petersburgsche kringen, om stil te leven op een
landgoed by Moskou, dat men voor hem had gekocht.
Officieel bleef hy eohter altyd de redder van het
leven van den Czaar.
Oostenrijk.
De vier mynwerkers, door wier onvoorzichtigheid
de vreeselyke ramp in de myn van Przibram werd
veroorzaakt, zyn tot tuschthuisstraffen van twee maanden
tot drie jaar veroordeeld.
Hongarije.
Een correspondent van de Pall Mall Gazette bezocht
den thans in Turyn wonenden Hongaarschen patriot
Kossnth en stond over dien krassen 90-jariger verbaasd.
Hy is DOg recht van lyf en leden, wandelt, werkt,
heeft 't gezicht en gehoor nog en maakt den indrnk
van een 70-jarig man. Hy is Bteeds vrydenker en
republikein; alleen vindt hy Presidenten niet meer
noodig; dat is nog te veel na&perij van de monarchie,
zegt hy. Een van zyn uitspraken over de tegenwoordige
wereldlnidde»La société moderne est nne grande
béte". Hy iB bezig zyn levensbeschrijving te voltooien
drie deelen zyn er van af; maar het wordt een werk
van 12 banden. Als een bijzonderheid mag wel gelden
dat Kossnth nooit gelezen heeft wat in boeken of
kranten over hem werd gezegd. Dat maakt hem reeds
tot een merkwaardig man.
Frankrijk.
Door den beul Deibier is Dinsdag morgen te Valence
geguillotineerd de Duitsche monnik Matbias Hadelt,
die den 29en October 1.1. pater Ildefonse, penning
meester van het klooster Aiguebelle, vermoordde en
eene groote som geldB stal. Toen men hem kwam aan
zeggen, dat het oogenblik gekomen was, riep hy uit:
•Deo gratias!" Hy legde eene ongewone koelbloedigheid
aan den dag en gaf het verlangen te kennen, dat zyn lyk
zou worden geschouwd, waaruit blyken zou, zeide hy,
dat hy Hadelt niet was. Hy heeft namelyk steeds de hem
toegeschreven identiteit geloochend, tevens weigerende
zyn waren naam te openbaren. Voorts weigerde hy den
bystand van een Roomsch priester, maar nam dien van
een protestantsch predikant, den heer Causse, aan, dien
hy op het schavot glimlachend en met een: »Tot
wederzienB!" omhelsde.
Een tienduizend menschen waren opgekomen om de
terechtstelling te zien.
Vervolg der Nieuwstijdingen in Tiet Tweede Blad.
Brieven uit Oost-Indië.
De belangstelling, waarmede men steeds gedurende mijn
aanwezigheid in Holland naar de toestanden, zeden en ge
woonten van Indië informeerde en niet in 't minst naar de
handelingen van leger en vloot, heeft mij tot het besluit
gebracht om zooverre ik daartoe in de gelegenheid ben,
die inlichtingen te verschaffenwelke gewenscht zijn en die
ik u beleefd verzoek in uw blad op te nemen.
Uit den aard der zaak ben ik natuurlijk niet in staat
veel over het binnenland te schrijven, maar ben ik verplicht
mij hoofdzakelijk tot de Marine te bepalen, hoewel ik er
niet aan twijfel of ieder zal er van overtuigd zijn, dat haar
werkzaamheden belangrijk en veelvuldig genoeg zyn om
onder de aandacht van het publiek te worden gebracht.
Den 20 Februari kwamen wena een reis van ruim vier
maanden, van Nieuwediep te Tandjong-Priok aan; het zou
mij te ver voeren een verslag te geven van de reis en wil
dus mijn beschrijving in Indië een aanvang doen nemen.
Tandjong-Priok. de havenplaats van Batavia en daarvan
op 20 minuten sporens verwijderd, levert aan den binnen
komende ontegenzeggelijk een schoon gezicht op. Het
schoone witte wachtschip, bij welks aanblik men overtuigd
is dat daar niet die ongezellige bedomptheid heerscht, welke
de andere oorlogsschepen in Indië over het algemeen eigen
is, en de overige oorlogs- en koopvaardijschepen geven een
eenigszins gevuld gezicht aan de voorhaven, waar gelegen
heid is 4 rijen schepen op boeien te leggen. De pakhuizen
met hun rails, stoomkranen en electrisch licht, waarin de
booten van de Nederlandsche en Indische maatschappijen
hunno-varen lössen, geven een majestueus gezicht, hoewel
het niet te ontkennen is dat de inrichting gelegenheid tot
meer drukte aanbiedt, die natuurlijk ook zeer gewenscht
zou zijn.
Ieder, die na een langdurige zeereis Batavia bereikt, zal
ongetwijfeld niet verlangen daarvan spoedig te vertrekken,
zoodat het bericht, dat wij slechts eenige dagen zouden ver
toeven, ons minder aangenaam was, maar toch waren wij
nog in de gelegenheid een daagje te proflteeren van de
schoone wegen van Batavia en haar gezellige hótels; een
flinke wandeling, toen de hitte van den raiddag verdwenen
was, verkwikte ons, terwijl wij den avond in vroolijk gezel
schap doorbrachten. Dat hier de Zeeuwsche taal in haar
zuiverste dialect aan een der tafels gesproken werd, zou
ieder bevreemden, doch mijnheer de L., kapitein aan boord
van een der koopvaarders, vond, dat daar waar Zeeuwen bij
elkaar waren, deze schoone gelegenheid niet onopgemerkt
mocht voorbijgaan en het geschiedde alzoo; toen de avond
ten einde was scheidden wij, doch op ieders gelaat stond
te lezen dat men een aangenamen dag in eikaars gezel
schap had doorgebracht.
Bij het aan boord komen hoorden wij reeds het gesnor,
waarmede het stoomstoken gepaard gaat en den anderen
dag stoomden wij naar het z. g. Kinpertje (één der duizend
eilanden) tot het innemen van 400,000 KG. steenkolen.
Ieder gezicht in Indië levert vooral voor den pas aange
komene zijn eigenaardigheid; hier is het de plantengroei,
daar de dierenwereld, weer elders de menschheid die onze
belangstelling gaande maakt. Zoo levert het gezicht op
die 420 menschen, die de kolen in het schip zouden laden,
neergehurkt, geheel naakt, met uitzondering van een lap,
die in Europa nog bezwaarlijk de plaats van zwembroek
zou kunnen innemen, den aanblik van een troep kalme
wilden en kan men zich ongeveer verplaatsen in den toe
stand onzer voorvaderen, die het eerst verschillende landen
en volkeren ontdekten.
Toen het schip gemeerd lag werd er onder het eentonig
gezang, waarmede de Javanen, wanneer zij gezamenlijk
werken, hunne werkzaamheden doen gepaard gaan, een plank
aan boord geheschen en daar begon het geloopde eene mand
kolen, aan een bamboe op de schouders door 2 mannen
gedragen, waarvoor aan ieder één cent wordt uitbetaald,
volgde de andere,, en binnen een paar dagen waren wy
onder stoom naar Ambon, waar de resident een oorlogsschip
ter assistentie had aangevraagd tot het stillen van onlusten,
die zich in zijn residentie hadden voorgedaan.
Na 6 dagen stoomens hadden wij de 300 mijl (1 mijl
7407.5 M.), welke Batavia van Aroboina scheidt afgelegd en
stoomden wij de baai van Ambon, die als een der schoonste
van den Oost-Indischen Archipel geroemd wordt, binnen.
Ofschoon ik niet altijd instem met den lof, welke men
Indië toezwaait, waar misschien het minder prettige van
een verblijf van 3 jaar wel de grootste schuld aan heeft,
is het toch ontegenzeggelijk waar, dat hetgeen de baai
van Ambon aanbiedt, het oog streelt; heuvelachtig en ver
sierd met den schoonsten plantengroei levert zij met haar
schakeeringen van groen den binnenkomende een aangenaam
gezicht op. Ambon, ofschoon niet groot, ziet er gezellig
en welvarend uit, terwijl men er schoone wandelingen aan
treft, waar 's avonds, nadat de hitte van den dag een weinig
geweken is, druk van geprofiteerd wordt. De woningen
hebben een gezellig aanzien, terwijl die van den resident
in schoonheid zelfs uitmunt.
Verder vindt men er goede scholen, o.a. ook een kweek-
Naar het Duitseh.
II.
Het kransje bevond zich in zyn tweede levens
jaar, toen eene ontploffing in eene kolenmijn,
waarbij zeer veel mensehen onder verschrikkelijke
omstandigheden omkwamen, het algemeen mede
lijden in boogen graad opwekte. Er werden niet
alleen inzamelingen gehouden voor de betrekkingen
der slachtoffers, maar ook concerten gegeven en
tooneelstukken opgevoerd. Ook het kransje gevoelde
op Oswalds aansporing de roeping om iets voor
de weduwen en weezen te doen en besloot eenige
blijspelen in het openbaar uit te voeren. Acht
dagen lang was het iederen avond oefening. Mijne
vrouw speelde in beide stukken mede en was
met hare gansche ziel hij de zaak. Ik liet haar
haar gang gaan, daar de onderneming loffelijk,
hoewel niet zeer naar mijne smaak was. Na de
uitvoering bleven de medewerkers bijeen, op Oswalds
aandringen natuurlijk. Er was voor een kleinen
avondmaaltijd gezorgd en een dansje daarna in
uitzicht gesteld. Ik, als man mijner vrouw, was
met eene uitnoodiging verwaardigd geworden, toch
wilde ik mij niet opdringen. Ik vond een voor
wendsel om mij te kunnen verwijderen, verzocht
Oswald Franciska naar huis te brengen en ging
zielsvergenoegd mijns weegs.
Op dien avond moet het tusschen heiden tot
eene verklaring zyn gekomen. Wanneer Franciska
thuis kwam, weet ik niet. Toen ik den volgenden
morgen heenging, sliep zij nog. En des middags,
vóór ik nog den tijd had naar haar wedervaren
te vernemen, verrastte zij mij met de mededeeling,
dat zij nu genoeg had van het kransje en voor
nemens was er uit te treden. Wat er dan voor
gevallen was 7" vroeg ik. •Niets," was haar antwoord.
Alleen de lust was haar plotseling vergaan.
En verder kon ik ook niets nil haar krijgen.
Nu, mij was het goed en over de reden van
haar besluit behoefde ik myn hoofd niet te breken,
daar het mij toch in geen geval persoonlijk be
trof, zooals ik meende.
Eerst later is mij duidelijk geworden, dat zij
een verder ontmoeten met Oswald wilde ver
mijden. Het was hem niet gelukt haar in den
eersten aanloop van het pad des plichts af te
brengen; maar zij vertrouwde zichzelf niet en
ontweek daarom de tweede verzoeking. Oswald
intusschen, moet toch middelen en wegen hebben
gevonden om haar te ontmoeten, zich met haar
in verbinding te stellen. Ook wisselden zij brieven,
ik vond in dien tijd in Franciska's naaimandje
toevallig een briefomslag in Oswalds mij bekend
handschrift aan haar geadresseerd. Argeloos vroeg
ik haar naar het nieuws van hare aesthetische
vrienden; zy antwoordde verlegen, dat men met
haar uittreden uit het kransje nog altijd geen
genoegen kon nemen. Toen geschiedde het, dat
mij voor de eerste maal een onbepaalde argwaan
door de ziel schoot. En van toen af, ofschoon
ik mij over mijne dwaze ijverzucht schaamde,
zocht ik heimelijk in Franciska's kast naar brieven
van Oswald. Maar ik vond er geene; zij was
Op zekeren morgen, gedurende kantoortijd,
was ik genoodzaakt naar huis te rijden om daar
een sleutel te zoeken. In den gang hing een
vreemde heerenhoed. Nieuwsgierig nam ik hem
van den haak; de bodem vertoonde Oswalds
visitekaartje. Het werd mij zwart voor de oogen.
Niettemin dwong ik mij tot bedachtzaamheid. Ik
zeide my, dat een bezoek van Oswald hij mijne
vrouw, zelfs op dit ongewoon vroege uur, niet
noodwendig onvoegzaam moest zijn, dat de onder
houdende vermaak-commissaris zeer goed door de
eene of andere aangelegenheid hierheen kon zijn
gevoerd en dat het zeer tactloos van mij zou
zijn, indien ik met achtei'docht op mijn gelaat,
plotseling in het salon verscheen. Tegelijk echter
wenschte ik mijne woning muren van glas en
mijzelf duizend oogen. Ik wist, dat ik een droevig
figuur zou maken in het geval dat mijn wantrouwen
geen reden van bestaan bleek te hebben; noch-
thans sloop ik als een Indiaan op het krygspad
over de loopers en luisterde gretig, zonder vrees
van betrapt te worden. Ik hoorde Oswalds stem.
Hij sprak opgewonden. Daar tusschen Franciska
tot zwijgen brengend, troostend. Toen opende ik
de deur.
•Vóór mijne vrouw, op een lagen stoel, zat
Oswald met hare heide handen in de zijne en zyn
hoofd op haar schoot nedergebogen. Nooit zal ik
de uitdrukking van schrik in Oswalds gelaat
vergeten, waarmede hij opsprong. Franciska stond
op en deed eene schrede mij te gemoetzij
wilde iets zeggen en kon geen woord uitbrengen.
Slechts één langen blik wierp ik op de arme
zondaars, vervolgens zeide ik met spottende be
leefdheid: »Ik wil u niet storen", en trok my
terug. Wat had ik ook anders moeten doen? Ik
snelde in mijne kamer en zag terstond den sleutel,
welken de meid had gevonden, op de tafel liggen.
Nog wachtte ik; ik had eene duistere voorstelling,
dat hij of zy, misschien"" beiden, mij zouden
achterna komen om mij te doen gelooven, dat
zwart wit was of iets dergelijks. Maar niets
bewoog zich. Toen verliet ik mijn huis; wat er
verder moest gebeuren, wilde ik mij op myn
gemak duidelijk maken".
Lindhorn hield op, door zyn verhaal
•En wat gebeurde er verder?" vroeg Stahl na
eene poos.
•Iets mij geheel onverwachts", antwoordde
Lindhorn. Eerst des avonds zag ik Franciska alleen.
Daar zij zich gedroeg, alsof er niets was voor
gevallen, vroeg ik haar: Hebt gij my niets te
zeggen?" Zij zag mij vast in de oogen en ant
woordde: »Wat ik zou kunnen ophelderen, mag
ik niet; ook is het tusschen ons ook wel niet
noodig". Ik merkte bitter aan: »Neen, ik kan
van eene verklaring afzien. Wat ik gezien heb,
is mij voldoende". Toen vatte zij vuur: •Deze
gedachten beleedigen mij!" Ik antwoordde: »Ik
kan het niet helpen, op den slag volgt de terug
slag". Nog eens zag zij mij strak in het gelaat.
Daarna mompelde zij•Hij heeft toch gelijk gehad.
Ik hield u voor edeler, dan gij zijt". Het gewag
maken van Oswald vertoornde my nog meer
dan hare onbeschaamde poging de schuld op mij
te werpen. »Gij zult met den man, dien ik
heden morgen by u aantrof, geenerlei verbinding
meer onderhouden!" voegde ik haar toe. Daarop
zeide zij hoogrood: »Neen, ik ben klaar met
hem. Maar ook met .u. Wat ik voor u tot dus
verre ben geweest, kan ik voor niet meer
zijn. Uwe achterdocht scheidt ons. God vergeve
'tul..." En daarmede ruischte zij uit de kamer
en liet mij staan, alsof ik de schuldige was en
de mij toegedachte straf had ontvangen. Het was
mij waarlijk ernstig genoeg te moede, maar ik
was toch bijna in een luid gesehater losgebarsten
over dat meesterlijk slag van vrouwelijke sluw
heid".
•Zonderling!" zeide de opmerkzame vriend met
een verbaasden blik op den gebelgden. »En dat
is nu tusschen u gebleven, onopgehelderd, al die
jaren lang?"
>Ik wilde daarover toch niet weder beginnen",
vloog Lindhorn driftig op. En zij natuurlijk, zij
deed het waarlijk ook niet. Maandenlang was
het eene 'onaangename toestand. Ten laatste ge
went men zich aan alles, wat moet zijn. Al was
Franciska mijne vrouw niet meer, ik moest haar
toch voor de buitenwereld daarvoor laten door
gaan. En in huis nu, eene omgangsbetrekking
herstelde zich langzamerhand weder tusschen ons.
Wij hebben elkander sedert dien tijd nooit een
slecht woord toegevoegd; gij hebt gezien, hoe
uitmuntend wij den schijn weten te bewaren. Het
is eene leugenachtige wereld, Karei, dat zeg ik u!"
Stahl was met zijne gedachten afwezig. Opeens
deed hij de vraag: »En Oswald? Is hij nog
altijd de toongever in de gezelschappen hier?"
Die? O, neen, met dien heeft het een
treurig einde genomen. Spoedig na dat voorval
failleerde hij. En daarna, nadat de goedhartigheid
zijner schuldeischers hem eene schikking hadden
bezorgd, zocht hij zich een nieuw veld voor zijne
talenten. Ik heb nooit weder van hem gehoord
en heb ook nooit moeite gedaan om onderzoek
naar hem te doen".
•Dat kan ik begrypen Wat mij daar juist
invalt: uwe vrouw heeft u eenig vermogen aan
gebracht, was het niet zoo?"
Hoe komt gy daarop?" antwoordde Lindhorn
verwonderd. »Neen, mij aangebracht heeft zij
niets. Maar vermogen had zij en heeft zij nog.
Zij heeft het op mijn wensch steeds zelf beheerd,
vroeger onder mijne leiding. Sedert onze scheiding
schijnt zij zich zeer vlug tot een genie in de
financiën te hebben ontwikkeld; mijn raad heeft
zij sedert dien tijd niet weder ingewonnen".
Stahl rookte eene poos zwijgend en blies groote
wolken over de tafel. Daarna schudde hij ver
drietig het hoofd en riep uit: »Ik wil mij laten
hangen, als ik de juiste wijs daarop kan vinden!"
Met groote oogen zag Lindhorn hem aan.
•Waarop? Wat bedoelt gij?"
•Niets", antwoordde de andere en heet zich
op de lippen. »Maar wij zitten en blijven zitten
Het halve uur moet reeds lang om zyn; de
dames zullen ons met de koffiie wachten".
Op dit oogenblik trad Toni binnen. •Mama
laat vragen" begon zij.
Heel goed, wij gaan met u mede", viel Lind
horn haar in de rede.
Hg trad op haar toe en trok haar teeder tot
zich. Is u de tijd lang gevallen, mijn goud
harig huisnymfje?"
Toni sloeg hare armen om zyn hals en kuste
hem. Daarna antwoordde zij lachend: »Ach neen,,
papa, wat gij u toch verbeeldt!"
De oogen van den Oost-Indiër schitterden bij
dit kleine familietoneel. Nog is niet alle hoop
verloren, dacht hij. Nog glimt het heilige vuur op
den haard. Ik wil beproeven, het weder tot eene
vlam op te rakelen.
Karei Stahl vond den volgenden nacht niet
veel slaap. Gedurende het uur, dat hij nog in
Franciska's gezelschap had doorgebracht, had zich
in hem de overtuiging steeds meer bevestigd,
dat zij eene onschuldig lijdende was. En boven
dien was zijn goed hart verontrust door de
waarneming, dat het lieve, goudharige huisnymfje
onder de verhouding tusschen de ouders leed,
onmiskenbaar leed, ofschoon zij het zich zeker
niet bewust was om het te toonen. Maar haar
verbaasd luisteren, haar blik, toen in den loop
van het gesprek hare ouders eens eenige woorden
met elkander wisselden, hare teleurstelling, toen
in den toon der stemmen weder niets was ge
weest van den klankdien haar liefhebbend
hart smartelijk ontbeerde, de bedrijvige teederheid,
waarmede zij zich afwisselend met beiden bezig
hield, alsof zij nieuwe draden tusschen hen wilde
spinnen, dit alles zeide den scherpzinnigen be
schouwer genoeg.
Onwederstaanbaar werd in Karei Stahl de
drang om te helpen, indien hy kon. Hij was
naar Europa gekomen om zich eenige uitspanning
te geven, om te reizen, om eene badplaats te
bezoeken hij wist zelf niet wat. Nu vond
hij, nauwelijks geland, eene taak voor zich. Het
noodlot had ze hem juist op zijn weg gevoerd.
Zijn vriend had zijn levensgeluk verloren; eene
door hem hoogvereerde vrouw, die hem al die
jaren als een schitterend sieraad van haar geslacht
in herinnering was gebleven, leefde onder de
wolk van een stuitenden argwaan vreugdeloos
voort. En hij, alleen hij wist de reden; alleen
hij kon misschien doorgronden door welke onzalige
aaneenschakeling van omstandigheden zich alles
zoo had geschikt; alleen hij vermocht het bevrijdende
woord te spreken.
Toen Karei Stahl des morgens vroeg uit zijn
bed sprong, was zyn besluit genomen. Yan Toni
had hij vernomen, dat hare ouders reeds binnen
vier weken hunne zilveren bruiloft vierden. Zeer
neerslachtig had het meisje die mededeeling
gedaan; zij beloofde zich klaarblijkelijk niet veel
genoegen van dien feestelijken dag. Vier weken
overlegde Stahl. Wanneer Oswald zijne tenten
niet in Afrika of Australië heeft opgeslagen, kan
ik het nog wel in orde brengen. Aan het werk
dus!
Het was niet moeilijk, na de beschrijving door
Lindhorn gegeven, om den familienaam van Oswald
te weten te komen. Maar daarna deed hij langen
tijd te vergeefs onderzoek naar zijne verblijfplaats.
Na tien jaren, lieve hemelwie bekommert zich
dan nog om een voormaligen stadgenoot, die in
ongeluk van daar trok! Bloedverwanten mis
schien. Maar Oswald had er geene. Eindelijk
ontmoette Stahl een oud schuldeischer van den
uitgewekene, eene taaie, geldhongerige ziel, die
geene moeite had gespaard om hem al dien tijd
op 't spoor te blijven, in de hoop dat hij nog
eenmaal weder voorspoed zou hebben en zich dan
bereid zou toonen bet schuldig gebleven gedeelte
eershalve terug te geven. De wijze man zette
intusschen een droevig gezicht. >Het gaat hem
slecht, den schreeuwer", zeide hij. »Boven aan
de Oostzee zit hij, in Koningsbergen, en hij heeft
het niet verder dan tot scheepmakersgezel gebracht.
Hij zal ook geene schatten verzamelen, of het
zou moeten zijn, dat hy in eene loterij een©
groote prijs won.
Slot volgt.