ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Dinsdag I December 1891.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Eerste Blad.
BERICHT.
AFKONDIGING.
Een stap in de goede richting.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is /1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6086.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cta.
meerdere regels 10 Cta.kannen uiterlijk tot dos
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
In navolging van vele buitenlanclsche cou
ranten zullen ivij Advertentiënwaarop men
bijzonder de aandacht wil vestigenaan het
hoofd der eerste kolom opnemenvan 15
regels a 75 Gis., elke regel meer 15 Cts.
Handels-adresseneens per maand ge
plaatst, a f 5 per half jaar.
Be Directeur-Uitgever
J. WAALE.
OPENBARE VERPACHTING
van de Landerijen, Grasmaaiingen of
Ettingen van dijken en gronden en van
de Vissclierijen, aankomende de gemeente
Zierikzee, op Maandag den 7 December
1891, 's voormiddags 10 ure, ten Raad-
huize dier gemeente.
Zie verder gedrukte omschrijving der
perceelen en voorwaarden van
verpachting.
Het HOOFD, van het Gemeentebestuur te
maakt bekend, dat door den heer Provincialen In
specteur der Directe Belastingen te Middelburg zyn
executoir verklaard twee kohieren voor de belasting
op het Personeel dezer gemeente, dienstjaar 1891/92,
t. w. No. 6 (Voljaarsrecht), en No. 7 (Tweede Kwartaal),
alsmede het tweede kwartaalskohier van het Patent
recht, dienstjaar 180,/9S) welke kohieren op heden aan
den heer Ontvanger der Directe Belastingen alhier
worden ter hand gesteld ter invordering, en dat ieder
verplicht is zyn aanslag op den by de wet bepaalden
voet te voldoen.
Ziebikzee, den 27 November 1891.
Ch. W. VERMEIJS.
In het Voorloopig Verslag over Hoofdstuk V der
Staatsbegrooting zijn den Minister van Binnenlandsche
Zaken de belangen van bet ambachtsonderwijs aanbevolen.
Men wees er zelfs op dat 's Ministers ambtsvoorganger
voorstellen had ontworpen tot ondersteuning van het
bijzonder initiatief door Rijksbijdragen, maar dat die
voorstellen door dezen Minister waren teruggenomen.
Dat deze Minister minder belang in dat onderwijs
zou stellen dan zijn voorganger, was niet aan te nemen
en is nu ook gebleken niet het geval te zijn. Bij nota
van wijziging heeft hij thans f 36,200 aangevraagd
tot ondersteuning der ambachtsscholen te Groningen,
te Leiden, te Rotterdam, te Haarlem en te Leeuwarden.
Wij verheugen ons van ganscher harte in die aanvrage,
om de zaak, die het geldt, en ook omdat er zucht tot
handelen uit blijktmaar zouden daarin geen aanleiding
gevonden hebben om deze aanvrage afzonderlijk te
bespreken, indien wij niet behoefte gevoelden onze
instemming te betuigen met de hoofdbeginselen, die de
Minister hierbij op den voorgrond stelt en tevens een
paar wenschen hadden te openbaren, in verband met
deze zaak. Maar nu wij haar bespreken, willen wij
tevens onze hooge ingenomenheid uitspreken met het
gedane voorstel en met de goede gedachte van den
Minister, om niet te wachten tot hij een volledig en
geheel afgerond voorstel kon doen, maar reeds nu eene
beslissing uit te lokken over wat ter afdoening gereed is.
Het eerste punt, waarmee wij onze instemming
willen betuigen is, dat de Minister de ambachtsscholen
niet in een wettelijk keurslijf wil dwingen, ze niet
allen naar één model wil doen inrichten. Wel zullen
eenige voorwaarden moeten worden gesteld, »doch het
is van groot belang geene voorschriften te geven, die
der vrije ontwikkeling van deze scholen noodeloos in
den weg zouden staan. Door de keus te laten tusschen
het pasklaar der school naar het schema eener wet
of het derven van de materiëelè hulp, zonder welke
veel niet kan worden tot stand gebracht, zou naar het
oordeel der Regeering het particulier initiatief worden
uitgedoofd." Volmaakt juist. Indien eene vroegere
Regeeriog zich ook op dit standpunt hadde geplaatst,
dan zou de nuttige, maar op veel te beperkte schaal
werkende school voor kunstnijverheid te Utrecht, van
den beginne op betere, breedere grondslagen zijn
gevestigd, maar do toenmalige Regeering verbond
aan de toekenning eener Rijksbijdrage voorwaarden,
die het bestuur meende niet te kunnen aanvaarden.
Vooral voor het ambachtsonderwijs is het standpunt
van dezen Minister aan te bevelen, omdat op dit gebied
nog nagenoeg alle ervaring ontbreekt. Wel hebben
sedert eenige jaren op verschillende plaatsen ambachts
scholen nuttig gewerkt, maar ze waren in haar middelen
beperkt, ze moesten roeien met de riemen, die zij
haddenen kan men niet dan met lof gewagen van
wat met die onvoldoende middelen gedaan werd,
wat de ambachtsscholen zijn kunnen en zijn moeten,
kan eerst ten volle blijken, als zij, dank zij den
brachtigen steun des Rijks, hare vleugelen onbelemmerd
kunnen uitslaan. Zoo ooit eene wet, of het stellen
van algemeene regelen noodig mocht worden waarop
sommigen aandringen dan kan dat o. i. eerst zijn,
als door vrije ontwikkeling de ambachtsscholen gebracht
zijn op de hoogte, die zij geroepen zijn te bereiken.
In verband daarmede en als het ware als een
noodwendig uitvloeisel daarvan, vereenigen wij ons er
geheel mede, dat de Minister het bijzonder initiatief
wil laten vooropgaan. Eerst dit, dan steun van de
gemeente, vervolgens van de provincie, waar de school
gevestigd is, en dan legt eindelijk de Rijksregeering het
laatste en in eiken zin het zwaarste loodje in de
schaal. Waarom? Nog minder bijna dan de wijze van
inrichting kan o. i. voorgeschreven worden de plaats,
waar ambachtsscholen verrijzen zullen. Scholen voor
gewoon lager onderwijs moeten overal zijn; scholen
voor middelbaar onderwijs en gymnasia moeten in
zekere middelpunten van de bevolking gevestigd zijn en
daarom heeft men in het zielental der gemeente een
wel niet geheel voldoend, maar toch ook niet geheel
willekeurig middel om een grens te trekken. Maar waar
moet men ambachtsscholen vestigen? In heele streken
van ons land leeft de bevolking van landbouw en
veeteelt, of wel van een bepaalden tak van
fabrieksnijverheid. Daar zou men aan ambachtsscholen
weinig of niets hebben. En waar ze wel noodig zijn,
daar is het nog niet hetzelfde, welke vakken het eerst
en het volledigst onderwez-n zullen worden. Dat ziet
de Minister ook zeer wel m. Hij verlangt, wel is waar,
dat bij het verleenen van steun uit de algemeene kas,
het onderwijs zooveel mogelijk verschillende hand
werken omvatte," maar hij voegt er bij, »dat by het
op den voorgrond brengen van bepaalde ambachten
steeds nauwkeurig worde rekening gehouden met locale
omstandigheden." Alweder volkomen juist. Die locale
omstandigheden nu zijn het best ja eigenlijk
uitsluitend bekend aan die bijzondere instellingen of
personen, die zich, plaatselijk het belang van fabrieks-
i of van handwerksnijverheid, het lot, het welzijn van
den werkenden stand aantrekken; wanneer die eene
ambachtsschool oprichten is het, omdat zij de behoefte
er aan gevoelen; wanneer zij dat doen, zullen zij
daarbij in de eerste plaats de vakken in het oog
houden, die naar hunne op kennis der plaatselijke
toestanden gegronde overtuiging, het eerst en het meest
noodig zijn.
Wij zouden over de boven behandelde punten nog
verder kunnen uitweiden, maar wij moeten ons zeiven
grenzen stellen, als wy ook nog iets zeggen willen over
een paar punten, waarin wij verder willen gaan dan
de Minister.
Dat is vooreerst hot leerlingstelsel. Evenals door ons
indertijd geschiedde, is ook in het Voorloopig Verslag
over Hoofdstuk V er op gewezen dat velen de
ambachtsscholen niet zullen bezoeken, en dat daarvoor
behartiging van het leerlingstelsel noodig is. De Minister
zwijgt daarover. Misschien omdat hem de tijd tot
onderzoek ontbroken heeft misschien omdat de regeling
daarvan een onderdeel zal moeten uitmaken van het
arbeidscontract, dat tot de bemoeiingen van den Minister
van Justitie behoort, die er zich intusschen ook niet
over uitlaat. Maar in ieder geval dient die zaak bij de
begrooting ter sprake te komen en met ernst te
worden behartigd.
In de tweede plaats hebben wij eenig bezwaar tegen
het voornemen des Ministers om het dit jaar bij de nu
aangevraagde bijdragen voor de genoemde scholen te
laten. Waarom Er zijn meer ambachtsscholen en allen
hebben behoefte aan krachtige ondersteuning; allen
hebben in meerdere of mindere mate te tobben met
gebrek aan genoegzame middelen, zoo niet om in
stand te blijven, dan toch om ten volle aan hare
roeping te beantwoordenWaarom is het noodig zich
den pas af te snijden om aan die behoefte tegemoet
te komen, zoodra door een voorafgaand onderzoek het
noodige licht ontstoken is? Te minder is hiervoor reden,
omdat alle partijen om strijd dit belang behartigen
willen en men hier handelend kan optreden zonder
eenig bezwaar van ongewenschte grepen te doen in
bestaande verhoudingen.
Dit laatste doet ons in de derde plaats wenschen,
dat de Minister terugkome op zijn voornemen, niet in
te gaan op het aangeprezen denkbeeld om studiebeurzen
voor ambachtsonderwijs in te stellen. De inrichting
van zoodanige scholen (en verdere vakscholen) is te
kostbaar dan dat zij overal kunnen verrijzen. Zij, die
in aanmerking komen om ze te bezoeken, behooren in
het algemeen tot een klasse van menschen, die een
verblijf buiten de plaats hunner inwoning niet zelf
kunnen bekostigen. Buitendien, waar men beurzen
geeft voor de opleiding tot onderwijzer, waarom zou
men die weigeren aan hen, die opgeleid moeten worden
voor eenig ambacht? Wij nemen gaarne aan, dat ook
in deze onderzoek en voorbereiding noodig is, maar in
beginsel kan de zaak dadelijk worden uitgemaakt, en
hopen wij, dat bij de aanneming van den door de
Regeering aangevraagden post dadelijk de gelegenheid
geopend worde, zoowel om in den loop van 1892,
zoo noodig aan meer scholen Rijksbijdragen te geven,
als om het bezoeken der scholen door elders wonenden
mogelyk te msken door het toekennen, zij het aan
vankelijk van slechts eenige beurzen.
Japan.
De aardbeving in Japan heeft vreeselyke verwoes
tingen aangericht. In 31 provinciën werden aardschokken
gevoeld. Een stad van 15000 inwoners aan de Toskarde-
spoorweg werd byna geheel verwoest, waarby 747
perBODen het leven verloren. Te Kano werden 600
huizen vernield eo 100 menschen gedood; in Ogaki
Btortten 35 huizen in, werden 2000 in de asch gelegd,
700 personen gedood en 1300 gekwetst. In de districten
Acby en Gifia werden 42.000 huizen verwoest, 4000
personen gedood en 4000 gekwetst. Omstreeks 200
duizend menschen zyn zonder dak. De aardbeving
duurde van 23 October tot 5 November; 6000 aard
schokken werden geteld. Sinds 1855 is geen ramp van
dien omvang voorgekomen.
Engeland.
Elk jaar houdt het Heilsleger een week van op
offering. Dan ontzeggen Booth's aanhangers zich veel
ten bate van de kas van het Leger. In Engeland is
dit jaar in genoemde week 22,000 p. at. ingekomen,
waarvan 17,000 p. st. door de Heilssoldaten byeen
werd gebracht.
Oostenrijk.
Voor het Hof van Presburg had dezer dagen een
tragisch tafereel plaats. Tien jaar geleden sloeg de
boerin Palassy von Alvar haar man, die haar en de
kinderen steeds mishandelde, in woede dood. Met hulp
van haar oudste dochter, toen een 14-jarig meisje,
begroef zy het lyk. Het meisje ging .zoodanig gebukt
onder het' vreeselyk geheim, dat zy in een klooster
ging. Ten slotte werd 't haar te machtig en openbaarde
zy de droevige gebeurtenis. Voor het Hof werden de
vier kinderen door wanhoop overmeesterd, by het zien
van het opgegraven overschot van hun vader. De oudste
dochter knielde voor de moeder en bad haar de misdaad
te bekennen. De arme vrouw bekende toen onder een
stortvloed van tranen. Het Hof nam verzachtende
omstandigheden aan en veroordeelde de ongelukkige
tot 6 jaar gevangenisstraf.
Frankrijk.
Generaal Bonlangers' trouwste aanhangerPaul
Déroulède, heeft in eene byeenkomBt van de leden der
voormalige >Ligue des Patriotes", die by dezer dagen
in het geheim te zamen riep, in eene laDge rede be
toogd, dat thaüs de tyd gekomen was voor de »patriotten"
om hun vruchtelooze beweging op te geven en zich
alleen bezig te honden met maatschappelijke quaesties
en buitenlandsche politiek.
Iemand, die de ex-keizerin Eugenie van haar
jeugd af kende en trouw bleef, na haar val, heeft in
de Figaro twee artikels over haar geschreven, waarin
alles natuurljjk ten hareD gunste wordt voorgesteld;
o.a. wordt beweerd, dat zy tegen den oorlog van 1870
was geweest en dat de samenkomst te Ferrières plaats
had door haar toedoen (zy schreef aan den Czaar, die
daarop aan Koning Wilhelm schreef).
Duitschland.
Het zoo vaak reeds veroordeelde misbruik om petro
leum in het vuur te gieten, ten einde dit beter te doen
opvlammen, heeft in de vorige week te Elberfeld op
nieuw een menschenleven gekost. De vrouw van een
metselaar ontwaarde, dat haar fornuis op het punt
was om uit te gaan en goot er petroleum op. Door de
opstygende vlammen ontplofte de kan, waarin het
vocht zich bevond, dit verbreidde zich over de onge
lukkige vrouw en in een oogwenk stond zy in brand.
Vol ontzetting snelde de rampzalige ook nog de trap
af, de vlammen sloegen daardoor nog feller omboog
en alvorens hulp opdaagde, hing het verbrande vleesch
reeds in lappen langs het lichaam der ongelukkige.
Zoo vond haar man haar, die enkele oogenblikken
lat.* van zyn werk terugkeerde. Drie geneeBheeren
Boeiden dadelyk toe en zorgden er tooVjJat da vrouw
ni« het hospitaal werd overgebracht, w-^ac de dood
haar reeds enkele uren later uit haar onduldbaar lyden
beviydde.
Volgens de Germania wordt in de geneeskundige
kringen te Berlyn de dag van 22 dezer een >influenza-
Zondag" genoemd, omdat de epidemie toen in ver
scheidene districten van het zuiden en oosten der stad
een zeer buitengewone uitbreiding heeft verkregen.
Naar de nagenoeg eenparige meening der genees
kundigen zegt het blad verder is de nevel, die
den geheelen dag heeft aan gehouden, voorde verspreiding
der ziekte zeer bevorderlyk geweest en daar ook uit
plattelandsplaatsen wordt gemeld, hoe ook dé&r de
influenza woedt, zou men daarin misschien een be
vestiging kunnen zien van de meening, dat de oorzaak
der epidemie in de eerBte plaats ligt in de vochtig-
warme temperatuur, die de uitwaseming van den
bodem begunstigt. De nevel van laatstleden Zondag
te Berlyn wordt door do meteorologen een opstygende
aardnevel genoemd, die het gas, hetwelk zich ten
gevolge van het ontbindingsproces des winters ont
wikkelt, uit het inwendige van den bodem opwaarts
voert. Daarnaar zou men de verdwyning der influenza
eerst din kunnen verwachten, wanneer de lucht door
de vorst van deze ziektevoortbrengende stoffen zal
zyn gezuiverd.
Dr. Julius Althans wjjBt er op, dat, terwyl in Duitsche
steden 42 tot 64 pCt. der bevolking door de influenza
werd aangetast, van de op vaste tijdstippen gerevacci-
neerde garnizoenen slechte 11 pCt. ziek werd. Hy raadt
sterk aan algemeene revaccinatie.
Berlijn, 27 Nov. Volgens de schatting der
medici leden hier in de laatste vier weken 40,000
personen aan influenza. De epidemie is veel boosaar
diger dan voor twee jaren. In de laatste week stierven
dertig personen aan de influenza. Alle artsen zyn het
er over eens, dat een lyder aan influenza streng de
kamer moet houdeo, daar byna altoos longontsteking
op de eigenljjke ziekte volgt, wanneer de zieke te
vroeg nitgaat. Ook iB warme kleeding zelfs by minder
koud weder aan te bevelen.
België.
Dezer dagen is te Brussel van Rotterdam aange
komen de vermaard geworden koffer-reiziger Hermann
Zeitung. In den douanenloods klopte by tegen den
binnenwand en toen men het deksel opgelicht had,
sprong hij te voorschyn met den taalkundig juist niet
onberispelyken uitroep: »Vive la Belgel'
Voor het dreigend gevaar van wegens onvoldoende
middelen van bestaan door de administration de la
Sureté" als vreemdeling over de grenzen gezet te
worden, is hy.behoed, daar zekere Rudesindo Roche,
de temmer van wolven die in het circus-Wulf zyne
heldendaden vertoont, Hermann Zeitung geëngageerd
heeft om met hem in de kooi met 14 wolven te gaan.
Wel bekome het hem!
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad.
Brieven uit Noord-Beveland.
VL
En zoo is alles weer tot ruBt gekomen, een paar
weken geleden nog hoorde men in den vroegen
morgen dikwijls hartverscheurende kreten, daarna
gerochel ende moord was volbracht.
De kraaien eerst opgeschrikt, kwamen langzamer
hand op de plaats waar 't geschiedt was en genoten
van het weggevloeide bloed En om zoo'n moord
was 't blijdschap bij minder en meer gegoeden, zelfs
waar het er minder »aanzat" werd toch nog voor
18 centjes jenever gehaald, om den moordenaar
een hartsterking te geven by de ljjkopening
In die treurige dagen (voor een varken ten minste)
was het feest voor den eigenaar en de weetgierige
jeugd schijnt dan bij uitzondering zich gaarne te
oefenen in de ontleedkunde. Enfin, 't is afgeloopen
en waren er maar meer »pataten", 't zou werkelijk
zich misschien alles nog wel schikken, doch zoo
als 't nu is, is 't misère.
Donkertjes ziet het er uit voor ons eilandje; dat
bemerkt men maar eerst, wanneer men op Camper-
land komt en dat gehucht ligt toch ook op Noord-
Beveland.
Wanneer men van WisBenkerke komt en dan de
opril afgaat, waardoor men in het wegje komt waar
de heer van der Maas woont, dan krijgt men reeds
een voorproefje.
En is men dan eindelijk genaderd aan den Veerweg
die naar de haven leidt, dan kan men bewonderen
de palen die daar staan, waardoor men kan ver
moeden, dat er eertjjds sprake van geweest is om
een voetpad aan te leggen voor die weg en wer
kelijk 'tis zoo, dat moet een voetpad ten minste
beteekenen, edoch de grind die er vroeger op was
is nu bedekt met eene brijachtige modder, die
niet toelaat zonder klompen b.v. (op pantoffels)
vooral '8 avonds zonder natte voeten te betreden.
Uit het Duitsch.
I.
Streng en vroegtijdig was de winter dit jaar in
getreden. Het dorp Barenthin lag door een dik
sneeuwkleed bedekt. De duisternis begon te vallen
en men zag de pa3 ontstoken lichten door de lage
vensters der eenvoudige boerenwoningen schijnen.
De huismoeders waren bezig het avondbrood gereed
te maken, terwijl de jonge meisjes zich spoedden
het vee te verzorgen, om daarna het spinnewiel
lustig te doen snorren.
Met haastigen tred stapte een forschgehouwde
jager langs de besneeuwde dorpsstraat, die naar het
hoogev gelegen slot voerde.
De boerendeernen, die hem in bet oog kregen,
stootten elkander aan, én fluisterden giggelend,
»daar gaat Jonker Lodewijk."
Eén paar snippen hingen met de koppen uit zijn
weitasch, twee groote jachthonden sprongen om hem
heen, en een knaap, die twee hazen op den rug
droeg, liep achter den jager aan.
Het oude slot, dat men door een prachtige allée
van kastanjeboomen bereikte, was een statig, ouder-
wetsch gebouw, dat thans, nu de boomen ontbladerd
waren, in zijn geheel kon aanschouwd worden.
De jonker begaf zich niet naar den hoofdingang,
maar trad de keuken binnen, waar onder den wijden
schoorsteen een groot vuur helder vlamde. Hier
ledigde hy zyn weitasch met bevel de snippen voor
het avondeten te braden, en riep daarop zijn kamer
dienaar om hem bij het verwisselen van kleederen
behulpzaam te zijn.
Niet lang daarna trad hij het salon binnen, en
wierp zich na een kort goeden avond" in een lagen
armstoel, die naast de groote kachel stoDd.
In een anderen armstoel zat zijne moeder, eene
welgedane, knappe vrouw. Met hare gevulde, blanke
handen hield zij een breiwerk vast, en op het kleine
tafeltje naast haar bevond zich een opengeslagen
roman van Marlitt, benevens een sierlijke bonbon-
nière, waarvan de dame nu en dan den zoeten
inhoud aansprak.
hoeden avond, beste Lodewyk. Gaat het goed?"
vraagde zij vriendelijk.
Geen antwoord!
Na eenige oogenblikken gewacht te hebben, her
nam zij weder:
»Scbeelt er iets aan Lodewijk?"
»Neen."
Hierop volgde een lang stilzwijgen.
>Zal ik U een glas wijn halen?"
»Neen," antwoordde de jonker driftig opsprin
gende, en de zaal eenige malen met groote stappen
op en neer gaande. Daarop wierp hy zich weder in
den fauteuil, streek,zich met de hand door het zware,
kort afgesneden blonde haar, en riep met den voet
op den grond stampend uit:
>Dat verwenschte lachen!"
»Maar beste Lodewyk, er is niemand, die lacht."
Er volgde wederom eene pauze, doch eindelijk
barstte de jonge man los:
»Zij! zij lacht al tyd. Ik mag doen of zeggen wat
ik wil, overal en altijd lacht zij mij uit, en zelfs,
als zij er niet is, dan hoor ik nog haar zacht, uit
dagend gelachden ganschen dag heeft het my op
de jacht vervolgd. Ja, het helpt niet of ik het langer
verzwijg, U en papa moeten het toch eenmaal weten,
ik ben vast besloten om met haar te trouwen."
»Maar Lodewyk lief met wie dan toch?"
»Wel, met wie anders dan men Kiekjen!"
»Met juffrouw Gottlieb!"
Ja 1 zij is geen freu^s^dat weet ik wel. Maar dat
komt er niets op aan, enüT-nab er al met de vrouw
van onzen dominé over gesproken. Deze heeft mij
gezegd, dat het wel mee.* gebeurt, dat een edelman
trouwt met een meisje, dat niet van adel isen
Mevrouw Baumann is eene verstandige vrouw."
De barones had haar breiwerk uit de handen
laten vallen, haar gelaat toekende groote verslagen
heid, en met verbaasde blikken staarde zij haar zoon
aan. Eindelijk riep zij uit:
Maar Lodewykwat zal uw vader daarvan zeggen
Het viel het goede mensch moeielijk haar eenigen
zoon in zijn liefste wenschen te dwarsboomen, maar
de barones was eene trotsche vrouw, en het was te
veel van haar gevergd zoo op eens met hare voor-
oordeelen te breken.
Haar Lodewyk was steeds een flink, goed ontwik
keld kind geweest, jammer maar dat die ontwikke
ling alleen het lichaam en niet den geest betrof,
want de domheid van den knaap had al zijn huis
onderwijzers tot wanhoop gebracht. Toen de een
na den ander zijn pogingen zag mislukken, zonden
zyn ouders den jonker naar een' naburigen predikant,
die bekend was om zijn uitstekende onderwijs
methode, en het gelukte dominé Gottlieb inderdaad
zijn weinig belovenden leerling eenige algemeene
kennis mee te deelen.
De barones was even verbaasd als getroffen te
zien, hoe goed haar Louitje had leeren lezen en
schrijven, en verrukt over de verstandige antwoor
den, die hij wist te geven. In het diepst haver ziel
gevoelde zij een innige dankbaarheid voor dominé
Gottlieb, maar in 's mans dochter hare schoon
dochter te zienDie gedachte was nog nooit bij
haar opgekomen.
Nadat Lodewijk de pastorie van Brunnow had
verlaten, stelde hij evenwel al de schoone verwach
tingen zijner ouders te leur. Op het gymnasium, dat
men hem wilde laten bezoeken, maakte hij met zyn
reusachtige gestalte zulk een bespottelijk figuur
onder zijne zooveel jongere mede-scholieren, dat
men hem daar van daan moest nemen. De hoop, om
den Hinken, krachtig gebouwden jongen man een
maal het officiers-uniform te zien dragen, leed
schipbreuk op het voorbereidend examen, en de ge
nadige vrouw klaagde steen en been, dat men den
zonen van den ouden adel zooveel hinderpalen in
den weg legde, maar zij moest er in berusten haar
zoon als landjonker bij zich op het oude slot te
houden.
Voor jonker Lodewijk bestond er geen grooter
genot, dan met paarden en honden om te gaanhy
was een hartstochtelijk jager, en daar de adel in den
omtrek niet sterk was vertegenwoordigd, versmaadde
hy het gezellige verkeer niet met de geestelijken,
de burgerlijke grondbezitters en de rijke pachters
uit de nabuurschap.
Het leven op het slot was zeer deftig en voornaam,
maar tevens buitengewoon eentonig en vervelend.
De baron was eerst op later leeftijd getrouwd.
Zijn jonge leven had hij in verschillende groote
steden doorgebracht en genoten, maar sedert zijn
verblijf op het voorvaderlijke goed, had hij zich
geheel en al aan het landleven gewijd, en bestond
zijn grootste trots in het weiden van ossen, die
mijlen in den omtrek hun weergade niet vonden.
Hij trad op het oogenblik zelf, dat zijne vrouw
over hem sprak, de kamer binneneen ware reuzen
gestalte, nog veel langer en breeder dan zyn zoon.
In een ruime kamerjapon gekleed liep hij met de
handen op den rug het vertrek eenige malen op den
neder. Na eenigen tyd gezwegen te hebben, zeide hij
»Ik heb een boodschap naar de pastorie gezonden.
Dominé Baumann en zijne vrouw komen hedenavond
een partijtje whisten."
Zijne vrouw trok aan de bel, en gaf den binnen-
tredenden huisknecht eenige bevelen. Toen de man
vertrokken was, begon zij:
»Frederik, wat zegt gij daar wel van, onze Lode
wijk wil met juffrouw Gottlieb trouwen 1"
»Hm, hm!" antwoordde de baron. Aardige,
knappe meid 1 Frisch als melk en bloed. Maar 't zal
niet gaan. Is niet van adel."
»En Bredow dan van de huzaren, die te R. in
garnizoen ligt, die is wel met een molenaarsdochter
getrouwd!" bracht de jonker hier tegen in.
>Ja, ja! De tijden veranderen. Zoo iets zou in
mijne jeugd eene onmogelijkheid zijn geweest. Alles
keert tegenwoordig onderste boven. Maar 't is een
mooi, lief kind, die kleine Gottlieb. Wij moeten er
eens over denken."
De barones kon hare ooren ter nauwernood ge-
looven. Zij had nooit gedacht dat haar man die zaak
zoo luchtig op zou nemen, en zij zelve voelde zich
niet in staat om aan het zielsverlangen van haar
eenigen zoon beslist het hoofd te bieden.
De tijd tot verdere bespreking schoot echter te
kort, daar de predikant van Barenthin en zijne
vrouw werden aangediend. Na de gebruikelijke be
groetingen begaf men zich naar de eetzaal, waarvan
de donkere wanden met talrijke portretten van hoog-
adelijke voorouders prijkten. Er was een smakelijk
en krachtig avondmaal toebereid, waaraan de opper
en onder-inspector en de huishoudster van het
kasteel eveneens deelnamen.
Men sprak weinig, doch het gezelschap bewees
alle eer aan de aanlokkende meelsoep, de dampende
aardappelen en de gebraden snippen, waarbij een
goed glas wijn niet was vergeten. Mevrouw Bau
mann voerde grootendeels alleen het woordzij was
een opgewekte vrouw, die de gaaf had om iedereen
iets aangenaams te zeggen, en met belangstelling
te luisteren naar de mededeelingen van anderen.
Zij kon even goed met den baron over zijne fraaie
ossen praten, als met zyne vrouw den nieuwsten
roman, of de laatste dorpsnieuwtjes behandelen.
Toen de maaltijd was afgeloopen en de gastheer
zijn buurvrouw beleefd den arm bood, om haar naar
het salon te geleiden, maakte zij van deze gelegen
heid gebruik om den vader onder vier oogen een
paar woorden te zeggen, ten gunste van de wenschen
zijns zoons. De oude heer antwoordde niet veel op
hare voorspraak, maar daar hij zijne toestemming
niet ronduit weigerde, en zij wist hoe zwak deze
ouderB voor hun eenig kind waren, beschouwde zij
zijn goedaardig »hm! hm!" als een gunstig teeken.
Men plaatste zich aan de speeltafel, die reeds
klaar gezet was in het salon, en weldra waren de
oudere lieden geheel verdiept in hun spel, terwijl
de jonker zich aan de groote tafel in een ander
gedeelte der kamer onledig hield met bet leggen
van patience". De kaarten waren hem dien avond
bijzonder gunstig, hetgeen hem in een goede stem
ming bracht, die er niet minder op werd, toen er
tot zijn groote voldoening bij het afscheidnemen
werd afgesproken, dat de dominé's vrouw hare nicht
Riekjen voor eenigen tijd zou te logeeren vragen.
Wanneer het jonge meisje genade in de oogen
zijner ouders vond, kon men de verloving tegelijker
tijd vieren met hun zilveren bruiloft, die binnenkort
zou plaat9 hebben.
Jetje," zeide de predikant tot zijne vrouw, die
tevreden over den aanvankelyken goeden uitslag
harer bemoeiingen, aan zyn arm dapper door de
sneeuw stapte. »Jetje, ik kan my niet vereeaigen
met uw verlangen om die verbindtenis tot stand te
brengen. Ik vrees, dat gij buiten den waard rekent,
en dat Riekjen den jonker niet zal aannemen."
»0 laat mij daar maar voor zorgen. Ik zal haar
die zaak wel van den besten kant voorhouden.
Denk toch eens hoe heerlijk het voor ons allen zal
wezen, als onze nicht de Vrouw van het kasteel
is. Hoeveel kan dat waard zyn voor onze kinderen.
Jammer, dat onze Roze nog zoo jong is, zij .wordt
stellig even mooi, zoo niet mooier dan Riekjen.
De jonker is werkelijk een prachtige partij."
>In sommige opzichten ja, maar hij is toch een
zelfzuchtig, weinig ontwikkeld mensch, die een zeer
ruw leventje leidt, dat men door de vingers ziet,
omdat hy nu eenmaal een voornaam heer is."
»Nu ja. Maar Riekjen is resoluut genoeg, zy zal
hem wel weten in orde te houden."
>Ik wenschte het meisje liever een man toe, die
zij niet in orde behoefde te houden, zoo iemand
als de jonge Engelmann."
>Gy hebt goed praten. Wanneer zou zij dan
kunnen trouwen!" j>Neen laat die zaak maar aan
my over, en ik zal trotsch zyn op hetgeen ik heb
gedaan, om dit huwelijk tot stand te brengen,"
zoo besloot het eerzuchtige kleine vrouwtje.
Haar echtgenoot zweeg, gelijk hy gewoonlijk deed,
wanneer hij zijn verbeeldingrijke en welbespraakte
wederhelft in korte woorden zijne meening had
gezegd. Hij wist dat zij gaarne redeneerde, en liet
daarom den vrijen loop aan hare plannen en vooruit
zichten.
Te huis komende vonden de ouders een brief
van hunnen zoon Karei, die te Berlijn studeerde,
en die eene mededeeling bevatte, welke Mevrouw
Jetje noopte om nog een langen brief te schrijven,
alvorens zich ter rust te begeven.
Wordt vervólgd.