ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE. Dinsdag I December 1891. Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. BERICHT. AFKONDIGING. Een stap in de goede richting. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is /1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6086. Advertentiënvan 13 regels 30 Cta. meerdere regels 10 Cta.kannen uiterlijk tot dos Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. In navolging van vele buitenlanclsche cou ranten zullen ivij Advertentiënwaarop men bijzonder de aandacht wil vestigenaan het hoofd der eerste kolom opnemenvan 15 regels a 75 Gis., elke regel meer 15 Cts. Handels-adresseneens per maand ge plaatst, a f 5 per half jaar. Be Directeur-Uitgever J. WAALE. OPENBARE VERPACHTING van de Landerijen, Grasmaaiingen of Ettingen van dijken en gronden en van de Vissclierijen, aankomende de gemeente Zierikzee, op Maandag den 7 December 1891, 's voormiddags 10 ure, ten Raad- huize dier gemeente. Zie verder gedrukte omschrijving der perceelen en voorwaarden van verpachting. Het HOOFD, van het Gemeentebestuur te maakt bekend, dat door den heer Provincialen In specteur der Directe Belastingen te Middelburg zyn executoir verklaard twee kohieren voor de belasting op het Personeel dezer gemeente, dienstjaar 1891/92, t. w. No. 6 (Voljaarsrecht), en No. 7 (Tweede Kwartaal), alsmede het tweede kwartaalskohier van het Patent recht, dienstjaar 180,/9S) welke kohieren op heden aan den heer Ontvanger der Directe Belastingen alhier worden ter hand gesteld ter invordering, en dat ieder verplicht is zyn aanslag op den by de wet bepaalden voet te voldoen. Ziebikzee, den 27 November 1891. Ch. W. VERMEIJS. In het Voorloopig Verslag over Hoofdstuk V der Staatsbegrooting zijn den Minister van Binnenlandsche Zaken de belangen van bet ambachtsonderwijs aanbevolen. Men wees er zelfs op dat 's Ministers ambtsvoorganger voorstellen had ontworpen tot ondersteuning van het bijzonder initiatief door Rijksbijdragen, maar dat die voorstellen door dezen Minister waren teruggenomen. Dat deze Minister minder belang in dat onderwijs zou stellen dan zijn voorganger, was niet aan te nemen en is nu ook gebleken niet het geval te zijn. Bij nota van wijziging heeft hij thans f 36,200 aangevraagd tot ondersteuning der ambachtsscholen te Groningen, te Leiden, te Rotterdam, te Haarlem en te Leeuwarden. Wij verheugen ons van ganscher harte in die aanvrage, om de zaak, die het geldt, en ook omdat er zucht tot handelen uit blijktmaar zouden daarin geen aanleiding gevonden hebben om deze aanvrage afzonderlijk te bespreken, indien wij niet behoefte gevoelden onze instemming te betuigen met de hoofdbeginselen, die de Minister hierbij op den voorgrond stelt en tevens een paar wenschen hadden te openbaren, in verband met deze zaak. Maar nu wij haar bespreken, willen wij tevens onze hooge ingenomenheid uitspreken met het gedane voorstel en met de goede gedachte van den Minister, om niet te wachten tot hij een volledig en geheel afgerond voorstel kon doen, maar reeds nu eene beslissing uit te lokken over wat ter afdoening gereed is. Het eerste punt, waarmee wij onze instemming willen betuigen is, dat de Minister de ambachtsscholen niet in een wettelijk keurslijf wil dwingen, ze niet allen naar één model wil doen inrichten. Wel zullen eenige voorwaarden moeten worden gesteld, »doch het is van groot belang geene voorschriften te geven, die der vrije ontwikkeling van deze scholen noodeloos in den weg zouden staan. Door de keus te laten tusschen het pasklaar der school naar het schema eener wet of het derven van de materiëelè hulp, zonder welke veel niet kan worden tot stand gebracht, zou naar het oordeel der Regeering het particulier initiatief worden uitgedoofd." Volmaakt juist. Indien eene vroegere Regeeriog zich ook op dit standpunt hadde geplaatst, dan zou de nuttige, maar op veel te beperkte schaal werkende school voor kunstnijverheid te Utrecht, van den beginne op betere, breedere grondslagen zijn gevestigd, maar do toenmalige Regeering verbond aan de toekenning eener Rijksbijdrage voorwaarden, die het bestuur meende niet te kunnen aanvaarden. Vooral voor het ambachtsonderwijs is het standpunt van dezen Minister aan te bevelen, omdat op dit gebied nog nagenoeg alle ervaring ontbreekt. Wel hebben sedert eenige jaren op verschillende plaatsen ambachts scholen nuttig gewerkt, maar ze waren in haar middelen beperkt, ze moesten roeien met de riemen, die zij haddenen kan men niet dan met lof gewagen van wat met die onvoldoende middelen gedaan werd, wat de ambachtsscholen zijn kunnen en zijn moeten, kan eerst ten volle blijken, als zij, dank zij den brachtigen steun des Rijks, hare vleugelen onbelemmerd kunnen uitslaan. Zoo ooit eene wet, of het stellen van algemeene regelen noodig mocht worden waarop sommigen aandringen dan kan dat o. i. eerst zijn, als door vrije ontwikkeling de ambachtsscholen gebracht zijn op de hoogte, die zij geroepen zijn te bereiken. In verband daarmede en als het ware als een noodwendig uitvloeisel daarvan, vereenigen wij ons er geheel mede, dat de Minister het bijzonder initiatief wil laten vooropgaan. Eerst dit, dan steun van de gemeente, vervolgens van de provincie, waar de school gevestigd is, en dan legt eindelijk de Rijksregeering het laatste en in eiken zin het zwaarste loodje in de schaal. Waarom? Nog minder bijna dan de wijze van inrichting kan o. i. voorgeschreven worden de plaats, waar ambachtsscholen verrijzen zullen. Scholen voor gewoon lager onderwijs moeten overal zijn; scholen voor middelbaar onderwijs en gymnasia moeten in zekere middelpunten van de bevolking gevestigd zijn en daarom heeft men in het zielental der gemeente een wel niet geheel voldoend, maar toch ook niet geheel willekeurig middel om een grens te trekken. Maar waar moet men ambachtsscholen vestigen? In heele streken van ons land leeft de bevolking van landbouw en veeteelt, of wel van een bepaalden tak van fabrieksnijverheid. Daar zou men aan ambachtsscholen weinig of niets hebben. En waar ze wel noodig zijn, daar is het nog niet hetzelfde, welke vakken het eerst en het volledigst onderwez-n zullen worden. Dat ziet de Minister ook zeer wel m. Hij verlangt, wel is waar, dat bij het verleenen van steun uit de algemeene kas, het onderwijs zooveel mogelijk verschillende hand werken omvatte," maar hij voegt er bij, »dat by het op den voorgrond brengen van bepaalde ambachten steeds nauwkeurig worde rekening gehouden met locale omstandigheden." Alweder volkomen juist. Die locale omstandigheden nu zijn het best ja eigenlijk uitsluitend bekend aan die bijzondere instellingen of personen, die zich, plaatselijk het belang van fabrieks- i of van handwerksnijverheid, het lot, het welzijn van den werkenden stand aantrekken; wanneer die eene ambachtsschool oprichten is het, omdat zij de behoefte er aan gevoelen; wanneer zij dat doen, zullen zij daarbij in de eerste plaats de vakken in het oog houden, die naar hunne op kennis der plaatselijke toestanden gegronde overtuiging, het eerst en het meest noodig zijn. Wij zouden over de boven behandelde punten nog verder kunnen uitweiden, maar wij moeten ons zeiven grenzen stellen, als wy ook nog iets zeggen willen over een paar punten, waarin wij verder willen gaan dan de Minister. Dat is vooreerst hot leerlingstelsel. Evenals door ons indertijd geschiedde, is ook in het Voorloopig Verslag over Hoofdstuk V er op gewezen dat velen de ambachtsscholen niet zullen bezoeken, en dat daarvoor behartiging van het leerlingstelsel noodig is. De Minister zwijgt daarover. Misschien omdat hem de tijd tot onderzoek ontbroken heeft misschien omdat de regeling daarvan een onderdeel zal moeten uitmaken van het arbeidscontract, dat tot de bemoeiingen van den Minister van Justitie behoort, die er zich intusschen ook niet over uitlaat. Maar in ieder geval dient die zaak bij de begrooting ter sprake te komen en met ernst te worden behartigd. In de tweede plaats hebben wij eenig bezwaar tegen het voornemen des Ministers om het dit jaar bij de nu aangevraagde bijdragen voor de genoemde scholen te laten. Waarom Er zijn meer ambachtsscholen en allen hebben behoefte aan krachtige ondersteuning; allen hebben in meerdere of mindere mate te tobben met gebrek aan genoegzame middelen, zoo niet om in stand te blijven, dan toch om ten volle aan hare roeping te beantwoordenWaarom is het noodig zich den pas af te snijden om aan die behoefte tegemoet te komen, zoodra door een voorafgaand onderzoek het noodige licht ontstoken is? Te minder is hiervoor reden, omdat alle partijen om strijd dit belang behartigen willen en men hier handelend kan optreden zonder eenig bezwaar van ongewenschte grepen te doen in bestaande verhoudingen. Dit laatste doet ons in de derde plaats wenschen, dat de Minister terugkome op zijn voornemen, niet in te gaan op het aangeprezen denkbeeld om studiebeurzen voor ambachtsonderwijs in te stellen. De inrichting van zoodanige scholen (en verdere vakscholen) is te kostbaar dan dat zij overal kunnen verrijzen. Zij, die in aanmerking komen om ze te bezoeken, behooren in het algemeen tot een klasse van menschen, die een verblijf buiten de plaats hunner inwoning niet zelf kunnen bekostigen. Buitendien, waar men beurzen geeft voor de opleiding tot onderwijzer, waarom zou men die weigeren aan hen, die opgeleid moeten worden voor eenig ambacht? Wij nemen gaarne aan, dat ook in deze onderzoek en voorbereiding noodig is, maar in beginsel kan de zaak dadelijk worden uitgemaakt, en hopen wij, dat bij de aanneming van den door de Regeering aangevraagden post dadelijk de gelegenheid geopend worde, zoowel om in den loop van 1892, zoo noodig aan meer scholen Rijksbijdragen te geven, als om het bezoeken der scholen door elders wonenden mogelyk te msken door het toekennen, zij het aan vankelijk van slechts eenige beurzen. Japan. De aardbeving in Japan heeft vreeselyke verwoes tingen aangericht. In 31 provinciën werden aardschokken gevoeld. Een stad van 15000 inwoners aan de Toskarde- spoorweg werd byna geheel verwoest, waarby 747 perBODen het leven verloren. Te Kano werden 600 huizen vernield eo 100 menschen gedood; in Ogaki Btortten 35 huizen in, werden 2000 in de asch gelegd, 700 personen gedood en 1300 gekwetst. In de districten Acby en Gifia werden 42.000 huizen verwoest, 4000 personen gedood en 4000 gekwetst. Omstreeks 200 duizend menschen zyn zonder dak. De aardbeving duurde van 23 October tot 5 November; 6000 aard schokken werden geteld. Sinds 1855 is geen ramp van dien omvang voorgekomen. Engeland. Elk jaar houdt het Heilsleger een week van op offering. Dan ontzeggen Booth's aanhangers zich veel ten bate van de kas van het Leger. In Engeland is dit jaar in genoemde week 22,000 p. at. ingekomen, waarvan 17,000 p. st. door de Heilssoldaten byeen werd gebracht. Oostenrijk. Voor het Hof van Presburg had dezer dagen een tragisch tafereel plaats. Tien jaar geleden sloeg de boerin Palassy von Alvar haar man, die haar en de kinderen steeds mishandelde, in woede dood. Met hulp van haar oudste dochter, toen een 14-jarig meisje, begroef zy het lyk. Het meisje ging .zoodanig gebukt onder het' vreeselyk geheim, dat zy in een klooster ging. Ten slotte werd 't haar te machtig en openbaarde zy de droevige gebeurtenis. Voor het Hof werden de vier kinderen door wanhoop overmeesterd, by het zien van het opgegraven overschot van hun vader. De oudste dochter knielde voor de moeder en bad haar de misdaad te bekennen. De arme vrouw bekende toen onder een stortvloed van tranen. Het Hof nam verzachtende omstandigheden aan en veroordeelde de ongelukkige tot 6 jaar gevangenisstraf. Frankrijk. Generaal Bonlangers' trouwste aanhangerPaul Déroulède, heeft in eene byeenkomBt van de leden der voormalige >Ligue des Patriotes", die by dezer dagen in het geheim te zamen riep, in eene laDge rede be toogd, dat thaüs de tyd gekomen was voor de »patriotten" om hun vruchtelooze beweging op te geven en zich alleen bezig te honden met maatschappelijke quaesties en buitenlandsche politiek. Iemand, die de ex-keizerin Eugenie van haar jeugd af kende en trouw bleef, na haar val, heeft in de Figaro twee artikels over haar geschreven, waarin alles natuurljjk ten hareD gunste wordt voorgesteld; o.a. wordt beweerd, dat zy tegen den oorlog van 1870 was geweest en dat de samenkomst te Ferrières plaats had door haar toedoen (zy schreef aan den Czaar, die daarop aan Koning Wilhelm schreef). Duitschland. Het zoo vaak reeds veroordeelde misbruik om petro leum in het vuur te gieten, ten einde dit beter te doen opvlammen, heeft in de vorige week te Elberfeld op nieuw een menschenleven gekost. De vrouw van een metselaar ontwaarde, dat haar fornuis op het punt was om uit te gaan en goot er petroleum op. Door de opstygende vlammen ontplofte de kan, waarin het vocht zich bevond, dit verbreidde zich over de onge lukkige vrouw en in een oogwenk stond zy in brand. Vol ontzetting snelde de rampzalige ook nog de trap af, de vlammen sloegen daardoor nog feller omboog en alvorens hulp opdaagde, hing het verbrande vleesch reeds in lappen langs het lichaam der ongelukkige. Zoo vond haar man haar, die enkele oogenblikken lat.* van zyn werk terugkeerde. Drie geneeBheeren Boeiden dadelyk toe en zorgden er tooVjJat da vrouw ni« het hospitaal werd overgebracht, w-^ac de dood haar reeds enkele uren later uit haar onduldbaar lyden beviydde. Volgens de Germania wordt in de geneeskundige kringen te Berlyn de dag van 22 dezer een >influenza- Zondag" genoemd, omdat de epidemie toen in ver scheidene districten van het zuiden en oosten der stad een zeer buitengewone uitbreiding heeft verkregen. Naar de nagenoeg eenparige meening der genees kundigen zegt het blad verder is de nevel, die den geheelen dag heeft aan gehouden, voorde verspreiding der ziekte zeer bevorderlyk geweest en daar ook uit plattelandsplaatsen wordt gemeld, hoe ook dé&r de influenza woedt, zou men daarin misschien een be vestiging kunnen zien van de meening, dat de oorzaak der epidemie in de eerBte plaats ligt in de vochtig- warme temperatuur, die de uitwaseming van den bodem begunstigt. De nevel van laatstleden Zondag te Berlyn wordt door do meteorologen een opstygende aardnevel genoemd, die het gas, hetwelk zich ten gevolge van het ontbindingsproces des winters ont wikkelt, uit het inwendige van den bodem opwaarts voert. Daarnaar zou men de verdwyning der influenza eerst din kunnen verwachten, wanneer de lucht door de vorst van deze ziektevoortbrengende stoffen zal zyn gezuiverd. Dr. Julius Althans wjjBt er op, dat, terwyl in Duitsche steden 42 tot 64 pCt. der bevolking door de influenza werd aangetast, van de op vaste tijdstippen gerevacci- neerde garnizoenen slechte 11 pCt. ziek werd. Hy raadt sterk aan algemeene revaccinatie. Berlijn, 27 Nov. Volgens de schatting der medici leden hier in de laatste vier weken 40,000 personen aan influenza. De epidemie is veel boosaar diger dan voor twee jaren. In de laatste week stierven dertig personen aan de influenza. Alle artsen zyn het er over eens, dat een lyder aan influenza streng de kamer moet houdeo, daar byna altoos longontsteking op de eigenljjke ziekte volgt, wanneer de zieke te vroeg nitgaat. Ook iB warme kleeding zelfs by minder koud weder aan te bevelen. België. Dezer dagen is te Brussel van Rotterdam aange komen de vermaard geworden koffer-reiziger Hermann Zeitung. In den douanenloods klopte by tegen den binnenwand en toen men het deksel opgelicht had, sprong hij te voorschyn met den taalkundig juist niet onberispelyken uitroep: »Vive la Belgel' Voor het dreigend gevaar van wegens onvoldoende middelen van bestaan door de administration de la Sureté" als vreemdeling over de grenzen gezet te worden, is hy.behoed, daar zekere Rudesindo Roche, de temmer van wolven die in het circus-Wulf zyne heldendaden vertoont, Hermann Zeitung geëngageerd heeft om met hem in de kooi met 14 wolven te gaan. Wel bekome het hem! Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. Brieven uit Noord-Beveland. VL En zoo is alles weer tot ruBt gekomen, een paar weken geleden nog hoorde men in den vroegen morgen dikwijls hartverscheurende kreten, daarna gerochel ende moord was volbracht. De kraaien eerst opgeschrikt, kwamen langzamer hand op de plaats waar 't geschiedt was en genoten van het weggevloeide bloed En om zoo'n moord was 't blijdschap bij minder en meer gegoeden, zelfs waar het er minder »aanzat" werd toch nog voor 18 centjes jenever gehaald, om den moordenaar een hartsterking te geven by de ljjkopening In die treurige dagen (voor een varken ten minste) was het feest voor den eigenaar en de weetgierige jeugd schijnt dan bij uitzondering zich gaarne te oefenen in de ontleedkunde. Enfin, 't is afgeloopen en waren er maar meer »pataten", 't zou werkelijk zich misschien alles nog wel schikken, doch zoo als 't nu is, is 't misère. Donkertjes ziet het er uit voor ons eilandje; dat bemerkt men maar eerst, wanneer men op Camper- land komt en dat gehucht ligt toch ook op Noord- Beveland. Wanneer men van WisBenkerke komt en dan de opril afgaat, waardoor men in het wegje komt waar de heer van der Maas woont, dan krijgt men reeds een voorproefje. En is men dan eindelijk genaderd aan den Veerweg die naar de haven leidt, dan kan men bewonderen de palen die daar staan, waardoor men kan ver moeden, dat er eertjjds sprake van geweest is om een voetpad aan te leggen voor die weg en wer kelijk 'tis zoo, dat moet een voetpad ten minste beteekenen, edoch de grind die er vroeger op was is nu bedekt met eene brijachtige modder, die niet toelaat zonder klompen b.v. (op pantoffels) vooral '8 avonds zonder natte voeten te betreden. Uit het Duitsch. I. Streng en vroegtijdig was de winter dit jaar in getreden. Het dorp Barenthin lag door een dik sneeuwkleed bedekt. De duisternis begon te vallen en men zag de pa3 ontstoken lichten door de lage vensters der eenvoudige boerenwoningen schijnen. De huismoeders waren bezig het avondbrood gereed te maken, terwijl de jonge meisjes zich spoedden het vee te verzorgen, om daarna het spinnewiel lustig te doen snorren. Met haastigen tred stapte een forschgehouwde jager langs de besneeuwde dorpsstraat, die naar het hoogev gelegen slot voerde. De boerendeernen, die hem in bet oog kregen, stootten elkander aan, én fluisterden giggelend, »daar gaat Jonker Lodewijk." Eén paar snippen hingen met de koppen uit zijn weitasch, twee groote jachthonden sprongen om hem heen, en een knaap, die twee hazen op den rug droeg, liep achter den jager aan. Het oude slot, dat men door een prachtige allée van kastanjeboomen bereikte, was een statig, ouder- wetsch gebouw, dat thans, nu de boomen ontbladerd waren, in zijn geheel kon aanschouwd worden. De jonker begaf zich niet naar den hoofdingang, maar trad de keuken binnen, waar onder den wijden schoorsteen een groot vuur helder vlamde. Hier ledigde hy zyn weitasch met bevel de snippen voor het avondeten te braden, en riep daarop zijn kamer dienaar om hem bij het verwisselen van kleederen behulpzaam te zijn. Niet lang daarna trad hij het salon binnen, en wierp zich na een kort goeden avond" in een lagen armstoel, die naast de groote kachel stoDd. In een anderen armstoel zat zijne moeder, eene welgedane, knappe vrouw. Met hare gevulde, blanke handen hield zij een breiwerk vast, en op het kleine tafeltje naast haar bevond zich een opengeslagen roman van Marlitt, benevens een sierlijke bonbon- nière, waarvan de dame nu en dan den zoeten inhoud aansprak. hoeden avond, beste Lodewyk. Gaat het goed?" vraagde zij vriendelijk. Geen antwoord! Na eenige oogenblikken gewacht te hebben, her nam zij weder: »Scbeelt er iets aan Lodewijk?" »Neen." Hierop volgde een lang stilzwijgen. >Zal ik U een glas wijn halen?" »Neen," antwoordde de jonker driftig opsprin gende, en de zaal eenige malen met groote stappen op en neer gaande. Daarop wierp hy zich weder in den fauteuil, streek,zich met de hand door het zware, kort afgesneden blonde haar, en riep met den voet op den grond stampend uit: >Dat verwenschte lachen!" »Maar beste Lodewyk, er is niemand, die lacht." Er volgde wederom eene pauze, doch eindelijk barstte de jonge man los: »Zij! zij lacht al tyd. Ik mag doen of zeggen wat ik wil, overal en altijd lacht zij mij uit, en zelfs, als zij er niet is, dan hoor ik nog haar zacht, uit dagend gelachden ganschen dag heeft het my op de jacht vervolgd. Ja, het helpt niet of ik het langer verzwijg, U en papa moeten het toch eenmaal weten, ik ben vast besloten om met haar te trouwen." »Maar Lodewyk lief met wie dan toch?" »Wel, met wie anders dan men Kiekjen!" »Met juffrouw Gottlieb!" Ja 1 zij is geen freu^s^dat weet ik wel. Maar dat komt er niets op aan, enüT-nab er al met de vrouw van onzen dominé over gesproken. Deze heeft mij gezegd, dat het wel mee.* gebeurt, dat een edelman trouwt met een meisje, dat niet van adel isen Mevrouw Baumann is eene verstandige vrouw." De barones had haar breiwerk uit de handen laten vallen, haar gelaat toekende groote verslagen heid, en met verbaasde blikken staarde zij haar zoon aan. Eindelijk riep zij uit: Maar Lodewykwat zal uw vader daarvan zeggen Het viel het goede mensch moeielijk haar eenigen zoon in zijn liefste wenschen te dwarsboomen, maar de barones was eene trotsche vrouw, en het was te veel van haar gevergd zoo op eens met hare voor- oordeelen te breken. Haar Lodewyk was steeds een flink, goed ontwik keld kind geweest, jammer maar dat die ontwikke ling alleen het lichaam en niet den geest betrof, want de domheid van den knaap had al zijn huis onderwijzers tot wanhoop gebracht. Toen de een na den ander zijn pogingen zag mislukken, zonden zyn ouders den jonker naar een' naburigen predikant, die bekend was om zijn uitstekende onderwijs methode, en het gelukte dominé Gottlieb inderdaad zijn weinig belovenden leerling eenige algemeene kennis mee te deelen. De barones was even verbaasd als getroffen te zien, hoe goed haar Louitje had leeren lezen en schrijven, en verrukt over de verstandige antwoor den, die hij wist te geven. In het diepst haver ziel gevoelde zij een innige dankbaarheid voor dominé Gottlieb, maar in 's mans dochter hare schoon dochter te zienDie gedachte was nog nooit bij haar opgekomen. Nadat Lodewijk de pastorie van Brunnow had verlaten, stelde hij evenwel al de schoone verwach tingen zijner ouders te leur. Op het gymnasium, dat men hem wilde laten bezoeken, maakte hij met zyn reusachtige gestalte zulk een bespottelijk figuur onder zijne zooveel jongere mede-scholieren, dat men hem daar van daan moest nemen. De hoop, om den Hinken, krachtig gebouwden jongen man een maal het officiers-uniform te zien dragen, leed schipbreuk op het voorbereidend examen, en de ge nadige vrouw klaagde steen en been, dat men den zonen van den ouden adel zooveel hinderpalen in den weg legde, maar zij moest er in berusten haar zoon als landjonker bij zich op het oude slot te houden. Voor jonker Lodewijk bestond er geen grooter genot, dan met paarden en honden om te gaanhy was een hartstochtelijk jager, en daar de adel in den omtrek niet sterk was vertegenwoordigd, versmaadde hy het gezellige verkeer niet met de geestelijken, de burgerlijke grondbezitters en de rijke pachters uit de nabuurschap. Het leven op het slot was zeer deftig en voornaam, maar tevens buitengewoon eentonig en vervelend. De baron was eerst op later leeftijd getrouwd. Zijn jonge leven had hij in verschillende groote steden doorgebracht en genoten, maar sedert zijn verblijf op het voorvaderlijke goed, had hij zich geheel en al aan het landleven gewijd, en bestond zijn grootste trots in het weiden van ossen, die mijlen in den omtrek hun weergade niet vonden. Hij trad op het oogenblik zelf, dat zijne vrouw over hem sprak, de kamer binneneen ware reuzen gestalte, nog veel langer en breeder dan zyn zoon. In een ruime kamerjapon gekleed liep hij met de handen op den rug het vertrek eenige malen op den neder. Na eenigen tyd gezwegen te hebben, zeide hij »Ik heb een boodschap naar de pastorie gezonden. Dominé Baumann en zijne vrouw komen hedenavond een partijtje whisten." Zijne vrouw trok aan de bel, en gaf den binnen- tredenden huisknecht eenige bevelen. Toen de man vertrokken was, begon zij: »Frederik, wat zegt gij daar wel van, onze Lode wijk wil met juffrouw Gottlieb trouwen 1" »Hm, hm!" antwoordde de baron. Aardige, knappe meid 1 Frisch als melk en bloed. Maar 't zal niet gaan. Is niet van adel." »En Bredow dan van de huzaren, die te R. in garnizoen ligt, die is wel met een molenaarsdochter getrouwd!" bracht de jonker hier tegen in. >Ja, ja! De tijden veranderen. Zoo iets zou in mijne jeugd eene onmogelijkheid zijn geweest. Alles keert tegenwoordig onderste boven. Maar 't is een mooi, lief kind, die kleine Gottlieb. Wij moeten er eens over denken." De barones kon hare ooren ter nauwernood ge- looven. Zij had nooit gedacht dat haar man die zaak zoo luchtig op zou nemen, en zij zelve voelde zich niet in staat om aan het zielsverlangen van haar eenigen zoon beslist het hoofd te bieden. De tijd tot verdere bespreking schoot echter te kort, daar de predikant van Barenthin en zijne vrouw werden aangediend. Na de gebruikelijke be groetingen begaf men zich naar de eetzaal, waarvan de donkere wanden met talrijke portretten van hoog- adelijke voorouders prijkten. Er was een smakelijk en krachtig avondmaal toebereid, waaraan de opper en onder-inspector en de huishoudster van het kasteel eveneens deelnamen. Men sprak weinig, doch het gezelschap bewees alle eer aan de aanlokkende meelsoep, de dampende aardappelen en de gebraden snippen, waarbij een goed glas wijn niet was vergeten. Mevrouw Bau mann voerde grootendeels alleen het woordzij was een opgewekte vrouw, die de gaaf had om iedereen iets aangenaams te zeggen, en met belangstelling te luisteren naar de mededeelingen van anderen. Zij kon even goed met den baron over zijne fraaie ossen praten, als met zyne vrouw den nieuwsten roman, of de laatste dorpsnieuwtjes behandelen. Toen de maaltijd was afgeloopen en de gastheer zijn buurvrouw beleefd den arm bood, om haar naar het salon te geleiden, maakte zij van deze gelegen heid gebruik om den vader onder vier oogen een paar woorden te zeggen, ten gunste van de wenschen zijns zoons. De oude heer antwoordde niet veel op hare voorspraak, maar daar hij zijne toestemming niet ronduit weigerde, en zij wist hoe zwak deze ouderB voor hun eenig kind waren, beschouwde zij zijn goedaardig »hm! hm!" als een gunstig teeken. Men plaatste zich aan de speeltafel, die reeds klaar gezet was in het salon, en weldra waren de oudere lieden geheel verdiept in hun spel, terwijl de jonker zich aan de groote tafel in een ander gedeelte der kamer onledig hield met bet leggen van patience". De kaarten waren hem dien avond bijzonder gunstig, hetgeen hem in een goede stem ming bracht, die er niet minder op werd, toen er tot zijn groote voldoening bij het afscheidnemen werd afgesproken, dat de dominé's vrouw hare nicht Riekjen voor eenigen tijd zou te logeeren vragen. Wanneer het jonge meisje genade in de oogen zijner ouders vond, kon men de verloving tegelijker tijd vieren met hun zilveren bruiloft, die binnenkort zou plaat9 hebben. Jetje," zeide de predikant tot zijne vrouw, die tevreden over den aanvankelyken goeden uitslag harer bemoeiingen, aan zyn arm dapper door de sneeuw stapte. »Jetje, ik kan my niet vereeaigen met uw verlangen om die verbindtenis tot stand te brengen. Ik vrees, dat gij buiten den waard rekent, en dat Riekjen den jonker niet zal aannemen." »0 laat mij daar maar voor zorgen. Ik zal haar die zaak wel van den besten kant voorhouden. Denk toch eens hoe heerlijk het voor ons allen zal wezen, als onze nicht de Vrouw van het kasteel is. Hoeveel kan dat waard zyn voor onze kinderen. Jammer, dat onze Roze nog zoo jong is, zij .wordt stellig even mooi, zoo niet mooier dan Riekjen. De jonker is werkelijk een prachtige partij." >In sommige opzichten ja, maar hij is toch een zelfzuchtig, weinig ontwikkeld mensch, die een zeer ruw leventje leidt, dat men door de vingers ziet, omdat hy nu eenmaal een voornaam heer is." »Nu ja. Maar Riekjen is resoluut genoeg, zy zal hem wel weten in orde te houden." >Ik wenschte het meisje liever een man toe, die zij niet in orde behoefde te houden, zoo iemand als de jonge Engelmann." >Gy hebt goed praten. Wanneer zou zij dan kunnen trouwen!" j>Neen laat die zaak maar aan my over, en ik zal trotsch zyn op hetgeen ik heb gedaan, om dit huwelijk tot stand te brengen," zoo besloot het eerzuchtige kleine vrouwtje. Haar echtgenoot zweeg, gelijk hy gewoonlijk deed, wanneer hij zijn verbeeldingrijke en welbespraakte wederhelft in korte woorden zijne meening had gezegd. Hij wist dat zij gaarne redeneerde, en liet daarom den vrijen loop aan hare plannen en vooruit zichten. Te huis komende vonden de ouders een brief van hunnen zoon Karei, die te Berlijn studeerde, en die eene mededeeling bevatte, welke Mevrouw Jetje noopte om nog een langen brief te schrijven, alvorens zich ter rust te begeven. Wordt vervólgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1