ZIEBlKZËESeiIË NIEUWSBODE.
Zaterdag 6 Februari 1892.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Eerste Blad.
KIEZERSLIJSTEN.
BEKENDMAKING.
Herhalingsoiiderwsjs.
,\HXWSTLH>i.\Gi:\.
FEUILLETON.
Op dijkwacht.
Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.'
48ste JAARGANG. No. 6115.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend
De VOORZITTER van den Gemeenteraad te Zieriiczee.
Gezien art. 7 der Wet van den 4 Juli 1850 Staatsblad
No. 37). zooals dat artikel is gewijzigd bij art. VII van de
additioneele artikelen der Grondwet.
Noodigt de mannelijke ingezetenen der gemeente uit, om
zoo zij in eene andere gemeente over het dienstjaar 1890/1
in de personeele belasting ter zake van hunne woning zijn
aangeslagen naar een hoogere huurwaarde dan die welke
volgens art. 1, litt a en b, van de Wet van den 24 April
1843, Staatsblad No. 15) aanspraak geeft op vermindering
tot één derde of twee derde gedeelten der belasting naar
de drie eerste grondslagen, alsmede die in de grondbelasting
in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen
over het dienstjaar 1891, tot een bedrag van ten minste
tien Gu1(1«;h zijn aangeslagen, daarvan door over
legging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór
den 15 Februari a.s. ter Gemeente-Secretarie te doen
blijken.
Tevens worden de mannelijke inwoners der gemeente
uitgenoodigd. om:
a. Zoo zij hoofden van gezinnen of alleenwonende per
sonen zijnde, van den inwonenden eigenaar of eersten
huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van een
■woonhuis, waarvan de huurwaarde voor de personeels be
lasting ten minste op het dubbele gesteld is van het
laagste in de gemeente voor den vollen aanslag' vereischte
bedrag, (en alzoo ten minste op f 66) gedurende negen
maanden voorafgaande aan den 15 Februari a.s. een gedeelte
in huur hebben gehad en bewoond, waarvoor geen afzon
derlijke aanslag in de personeele belasting geschiedt, maar
waarvan de jaarlijksche huurwaarde, ongestofleerd, in verhou
ding tot de belastbare huurwaarde van het woonhuis of
afgezonderd gedeelte van het woonhuis geschat een bedrag
bereikt, dat geen aanspraak geeft op vermindering tot één
derde of twee derde gedeelten der personeele belasting naar
de drie eerste grondslagen
b. Zoo bun aandeel in den aanslag in de grondbelasting,
hoewel hunne namen niet bij den aanslag in het kohier
zijn vermeld, wegens onverdeelde onroerende goederen ten
minste tien Guklon bedraagt, voor zoover zij op de
hiervoren genoemde gronden aanspraak meenen te kunnen
maken oin geplaatst te worden op de kiezerslijsten, daarvan
vóór den 15den Februari e.k., onder overlegging van de
noodige bewijsstukken, ter Gemeente-Secretarie aangifte
te doen.
Die aangiften bchooren te geschieden volgens de bij het
Koninklijk besluit van den 28 Noverftber 1887 Staatsblad
No. 211) vastgestelde modellen, welke ter Gemeente
secretarie kosteloos verkrijgbaar zijn.
Zierikzee, den 5 Februari 1892.
De Voorzitter van den Gemeenteraad voornoemd,
J. W. D. SCHUURBEQUE BOEIJE, Wetli., 1». Burgem.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee:
Overwegende,, dat in de geme.ente een geval van pokken
is voorgekomen;
Gelet op Art. 18 der Wet van 4 December 1872 (Staats
blad No. 134);
Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen, dat
iedéren Woensdag- des namiddags te één
u. 111*5 in het IJklokaal binnen het Raadhuis gelegenheid
zal bestaan tot kostelooze inenting en herinenting.
Zieriiczee, den 5 Februari 1892.
J. W. D. SCHUURBEQUE BOEIJE, Weth., 1°. Burgem.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Bij het onderzoek der Staatsbegrooting heeft
de Eerste Kamer zich evenals de Tweede tegen
over het Ministerie op een welwillend standpunt
geplaatst; ook de minderheid zal daar, evenals
in de Tweede Kamer, een vertrouwend afwach
tende houding aannemen en is er eer tot mede
werking dan tot bestrijding gezind.
Maakt dit de verhouding van het Ministerie
niet al te gemakkelijk?
Gemakkelijk is het voor een kabinet zeker,
als de vertegenwoordiging geneigd blijkt het met
vertrouwen te bejegenen, maar, om het vertrouwen
te behouden, moet het beantwoorden aan de ver
wachting die het heeft opgewekt endat is
niet zoo heel gemakkelijk. Als men de stukken
doorleest, dan ziet men, dat bijna op elk onder
deel van Staatsbestuur wenschen gekoesterd worden,
belangrijke maatregelen worden verlangd; dat
men er op rekent te doen te hebben met mannen,
die gekomen zijn om ook de lastigste vraag
stukken flink onder de oogen te zien en tot
eene oplossing te brengen. Het vertrouwen, waar
mee het ministerie bejegend wordt, is dus inderdaad
een ernstige roepstem, die tot strenge plichts
betrachting aanmaant en dat dit vertrouwen van
links en van rechts betoond wordt, bewijst, dat
men niet alleen op voortvarendheid, maar ook
op beleid rekent, beleid om het algemeen
belang te dienen, zonder de minderheden noodeloos
te hinderen of te grieven.
Dat het Ministerie zelf de houding der ver
tegenwoordiging in den door ons bedoelden zin
opvat, blijkt uit haar antwoord, waarin zij o. a.
zegt:
»Het gunstige oordeel, dat over het optreden
der tegenwoordige Regeering werd uitgesproken,
zal haar tot een nieuwen spoorslag strekken, om
te beantwoorden aan de belangstelling en het
vertrouwen, waarmede hare verdere werkzaamheid
wordt tegemoet gezien."
Dat veel van de Regeeving verwacht wordt,
zou uit menige bladzijde in de afdelingsverslagen
kunnen blijken. Wij willen, om een voorbeeld
te nemen, wijzen op de die handelt over het
herhalingsonderiuijs en die wij met de grootste
instemming gelezen hebben.
Naar men in eene afdeeling opmerkt, blijkt
het steeds duidelijker, zoo lezen wij, »dat het
herbalingsonderwijs niet tot zijn recht komt.
En tocü is dit, of liever het voortgezet onder
wijs, waarin herhaling begrepen is, volstrekt noodig,
om het lager onderwijs aan zijn doel te doen
beantwoorden.
»Men heeft veel gesproken, ja geklaagd, over
de groote sommen voor dit onderwijs noodig,
maar wanneer ze vruchten dragen kan niet dóarin
een reden van beklag liggen, wel echter hierin,
dat hetgeen men verkreeg, weer verloren gaat
of niet tot zijn recht komt.
Grooter verkwisting is niet denkbaar, dan het
uitgeven van sommen gelds voor een onderwijs,
waarvan men vooruit weet, dat het geleerde toch
weer zal verloren gaan.
»Het: >er wordt overal voldoend onderwijs ge
geven", komt eerst dan tot zijn recht, wanneer
dit onderwijs overal kan verkregen worden en
tevens het doel bereikt wordt dat men er mede
•Leerplicht (d. w. z. leerrecht) worde dus in
toepassing gebracht in verband met een goed
ingericht voortgezet onderwijs, waarin herhaling
begrepen is; en dit onderwijs worde bevorderd
ook door regeling- van hetgeen den" onderwijzers
billijkerwijze daarvoor toekomt."
Wat een breede en gezonde opvatting.
Het herhalingsonderwjjs komt niet tot zijn'recht.
Neen, inderdaad niet. Vele gemeentebesturen laten
er zich weinig of niets aan gelegen liggen en
de ouders der kindereu en de kinderen bijna
nog minder.
De volgende zin echter toont ons reeds, dat
men niet alleen het oog heeft op het gebruik,
dat gemaakt wordt van het herhalingsonderwijs,
zooals het gegeven wordt, maar dat men ook op
den aard, op het doel van dat onderwijs bedacht
is. Men wil n.l. voortgezet onderwijs, waarin
herhaling begrepen is, volstrekt noodig, om het
lager onderwijs aan zijn doel te doen beantwoorden
Dat doet het lager onderwijs nu niet. Zelfs
niet, wanneer de kinderen tot hun twaalfde jaar
trouw de school bezoeken en geregeld schoolgaan,
dus wanneer zij, naar de meest gebruikelijke
opvatting, voldoende onderwezen zijn. Dit is dan,
wat den omvang van het onderwijs betreft, ook
zeer wel hét geval, maar de ervaring leert, dat
het tot het twaalfde jaar geleerde nog niet be
klijft. Kinderen, die tot hun twaalfde jaar goed
school gegaan hebben, kunnen bij gewone, middel
matige vermogeDS, voldoende lezen, schrijven en
rekenen; naarmate zij ouder worden, wordt hun
1 vaardigheid echter minder. Dat is geen theoretische
i beschouwing, maar waargenomen door werkgevers,
bijv. naar de scbrifturen, die zij van hun werk-
j volk ontvangen en die in den regel gebrekkiger
wox-den, naarmate de tijd van schoolgaan verder
achter den rug is. Omgekeerd bewijst de ervaring,
dat jonge mexischen, die niet meer dan het ge-
wone schoolonderwijs genoten hebben, doch gebruik
blijven maken van het geleerde, een zeer voldoende
mate van ontwikkeling deelachtig zijn. Onder de
i letterzetters zijn hiervan merkwaardige voorbeelden.
Daaruit volgt, dat het tot het 12e jaar geregeld
i gevolgd onderwijs moet onderhouden worden. De
j hersenen schijnen eerst dan het vermogen te
krijgen het geleerde vast te houden en te ver-
werken. D&arom wil men herhalingsonderwijs, maar
moet dat niet gegeveii* worden aan enkelen, doch
aan allen, die niet van de lagere school tot
verder voortgezet onderwijs overgaan,
j Men spreekt echter van voortgezet onderwijs,
waarin herhaling begrepen is. Men wenscht zich
I dus- niet bij herhaling te bepalen. Stellen wij ons
I den gedachtengang van de aangehaalde juist
voor, dan zal men hier bijzonder het oog hebben
op praetisch onderwijs, op toepassing en uitbreiding
van het geleerde in verband met het in het
dagelijksch leven daarvan te maken gebruik.
Daarna wordt de kracht weerlegd, dat het
onderwijs te duur zou zijn. Of het onderwijs te
duur is hangt niet daarvan af, of men er veel
of weinig voor uitgeeft, maar of het al of niet
vruchten draagt. Geld uitgeven veel of weinig
voor onderwijs, dat geen vrucht geeft, is geld
verspilling, maar in groote kosten voor onderwijs,
dat wel vruchten draagt, is geen reden tot beklag.
Volmaakt juist. Voor goed onderwijs kan men
niet licht te veel geld uitgeven, want dat is
een onmisbaar vereischte voor alle ontwikkeling,
voor allen vooruitgang, voor alle verbetering van
het lot van den werkman. Men eet er niet van,
zeggen kortzichtige lieden, of men lezen en schrijven
en rekenen kan. Neen, zeker niet; maar de best
onderwezene komt in den strijd om het bestaan
den minder onderwezene steeds vooruit en de
laatste heeft nog altijd een voorsprong bij wie
heel niets geleerd hebben. Men eet er niet van,
maar in den strijd om zich het noodigste te
verschaffen, is kennis, is een goedgevormd oordeel
een machtig wapen.
Daarom wordt zeer terecht, in het wetsvoorschrift
er wordt overal voldoende onderwijs gegeven,"
de nadruk gelegd, niet op overal, maar op voldoende;
er moet overal de gelegenheid zijn, om een
onderwijs te bekomen, dat voldoende is, dat wil
zeggen, waardoor het doel bereikt kan worden
dat men er mede beoogt.
Het is de plicht vaa de overheid daarvoor te
zorgen: goed, uitstekend, praetisch onderwijs te
geven, tot op zoodanigen leeftijd, en in zulk
een omvang, dat de leerlingen er duurzaam wat
aam hebben in hun volgend levendat onderwijs
moet overal te bekomen zijn. Maar dal is niet genoeg.
Of al overal gelegenheid aangeboden wordt, het
baat niet als er niet door iedereen gebruik van
gemaakt wordt en daarom volgt er: leerplicht
worde in toepassing gebracht. Leerplicht, dat
wil zeggen leer recht. Dat is een goeil gekozen
woord. Zij, die het beginsel van den leerplicht
in verdenking willen brengen, noemen het leerdwang.
Maar het is veel juister, van leerrecht te spreken.
Elk kind heeft recht op zoodanig onderwijs, dat
het de noodige ontwikkeling erlangt, om den strijd
om het bestaan mede te strijden. Dat recht moet niet
slechts erkend, het moet ook gehandhaafd worden,
tegenover ouders, die of uit kortzichtigheid en
bekrompenheid, öf wellicht uit andere, nog meer
laakbare beweegredenen, hun kinderen het noo
digste onthouden willen.
Wij behoeven het betoog voor den leerplicht
niet te hernieuwen. Maar wij willen er met
ernst en met nadruk op wijzen, dat wij ten
volle instemmen met het verband, waarin het
beginsel hier ter sprake gebracht wordt en waarin
het wordt uitgesproken, dat de verplichting der
ouders of voogden om hun kinderen of pupillen
te doen onderwijzen, en het recht der kinderen
om onderwezen te worden, de sluitsteen is van
het gebouw, waarvan goed en voldoend, gedux-ende
genoegzaam langen tijd genoten onderwijs de
grondslag uitmaakt.
Ten slotte worden nog in de de belangen
der onderwijzers aan de Regeering aanbevolen.
De Minister geeft op het geheele betoog een
kort maar voldoend antwoord: »De opmerkingen
ten aanzien van het herhalings-onderwijs, ook in
verband met de invoering van leerplicht gemaakt,
zullen met ernst overwogen worden." Bet
»in overweging nemen" is bij dezen Minister
geen middel om eene zaak op de lange baan te
schuiven, maar wel om tot daden te komen.
Mogen wij ze spoedig zien!
Eng-eland.
Kardinaal Manning zal moeiljjk te vervangen zjjD.
Zjjn Eminentie was de schilderachtigste figuur in de
Londensche samenleving.
In mjjn jonge dagen, toen ik nog epigrammen
maakte, bezocht ik Ierland voor de,eerste maal; en
men vroeg mjj wat ik van het land dacht. »Ierland",
antwoordde ik in mjjix eigenwijsheid, is een groen
blauw wit laad, zonder bloemen, waar men 's zomers
heete punch drinkt, en waar de rechters op bakkers
en de bakkers op rechters gelijken"! Het laatste is van
Engeland even waar. Neem één groot mensch uit zijn
uniform uit zjja officieel liverei en hjj ziet er
zeer klein, zeer ordinair uit. Maar met den grooten
Prins der kerk was het anders. Als men hem in zjja
ouden, versleteo, met één paard bespannen landauer
door de straten zag rjjden steeds droeg zjjn voor
komen zekere groote voornaamheid. Op zjja drie-en-
taebtigste jaar, toen ik bem voor de laatste maal in
April jl. in Archbisachop's House heb gezien, merkte
ik nog hoe zjju gestalte lang en slank was en souple
als die eener vrouw van twintig jaren. Zjjn gelaat was
zoo mager, dat het bjjna doorzichtbaar was; en het
was alsof er een kaars van binnen aangestoken was,
waarvan bet licht naar buiten straalde, door de licht
blauwe oogen, door de bleeke wangen, het licht van
zaligheid en liefde.
Kardinaal Manning waB het dichtst bjj de engelen
van al de vele goede mannen, die ik ontmoette. Zjjn
liefdadigheid kende geen grenzen. Hij schonk alles
weg wat hij ontving; hjj dronk niets dan water; hjj
at weinig anders, dan brood; hij droeg oude, versleten
kleêren; alles, alles ging naar de armen; hjj is
letterljjk penningloos gestorven. Ja, de armen hadden
geen beter vriend op aarde. Tjjdens de groote werk
staking van 1890, werkte hjj met de kracht en den
jjver van een jong mensch van vjjf-en-twintig jaren
om de treurige quaestie tusschen het werkvolk en de
kapitalisten ten einde te brengen. Niemand was te
laag op de Bociale ladder om door hem ontvangen en
verwelkomd te worden. Zjjn huis en zjjn beurs waren
altijd open.
^Londen, 4 Febr.Sir Morell Mackenzie, de be
roemde specialiteit in keelziekten, wiens naam vooral
tjjdens de ziekte van Keizer Frederik III algemeen
bekend is geworden, in gisteren avond plotseling aan
de .gevolgen van influenza overleden.
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad.
In het tweede keuriDgsdistrict Middelburg, Cortgene
en Goes zjjn alzoo 26 merriën en 11 hengaten aan
geboden de merriën ter mededinging naar 2 prjjzen
van 50. Drie 2jarige hengsten naar een prjjs vaD ƒ100;
de overige 8 hengsten naar een prijs van 200, een
tweeden van ƒ100 en eene bjjdrage ter tegemoetkoming
in den onderhoud van fokhengsten van 100. Te Goes
zjjn ingevoerd drie buiten landsche heugaten, toebehoo-
rende aan den heer Jules Caron te Turnhout, mede
dingende naar de prijzen van 700 en 500.
Da keuring te Oostburg voor het derde keurings-
dÏ8tricfc belooft ook zeer belangrjjk te zijn; bij de 13
aangegeven hengsten zjjn 4 buitenlandsche, ingevoerd
door den heer Emile van Laere te Waerschoot (België).
Ieder die belang stelt in de keuringen en die kennis
wil maken met buitenlandsche hengsten, moeten wjj
aanraden die te Goes en te Oostburg niet te verzuimen.
Op beide plaatsen wordt bij gelegenheid van den
marktdag gekeurd, zoodat wel niemand nalaten zal
daarvan gebruik te maken, niet alleen uit de onmid
dellijke omgeving, doch uit alle deelen der provincie.
Zoodra de keuringen voor de andere deelen der
provincie vastgesteld zjjn, zal d
gemaakt.
daarvan melding worden
L ANDBOU W.
FeJbruari-lceuringen in 1.892.
De keuringen, voor zoover deze vastgesteld zjjn door
de Commissie ter bevordering en ter aanmoediging van
de verbetering der paardenfokkerij in Zeeland, zullen,
voor het toekennen der Premiëo, Prjjzen en Bjjdragen
door den Staat, de Provincie en de Maatschappij tot
bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland
en voor het inschrijven in hot Nederlandsch Paarden
stamboek, gehouden worden als volgt:
te Middelburg (aangegeven 3 hengsten en 5 merriën)
op Maandag 8 Februari, ten 12 uur,
aan de manége;
te Cortgene (aangegeven 15 merriëü) op Maandag
8 Februari, ten 3 uur;
te Goes (aangegeven 8 hengsten, waaronder 3
buiteolandsche, en 6 merriëo) op Dins
dag 9 Februari ten 9 uur;
te Oostburg (aangegeven 13 hengsten, waaronder 4
buiteDlandscbe, en 10 merriën) op
Woensdag 10 Februari ten 9.30 uur.
Pik. Zs mogen dan zeggendat de tegenwoordige
burgemeester van Amsterdam, zoo deftig is, en zoo
stjjf en zoo van uit de hoogte; maar daarvan belief
ik niets te gelooven. Ik houd den man voor een guit.
De gemeenteraadsvergadering van Woensdag 20 Januari
heeft in ieder geval bewezen, dat hjj geestig kan zjjn
en iemand op eene beleefde maar aardige wjjze in
het zonoetje kan zetten. Verbeeld je Puk wat er
gebeurd is. Er was een treurig onderwerp aan de
orde, nameljjk: den tjjd van begraven. De Katholieke
wethouder Roekera zeide, dat hjj in de wet niets
anders kan lezen dan: dat men eiken dag minstens
3 uur de gelegenheid moet openstellen voor begraven.
Da doleerende gemeenteraadsleden waren bet daarmede
echter niet eens. Hovy wilde alleen in zeer urgente
gevallen op Zondag begraven, en Fabius schoof de
heele letter van de wet maar op zij, en wilde de
waarheid: >dat de letter doodt", blijkbaar zulk eene
wijde strekking geven: dat de letter der wet ook
den zin en de bedoeling begraaft.
Puk. Is dat die Fabius, dien zjj hier van anti
revolutionaire zjjde candidaat gesteld hebben, tegenover
Kerkwjjk?
Pik. Dezelfde. Wjj hebben hem toen samen in
de Concertzaal hooren bulderen en builen tegen het
liberalisme. Nu, tegen dienzelfden Fabins zeide de
burgemeester: ik kan niet meegaan met de zeer
vrijzinnige opvatting van den heer Fabius. »Fabius"
en zeer >vrjjzionig" hoe vindt je die vereeniging?
Wat zeg je van die geestigheid? Ze is daarom
zoo mooi, omdat ze dienst kan doen èn in den
ernstigen èn in den hateljjken zin van het woord,
en de burgervader dus altjjd gedekt bleef. Fabius
nam het echter als eene hateljjkheid, want hjj zeide,
dat er in Rotterdam vroeger een burgemeester was,
waarvan de faam uitging, dat bjj de wet zoo stipt
handhaafde en dat bij de begrafeniswet toch ook
vrjjzinuig uitlegde. Dè,t kon de heer Veüing Meinesz
wcêr in zjjn zak Bteken.
Puk. Ik begrjjp de zaak volkomen. Er is tweeërlei
vrjjzinnigheid, een doode en een levende. De eerste
is alleen bruikbaar voor hen, die de echte vrijzinnigheid
willen dooden en begraven. Geen wonder dat Fabius
zich dus van de laatste bediende od dat de radicalen
altjjd bereid zjjn hem in dc-zen een handje te helpen.
Burgerljjko Stand -vair Zierikzee.
geboren:
30 Jan. Een zoon van J. K. Roeloffs en J. van der
Jagt. 31 dito. Een zoon van F. Brandenburg en
J. Manui. 1 Febr. Eene dochter van C. Stoel en
A. P. Schilperoort. Ean zoon van F. Sehoonen en
D. J. Moermond.. Een zoon van S. B. van Kloeten
en E. H^ymans. 3 dito. Een zoon van J. vaD Steyn
en A. Barendse. 4 dito. Een zoon van J. B. den
Dekker en L. J. van Velthoven.
gehuwd:
1 Febr. J. E. Verbeke, 32 j., j.m. en M. E. Lucas,
27 j., j d.
overleden:
29 Jan. C. den Blaauwen, 56 jwed. J. Maya.
Naar liet Duitsch.
Onverwachts was het hoogwater gekomen.
Nog vóór twee dagen was de rivier laag en lang
zaam voortgegleden, verdeeld in outelbare, vlietende
wateradertjes, welke haastig om de drooggelegen
zandbanken heenvloeiden, als vreesden zij door de
dorstige zandeilanden opgezogen te wordenin het
midden eene vaargeul, waarin de bemanning dei-
diepgaande groote kolenschuiten van vroeg tot laat
het vaartuig met hunne hoornen vloekend voor
waarts moesten schuiven en heden was het groote
stroomgebied tot aan de dijken door de gele, leem
kleurige watermassa overstroomd. Boven in het
gebergte hadden zich de sluizen des hemels geopend, i
de berichten waren waarschuwend langs den oever
van dorp tot dorp gevlogen en alles, wat handen I
had, was uitgetrokken om van de weiden den hooi-
oogst op de krakende, wankelende wagens in zeker- j
beid te brengen. Er was geen Zondag gevierd j
geworden, geen enkele menschenziel had in de
dorpskerk in een vurig gebed troost en redding
willen zoeken, de deuren van het Godshuis waren
gesloten gebleven en boven op den dijk bad de
geesteljjke gestaan en met bange zorg naar het wer
ken en het zich haasten gekeken.
En de leider van al het aardsche had geen wrok
gekoesterd, dat eigen nood en bedruktheid aan zijn
dienst was voortgetrokken, genadig had hjj het
menschenwerk laten gelukken en geborgen waren
de schatten, waarnaar de alles verslindende vloed
gelekt en gedorst had. Maar daarna waren de
mannen heengegaan om den beschermenden djjk-
gordel te beschutten en te bevestigen. Met kaphout
en paalwerk waren de hellingen belegd. Op den
kruin van den dijk de zandzakken verdeeld en in
de gebrekkige wachthuizen de posten uitgezet. Met
tusscheuruimten van een half uur vlamden de
wachtvuren op in den donkeren, regenachtigen
nacht; als eene reusachtige slang, wier gloeiende
oogen in de duisternis glinsterden ep vonken spatten,
kronkelde zich de dijk naast den stroom voort en
liet zijn geweldig lichaam door de opgewoelde, met
schuim gekroonde golven geeselen. Fluitend vloog
de storm door de lucht. Hoe hjj terugstuitte, aftrok,
opnieuw huilend kwam aanstormen, zich in de rond
draaiende golven groef en hen tegen de helling
opslingerde
De wachter naast het vlammende hout-bij de
sluis hulde zich vaster in zijne fladderende wollen
deken. Ineengehurkt zat hjj bjj het knetterende
vuur en staarde onwrikbaar in den razenden water
vloed. Zooals de elementen daar buiten, kookte en
woedde het in zjjn binnenste. En hoe anders had
het kunnen zjjn, boe anders had hij het zich nog
vóór een half jaar voorgesteld, indien zjj hem niet
verlaten had, zjj Door de samengeknepen lippen
van den jongen man wrong zich een trillende zucht.
Hij rukte de verschoten soldaten muts met de breede,
vereelde hand van zjjn hoofd en wreef zich het
voorhoofd. Kon hjj de hooggaande golven der ver
terende woede in zjjne borst maar effen maken
evenals die plooien op zjjn voorhoofd! Maar het ging
niet, het ging niet, daar binnen zat het en knaagde
het, zoodat hjj telkens weder aan haar moest den-
ken, en, zoo dikwijls hjj het deed, dook ook het
beeld voor hem op van dengeen, die haar aan hem
ontrukte en dan grepen de wanhopige smart en de
doodelijke haat hem weder aan.
En hoe hjj haar altjjd lichamelijk voor zich zag
staan, hoe hare oogen schitterden, hoe hare wangen
gloeiden, hoe helder haar lach klonk en hoe ver
leidelijk zjj zjjn naam riep: »Jörg!" Hij sprong op.
Had zij werkelijk niet gelachen, had zjj hem werke
lijk niet geroepen? Neen, slechts de golven plasten
en slingerden tegen den dijk op, slechts de wind
huilde en tierde en trok suizend zjjn oor voorbij.
Hoe het water reeds weder gewassen was, in een
uur eene goede handbreedte, het wilgenbosch voor
hem stak nog slechts de hoogste takken angstig uit
bet bruisende golvendak, opgezweept en nedergebogen
door den vliegenden stroom.
Ja, dien naam, zijn naam had zij altijd geroepen
van hare vroegste jeugd af, eerder nog dan dien
van vader of moeder, reeds toen zij op hare korte,
ronde beenen nauwelijks staan kon. Zijne en hare
ouders hadden daarbuiten voor het dorp bet wit
gepleisterde dagloonershuis met het ingezonken
stroodak bewoond en als de man en de vrouw van
den vroegen morgen tot den laten avond aan het
spitten en graven waren, dan vervulde hij, de vijf
jarige jongen, bij Marie de moederplaats. Ja, als
eene moeder had hij haar verzorgd en behoed 1
Wanneer zij voor het huis op de dorpsstraat rond
kroop en de ruige hond van den schaapherder haar
naderde en haar besnuffelde, dan had zjj verschrikt
gegild en stijf van vrees, terwijl de blinkende tranen
over hare wangen rolden, zijn naam uitgestooten
»Jörg!" En hjj was naar buiten gestormd, had zich
op den brommenden hond geworpen en hem juichend
op de vlucht gedreven. En als zij hongerig was en
stamelend naar spijs en drank had verlangd, dan
had zij hem weder geroepen: »Jörg!" En hjj was
naar den haard gegaan, had haar het blikken
schoteltje met meelpap gehaald, den lepel gevuld, de
dampende hoop koud geblazen en haar die in den
mond gegeven. Was zij moede geworden en had zjj
met de kleine vuistjes hare oogen uitgeveegd, dan
had zjj hem weder tot zich gelokt: »Jörg!" En hjj
had haar opgenomen, haar in den kinderwagen ge
dragen, haar zorgvuldig met den oudea rok baars
vaders toegedekt, zich naast haar geplaatst en had
haar op de gele dwarsfluit, welke hjj op de jaar
markt in de stad had gekocht, altjjd weer het lied
van den koekoek, die uit het bosch roept, voorge-
floten, tot de ronde oogen zich gesloten hadden en
zjj glimlachend was ingeslapen. Grooter geworden,
waren zjj samen naar de weiden en naar het woud
gegaan. Hjj had hare ganzen gehoed, bad voor haar,
wanneer zij hout sprokkelden, van de hoogste
hoornen de dorre takken afgebroken en de moeras
sige vijvers doorwaad om voor haar gele watex-rozen
te plukken. De gele waterrozen, welke zich tusschen
de blinkende, groene bladeren op den spiegel der
donkere watervlakte wiegden, waren hare lievelings
bloemen. Alles, wat zij hem beval, deed hij zoodra
zjj zijn naam noemde.
De jaren vervlogen; hjj was jongeliug geworden en
zij tot een der mooiste meisjes van 'tdorp opgegroeid.
Dat moest haar ook de nijd toegeven. Wanneer hij
op het oogstfeest met haar in de danszaal der her
berg in den kx-ing x'onddraaide, verbeelde hjj zich de
gelukkigste der jonge mannen te zjjn en hoezeer de
dochters der groote boeren zich ook in de steedsche
kleederdracht opbliezen van hoogmoed en trotsch-
heid en zich met armbanden en kettingen badden
behangen, zjj was hem toch steeds als de liefste
verschenen. Wel hadden de zonen der boeren zich
herhaaldeljjk aan haar opgedrongen en haar mooie
woordjes toegevoegd, wel was de jalouzie somtijds
kokend heet in hem opgestegen, maar dan had zij
alleen zijn naam geroepen en vervlogen was de
dwaze waan. Hij had geglimlacht, zwijgend geglim
lacht; hij wist toch, dat zij hem, hem geheel alleen
toebehoorde.
Zoo had het altijd kunnen duren en zou het altjjd
geduurd hebben, als hjj niet had weg gemoeten,
weg naar de stad bjj de soldaten. Onder den ouden,
kwijnenden olm op de dorpsweide hadden zjj den
laatsten avond samen gezeten. Haar hoofd had aan
zjjne borst gerust, hjj voelde nog heden hoe haar
hart tegen het zijne had geklopt, hare hand had
zich in de zjjne gedrukt en hjj bespeurde nog heden
haar druk in zjjne gebalde rechterhand. Zjj hadden
slechts weinig gespi-oken, maar in dat weinige was
alles bevat geweest, wat zjj te zeggen hadden. »Zal
je mjj trouw bljjven?" klonk hem nog hare vraag
in de ooren. Altijd,!" had hij geantwoord. »Voor
je geheele leven?" »Tot in den dood." En toen was
zjj aan 't snikken gegaan, eerst zacht, daarna luider
en luider, steeds onstuimiger en wilder.
»Jörg," had zjj gesnikt, »tot in den dood?"
»Tot in den dood."
»J.örg, ben ik je liever dan je leven?"
»Mijn leven is voor mjj niets zonder je," was zjjn
antwoord geweest.
1 >En je zou je leven wagen om het mijne te
redden
Zonder bedenken."
>En als je het ooit moest, als je het nu terstond
moest, zou je het onmiddelljjk doen?"
Onmiddellijk."
»En zal je altjjd zoo denken?"
Zoolang ik leef, ik beloof het je."
Toen was zjj opgesprongen, had hare armen om
zijn hals geslagen en zjjn mond steeds opnieuw met
kussen bedekt.
»Zoo, nu weet ik, dat je me trouw, altjjd trouw
blijfthad zjj geroepen en had vervolgens van onder
haar borstdoek 'een kleinen ruiker van gemaakte
bloemen te voorschijn gehaald. Uit stijve, donker
groene bladeren met blauwe en roode asters bestond
hij en om den stengel was een vuurrood zjjden lint
gewonden. »Hier," had zjj gezegd, »neem hem,
hjj zal eene herinnering zjjn aan hetgeen je me
beloofd hebt."
En. nu waren zjj naar huis gegaan en hjj had haar
vergezeld tot bjj hare deur.
Den volgenden morgen was hij met de andere
jongelingen schreeuwend en zingend het dorp uit
gewandeld naar de hoofdstad. Jörg was ongelukkig
geweest; men had hem naar Lotharingen gezonden
en geen enkele maal in de drie lange jaren was het
hem vergund geworden .naar zijne geboorteplaats
terug te keeren. Maar zooveel te meermalen had hij
gesebreven. Dat hjj het geld voor het briefport van
zijne karige soldij moest besparen, was hem niet
moeilijk gevallen, want juist zoo dikwijls als hij
schreef, had hjj een antwoord van Marie te ver
wachten. En welk een vreugde hadden hem steeds
hare x-egels bereid. Met bevende handen had hij den
omslag er afgescheurd, woord voor woord ontcijferd
en bekeken, tot hjj de beteekeuis der zinneu had
gevat en den inhoud van den brief glimlachend kon
overvliegen.
Vervolg en slot in hel Tweede Blad