ZIEKIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 20 Februari 1892. Eerste Blad. FEUILLETON. Verschuilt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6121. Directeur-Uitgever J. WAALE. Advertentiënvan 13 regels 30 Cta. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen. De kunst van Adverteeren. Het is een publiek geheim, dat het bestaan van eene courant afhangt van hare abonné's en van het aantal advertenties. Zonder die beide bronnen van inkomsten kan geen courant leven, die steunt op eigen krachten. Allereerst is dan ook ieder nieuwsblad eene financieele onderneming, waarbij uitgaven en inkomsten minstens moeten aaquivaleeren. Maar naarmate het aantal abonné's grooter is, naar diezelfde mate krijgen de adver tenties bok meerdere waarde, omdat zij onder li9t oog van meer menschen komen. Zoo komen de advertenties van dit blad onder de oogen van minstens 2100 personen. Wij kunnen dit getal echter gerust verdubbelen, daar de Nieuws bode niet alleen bij abonné's, maar ook door ben gelezen wordt, die bet blad voor eenigen tijd buren, zoodat bet na de lezing weer in banden van anderen komt. Eene advertentie in den Zie- rikzeeschen Nieuwsbode is daarom van groot belang voor hen, die begeeren dat deze door velen ge lezen wordt. Over de kunst van adverteeren hebben wij bet een en ander aan onze lezers te zeggen, recht streeks in hun belang, zijdelings natuurlijk ook in ons eigen belang. Voor bet laatste schamen wij ons volstrekt niet, omdat ieder, die hart voor zijn zaken beeft, de belangen van dezen zoo goed mogelijk behartigt. Wie meent, dat het algemeen belang daar alleen goed behartigd wordt, waar men zijn eigen belang schade berokkent, schijnt ons een dweper toe en iemand die zichzelf ge heel onnoodig tot martelaar maakt van de goede zaak die bij dient. Belangeloos zaken drijven zou kinderspel zijn en een spelletje dat duur te staan komt, omdat het met een bankroet eindigt. Het algemeen belang eischt dan ook eenvoudig, dat we on9 eigen belang hier niet buitenmaar in sluiten. We- zeggen dit alles van te voren, opdat niemand na de lezing van dit artikel met de opmerking voor den dag kome: ziedaar nu, een echte oratio pro domo, een speech in ons belang. De advertentie-quaestie is toch een zaak, waarin de belangen van hen, die advertenties plaatsen, en van het blad, waarin deze geplaatst worden, wel te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn. Daar zijn advertenties, waarover wij niets te zeggen hebben, omdat zij eenvoudig geen ander- doel hebben dan eene bekendmaking. Tot deze rubriek behooren de geboorte-, trouw- en dood berichten en de> dankbetuigingen voor de belang stelling in deZe omstandigheden ontvangen. Daartoe behooren verder de annonces van te houden ver- n, concerten en festiviteiten, alle mede- jen in één woord, die geen ander doel hebben, dan bekend worden van het feit, dat wordt medegedeeld. Daar zijn echter ook adver tenties, wier strekking verder gaat. In de eerste plaats bijvoorbeeld de dienstaan vragen en de dienstaanbiedingen. Deze zijn meermalen al te lakonisch. Die kortheid is alleen te verdedigen wanneer men het werkloon, de werkzaamheden, den rusttijd en wat al niet meer geheim wil houden. Vele besprekingen tusschen mevrouwen en dienstboden, tusschen patroons en werklieden zouden echter onnoodig zijn, zoo de advertentie in dezen een weinig uitvoeriger ware geweest. Voor eenige dubbeltjes meer zou men dan veel last voorkomen en zouden zij, die niet in aan merking kunnen komen, voor teleurstelling ge vrijwaard zijn. Eén soort van advertenties is er echter, waarop wij vooral de aandacht willen vestigen en dat zijn de zoodanigen, die mededeelen aan bet publiek, niet maar wat er in de winkels te krijgen is, maar vooral welke de prijzen der verschillende winkelwaren zijn en wat er voor allerlei huiselijke werkzaamheden gerekend wordt. Wat rekent een timmerman wanneer zijn knecht aan uw huis werkt per uur, wat een smid wanneer hij de kachels bij u laat halen of oppoetsen, wat een behanger wanneer zijn knecht een halven of heelen dag in uw woning bezig is? Zeker, die dingen komt gij te weten als gij uw rekeningen tehuis krijgt, dau leest gij: 2 man 3 uur: zooveel; of Willem 1 uur: zooveel; maar dan is bet ge woonlijk te laat. Dan zegt gijwat is dat duur en waarom i9 dat niet goedkooper, of misschien welik blijf niet langer bij dezen of dien, ik II. Slot. Toen ik mijn oogen weêr opensloeg, lag ik op den vloer van een kleine ongemeubelde kamer, die door een smal venster flauw verlicht werd. Met moeite stond ik op, en tegen den muur geleund trachtte ik mijne gedachten te verzamelen. Spoedig herin nerde ik mij bet gebeurde. Ik bevond mij naar alle waarschijnlijkheid op een der bovenkamers van het wachthuis. Ik strompelde naar de deur; zij was gesloten. Het kleine venster was ongeveer vier voet boven mijn hoofd na eenige moeite gelukte het mij op de ven sterbank te kruipen en naar buiten te zien. Ruim dertig voet van het buis verhief de rots zich steil omboog, daar tusschen vloeide een kleine stroom. Indien ik bleef waar ik mij bevond, dan was ik onherroepelijk verloren; de eenige kans op redding bestond in een gewaagden sprong. Ik wrong mij door bet venstertje been, liet mij naar beneden vallen en snelde naar de beek. Het water van den stroom reikte tot aan mijn middel, maar daar de oevers tamelijk hoog waren kon ik er door been waden zonder dat men mij zag. zal toch zien dat ik elders goedkooper terecht kan. En zeker, gij kunt elders goedkooper terecht maar gij weet de adressen niet en anderen willen u graag voor minder helpen, maar zij kennen uw adres niet. Waarom in dezen niet meer geadverteerd, veel meer dan tot beden ge schiedt. De advertentie-kosten worden er ruim schoots uitgehaald door de winkeliers en werklieden, zoo zij in dezen vooruit bet publiek waarschuwen en bekend maken, wat bet gaarne weten wil en dikwijls öf niet, öf te laat te weten komt. Dat wij kachels en haarden bij. een smid kunnen krijgen weten wij wèl, maar dat de eene smid of tim merman of metselaar goedkooper is dan de andere, dat weten wij niet en dat wenschen wij toch juist te weten te komen. Welnu, daarvoor kan dan de advertentie dienen. Juist de kleine werk man moest zich meer bedienen van bet middel om te adverteeren. Zoo ergens toch, dan is kennis bier macht en onkunde onmacht. Weet bet publiek niet waar het goedkoop terecht kan, dan bestelt en koopt bet volgens de oude sleur en dan be nadeelt bet èn zichzelf èn den ijverigen werk man, die zich met een bescheiden winst tevreden stelt. Het eenige middel dat in dezen verbetering kan aanbrengen, is en blijft de advertentie; en daarom nog eens adverteeren!f NIEUWSTIJDINGEN. Eng-eland. IiOnden, 18 Febr. Op een landgoed bp Hay wards- heath in Sussex zyn 51 koeien en .42 schapen door bet mond- en klauwzeer aangetast. Frankrijk. In een kamer op de zevende verdieping van een buis in de rne Rambuteau, te Parijs, is Zaterdag avond 5 uur een verschrikkelijke misdaad gepleegd. Sinds den 8sten October woonde daar de 58jarige kok Claude Guicbou met de reeds 72-jarige Marguerite Fonrcaut in zeer armoedige omstandigheden. Guichou was sinds maanden zonder werk en zjj hadden al in geen maand hun haar betaald, zoodat dan ook de eigenaar van het huis hun Vrjjdag de huur had opgezegd, welke boodschap zjj nogal gelaten hadden aangehoord. Zaterdag avond nu werd de concierge plotseling opge schrikt door een geroep om hulp, dat van de boven verdiepingen scheen te komen. Onmiddellijk daarop verscheen Guichou in zjjn hemdsmouwen met een ont steld gelaat op het portaal en riep eenige malen: >Mpa vrouw is vermoord I" Op Guichoa's geschreeuw snelden eenige medebewoners van het huis toe, dia Marguerite Fonrcaut op haar kamer in haar bloed badende vonden. Terwjjl eenige buren den dokter en den commissaris van politie gingen waarschuwen, werd de vermoorde te bed gelegd. Door den commissaris van politie werd een nauw keurig onderzoek in loco ingesteld, terwjjl de dokter bjj de lijkschouwing constateerde, dat de dood der verslagens was veroorzaakt door twaalf wonden, welke, naar de lengte te oordeelen, door een slagersmes moesten zjjn toegebracht. In het vertrek'neerschte de grootste wanorde; stoelen lagen over den grond, van een secretaire waren de laden opengebroken, er was een ruit van het venster gebroken, en op alle meubelstukken, den vloer, ja zelfs tegen den zolder waren bloedvlekken verspreid. Marguerite's ljjk werd naar de Morgoe vervoerd en, Guichou werd alleen verzocht zich ter beschikking van de justitie te houden, nadat hjj een voorloopig verhoor had ondergaan. Hjj vertelde daarbjj, dat hjj 's middagi om twee uur was uitgegaan om werk te zoeken, wat hem echter niet was gelukt, en dat hjj des avonds om 5 uur naar huiB was gegaan. De deur der kamer was toen niet gesloten en de sleutel stak in het slot. Bjj het binnentreden der kamer had hjj zjjn deerljjk verminkte vrouw gevooden; hjj dacht toen nog niet, dat zij dood was, maar spoedig was hem het tegendeel gebleken. Toen had hjj om hulp geroepen en waren de buren toegesneld. Dat was alles wat hjj wist. Zondag is Guichou opnieuw ondervraagd, en zjjn antwoorden schijnen toen niet geheel met die van Zaterdag te hebben overeengestemd, zoodat hjj voorloopig in arrest is gesteld. Guichou big ft echter alle schuld aan de misdaad ontkennen. Duitschland. Een gezonde sterke min wordt gezocht door de politie van Charlotten burg. De zaak zit als volgt in elkaar. By een koopman te Charlottenburg verhuurde zich eenigen tjjd geleden de 21jarige Pauline Borkowska als min. Het bljjkt dat haar eerste bezigheid was het koopen van een centerboor en eene schrobzaag. Toen op een avond mynheer en mevrouw in den schouwburg waren, stuurde de min het dienstmeisje uit onder een onbeduidend voorwendsel, brak eene kast open en ontvreemde daaruit 4000 mark aan goud en papier, waaronder 139 mark aan 3 pet. geconsolideerde Pruisische StaateleeniDgen. Het kind werd op eene sofa gelegd; de diefegge kleedde zich netjes aan met een mooien bonten mantel en een hoed van mevrouw en vertrok met een kaartje 2e klasse. Tot nu toe heeft men haar nog Diet opgespoord. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. LANDBOU W. ZIerikzee, 18 Febr. Heden hield de Centrale Tentconstellings-Vereeniging „Landbouwbelang" hare tentoonstelling van Zaaigranen enz. in het „Huis van Nassau" alhier. Wjj laten hier thans onder volgen de bekroningslijst: Zomertarwe. Ie Prjjs, 3. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Chevalier. Ie Prijs,/No. 10. B. Giljam, Oowerkerk. 2e Prjjs, No. 9. Jau de Vlieger, Noordgouwe. 3e Prjjs, No. 5. L Vis, Noordgouwe. Maartsche Gerst le Prijs, No. 16. Wed. A. Gaanderse, Noordgouwe. 2e Prjjs, No. 14. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Zomergerst. Ie Prjjs, No. 13. S. J. de Rjjke, Sir- JanBlaud. 2e Prjjs, No. 15. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Kortstroo Erwten le Prjjs, No. 19. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. 2e Prjjs, No. 17. D. flocke Dz., bjj Brouwershaven. 3e Prjjs, No. 21. D. van Nieuwenhuijze, Nieuwerkerk. Middenhof Erwten, le Prjja; No. 26. Jan de Vlieger, Noordgouwe. 2e Prjjs, No. 22. A. Batenburg, Noord- wel le. Schokkers, le Prjjs, No. 23. D. Q. Mulock Houwer Zone», Zierikzee. Kroon Erwten, le Prijs, No. 24. D. Q. Mulock Houwer Zoneo, Zierikzee. Prolstei-Haver. le Prjjs, No. 29. H. J. Louwes, Ulrum. Deensche Haver. 2e Prjjs, No. 33. Job van der Have, Nien werkerk. Zeeuwsche Haver, le Prjjs, No. 34. D. Q. Mulock Zoueu, Zierikzee. 2e Prjjs, No. 36. Joh. Doeleman Hz., Dreischor. Paardéboonen. le Prjjs, No. 41. S. J., de Rjjke, Sir- Jansland. 2e Pry's, No. 42. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Platte Boonen. le Prjjs, No. 43. D. Q. Mulock Houwer Zoi eo, Zierikzee. Witte Tuinboonen. le Prjjs, No. 45. C. v. Bloois, Dreischor. Lange Bruine Boenen. 2e Prjjs, No. 46. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Witte Boonen. 2e Prijs, No. 48. D. Q. Mulock Houwer Z-'nen, Zierikzee. Wikken le Prjjs, No. 49. I. Bevelander, Nieuwerkerk. Riga Lijnzaad, le Prjjs, No. 50. C. v. Bloois, Drei schor. 2e Prjjs, No. 51. D. Q. Mulock Houwer Zonen, Zierikzee. Pootaardappelen. le Prjjs, No. 53. S. J. de Rjjke, Sir Jansland. 2e Prjjs, No. 54. Ch. Groeneveld de Kater, Noordgouwe. Ajuinzaad. 2e Prjjs, No. 60. C. v. Bloois, Dreischor. Lucernezaad. le Prijs, No. 63. Ch. Groeneveld de Kater, Noordgouwe. 2e Prjjs, No. 65. I. Hage, Zierikzee. Verzameling Gras- en Klaverzaden. No. 59. D. J. v. d. Have, Kapelle bjj Goes. Door het zeer ongunstige weêr was de tentoonstelling niet zoo druk bezocht als zjj wel verdiende. Er waren toch aangevoerd zeer schoone monsters, zoowel van tarwe als van gerst, zoomede erwten, haver en paarde- boonen. Onder de diversen kwamen voor mosterdzaad, witte tuinboonen, lange bruine booDen, ronde dito, witte boonen en wikken. Onder de pootaardappelen was ter opluistering ingezonden eene proef malsche deerns, waarvan een, ter onzer beBchikkiog gesteld, het gewicht had van bjj na vier ons. Naar wij vernemen zyn er vele bestellingen gedaan en heeft ook in dit opzicht de Vereeniging baar doel bereikt. Het verslag omtrent de proefnemingen met verschil lende haversoorten zullen wjj opnemen in een volgend nommer. Noor<l-Beveland. Vervolg van een vorig No. over de lezing van den heer Stigter) De Eugelsche wet zegt, dat de packter daar verboden wordt te onderschrjjren: >ik doe afstand van dit of dat artikel." "Waarom wordt er hier niet gehandeld? Hoevelen zjj o er niet bier staatsmannen, die godsdienstzin doen voorkomen in theorie, doch die zin niet in praktjjk brengen. Alsnn woidt door spreker nog gewezen op een pas uit gekomen werk van Prof. Molser, die o. a. zou voor stellen de pachters eeuwigdurende erfpacht te geven. De rechthebbende op den cjjns zou bjj mislukking van den oogst kuDneD uitkeeren 500 gld. aan den pachter voor polderlasten, bemesting, bezaaiiDg, enz. De pachter had dau een kwaad jaar, doch was voor hem de mogelykheid niet uitgesloten er zich later nog boven op te werken en de eigenaar verliest van zyn eigen kapitaal niets. Bijeenkomsten zjjn volgens spreker goed, zeer goed zelfs, om met elkaar de belangen van elkaar te be spreken, waarom wjj een waren broederband vormen, doch naast dit vergaderen de handen aan den ploeg. Er behoeft ook niet te zyn scheiding om politieke meeningen, men heeft daar in dat opzicht niets mede te maken en toch wordt daar nog zooveel op gezien. By het slot zjjoer rede zegt spreker nog, dat het hem genoegen doet, den heer Sturm voor|de eerste keer als voorzitter van het Dep. te kunnen begroeten en eindigt onder hartelyk'applaus. De heer Stura sluit de vergadering met een woord van dank aan den spreker en roept hem geen vaarwel, maar een tot weerziens toe. (Applaus). Ingezonden Stukken. Meneer I Zie zoa, noe begin ik een beetje boven waeter te kommen; jao, 'k hè de flenze oak gegad, nie van die dinne flenze, mar van die dikke die ze zoa mar op un oagenblik over je aermen en over je beenen goaije. Mar dat is men wat. Kiek, kiek, je bin lam, je dienkt nie over je kranten, je dienkt nergens over. Mar as je dan wat gae betere, je krieg bolk'jon uut et Soepenhuus, kiek dan gae 'k weer dienke, en dan wil je weer al is wat gae vertelle. Der binne nog al is mensen bie men weze kieke, daer waere oak ermeesters bie, ze waere goet voar men oar, mar ze koste niks geve, want der was der een die zeide mien ronduut: willie ebbe geen centen, der kom nie in; toe zeide die goeije man tegen mien, an wie of dat noe leid, kiek dat weet ik nie, mar dat der tegenwoordig veel domenies zwiege en geen kerke houwe, das toch mar waer cn as der nie gepreekt word, dan bin der geen zakjes en as der geen zakjes bin dan kunne der oak geen centen inkomme. Noe ik laet dat zoa het is. Maendag bin 'k voor het eerst is uutgeweest; ik ebbe veel gemak gegad van Kaorel, van Bacrend en van Wullem om de kranten te bezurgen. Daer zeg ik ze dank voor, want dat verdiene dir kerels. Ik kwam op de Ouwe Aeven en zag dat nog aolles zoa modderig lag as dat ik *t ad verlaete. Oe zit dat noe, Meneer! Komt der an dit gezwez geen ende? Der is mar een padje naer dat Geregtshuus, waerom noe nie oak nie een padje naer onze Kerke, want je weet Meneer ik bin R. C.? Binne willie minder? 'k Bin toe die middag uut geweest voor men eige; toe ad ik die lange jas an, die 'k van je gekrege en ik gae men daer voorbie de scholen daer ze timmeren leeren en kinders Ieere zienge en daer vliegt me die jas om un paeltje, die ze daer zeker ebbe gezet om jurken en jassen te scheuren, want daer staen paeltjes nie oager as je knie, mit stekeldraad, waertoe mot dat diene? Is dat om de katten of honden der nie over te kunne laete spriengen? Want ik ebbe der Snel over gesproke en die zeide mien dudélik dat dat geen mens doe mag, en dat dat vroeger op een oekje in de haeven oak al verbooije was geworre. Toe gong ik nog een endje verder en zag dat die welle an den toren, daer mit de Kerremisse nog mar een jongetje in verdronken is, alwéér open was. Mot daer nog is een ongelukje gebeure? En wat is dat achteruut gegae dat boschje over de schole van mien ouwen meester ICarreman? Da's noe geworre een vuule boel. Wie mot daer naer kieke, Meneer? Ik gong toe zoa de Poststraete deur, en toe riep men un meid an (want krantejongens binne altied goed mit de meiden en omgekeerd) die zeide: sweet je geen nieuwen dienst voor mien, ik bin noe al den elfden." Ik zegge, dan zal nommer 42 oak wel komme. mar ik gae naer binne. As ik nog is uutgae, dan za'k nog is in de Venkel zie te kommen, mar die llenze die zit zoa in je beenen, da'k gau zeg: wel te rusten van DE KRANTEJONGEN. Doe noe net zoa wat as de daomes in der P.S. doe. Noe ek van mien broer geoard dat de burgemeester nie wil ebbe dat der Maendag bie lootjesdag schutters komme noe kan je toch wel begriepe dat wullie toch wel lootjesdag zulle houwe in de Concertzael, ten minste de Burgemeester mag komme kieke, onze ouwe Majoor zal wel zurge dat willie oallemaele brootjes ebbe mit wat der bie en der wat op. Brieven uit België. IV. 'k Wandelde op eenen avond van de vorige maand met een paar kennissen door Brussel, als het geroep »Entrée libre" onze opmerkzaamheid trok. 't Was een man, vóór een helder verlicht café geplaatst waar binnen men bezig was met een ware woede op eene piano te kloppen welke, zonder zich eene minuut verpoozing te gunnen, dezen kreet deed hooren. Wij gingen er een kijkje nemen, 't Was een café-chantant met eenige rijen tafels, sofa's met rood fluweel overtrokken langs henen de wanden, en stoelen met rieten zittingen. In het diepe der zaal een tooneel en eene piano. Op het tooneel za'en 6 of 7 vrouwen, de armen en schouders naakt, gekleed met een tot aan den boezem uitgesneden kleed. Aan de piano zat een arme duivel met lang haar en ingevallen kaken, die met zijne lange, magere vingers op het instrument beukte en het tamelijk valsche tonen ontrukte. De zaal was gevuld met zich te huis vervelende Brusse laars, baardelooze jongelingen, waaronder verscheidene studenten, die aan alles behalve aan het aanstaande examen dachten, en onderofficieren die niet van dienst waren. Naast de tafel, waaraan wij plaats namen, hadden zich een paar waarschijnlijk gehuwde personen neêrgezet, welke hunnen spruit, nog een zuigeling, hadden meegebracht. De vader dronk een glas faro, de moeder echter een glaasje cognac. Van tijd tot tijd bracht zij het glaasje ook eens aan de lipjes van het kind, dat er echter te oordeelen naar de leelijke gezichten die het trok, wanneer het arme schaap een paar druppels van het vocht inzwolg nog geen smaak in vond. Maar hoor! de pianist speelt het voorspel van een chan- sonnettewelke door eene der zangeressen zal gezongen worden. Ha, daar staat ze onder de toejuichingen van de gewone bezoekers op't Is geen wonder, dat men haar op zulk eene aanmoedigende wijze onthaalt; wait het pro gramma doet haar ons kennen als „l'Etoilé"', deSter; dus als eene der bijzonderste leden van het gezelschap, 't Is eene zwaarlijvige juffrouw met een volle maans-gezieht. Met eene stem als een trompet zingt zij een lichtzinnig lied, dat de toehoorders fel doet lachen; hare kolossale armen zwaaien en draaien rond eri men lacht i slaat met de vuist op hare borst als een tamboer op een trommelvel en het publiek proest het uit. Zij zelve wordt door den algemeenen geestdrift medegesleept en haar mond een ware krater verbreedt zich tot een gemeenen lach. Maar wat maalt zij om het publiek! Wanneer de stem haar in den steek laat of het geheugen haar te kort schiet dan omhelst zij den pianist en de zaal lacht tranen van pleizier. Na haar komt een tweede zangeres voor het voetlicht, 't Is ditmaal een ster, welke al haren glans verloren heeft. Het haar in frou-frou geknipt, hangt haar tot over de wenkbrauwen, de ingevallene wangen zijn met eene dikke laag wit poeder bedekt, wat haar onder het electrisch licht het uitzicht geeft van een hansworst, waarvan de oogen door de beschildering met zwart van verbrande kurk vergroot met een valschen glans schitteren, 't Is een levend geraamte, hetwelk zich onder de onwelvoegelijkste j kleeding beweegt; hare stokkerige armen en beenderige I borst aan aller blikken blootstellende en uit haren mond zonder aarzeling de gemeenste, de schaamtfloosste dingen j uitbrakende, die men zich verbeelden kan. 't Is een schepsel zonder gezondheid, waaraan niets edels, niets waars, niets jeugdigs, niets frisch meer is. j En het program betitelt haar: „Chanteuse fin de sièclel" Lieve hemel, indien onze eeuw niets beters voortbracht dan dergelijke producten, ik zou zeggen, dat het inderdaad meer I dan tijd is dat zij eindigt. Het geraamte heeft weer plaats genomen en is vervangen door een mannelijke ster met omgekrulde knevels, in pitte- I leer, witte das en handschoenen, eene diamanten speld op het fijn gestreken overhemd; maar met een brutaal gezicht. Men ziet het hem aan, dat hij zich gansch op de hoogte gevoelt van zijn publiek, dat hem met bijvals betuigingen begroet. Hij zingt met al de noodige hikken een dronkemanslied, twee dronkemansliederen, drie, vier, zooveel de zaal er verlangt. Is het niet vreemd, dat de menschen zoo graag de woorden, de gebaren en de be wegingen van een dronkaard zien nabootsen? Orn te eindigen zet hij zich opeens recht op de beenen en balkt hij een vaderlandslievend lied uit. Neen, ziet ge; die woorden vaderland, vlag, eer, in eenen rnond, die zooeven de gemeenste vuiligheid, zelfs vloeken uitbraakte, zij doen ons pijnlijk aan, zij doen ons walgen. Na hem zingt een jong meisje een lied, dat door ieder mag gehoord worden: „La petite flur des boins". Zij vindt echter weinig bijval; het publiek is immers gewoon gemaakt aan gepeperden, sterk gepeperden kost; het is ongevoelig geworden voor het ware, schoone en goede I Er wordt dan ook niet naar haar geluisterd en hare stem wordt bijna geheel door het rumoer der onderlinge gesprekken verdoofd. Evenals hare gezellinnen vóór en na haar deden, gaat ook zij met haar schoteltje rond. Hare bedeesdheid echter toont duidelijk, dat zij die bedelarij nog niet gewoon is. Daarbij, wanneer iemand haar aanraakt, stijgt het rood der schaamte haar naar het voorhoofd en zij haast zich verder te gaan. Is het te verwonderen, dat hare ontvangst gering is? Zij ten minste schijnt nog eene novice te zijn tusschen dat geblankette kwaad. Ook is het heel waarschijnlijk, dat de patroon spoedig hare rekening zal maken, zoo zij ten minste hem en het publiek onder deze en andere opzichten niet beter weet te bevredigen. Nu, de andere dames hebben zoo veel te meer succes. Maar die hebben dan ook al den schijn, alsof zij alleen in dat café-concert getreden zijn, om hun bedrijf als straat- juffer in eene verwarmde plaats uit te oefenen. Zij hebben lachjes en ooglonken voor de onderofficieren, raken in 't voorbijgaan als bij toeval de halfvolwassen knapen aan en het regent geldstukken in hun schoteltje. Geen twijfel of zij zullen na acht- of tienmaal rond te zijn gegaan, genoeg verzameld hebben om de kosten te dekken van het souper, dat zij na afloop van het concert met hunne vrienden onder geen voorwendsel ergens anders dan bij den patroon mogen nemen. Juist maakten wij ons gereed om het lokaal te verlaten, als op het onverwachts optrad een man met een kalfs kop. En dat de kalfskop echt was, daarvan mocht zich ieder van dichtbij en door betasting overtuigen. Hij was vergezeld van eene vrouw, welke in een voor mij onver staanbaar dialect eer paar koepletten zong. Na elk koepiet gaf de man een boel ten beste, dat een kalf niet zou kunnen verbeterd hebben. Zooals in onze nabijheid verteld werd, was die man in het Zuiden van Frankrijk geboren. Hij zou nooit op het gedacht gekomen zijn zich in het publiek ten toon te stellen; het was een gewone boer, die hein voorstelde op die wijze voor gemeenschappelijke rekening voordeel te trekken uit zijn ongeluk. De zaak ging door en met hun drieën want de vrouw van den boer was ook van de partij trokken zij de wereld in. Een tijd lang ging alles goed, maar op zekeren dag bemerkte de echtgenoot, dat zijne vrouw wel wat al te vertrouwelijk met den kalfskop omging. Aan tonds beproefde hij die verkeerde neiging bij zijne wederhelft met een stok er uit te kloppen, doch het kwaad had reeds te diepe wortelen geschoten. Immers, terwijl hij haar den rug streelde, verklaarde de vrouw met eenen moed en eene standvastigheid, eene betere zaak waardig, dat zij nooit of nimmer haren kalfskop vergeten kon. En het slot van de geschiedenis was, dat de boer den volgenden morgen zijne vrouw en tevens zijn broodwinner miste; want zij had met haren kalfskop het hazenpad ge kozen. De man spande alsdan een proces tot echtscheiding in, dat hij natuurlijk won en sedert trekt het minnend paar in de beste overeenkomst van stad tot stad. Alweer een bewijs, dat een taan, hij moge nog zoo leelijk rijn, toch altijd aan eene vrouw kan geraken. Nauwelijks was de kalfskop van het tooneel of er trad eene vrouw op, zoo dik en zoo zwaar als ik er nog ooit eene zag. Hare armen en beenen waren zoo buitengewoon dik, zij vertoonde zulke kolossale vormen, dat een der be zoekers, allen eerbied voor de schoone sekse uit het oog verliezende, haar met eene koe vergeleek. Een ander schatte haar 200 kilo's schoon aan den haak; een derde 250 kilo's zooals zij daar stond. Met eene zware alto-stem zong zij iets van La France ma patriel waardoor zij grooten geestdrift verwekte. Op verzoek hief zij nu de Marseillaise aan, waarmede het publiek zoo geducht instemde, dat alles daverde. Vervolgens werd haar gevraagd ook de Brabanfonne. te zingen, aan welk verzoek zij ongelukkiglijk niet kon voldoen; wat men haar als Frangaise zeker niet kwalijk kon nemen en dat zooveel te minder, daar van de duizend Belgen er geen twee zijn, die hun volkslied kennen. Om het publiek te vreden te stellen, sloeg de pianist het akkoord aan en de geheele zaal zong met de grootste overtuiging uit volle borst: Tra la la la la la la la Here. Maar is men eens aan het tralalieren, dan weet men niet gauw van uitscheiden. Dat scheen ook luer het geval te zijn, want de laatste la was nog niet uitgestorven, als men opnieuw begon met tralala. Dit spoorde ons aan het lokaal te verlaten, maar op zulk een wijze, dat de overige bezoekers in hunne vaderlandslievende ontboezeming niet gestoord werden. B B A B O. hoorde ik in de verte stemmen weer klinken, en mijn hoofd even boven den oever uit stekende, ontdekte ik donkere gedaanten, die op mij afkwamen. Plotseling viel het schijnsel van een dievenlantaarn op het water, niet ver van de plek waar ik mij bevond. Onmiddellijk dook ik onder en hield mijn hoofd zoo lang beneden, dat ik vreesde te stikken. Toen ik het niet langer uit kon houden van benauwdheid,, schepte ik even adem en maakte van die gelegenheid gebruik om rond te zien en te luisteren. Alles was stil, mijn vervolgei's schenen terug gekeerd. Ik klom uit het water en vervolgde mijn weg langs den steenachtigen oever. Regen en wind sloegen mij in het gezicht, maar ik lette er niet op, en spoedde mij voort zonder te weten waarheen. Tegen vijf uur in den morgen, toen het licht begon te worden, hoorde ik klokken luiden en zag op eenigen afstand eene stad liggen. Nu durfde ik niet verder voortgaan, maar zocht een schuilplaats in een dicht kreupelboschje niet ver van den grooten weg. Tegen het vallen van den avond vervolgde ik mijn eenzamen tocht, maar de honger dreef mij naar een klein dorp dat aan den weg lag. Ik sloop langs de hutten der dorpelingen en klopte bij den geestelijke aan. De pastoor opende zelf de deur, ik verhaalde hem mijn weder varen. De goede man gaf mij spijs en drank, be nevens eenig geld en een oud stel kleederen om tegen mijn boevenpak te verwisselen. Vijf dagen later bevond ik mij op Italiaansch grondgebied. Al bedelende kwam ik van de eene plaats naar de andere, totdat ik Rome bereikte, waar ik zgoal geen vrienden dan toch bezigheid hoopte te vinden. Ik huurde een kleine kamer en trachtte overal werk te krijgen, doch tevergeefs. Eindelijk ontbrak mij het geld om mijn huishuur te betalen en werd ik op straat gezet. Werktuigelijk volgde ik den stroom van voorbijgangers, die zich naar den St. Pieter begaven. Ik sleepte mij de trappen op, en legde mij uitgeput neder op een bank, die in de schaduw der breede deuren stond. Niet ver van mij lazen twee mannen een groot biljet, dat tegen een der pilaren aangeplakt was. »Goede Hemel 1" zeide de een, »hoeishet mogelijk, dat men zijn leven waagt voor een paar lires." »Ja en met de zekerheid, dat acht van de tien naar beneden vallen en den nek breken," ant woordde de ander. Afschuwelijk werk." Hierop vervolgden beiden hun weg en verdwenen in de menigte. Ik sprong op en las de aankondiging. Er stond boven: Illuminatie van den St. Pieter f en bevatte een aanvraag van tachtig man om de lichten op den koepel, en van honderd man om die op de kolommen te ontsteken. Ik begaf mij naar den opzichter, werd op de lijst geplaatst, ontving een gedeelte van mijn geld en bevel om den volgenden dag terug te keeren. Op het aangeduide uur bevond ik mij in gezelschap van een aantal mannen met een ellendig voorkomen ter bestemder plaats. De deuren van het bureau werden geopend en wjj begaven ons allen naar binnen, toen mijn oogen als 't ware naar een hoek van het vertrek heen ge trokken werden. Mijn hart stond stil, ik vergistte my niet ik had Gasparo herkend. Ik ging naar hem toe, en hem aanstöotende vraagde ik: Gasparo, kent ge mij niet?" Hij zag onverschillig op. >0 zoo Frangois, zijt gij hetIk dacht dat gij te Toulon waart." Dat ik er niet ben, heb ik niet aan u te danken, maar luister eensWanneer wij er dezen avond heelshuids afkomen, dan zult gij mij voldoening geven voor uw schurkenstreek." Hij deed of hij my niet hoorde en strekte zich uit om te gaan slapen. Tegen zeven uur riep men ons en moesten wij de trappen, die naar den dom geleidden, beklimmen. Mjju plaats was ongeveer halverweg. Ik zag, dat Gasparo nog hooger moest gaan. Toen alles gereed was, moesten wy door de venstertjes kruipen en plaats nemen op smalle bankjes, die aan een touw bevestigdwaren. Ieder onzer kreeg een brandende fakkel, waarmee hij al de lichten, die binnen zijn bereik waren, aansteken moest. Toen ik klaar was met mijn lampen, keek ik rond om het tooneel eens te overzien. Op eens voelde ik het touw, waaraan mijn bankje bevestigd was, bewegen, en opziende zag ik hoe een man bezig was het met zijn fakkel in brand te steken. Groote God. Die mau was Gasparo Met de vlugheid van een kat klauterde ik naar boven, greep met mijn eene hand het touw boven de brandende plek, en zwaaide met de andere mijn fakkel Gasparo vlak in bet gezicht. Verblind door het vuur en buiten zich zelf van pijn, gaf mijn vijand een vreeselijken gil eu viel toen als een steen op den grond. Te midden van het gegons van de menschenzee daar beneden hoorde ik duidelijk hoe het zware lichaam op de straatsteenen nederplofte. Ik was nog niet bekomen van mijn ontsteltenis, toen men ons weer naar binnen haalde. Den aan nemer gaf ik een getrouw verslag van hetgeen my overkomen was, trouwens het verzengde touw bevestigde mijn getuigenis. Men gaf my geld om Rome te verlaten. Na dien tyd heb ik nog menig avontuur beleefd, maar ik heb mij nimmer meer in zulk een vreese lijken toestand bevonden als op dien Paaschdag op den koepël van den St. Piëter. Uit het Fr ana ch.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1