BHvocgsel bij den Zierikzeeschen Nieuwsbode
van Zaterdag* 28 Mei 1892.
VERGADERING YA\ I)E\ GEMEENTERAAD
TÉ
ZIERIKZEE,
g e h o u d e n <1 e n 2 3 31 ei 1 Si) 2.
Voorzitter de heer Ch. "NV. YermeijsBurgemeester.
Afwezig zijn bij de opening der vergadering, de heeren
S. J. Ochtman, wegens ziekte, Houwer en Franse, wegens
uitstedigheidallen met kennisgeving, en de heeren Fokker
en de Crane, die later ter vergadering zijn gekomen. (1
vacature).
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden voorgelezen en goedgekeurd.
De heer Fokker komt ondertusschen binnen.
De Voorzitter geeft kennis, dat zijn ingekomen:
•1°. een brief, houdende bericht van het overlijden van
den heer Mr. J. Moolenburgh, in leven lid van den Raad
dezer gemeente.
Nadat de Voorzitter een woord van hulde had gewijd
aan de nagedachtenis van den heer Moolenburgh, waarbij
hij diens vele verdiensten deed uitkomen, deelde hij mede
dat aan de betrekkingen van den overledene een brief van
rouwbeklag is gezondenwelke mededeeling voor kennis
geving aangenomen wordt;
2". twee brieven van de Gcdep. Staten, houdende: a.
goedkeuring van bet raadsbesluit tot ontheffing der erfge
namen van J. Douw van de huur van een perceel gemeente
grond en tot onderhandsche verpachting van dat perceel
aan D. Elscot; b. terugzending van het goedgekeurd kohier
van den hoofdeljjken omslag voor 1892.
Voor kenisgeving aangenomen.
Wordt medegedeeld en eveneens voor kennisgeving aan
genomen het procesverbaal van de jongste opneming der
boeken en kas van den Gemeente-Ontvangerwaarbij bleek
dat deze in orde waren en er in kas was 1284,69.
De Voorzitter brengt ter tafel
1°. de ingekomen rekening over 1891van het Burgerlijk
Armbestuur.
Gesteld in handen van de heeren Houwer, van der
Vliet en de Crane, tot onderzoek en verslag;
2°. de rekening van den Straatweg tusschen Zierikzee
en Brouwershaven.
Gesteld in handen van de heeren de Clercqde Looze
en Fransetot onderzoek en verslag
3°. een adres van den heer W. II. Swets, houdende
verzoek, hem te ontheffen van de door hem als aannemer
van het dempen van een gedeelte der Oude Havenbe-
loopen boete.
Gesteld in handen van Burgem. en Weth. oih prae-
advies.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgem. en Weth., inge
volge de opdracht van den Raad, zich met verschillende
personen in bctrekkirig hebben gesteld omtrent het ver
vaardigen van plannen voor den aanleg van het onlangs
gedempte gedeelte der Oude Haven en van het Haven
plein.
De heer Springer te Haarlemdie daarvoor het eerst
in aanmerking kwam, vraagt f 275 en indien hij meer
dan 4 reizen naar deze gemeente moet maken, voor eiken
dag boven die 4 reizen, dien hij van huis moet zijn, f 25.
De heer D. G. Vervoorn, opzichter der plantsoenen te
Rotterdam, vraagt voor een plan in eens af 125. Deze
deskundige wordt door Burgemeester en Wethouders van
Rotterdamaan welk College door het Dagelijksch Bestuur
dezer gemeente inlichtingen zijn gevraagdzeer aanbevolen
en op grond daarvanen ook met het oog op het verschil
in de kostenstellen Burgem. en Weth. voor, het maken
van plannen aan genoemden heer Vervoorn op te dragen.
De heer Fokker kan zich met dit voorstel niet vereenigen,
v Z. i. moet men zich niet uitsluitend bepalen bij de vraag
wat het goedkoopste ismaar of men een plan zal krijgen
dat voldoet, want is dit niet het geval, dan zit men er
mede en wordt er den Raad ten eeuwigen dage een ver
wijt van gemaakt. Het verwondert hem, dat Burgem. en
Weth. het tegenwoordige voorstel doendaar het slechts
ruim '100 verschil kan opleveren met hetgeen de heer
Springer vraagt, en dit te meer, daar de Wethouder Boeije
nog onlangs te kennen gaf, dat daar, waar de demping
reeds zooveel duizenden had gekost, men voor het aan
leggen nu niet op enkele guldens moet zien.
Spr. neemt gaarne aan, dat het Bestuur van Rotterdam
tot zijne tevredenheid van de diensten van den heer Ver
voorn gebruik maakt, doch de heer Springer is de groote
en bekende specialiteit op tuinbouwkundig gebied en hij
gelooft, dat men het best verantwoord is aan dezen de
opdracht te doen. Ook de Commissie van Fabricage, met
uitzondering van den Voorzitter, is van dezelfde meening
en daarom stelt lijj als amendement voor, het maken van
een tweeledig plan aan den heer Springer op te dragen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. eveneens het
bekomen van een goed plan op den voorgrond stellen en
juist daarom inlichtingen hebben ingewonnen bij het Dage
lijksch Bestuur van Rotterdam. Hij deelt daarop de met
dat Bestuur gevoerde briefwisseling mede en zegt nog, dat
de heer Springer wel de geschikte man is voor groote
werken, doch dat voor een werk als dit iemand hem
zelfs heeft afgeraden. Bovendien meent hij, dat men ook
de meerdere kosten niet over het hoofd mag zien. De
heer Springer heeft opgegevendat de door hem gevraagde
som is gebaseerd op 3 a 4 reizenmet die som is men
er dus niet af; meent hij tien reizen te moeten doen, dan
staat hem dit vrij en dit vindt Spr. gevaarlijk voor de
financiën der gemeente. Hij acht het daarom wenschelijk
het voorstel van Burgem. en Weth. aan te nemen.
Op eene vraag van den heer de Clercq merkt de Voor
zitter op, dat het de bedoeling is een plan te bekomen
voor aanleg van het nu gedempte gedeelte der haven met
het Havenplein en een plan alleen voor het nu gedempte
De heer de Clercq kan zich niet geheel vereenigen met
het gesprokene door den heer Fokker. Wel erkent hijdat
het wenschelijk is, voor het te maken plan een bekwaam
deskundige te nemen, doch het zal toch zeker de bedoeling
zijn vooraf -aan te geven in welken geest de aanleg zal
behooren te geschieden; hij herinnert, dat in deze vergade
ring o. a. tot voorbeeld is gesteld het Nassaupleiu in den
Haag. Als nu b.v. vaststaat dat het aanleggen op die
wijze zal geschieden, vindt hij het niet zoo bepaald noodig,
zulk een uitnemend deskundige te nemen ais de heer
Fokker wenscht. en meent hij, dat men met een meer
middelmatig deskundige zou kunnen volstaan. Is men
het echter omtrent de wijze van aanleg niet eens, dan zou
hij het wenschelijk achten dat die eerst werd uitgemaakt.
De heer Fokker merkt op, dat bjj de bespreking in den
Raad is gezegddat niet zou worden aangegeven hoe de
aanleg zal moeten geschieden. Ware dit wel het geval,
dan zou hij het eens zijn met den heer de Clercq en was
de zaak ook gemakkelijk. Men heeft echter iemand noodig
die een plan schept en die weet, wat in verband met de
omliggende gebouwen, misstaan of niet misstaan zal. Wel
heeft de heer Ver voorn het Stationsplein' in Rotterdam
en andere werken aangelegddoch die waren van een
voudiger. aard. Onze vorige Burgemeester, die ook kan
worden geacht een deskundige te zijn, meende dat"een
aanleg als b.v. het Voorhout in den Haag, wel over
weging verdiendej terwijl een ander, een aanleg als het
Nassauplein aldaaraanbeval. De ontwerper van het plan
dient dan hier ook rekening te houden met de aesthetica en
daarom vindt Spr. het beter bij een specialiteit te gaan.
De Voorzitter zegt, dat de heer Vervoorn niet alleen
werken van eenvoudigen aard heeft aangelegd, maar ook
van grooteren omvang, o. a. is de aanleg van de Dier
gaardesingel en het Piet-Hcinplein geheel naar zijn ontwerp
gemaakt.
De heer de Looze zou willen zien uitgemaakt of het
Havenplein wel tot plantsoen zal worden aangelegd; hij
zou dit jammer vinden en het plein niet gaarne willen
missen. Ook zullen de kosten van aanleg daardoor aan
zienlijk hooger worden.
De Voorzitter antwoordtdat men twee plannen zou
krijgen, één waarbij het Havenplein is begrepen en één
waarin dit plein niet is opgenomenmen kan deze dan
eerst beoordeelen en later uitmaken welk plan zal worden
gevolgd. Om de meerdere kosten behoeft men het maken
van dit tweeledig plan niet na te laten.
De heer Boeije heeft zich voor de opdracht aan den
heer Vervoorn verklaard en niet voor die van den heer
Springer. Hij geeft het den heer Fokker toe, dat men
zou kunnen zeggen meer verantwoord te zijn, door de
opdracht aan laatstgenoemden deskundige te doenomdat
dan al gedaan is wat men doen kan en hij zou daartegen
dan ook geen bezwaar hebben gehadals de heer Springer
zooals hem is gevraagdeene som had genoemd, waar
mede de gemeente er af was, doch hij maakt eene rekening
die niet te bepalen is. Als hij meent een vijfde of zesde
maal of meer naar hier te moeten komenkost dit de
gemeente telkens f 75. Bovendien roepen vele groote
steden de hulp van Springer niet in, en waar nu steden
als ArnhemAmsterdamden HaagGroningenzich
tevreden stellen met de hulp van anderenmeent hij dat
men dit ook. in deze gemeente zou. kunnen doen.
De heer van der Vliet deelt mede, dat de door héhl
van een Ingenieur, een oud Zierikzeenaarbekomen
inlichtingen omtrent den heer Vervoorn, uitstekend waren.
Hij meent op grond daarvan volkomen gerechtigd te zijn
om vóór ljet voorstel van Burgem. en Weth. te stemmen.
De heer Fokker maakt de opmerking, dat, mogen,
volgens den heer Boeije, de groote steden den heer Springer
niet nemendeze steden hun eigen deskundigen hebben.
Hij erkent, dat hetgeen de heer Springer vraagt, eenigszins
vaag is, doch gesteld dat men dien heer een crediet opende
van hoogstens f 300, *zou het de vraag zijn of hij daar
mede geen genoegen zou nemen.
De Voorzitter meent, naai; aanleiding van hetgeen de
heer Fokker zegt, dat, daar waar Rotterdam zijn deskundige
Vervoorn heeft, deze gemeente dien deskundige ook gerust
kan aanwijzen.
De heer Fokker zegt, dat de vergelijking niet opgaat,
daar het hier betreft het hoofdplein eener kleine gemeente;
is dit leeljjk, dan ontsiert het de geheele stad; hier, waai
de huizen van verschillenden bouw door elkander staan, is
het heel wat anders dan in andere, groote plaatsen.
De heer Boeije zegt, zelfs een zeker egoïsme te moeten
ter zijde zetten, omdat hij midden in het gedempte gedeelte
woont, doch moet den heer Fokker nog opmerken, dat
Burgem. en Weth. den heer Springer hebben gevraagd
eene vaste som op te geven, maar dat zij hem daartoe
niet hebben kunnen brengen.
De Voorzitter bevestigt dit en voegt daarbij, dat aan den
heer Springer is medegedeeld, dat een eenvoudige nette
aanleg werd verlangd, die b.v. ongeveer f 1000 mocht
kosten; dat vier brieven met hem zijn gewisseld, doch dat
hij antwoordde, niet te kunnen zeggen hoe dikwijls hij
naar Zierikzee moest komenen dus geen bepaalde som te
kunnen opgeven.
De heer Fokker meent, dat de vraag van den heer
Springer moet worden beschouwd te bedragen f 275~,
behoudens onvoorziene gevallen, en stelt, met wijziging van
zijn oorspronkelijk amendement voor, dat hem.een hono
rarium van f 3u0 zal worden aangeboden als maximum.
Mocht hij dit aanbod niet aannemen, uan kan het maken
van een plan aan een ander worden opgedragen.
De Voorzitter brengt het amendement van den heer
Fokker in stemming. Mocht dit verworpen worden, dan
zal het voorstel van Burgem. en Weth. geacht worden te
zijn aangenomen.
Het amendement van den heer Fokker wordt daarop
verworpen met 6 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de
heeren RöellFokker en de Clercq.
Het voorstel van Burgem. en Weth. is derhalve aan
genomen.
De heer de Crane komt ter vergadering.
De Voorzitter brengt ter tafel
1°. een adres van den heer Anth. Buijze Az., in gebruik
hebbende als bleekveld, het exercitieplein achter de Kleine
Kerk, verzoekende, dat, bijaldien dit terrein tot bleekveld
wordt verhuurd, het niet van wege de gemeente zal worden
gebruikt of in gebruik afgestaan, dan voor zoodanige doel
einden als door het algemeen belang worden gevorderd,
speciaal niet beschikbaar zal zijn voor de beoefening van
cricket of andere spelen door jonge lieden.
De Voorzitter deelt mede, dat dit terrein, groot 600 M2.,
aan den verzoeker voor f 30 's jaars is in gebruik gegeven,
overeenkomstig de bestaande verordening, onder de voor
waarde, dat de gemeente het recht had het ook voor
verschillende doeleinden te bezigen. Voortdurend is adres
sant echter met klachten gekomen en telkens is hem op
het gemaakte voorbehoud gewezen.
Burgem. en Weth. stellen voor, het adres aan te nemen
voor kennisgeving, als behoorende de zaak eigenlijk niet
bij den Raad en voorts om het terrein, waarvan het
gebruik met Juni a.s. eindigt, in het openbaar te verhuren.
De heer Fokker wenscht de zaak nog aan te houden,
omdat hij die nog niet kan beoordeelen.
De Voorzitter acht dit. met het oog op het vervallen
der huur op 1 Juni, minder gewenscht.
De heer Boeije merkt op, dat het terrein eigenlijk is,
grond bestemd voor den publieken dienst, waarvan het
gebruik wordt toegestaan overeenkomstig de verordening,
evenais dit geschiedt met gronden waarop metselmaterialen
worden nedergelegd; de zaak is dus eenvoudig. Het tweede
gedeelte van het voorstel is, of deze grond aan den publieken
dienst zal worden onttrokken en verhuurd onder de voor
waarden die zullen blijken wenschelijk te zijn.
Adressant heeft indertijd aan don vorigen Burgem. verzocht
bm op het terrein te mogen bleeken en die vergunning .ver
kregen; hij betaalt daarvoor thans f 30, vroeger mihcler."
Bij het geven van die vergunning is rekening gehouden
met den persoon, omdat men den sleutel moest afgeven
voor een terrein, gelegen vlak achter de kerk; de inwilli
ging van adressants verzoek was dus in zekere mate eene
welwillendheid. Nu evenwel voortdurend klachten worden
ingebracht, achten Burgem. en Weth. het beter het terrein
te verhuren, onder het noodige voorbehoud. De opmerking
van den Voorzitter, dat het adres niet bij den Raad be
hoort, is geheel juist.
De heer Fokker meent, dat men de behandeling nog wel
kan aanhouden; het adres heeft niet ter visie gelegen. Is,
zooals de heer Boeije zegt, de overeenkomst met adressant
geen huur, dan kan men hem kennis geven dat het hem
toegestaan gebruik met den '1 Juni e.k. ophoudt.
De heer Boeije staat er niet bepaald op, dat de zaak
thans behandeld wordt.
De heer de Clercq vraagt, of de klacht in zoover juist
isdat het Dagelijksch Bestuur alleen het gebruik heeft
voorbehouden voor zaken van publiek nut.
De Voorzitter antwoordt, dat het terrein is gebruikt
voor het keuren van paarden en dat aan eenige jongelieden
enkele malen vergunning is verleend tot het uitoefenen
van het Cricketspel; dat het gebruik is voorbehouden voor
alle doeleinden en het Bestuur dus geheel in zijn recht is.
De heer Boeije merkt op, dat de adressant het terrein
weder aan anderen verhuurt; dat de belanghebbenden
vooraf hebben gewetendat de gemeente er zich het mede
gebruik van voorbehield, doch dat zij meer willen hebben
dan hun toegestaan is.
Op voorstel van den Voorzitter wordt daarop besloten
het adres aan te houden tot eene volgende vergadering
2°. een adres van den pachter der Stads-Commerciewerf
P. van Weezei, om te worden ontslagen van de nog
loopende huur dier werf.
Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor, dit
adres te stellen in hunne handen om praeadvies en voorts
hén te machtigen, om tegen adressant te procedeeren tot
het bekomen der achterstallige huurpenningen.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten
3°. een brief van de Regenten van het Burger-Weeshuis,
om machtiging te bekomen tot af- en overschrijving van -
en op eenige opgenoemde posten hunner begrooting voor
1891.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt zonder hoof
delijke stemming de gevraagde machtiging verleend
4". liet vroeger aangehouden voorstel van de Commissie
voor de Gasfabriek en Straatverlichting, tot vaststelling
van door hen ontworpen voorwaarden omtrent het gebruik
van gas door particulieren.
Burgem. en Weth.in wier handen deze voorwaarden
zijn gesteld om praeadvies, geven daarbij .te kennen, dat
hun uit een nauwkeurig onderzoek is gebleken, dat zij in
hoofdzaak overeenkomen met de thans geldende voor
waarden omtrent het gebruik van gas. De veranderingen
betreffen voornamelijk wijziging der voorwaardenwaardoor
die meer in overeenstemming worden gebracht met de
tegenwoordige behoeften en met later genomen raadsbeslui
ten, terwijl die veranderingen voor het overige bestaan in
verduidelijking en redactie-wijziging.
Op grond van een en ander meenen zij, dat er tegen
de vaststelling dier concept-voorwaarden, zooals zij thans
door de Commissie voor de Gasfabriek en Straatverlichting
zijn opgemaakt, geen bezwaren bestaan en-stellen zij den
Raad voor, dienovereenkomstig te besluiten.
De heer Röell brengt zijn dank aan d,e Commissie voor
de Gasfabriek, dat zij de in een vorige vergadering door
hem gemaakte opmerking heeft ter harte genomen en
nieuwe voorwaarden ontworpen. Hij meent evenwel, dat
in die voorwaarden over het algemeen te veel rechten aan
de zijde der fabriek worden voorbehouden en daardoor de
rechten cler gasverbruikers te veel over het hoofd zijn
gezien. Spr. ziet geen kans om hierin door een enkel
amendement verandering te brengen. Hij moet echter o. a.
wijzen op art. 15, waarin ten laste der gasverbruikers
worden gebracht de kosten van een declaratoir ad f 0,25 en
van een exemplaar der voorwaarden ad 15 cent en meent
dat men de voorwaarden wel gratis aan de gasverbruikers
moogt afstaan.
De heer W. A. Ochtmanvoorzitter der gascommissie,
deelt de opvatting van den heer Röell, als zouden aan de
fabriek te veel rechten zijn gegeven, niet. Men dient de
fabriek te beschouwen als een koopman die zijne conditiën
stelt. Wat betreft de kosten van het declaratoir, deze bestaan
in 22'/i cent zegelkosten en 2cent drukloon. Het gratis
afgeven der voorwaarden aan de gasverbruikers is van
zulk een gering belang, dat aan het bezwaar van den
heer Röell daaromtrent wel zou kunnen worden tegemoet
gekomen, doch Spr. ziet de noodzakelijkheid daarvan
niet in.
De heer Röell wenscht dé discussie niet te rekken en
niet verder op hét vervallen van art. 15 aan te dringen.
De heer Boeije en de Voorzitter achten de zaak niet van
zooveel gewicht om art. 15 te doen vervallen en meenen,
dat het wenschelijk is de voorwaarden in haar geheel aan
te nemen.
Deze worden daarop onveranderd vastgesteld.
Op voorstel van Burgem. en Weth. besluit de Raad af-
en over te schrijven van H. X, Art. 1 (Onv. Uitg.) der
Gemeente-begrooting voor 1891 op:
H. Ill, Afd. II. Art. 1 (Onderhoud van openbare ge
bouwen enz.) f 154,90;
H. I, Afd. II, Art. 7 (Kosten van boek-, druk- en
bindwerken) f 145,405;
H. Ill, Afd. I, Art. 4 (Jaarwedden van de beambten
op de begraafplaats) f 60,08®;
en van H. X. Art. 1 (Onv. Uitg.) begrooting '1892 op:
II. IX, Art. 7 (Terugbetaling aan het Rijk van te veel
genoten bijdrage in de kosten van het Lager Ond.) f 0,00"-.
De Voorzitter deelt mede, dat ingekomen is, eene circu
laire van het Centraal Bestuur van het Algemeen Neder-
landsch Werkliedenverbond, waarbij er op aangedrongen
wordt, dat bij aanbestedingen van gemeente- en andere
besturen aan de werklieden in de onderscheidene daarbij
betrokken bedrijven, de uitbetaling verzekerd wordt van
een minste loonbedrag en een grens worde gesteld aan
den dagelijkschen en wekelijlcschen werktijd.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten dit
stuk, als zijnde op ongezegeld papier gesteld, aan te nemen
voor kennisgeving.
De Voorzitter deelt ver-volgens mede, dat na do aanbeste
ding van het vernieuwen der bovendekken van de vaste
en beweegbare gedeelten der brug buiten de Zuidhavenpoort,
op 8 Februari 1.1., is gebleken, dat, wil de brug gedurende
geruimen tijd weder bruikbaar zijn, belangrijk meerdere
herstellingen moeten worden verricht, en stelt namens
Burgem. en Weth. voor:
1°. hen te machtigen om het verrichten der in een over-
gelegden staat aangegeven herstellingen aan meergenoemde
brug en het maken der vereischt wordende hulpbrug aan
het Sasin het openbaar aan te besteden
2\ de kosten dier werken, geraamd op 2800, te vinden
door verkoop van kapitaal;
3°. te bepalen, dat in 7 jaren het kapitaal zal worden
geredintegreerd, door te beginnen met '1893, uit de gewone
middelen in inschrijvingen op het Grootboek der 21/2%
Nat. Schuld, jaarlijks een reëel bedrag van f 400 aan te
lcoopen.
De heer Röell is over dit voorstel zeer verwonderd en
meent dat vele anderen dit met hem zullen zijn. Hij
herinnert, dat de Commissie voor het onderzoek der
gemeentebegrooting voor 1892 heeft gevraagd, of met de
herstelling van de brug nog niet een jaar kon worden
gewacht, met het oog op de waarschijnlijkheid dat binnen
korten tijd tot algeheele vernieuwing der brug zou moeten
worden overgegaan, waarop door Burgem. en Weth. is
geantwoorddat de brug in goeden staat was en vooreerst
geen belangrijke herstellingen zou vorderen. In dit antwoord
heeft hij vertrouwen gesteld en zich daarbij nedergelegd,
en nu bevreemdt het hem, dat enkele maanden later
het tegendeel wordt gezegd en de brug alles behalve in
goeden staat zou zijnen f 2800 aan reparatie zou kosten.
Spr. kan zich wel vereenigen met het leggen eener
hulpbrugdoch niet met het voorstelzooals het daar ligt.
Hij zou den toestand der brug door een deskundige,
buiten den' gemeentebouwmeester, willen laten onderzoeken
omdat men binnenkort weder voor een dergelijk feit zou
kunnen staan. De wijze, waarop hier in den laatsten tijd
een en ander is voorgekomen, maakt, dat hij niet zoo
veel vertrouwen kan stellen in het nu uitgebrachte rapport
van den deskundige der gemeente.
De Voorzitter meent, dat het de plicht van Burgem. en
Weth. is om dien deskundige te verdedigen. Bij de behan
deling der gemeentebegrooting voor 1892 werd de brug
gerekend goed te zijn. Naar aanleiding van de door de
Commissie gedane vraag, hebben Burgem. en Weth. toen
den Gemeentebouwmeester geraadpleegd en deze heeft toen
verklaard de brug te hebben onderzocht en van oordeel
te zijn, dat zij geen verbetering zou behoeven en dien
overeenkomstig hebben Burgem. en Weth. de opmerking
der Commissie beantwoord.
Toen nu het tegenwoordige voorstel door den Gemeente
bouwmeester is ingediend, hebben zij hem gevraagd wat
de reden was dat de brug, die hij een halfjaar geleden
goed achtte, nu zulke herstellingen vorderde, waarop hij
heeft geantwoord, dat bij het opnemen van het dek is
gebleken, dat de priemen slecht zijn, hetgeen vroeger
niet vs waar te nemen; dat nu eene vernieuwing daarvan
nog v, 1 niet bepaald noodzakelijk is, doch dat, nu het
dek toch vernieuwd wordt, het wenschelijk is ook de
priemen te vernieuwen.
De zaak treedt daardoor eenigszins in een ander licht
en Spr. gelooft dan ook niet dat het nemen van een
deskundige, zooals de heer Röell wenscht, zoo noodig is.
De Gemeentebouwmeester heeft verklaard, dat, als de nu
voorgestelde verbeteringen aan de brug worden gedaan
deze weder voor een tiental jaren in orde zal zijn.
De heer van den Bout vereenigt zich ten deele met
het denkbeeld van den heer Röelldoch nu er, zooals de
Voorzitter zegtnog geen dadelijk gevaar iszou het
leggen eener hulpbrug ook nog niet noodig zijn. Hij
meent de vraag te moeten stellen, of de brug eigenlijk
niet te oud is om te worden hersteld. Als men nagaat
wat daaraan in de laatste 25 jaar is ten koste gelegd,
zou dit wellicht reeds de halve kosten eener ijzeren brug
uitmaken. De toestanden zijn ook veranderd en de vrachten,
die over de brug vervoerd worden, zijn grooter. Spr. zou
een nader onderzoek niet onge wenscht achtenniet omdat
hij onzen deskündige wantrouwt, doch een ander deskun
dige zal de zaak wellicht uit een ander oogpunt bezien.
Een andere vraag zegt Spr. is, of, als er eene hulpbrug
aan het Sas komt. de binnenbrug wel tegen de zware
lasten, die er allen over vervoerd moeten worden, bestand
zal zijn." Ware de buitenbrug dit jaar nog te gebruiken,
dan zou dit misschien wel het meest gewenscht zijn en
kon men den daarover te vervoeren last eenigszins be
perken, of desnoods nog eene hulpbrug leggen.
De Voorzitter antwoordt, dat ook met den Gemeente
bouwmeester over dit denkbeeld is gesproken, doch dat
tegen een ijzeren brug bezwaar is voor het ophalen niet
alleen, maar ook omdat de muurwerken daartegen niet
bestand zouden zijn. Hij moet den heer van den Bout,
die desnoods eene hulpbrug wil leggen en de vrachten
over de brug beperken, doen opmerken, dat het beperken
der vrachten bij verordening geregeld is. Om de zaak nog
te laten wachten, acht Spr. moeilijk, omdat de vernieuwing
van het bruggedek is aanbesteed en dit binnenkort gelegd
zal worden en het geval zich kon voordoen dat men ten
gevolge van een later deskundig onderzoek dit weder zou
moeten opnemen.
De heer Fokker moet den Voorzitter opmerken, dat hij
heeft beweerd, dat het werk wenschelijk was, maar de
Gemeentebouwmeester heeft aan Spr. bepaald gezegd, dat
het werk noodzakelijk was, oindat de toestand gevaarlijk