ZIEBlKZËESeiIË NIEUWSBODE. Zaterdag 6 Februari 1892. Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. KIEZERSLIJSTEN. BEKENDMAKING. Herhalingsoiiderwsjs. ,\HXWSTLH>i.\Gi:\. FEUILLETON. Op dijkwacht. Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar.' 48ste JAARGANG. No. 6115. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend De VOORZITTER van den Gemeenteraad te Zieriiczee. Gezien art. 7 der Wet van den 4 Juli 1850 Staatsblad No. 37). zooals dat artikel is gewijzigd bij art. VII van de additioneele artikelen der Grondwet. Noodigt de mannelijke ingezetenen der gemeente uit, om zoo zij in eene andere gemeente over het dienstjaar 1890/1 in de personeele belasting ter zake van hunne woning zijn aangeslagen naar een hoogere huurwaarde dan die welke volgens art. 1, litt a en b, van de Wet van den 24 April 1843, Staatsblad No. 15) aanspraak geeft op vermindering tot één derde of twee derde gedeelten der belasting naar de drie eerste grondslagen, alsmede die in de grondbelasting in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen over het dienstjaar 1891, tot een bedrag van ten minste tien Gu1(1«;h zijn aangeslagen, daarvan door over legging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór den 15 Februari a.s. ter Gemeente-Secretarie te doen blijken. Tevens worden de mannelijke inwoners der gemeente uitgenoodigd. om: a. Zoo zij hoofden van gezinnen of alleenwonende per sonen zijnde, van den inwonenden eigenaar of eersten huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van een ■woonhuis, waarvan de huurwaarde voor de personeels be lasting ten minste op het dubbele gesteld is van het laagste in de gemeente voor den vollen aanslag' vereischte bedrag, (en alzoo ten minste op f 66) gedurende negen maanden voorafgaande aan den 15 Februari a.s. een gedeelte in huur hebben gehad en bewoond, waarvoor geen afzon derlijke aanslag in de personeele belasting geschiedt, maar waarvan de jaarlijksche huurwaarde, ongestofleerd, in verhou ding tot de belastbare huurwaarde van het woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woonhuis geschat een bedrag bereikt, dat geen aanspraak geeft op vermindering tot één derde of twee derde gedeelten der personeele belasting naar de drie eerste grondslagen b. Zoo bun aandeel in den aanslag in de grondbelasting, hoewel hunne namen niet bij den aanslag in het kohier zijn vermeld, wegens onverdeelde onroerende goederen ten minste tien Guklon bedraagt, voor zoover zij op de hiervoren genoemde gronden aanspraak meenen te kunnen maken oin geplaatst te worden op de kiezerslijsten, daarvan vóór den 15den Februari e.k., onder overlegging van de noodige bewijsstukken, ter Gemeente-Secretarie aangifte te doen. Die aangiften bchooren te geschieden volgens de bij het Koninklijk besluit van den 28 Noverftber 1887 Staatsblad No. 211) vastgestelde modellen, welke ter Gemeente secretarie kosteloos verkrijgbaar zijn. Zierikzee, den 5 Februari 1892. De Voorzitter van den Gemeenteraad voornoemd, J. W. D. SCHUURBEQUE BOEIJE, Wetli., 1». Burgem. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee: Overwegende,, dat in de geme.ente een geval van pokken is voorgekomen; Gelet op Art. 18 der Wet van 4 December 1872 (Staats blad No. 134); Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen, dat iedéren Woensdag- des namiddags te één u. 111*5 in het IJklokaal binnen het Raadhuis gelegenheid zal bestaan tot kostelooze inenting en herinenting. Zieriiczee, den 5 Februari 1892. J. W. D. SCHUURBEQUE BOEIJE, Weth., 1°. Burgem. JAN SNELLEN, Secretaris. Bij het onderzoek der Staatsbegrooting heeft de Eerste Kamer zich evenals de Tweede tegen over het Ministerie op een welwillend standpunt geplaatst; ook de minderheid zal daar, evenals in de Tweede Kamer, een vertrouwend afwach tende houding aannemen en is er eer tot mede werking dan tot bestrijding gezind. Maakt dit de verhouding van het Ministerie niet al te gemakkelijk? Gemakkelijk is het voor een kabinet zeker, als de vertegenwoordiging geneigd blijkt het met vertrouwen te bejegenen, maar, om het vertrouwen te behouden, moet het beantwoorden aan de ver wachting die het heeft opgewekt endat is niet zoo heel gemakkelijk. Als men de stukken doorleest, dan ziet men, dat bijna op elk onder deel van Staatsbestuur wenschen gekoesterd worden, belangrijke maatregelen worden verlangd; dat men er op rekent te doen te hebben met mannen, die gekomen zijn om ook de lastigste vraag stukken flink onder de oogen te zien en tot eene oplossing te brengen. Het vertrouwen, waar mee het ministerie bejegend wordt, is dus inderdaad een ernstige roepstem, die tot strenge plichts betrachting aanmaant en dat dit vertrouwen van links en van rechts betoond wordt, bewijst, dat men niet alleen op voortvarendheid, maar ook op beleid rekent, beleid om het algemeen belang te dienen, zonder de minderheden noodeloos te hinderen of te grieven. Dat het Ministerie zelf de houding der ver tegenwoordiging in den door ons bedoelden zin opvat, blijkt uit haar antwoord, waarin zij o. a. zegt: »Het gunstige oordeel, dat over het optreden der tegenwoordige Regeering werd uitgesproken, zal haar tot een nieuwen spoorslag strekken, om te beantwoorden aan de belangstelling en het vertrouwen, waarmede hare verdere werkzaamheid wordt tegemoet gezien." Dat veel van de Regeeving verwacht wordt, zou uit menige bladzijde in de afdelingsverslagen kunnen blijken. Wij willen, om een voorbeeld te nemen, wijzen op de die handelt over het herhalingsonderiuijs en die wij met de grootste instemming gelezen hebben. Naar men in eene afdeeling opmerkt, blijkt het steeds duidelijker, zoo lezen wij, »dat het herbalingsonderwijs niet tot zijn recht komt. En tocü is dit, of liever het voortgezet onder wijs, waarin herhaling begrepen is, volstrekt noodig, om het lager onderwijs aan zijn doel te doen beantwoorden. »Men heeft veel gesproken, ja geklaagd, over de groote sommen voor dit onderwijs noodig, maar wanneer ze vruchten dragen kan niet dóarin een reden van beklag liggen, wel echter hierin, dat hetgeen men verkreeg, weer verloren gaat of niet tot zijn recht komt. Grooter verkwisting is niet denkbaar, dan het uitgeven van sommen gelds voor een onderwijs, waarvan men vooruit weet, dat het geleerde toch weer zal verloren gaan. »Het: >er wordt overal voldoend onderwijs ge geven", komt eerst dan tot zijn recht, wanneer dit onderwijs overal kan verkregen worden en tevens het doel bereikt wordt dat men er mede •Leerplicht (d. w. z. leerrecht) worde dus in toepassing gebracht in verband met een goed ingericht voortgezet onderwijs, waarin herhaling begrepen is; en dit onderwijs worde bevorderd ook door regeling- van hetgeen den" onderwijzers billijkerwijze daarvoor toekomt." Wat een breede en gezonde opvatting. Het herhalingsonderwjjs komt niet tot zijn'recht. Neen, inderdaad niet. Vele gemeentebesturen laten er zich weinig of niets aan gelegen liggen en de ouders der kindereu en de kinderen bijna nog minder. De volgende zin echter toont ons reeds, dat men niet alleen het oog heeft op het gebruik, dat gemaakt wordt van het herhalingsonderwijs, zooals het gegeven wordt, maar dat men ook op den aard, op het doel van dat onderwijs bedacht is. Men wil n.l. voortgezet onderwijs, waarin herhaling begrepen is, volstrekt noodig, om het lager onderwijs aan zijn doel te doen beantwoorden Dat doet het lager onderwijs nu niet. Zelfs niet, wanneer de kinderen tot hun twaalfde jaar trouw de school bezoeken en geregeld schoolgaan, dus wanneer zij, naar de meest gebruikelijke opvatting, voldoende onderwezen zijn. Dit is dan, wat den omvang van het onderwijs betreft, ook zeer wel hét geval, maar de ervaring leert, dat het tot het twaalfde jaar geleerde nog niet be klijft. Kinderen, die tot hun twaalfde jaar goed school gegaan hebben, kunnen bij gewone, middel matige vermogeDS, voldoende lezen, schrijven en rekenen; naarmate zij ouder worden, wordt hun 1 vaardigheid echter minder. Dat is geen theoretische i beschouwing, maar waargenomen door werkgevers, bijv. naar de scbrifturen, die zij van hun werk- j volk ontvangen en die in den regel gebrekkiger wox-den, naarmate de tijd van schoolgaan verder achter den rug is. Omgekeerd bewijst de ervaring, dat jonge mexischen, die niet meer dan het ge- wone schoolonderwijs genoten hebben, doch gebruik blijven maken van het geleerde, een zeer voldoende mate van ontwikkeling deelachtig zijn. Onder de i letterzetters zijn hiervan merkwaardige voorbeelden. Daaruit volgt, dat het tot het 12e jaar geregeld i gevolgd onderwijs moet onderhouden worden. De j hersenen schijnen eerst dan het vermogen te krijgen het geleerde vast te houden en te ver- werken. D&arom wil men herhalingsonderwijs, maar moet dat niet gegeveii* worden aan enkelen, doch aan allen, die niet van de lagere school tot verder voortgezet onderwijs overgaan, j Men spreekt echter van voortgezet onderwijs, waarin herhaling begrepen is. Men wenscht zich I dus- niet bij herhaling te bepalen. Stellen wij ons I den gedachtengang van de aangehaalde juist voor, dan zal men hier bijzonder het oog hebben op praetisch onderwijs, op toepassing en uitbreiding van het geleerde in verband met het in het dagelijksch leven daarvan te maken gebruik. Daarna wordt de kracht weerlegd, dat het onderwijs te duur zou zijn. Of het onderwijs te duur is hangt niet daarvan af, of men er veel of weinig voor uitgeeft, maar of het al of niet vruchten draagt. Geld uitgeven veel of weinig voor onderwijs, dat geen vrucht geeft, is geld verspilling, maar in groote kosten voor onderwijs, dat wel vruchten draagt, is geen reden tot beklag. Volmaakt juist. Voor goed onderwijs kan men niet licht te veel geld uitgeven, want dat is een onmisbaar vereischte voor alle ontwikkeling, voor allen vooruitgang, voor alle verbetering van het lot van den werkman. Men eet er niet van, zeggen kortzichtige lieden, of men lezen en schrijven en rekenen kan. Neen, zeker niet; maar de best onderwezene komt in den strijd om het bestaan den minder onderwezene steeds vooruit en de laatste heeft nog altijd een voorsprong bij wie heel niets geleerd hebben. Men eet er niet van, maar in den strijd om zich het noodigste te verschaffen, is kennis, is een goedgevormd oordeel een machtig wapen. Daarom wordt zeer terecht, in het wetsvoorschrift er wordt overal voldoende onderwijs gegeven," de nadruk gelegd, niet op overal, maar op voldoende; er moet overal de gelegenheid zijn, om een onderwijs te bekomen, dat voldoende is, dat wil zeggen, waardoor het doel bereikt kan worden dat men er mede beoogt. Het is de plicht vaa de overheid daarvoor te zorgen: goed, uitstekend, praetisch onderwijs te geven, tot op zoodanigen leeftijd, en in zulk een omvang, dat de leerlingen er duurzaam wat aam hebben in hun volgend levendat onderwijs moet overal te bekomen zijn. Maar dal is niet genoeg. Of al overal gelegenheid aangeboden wordt, het baat niet als er niet door iedereen gebruik van gemaakt wordt en daarom volgt er: leerplicht worde in toepassing gebracht. Leerplicht, dat wil zeggen leer recht. Dat is een goeil gekozen woord. Zij, die het beginsel van den leerplicht in verdenking willen brengen, noemen het leerdwang. Maar het is veel juister, van leerrecht te spreken. Elk kind heeft recht op zoodanig onderwijs, dat het de noodige ontwikkeling erlangt, om den strijd om het bestaan mede te strijden. Dat recht moet niet slechts erkend, het moet ook gehandhaafd worden, tegenover ouders, die of uit kortzichtigheid en bekrompenheid, öf wellicht uit andere, nog meer laakbare beweegredenen, hun kinderen het noo digste onthouden willen. Wij behoeven het betoog voor den leerplicht niet te hernieuwen. Maar wij willen er met ernst en met nadruk op wijzen, dat wij ten volle instemmen met het verband, waarin het beginsel hier ter sprake gebracht wordt en waarin het wordt uitgesproken, dat de verplichting der ouders of voogden om hun kinderen of pupillen te doen onderwijzen, en het recht der kinderen om onderwezen te worden, de sluitsteen is van het gebouw, waarvan goed en voldoend, gedux-ende genoegzaam langen tijd genoten onderwijs de grondslag uitmaakt. Ten slotte worden nog in de de belangen der onderwijzers aan de Regeering aanbevolen. De Minister geeft op het geheele betoog een kort maar voldoend antwoord: »De opmerkingen ten aanzien van het herhalings-onderwijs, ook in verband met de invoering van leerplicht gemaakt, zullen met ernst overwogen worden." Bet »in overweging nemen" is bij dezen Minister geen middel om eene zaak op de lange baan te schuiven, maar wel om tot daden te komen. Mogen wij ze spoedig zien! Eng-eland. Kardinaal Manning zal moeiljjk te vervangen zjjD. Zjjn Eminentie was de schilderachtigste figuur in de Londensche samenleving. In mjjn jonge dagen, toen ik nog epigrammen maakte, bezocht ik Ierland voor de,eerste maal; en men vroeg mjj wat ik van het land dacht. »Ierland", antwoordde ik in mjjix eigenwijsheid, is een groen blauw wit laad, zonder bloemen, waar men 's zomers heete punch drinkt, en waar de rechters op bakkers en de bakkers op rechters gelijken"! Het laatste is van Engeland even waar. Neem één groot mensch uit zijn uniform uit zjja officieel liverei en hjj ziet er zeer klein, zeer ordinair uit. Maar met den grooten Prins der kerk was het anders. Als men hem in zjja ouden, versleteo, met één paard bespannen landauer door de straten zag rjjden steeds droeg zjjn voor komen zekere groote voornaamheid. Op zjja drie-en- taebtigste jaar, toen ik bem voor de laatste maal in April jl. in Archbisachop's House heb gezien, merkte ik nog hoe zjju gestalte lang en slank was en souple als die eener vrouw van twintig jaren. Zjjn gelaat was zoo mager, dat het bjjna doorzichtbaar was; en het was alsof er een kaars van binnen aangestoken was, waarvan bet licht naar buiten straalde, door de licht blauwe oogen, door de bleeke wangen, het licht van zaligheid en liefde. Kardinaal Manning waB het dichtst bjj de engelen van al de vele goede mannen, die ik ontmoette. Zjjn liefdadigheid kende geen grenzen. Hij schonk alles weg wat hij ontving; hjj dronk niets dan water; hjj at weinig anders, dan brood; hij droeg oude, versleten kleêren; alles, alles ging naar de armen; hjj is letterljjk penningloos gestorven. Ja, de armen hadden geen beter vriend op aarde. Tjjdens de groote werk staking van 1890, werkte hjj met de kracht en den jjver van een jong mensch van vjjf-en-twintig jaren om de treurige quaestie tusschen het werkvolk en de kapitalisten ten einde te brengen. Niemand was te laag op de Bociale ladder om door hem ontvangen en verwelkomd te worden. Zjjn huis en zjjn beurs waren altijd open. ^Londen, 4 Febr.Sir Morell Mackenzie, de be roemde specialiteit in keelziekten, wiens naam vooral tjjdens de ziekte van Keizer Frederik III algemeen bekend is geworden, in gisteren avond plotseling aan de .gevolgen van influenza overleden. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. In het tweede keuriDgsdistrict Middelburg, Cortgene en Goes zjjn alzoo 26 merriën en 11 hengaten aan geboden de merriën ter mededinging naar 2 prjjzen van 50. Drie 2jarige hengsten naar een prjjs vaD ƒ100; de overige 8 hengsten naar een prijs van 200, een tweeden van ƒ100 en eene bjjdrage ter tegemoetkoming in den onderhoud van fokhengsten van 100. Te Goes zjjn ingevoerd drie buiten landsche heugaten, toebehoo- rende aan den heer Jules Caron te Turnhout, mede dingende naar de prijzen van 700 en 500. Da keuring te Oostburg voor het derde keurings- dÏ8tricfc belooft ook zeer belangrjjk te zijn; bij de 13 aangegeven hengsten zjjn 4 buitenlandsche, ingevoerd door den heer Emile van Laere te Waerschoot (België). Ieder die belang stelt in de keuringen en die kennis wil maken met buitenlandsche hengsten, moeten wjj aanraden die te Goes en te Oostburg niet te verzuimen. Op beide plaatsen wordt bij gelegenheid van den marktdag gekeurd, zoodat wel niemand nalaten zal daarvan gebruik te maken, niet alleen uit de onmid dellijke omgeving, doch uit alle deelen der provincie. Zoodra de keuringen voor de andere deelen der provincie vastgesteld zjjn, zal d gemaakt. daarvan melding worden L ANDBOU W. FeJbruari-lceuringen in 1.892. De keuringen, voor zoover deze vastgesteld zjjn door de Commissie ter bevordering en ter aanmoediging van de verbetering der paardenfokkerij in Zeeland, zullen, voor het toekennen der Premiëo, Prjjzen en Bjjdragen door den Staat, de Provincie en de Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland en voor het inschrijven in hot Nederlandsch Paarden stamboek, gehouden worden als volgt: te Middelburg (aangegeven 3 hengsten en 5 merriën) op Maandag 8 Februari, ten 12 uur, aan de manége; te Cortgene (aangegeven 15 merriëü) op Maandag 8 Februari, ten 3 uur; te Goes (aangegeven 8 hengsten, waaronder 3 buiteolandsche, en 6 merriëo) op Dins dag 9 Februari ten 9 uur; te Oostburg (aangegeven 13 hengsten, waaronder 4 buiteDlandscbe, en 10 merriën) op Woensdag 10 Februari ten 9.30 uur. Pik. Zs mogen dan zeggendat de tegenwoordige burgemeester van Amsterdam, zoo deftig is, en zoo stjjf en zoo van uit de hoogte; maar daarvan belief ik niets te gelooven. Ik houd den man voor een guit. De gemeenteraadsvergadering van Woensdag 20 Januari heeft in ieder geval bewezen, dat hjj geestig kan zjjn en iemand op eene beleefde maar aardige wjjze in het zonoetje kan zetten. Verbeeld je Puk wat er gebeurd is. Er was een treurig onderwerp aan de orde, nameljjk: den tjjd van begraven. De Katholieke wethouder Roekera zeide, dat hjj in de wet niets anders kan lezen dan: dat men eiken dag minstens 3 uur de gelegenheid moet openstellen voor begraven. Da doleerende gemeenteraadsleden waren bet daarmede echter niet eens. Hovy wilde alleen in zeer urgente gevallen op Zondag begraven, en Fabius schoof de heele letter van de wet maar op zij, en wilde de waarheid: >dat de letter doodt", blijkbaar zulk eene wijde strekking geven: dat de letter der wet ook den zin en de bedoeling begraaft. Puk. Is dat die Fabius, dien zjj hier van anti revolutionaire zjjde candidaat gesteld hebben, tegenover Kerkwjjk? Pik. Dezelfde. Wjj hebben hem toen samen in de Concertzaal hooren bulderen en builen tegen het liberalisme. Nu, tegen dienzelfden Fabins zeide de burgemeester: ik kan niet meegaan met de zeer vrijzinnige opvatting van den heer Fabius. »Fabius" en zeer >vrjjzionig" hoe vindt je die vereeniging? Wat zeg je van die geestigheid? Ze is daarom zoo mooi, omdat ze dienst kan doen èn in den ernstigen èn in den hateljjken zin van het woord, en de burgervader dus altjjd gedekt bleef. Fabius nam het echter als eene hateljjkheid, want hjj zeide, dat er in Rotterdam vroeger een burgemeester was, waarvan de faam uitging, dat bjj de wet zoo stipt handhaafde en dat bij de begrafeniswet toch ook vrjjzinuig uitlegde. Dè,t kon de heer Veüing Meinesz wcêr in zjjn zak Bteken. Puk. Ik begrjjp de zaak volkomen. Er is tweeërlei vrjjzinnigheid, een doode en een levende. De eerste is alleen bruikbaar voor hen, die de echte vrijzinnigheid willen dooden en begraven. Geen wonder dat Fabius zich dus van de laatste bediende od dat de radicalen altjjd bereid zjjn hem in dc-zen een handje te helpen. Burgerljjko Stand -vair Zierikzee. geboren: 30 Jan. Een zoon van J. K. Roeloffs en J. van der Jagt. 31 dito. Een zoon van F. Brandenburg en J. Manui. 1 Febr. Eene dochter van C. Stoel en A. P. Schilperoort. Ean zoon van F. Sehoonen en D. J. Moermond.. Een zoon van S. B. van Kloeten en E. H^ymans. 3 dito. Een zoon van J. vaD Steyn en A. Barendse. 4 dito. Een zoon van J. B. den Dekker en L. J. van Velthoven. gehuwd: 1 Febr. J. E. Verbeke, 32 j., j.m. en M. E. Lucas, 27 j., j d. overleden: 29 Jan. C. den Blaauwen, 56 jwed. J. Maya. Naar liet Duitsch. Onverwachts was het hoogwater gekomen. Nog vóór twee dagen was de rivier laag en lang zaam voortgegleden, verdeeld in outelbare, vlietende wateradertjes, welke haastig om de drooggelegen zandbanken heenvloeiden, als vreesden zij door de dorstige zandeilanden opgezogen te wordenin het midden eene vaargeul, waarin de bemanning dei- diepgaande groote kolenschuiten van vroeg tot laat het vaartuig met hunne hoornen vloekend voor waarts moesten schuiven en heden was het groote stroomgebied tot aan de dijken door de gele, leem kleurige watermassa overstroomd. Boven in het gebergte hadden zich de sluizen des hemels geopend, i de berichten waren waarschuwend langs den oever van dorp tot dorp gevlogen en alles, wat handen I had, was uitgetrokken om van de weiden den hooi- oogst op de krakende, wankelende wagens in zeker- j beid te brengen. Er was geen Zondag gevierd j geworden, geen enkele menschenziel had in de dorpskerk in een vurig gebed troost en redding willen zoeken, de deuren van het Godshuis waren gesloten gebleven en boven op den dijk bad de geesteljjke gestaan en met bange zorg naar het wer ken en het zich haasten gekeken. En de leider van al het aardsche had geen wrok gekoesterd, dat eigen nood en bedruktheid aan zijn dienst was voortgetrokken, genadig had hjj het menschenwerk laten gelukken en geborgen waren de schatten, waarnaar de alles verslindende vloed gelekt en gedorst had. Maar daarna waren de mannen heengegaan om den beschermenden djjk- gordel te beschutten en te bevestigen. Met kaphout en paalwerk waren de hellingen belegd. Op den kruin van den dijk de zandzakken verdeeld en in de gebrekkige wachthuizen de posten uitgezet. Met tusscheuruimten van een half uur vlamden de wachtvuren op in den donkeren, regenachtigen nacht; als eene reusachtige slang, wier gloeiende oogen in de duisternis glinsterden ep vonken spatten, kronkelde zich de dijk naast den stroom voort en liet zijn geweldig lichaam door de opgewoelde, met schuim gekroonde golven geeselen. Fluitend vloog de storm door de lucht. Hoe hjj terugstuitte, aftrok, opnieuw huilend kwam aanstormen, zich in de rond draaiende golven groef en hen tegen de helling opslingerde De wachter naast het vlammende hout-bij de sluis hulde zich vaster in zijne fladderende wollen deken. Ineengehurkt zat hjj bjj het knetterende vuur en staarde onwrikbaar in den razenden water vloed. Zooals de elementen daar buiten, kookte en woedde het in zjjn binnenste. En hoe anders had het kunnen zjjn, boe anders had hij het zich nog vóór een half jaar voorgesteld, indien zjj hem niet verlaten had, zjj Door de samengeknepen lippen van den jongen man wrong zich een trillende zucht. Hij rukte de verschoten soldaten muts met de breede, vereelde hand van zjjn hoofd en wreef zich het voorhoofd. Kon hjj de hooggaande golven der ver terende woede in zjjne borst maar effen maken evenals die plooien op zjjn voorhoofd! Maar het ging niet, het ging niet, daar binnen zat het en knaagde het, zoodat hjj telkens weder aan haar moest den- ken, en, zoo dikwijls hjj het deed, dook ook het beeld voor hem op van dengeen, die haar aan hem ontrukte en dan grepen de wanhopige smart en de doodelijke haat hem weder aan. En hoe hjj haar altjjd lichamelijk voor zich zag staan, hoe hare oogen schitterden, hoe hare wangen gloeiden, hoe helder haar lach klonk en hoe ver leidelijk zjj zjjn naam riep: »Jörg!" Hij sprong op. Had zij werkelijk niet gelachen, had zjj hem werke lijk niet geroepen? Neen, slechts de golven plasten en slingerden tegen den dijk op, slechts de wind huilde en tierde en trok suizend zjjn oor voorbij. Hoe het water reeds weder gewassen was, in een uur eene goede handbreedte, het wilgenbosch voor hem stak nog slechts de hoogste takken angstig uit bet bruisende golvendak, opgezweept en nedergebogen door den vliegenden stroom. Ja, dien naam, zijn naam had zij altijd geroepen van hare vroegste jeugd af, eerder nog dan dien van vader of moeder, reeds toen zij op hare korte, ronde beenen nauwelijks staan kon. Zijne en hare ouders hadden daarbuiten voor het dorp bet wit gepleisterde dagloonershuis met het ingezonken stroodak bewoond en als de man en de vrouw van den vroegen morgen tot den laten avond aan het spitten en graven waren, dan vervulde hij, de vijf jarige jongen, bij Marie de moederplaats. Ja, als eene moeder had hij haar verzorgd en behoed 1 Wanneer zij voor het huis op de dorpsstraat rond kroop en de ruige hond van den schaapherder haar naderde en haar besnuffelde, dan had zjj verschrikt gegild en stijf van vrees, terwijl de blinkende tranen over hare wangen rolden, zijn naam uitgestooten »Jörg!" En hjj was naar buiten gestormd, had zich op den brommenden hond geworpen en hem juichend op de vlucht gedreven. En als zij hongerig was en stamelend naar spijs en drank had verlangd, dan had zij hem weder geroepen: »Jörg!" En hjj was naar den haard gegaan, had haar het blikken schoteltje met meelpap gehaald, den lepel gevuld, de dampende hoop koud geblazen en haar die in den mond gegeven. Was zij moede geworden en had zjj met de kleine vuistjes hare oogen uitgeveegd, dan had zjj hem weder tot zich gelokt: »Jörg!" En hjj had haar opgenomen, haar in den kinderwagen ge dragen, haar zorgvuldig met den oudea rok baars vaders toegedekt, zich naast haar geplaatst en had haar op de gele dwarsfluit, welke hjj op de jaar markt in de stad had gekocht, altjjd weer het lied van den koekoek, die uit het bosch roept, voorge- floten, tot de ronde oogen zich gesloten hadden en zjj glimlachend was ingeslapen. Grooter geworden, waren zjj samen naar de weiden en naar het woud gegaan. Hjj had hare ganzen gehoed, bad voor haar, wanneer zij hout sprokkelden, van de hoogste hoornen de dorre takken afgebroken en de moeras sige vijvers doorwaad om voor haar gele watex-rozen te plukken. De gele waterrozen, welke zich tusschen de blinkende, groene bladeren op den spiegel der donkere watervlakte wiegden, waren hare lievelings bloemen. Alles, wat zij hem beval, deed hij zoodra zjj zijn naam noemde. De jaren vervlogen; hjj was jongeliug geworden en zij tot een der mooiste meisjes van 'tdorp opgegroeid. Dat moest haar ook de nijd toegeven. Wanneer hij op het oogstfeest met haar in de danszaal der her berg in den kx-ing x'onddraaide, verbeelde hjj zich de gelukkigste der jonge mannen te zjjn en hoezeer de dochters der groote boeren zich ook in de steedsche kleederdracht opbliezen van hoogmoed en trotsch- heid en zich met armbanden en kettingen badden behangen, zjj was hem toch steeds als de liefste verschenen. Wel hadden de zonen der boeren zich herhaaldeljjk aan haar opgedrongen en haar mooie woordjes toegevoegd, wel was de jalouzie somtijds kokend heet in hem opgestegen, maar dan had zij alleen zijn naam geroepen en vervlogen was de dwaze waan. Hij had geglimlacht, zwijgend geglim lacht; hij wist toch, dat zij hem, hem geheel alleen toebehoorde. Zoo had het altijd kunnen duren en zou het altjjd geduurd hebben, als hjj niet had weg gemoeten, weg naar de stad bjj de soldaten. Onder den ouden, kwijnenden olm op de dorpsweide hadden zjj den laatsten avond samen gezeten. Haar hoofd had aan zjjne borst gerust, hjj voelde nog heden hoe haar hart tegen het zijne had geklopt, hare hand had zich in de zjjne gedrukt en hjj bespeurde nog heden haar druk in zjjne gebalde rechterhand. Zjj hadden slechts weinig gespi-oken, maar in dat weinige was alles bevat geweest, wat zjj te zeggen hadden. »Zal je mjj trouw bljjven?" klonk hem nog hare vraag in de ooren. Altijd,!" had hij geantwoord. »Voor je geheele leven?" »Tot in den dood." En toen was zjj aan 't snikken gegaan, eerst zacht, daarna luider en luider, steeds onstuimiger en wilder. »Jörg," had zjj gesnikt, »tot in den dood?" »Tot in den dood." »J.örg, ben ik je liever dan je leven?" »Mijn leven is voor mjj niets zonder je," was zjjn antwoord geweest. 1 >En je zou je leven wagen om het mijne te redden Zonder bedenken." >En als je het ooit moest, als je het nu terstond moest, zou je het onmiddelljjk doen?" Onmiddellijk." »En zal je altjjd zoo denken?" Zoolang ik leef, ik beloof het je." Toen was zjj opgesprongen, had hare armen om zijn hals geslagen en zjjn mond steeds opnieuw met kussen bedekt. »Zoo, nu weet ik, dat je me trouw, altjjd trouw blijfthad zjj geroepen en had vervolgens van onder haar borstdoek 'een kleinen ruiker van gemaakte bloemen te voorschijn gehaald. Uit stijve, donker groene bladeren met blauwe en roode asters bestond hij en om den stengel was een vuurrood zjjden lint gewonden. »Hier," had zjj gezegd, »neem hem, hjj zal eene herinnering zjjn aan hetgeen je me beloofd hebt." En. nu waren zjj naar huis gegaan en hjj had haar vergezeld tot bjj hare deur. Den volgenden morgen was hij met de andere jongelingen schreeuwend en zingend het dorp uit gewandeld naar de hoofdstad. Jörg was ongelukkig geweest; men had hem naar Lotharingen gezonden en geen enkele maal in de drie lange jaren was het hem vergund geworden .naar zijne geboorteplaats terug te keeren. Maar zooveel te meermalen had hij gesebreven. Dat hjj het geld voor het briefport van zijne karige soldij moest besparen, was hem niet moeilijk gevallen, want juist zoo dikwijls als hij schreef, had hjj een antwoord van Marie te ver wachten. En welk een vreugde hadden hem steeds hare x-egels bereid. Met bevende handen had hij den omslag er afgescheurd, woord voor woord ontcijferd en bekeken, tot hjj de beteekeuis der zinneu had gevat en den inhoud van den brief glimlachend kon overvliegen. Vervolg en slot in hel Tweede Blad

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1892 | | pagina 1