ZIERIKZEESCIIE NIEUWSBODE. Zaterdag 21 November 1891. Directeur-Uitgever J. WAALE. Tweede Blad. Algemeen Overzicht. NIEUWSTIJDINGEN. Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 4,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6082. Advertentiënvan 13 regels 30 Cta. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags eu Vrijdags middags 42 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. De week, die achter ons ligt, zou kunnen worden genoemd, de week der politieke redevoeringen. Niet minder dan drie groote politieke mannen, hebben hunne meening uilgesproken over den toestand waarin Europa verkeert, hebben hunne gedachten uitgesproken over de al of niet waar schijnlijkheid van het behoud van den Europeesehen vréde. Natuurlijk hangt de opvatting van den staatkundigen toestand door deze staatslieden geuit, nauw samen met de positie die het land, waartoe zij behooren, inneemt en zoo is het niet te verwonderen, dat, hoeveel overeenkomst er ook tusschen de redevoeringen bestaat, er toch ook een groot verschil in valt waar te nemen. Op een en denzelfden dag hield èn Engelands eerste Minister Lord Salisbury èn Italiës Éudini hunne politieke redevoering. De omstandigheden waaronder zij dit deden verschilden echter aanmerkelijk. Engelands eerste Staatsman, deed het evenals ieder jaar bij het feestmaal van den Londenscben Lord Major, de Italiaansche Premier sprak over de politiek zijner Regeering in eene lang vooruit aangekondigde redevoering te Milan. Is dus, wat Lord Salisbury sprak, niet direct de uiting der Regeering, de redevoering van Rudini, waarbij alle Ministers tegenwoordig waren, had een streng officieel karakter. Uit de rede van den eersten stippen wij twee hoofdpunten aan: de commercieele en de politieke verhouding van Engeland tot het overige Europa. De algemeene Europeesche toestand is volgens spreker in jaren zoo rooskleurig niet geweest als thans; vrees op verstoring van den vrede is volgens hen niet gewettigd maar er wordt meer een oorlog gevoerd op commercieel en economisch gebied. De positie, die Engeland daarbij inneemt, is niet zoo heel rooskleurig. In het volgend jaar zullen een groot aantal handels verdragen worden opgezegd en de vraag was nu, welke tarieven zouden de natiën aannemen. En nu valt het niet te ontkennen, dat de protectie vooruitgang maakt. Engeland zal dus eene geïsoleerde positie moeten innemen, maar al is dat het geval, de Engelsche handel zou niet aan het wankelen worden gebracht in zijne gehechtheid aan het vrijhandelstelsel en wel omdat de artikelen, van welke Engeland beschermende rechten zou kunnen heffen, bijna zonder uitzondering eerste levens behoeften zijn. Dit feit alleen is reeds voldoende om zekerheid te geven dat Engeland nooit tot het protectionistisch stelsel zou terugkeeren. Wat de verhouding van Engeland tot Egypte betreft, hij begon met er op te wijzen, hoevele offers in geld en bloed Engeland zich had getroost om de orde in het Nijldal te herstellen en te handhaven; Engeland heeft dus de zedelijke verplichting te zorgen, dat Egypte niet weer vervalle in den toestand van anarchie, van verwarring en van gevaar voor de naburige landen. Het is niet te verwonderen, dat deze verklaring van Engelands Premier in Frankrijk kwaad bloed heeft gezet. Onomwonden bijna verklaart Engeland hier, ik ben en blijf in Egypte en wat er nog bij komt, volgens Lord Salisbury is dit eene meening niet bloot van deze Regeering, maar ook van alle politieke personen, onverschillig tot welke politieke partij zij behooren het is een Engelsche zaak door en door. Prettig voor Frankrijk die nu in ieder geval weet, waaraan zich te houden. De redevoering van Italiës Premier was, vooral wat de mededeeling omtrent het binnenlandsch gebied aangaat, belangrijk. Het bleek, dat het werkelijk deze Regeering gelukt was de financieele toestand van Italië, zoo lang in hopeloozen toestand, eenigszins te verbeteren. De begrooting over het volgend jaar, zal een overschot aanwijzen de Regeering verzekert, dat zij, volstrekt niet overdrijvende, toch met volle gerustheid de ver klaring durft afleggen, dat de financieele toestand zal worden verbeterd en deze verbetering leiden zal tot schulddelging. Wel is waar moet de aanleg van spoorwegen worden uitgesteld, maar toch zal op dit gebied de Regeering het noodzakelijk doen. Wat de buitenlandsche verhoudingen aangaat, Europa verkeert in een toestand van vrede en het laat zich voorzien, dat die vooreerst niet zal worden verstoord. Italië is sterk door zijn bondgenootschap, dat slechts het behoud van den vrede beoogt en wil eveneens al het mogelijke doen om met Frankrijk op een goeden voet te blijven. De derde politieke rede werd door den Keizer van Oostenrijk gehouden, ter gelegenheid der ontvangst van de delegatiën. Volstrekt niet even hoopvol, als Lord Salisbury of di Ridini, ziet de Keizer de toekomst in. Volgens hem is men er nog niet in geslaagd, de gevaren die den politiek en horizont verdonkeren, te doen verdwijnen. Een groot verschil tusschen deze drie uitspraken. Engeland ziet volstrekt geen gevaar. Veronder stelt dat het al tot een uitbarsting kwam tusschen twee Rijken, het laat hen koel. Evenals in 1870 hoopt het zich onzijdig te kunnen houden en als een echt koopman er zijn voordeel uit te halen. Minder gerust is Italië al; wel ziet het geen direct gevaar, maar toch acht het het noodzakelijk om, hoe sterk ook, met het oog op zijn bondgenootschap, knipoogjes te geven en handdrukken te wisselen met Frankrijk en Rusland, die het misschien wel eens noodig zou kunnen hebben. En het minst gerust is Oostenrijk. De nabijheid der Russische troepen, op zijne grenzen samengetrokken, de voortdurend gespannen toestand, die op het Balkan-Schiereiland heerscht, het zijn hun teekenen om voorzichtig te zijn en maatregelen te beramen. Terwijl zoo de Europeesche toestand van drie verschillende zijden is bekeken, gaan de werkzaamheden in de Parlementen der ver schillende landen rustig voort. De Fransche Kamer heeft de heer Lafargue in vrijheid doen stellen, omdat hij te Rijssel tot lid der Kamer is gekozen. Deze invrpheidsstelling is echter slechts tijdelijk. Van een voorstel, door den Boulangist Laur gedaan, om hem zijn straf kwijt te schelden, wilde de Kamer niet hooren. Dezelfde afgevaardigde inter pelleerde de Regeering omtrent de maatregelen, die de Minister van Financiën denkt te nemen om in het vervolg het terugkeeren van financieele crisissen te voorkomen. Laur viel daarbij op heftige wijze den Minister van Financiën aan, die hij beschuldigde, ondershands Fransche Staatsrente te hebben doen opkoopen. Ofschoon de Minister deze beschuldiging verre van zich wierp en de heer Floquet verklaarde, dat er aan de praatjes van Laur geen gewicht kon worden gehecht, ging deze ondertusschen voort met te verzekeren, dat de politiek van Rouvier de Fransche fondsen in waarde heeft doen dalen en voegde daarbij heftige uitvallen tegen Rotschild en de Joden in 't algemeen. Laur eindigde met de uitzetting van alle Joden te vragen en de verbeurdverklaring van alle buiten landsche fondsen. Nadat het financieel beheer van de Minister verdedigd was, werd de eenvoudige orde van den dag aangenomen. De Belgische Kamer heeft ook hare werk zaamheden hervat. Op voorstel van den Minister- President, zal de behandeling tot herziening der Grondwet, na de Kerstmisvacantie in behandeling worden gehouden. Nederland. 's Gravenhage, 18 Nov. De heer Mr. P. F. Hubrecht, benoemd lid van den Raad van State, ter vervulling der vacature, ontstaan door het aan Mr G. de Yries Azn. op diens verzoek verleend eervol ontslag, heeft in de heden gehouden openbare vergadering van de afdeeling van den Raad van State voor de geschillen van bestuur zittiog genomen. 's Gravenliage 19 Nov. Tweede Kamer. Aan de orde is voortzetting der beraadslagingen over de Indische begrooting. Het inlandsch onderwijs was in het begin der vergadering het onderwerp van debat, waarbjj de heer Zaayer protesteerde tegen de wjjze, waarop met de gouvernements-kweekscholen wordt omgesprongen en tegen de opheffing der kweekscholen te Bmdjermassing en Magelang. De Minister beriep zich op het beslist oordeel der Indische RegeeriDg dat het behoud der school te Band- jermasaing overbodige weelde ware. De weder oprich ting der school te Magelang zal hjj weer voorstellen. Tjjdens de behandeling vroeg eo verkreeg de Minister een verhoogd crediet van 70000 om zoo spoedig mogelijk opnemingen te laten doen voor de voor Staats- aanleg bestemde ljjoeD: Batavia—Bantam, Malang Blitar en Probolingo—Panaroekan. De heer Yan Vljjmen besprak verscheidene militaire belangen, o. a. het geven van gelegenheid aan de Indi sche soldaten om in hun vrjjen tgd een handwerk uit te oefenen en de uitbreiding van de bevoegdheid om te huwen. De Minister nam acte van al de wenken en deelde mede, dat deze organisatie der infanterie verband houdt met Java's verdedigingsstelsel. De door den heer Kielstra bestreden vermeerdering van uitgaaf voor de uitbreiding van garnizoen op Sumatra's Westkust nam de Minister terug. De uitgaven voor Iodië zjjn goedgekeurd. Bij Hoofdstuk II (uitgaven in Nederland) van de Indische begrooting drong de heer Levy aan op de 'invoering van het nieuwe strafwetboek voor Euro peanen bij de wet. De heer Röell betoogde, dat de invoering bjj de wet niet verplichtend was. De Minister verklaarde, dat de zaak nog in onderzoek is. De Minister verhoogde den post telgraafkabel Oleh- Leh—Deli met 106,000, daar gebleken was dat de prijzen verhoogd waren. Dinsdag a.s. zijn kleine wetten en de staatsbegrooting aan de orde. Rotterdam, 18 Nov. In één gezin hier ter stede heeft de dood een vreeselgke verwoesting aan gericht. Toen de vader twee zjjnr-r kinderen grafwaarts had gebracht, die op één dap overleden waren, vond hij bij zijn terugkomst van net kerkhof zijn derde kind dood, bij welke gelegenheid zjjn moeder zoo hevig schrikte, dat zij door een beroerte werd getroffen en op de plaats dood bleef, terwjjl zijn vierde kind stervende was en zjjn echtgenoote tevens in bedenkeljjken toestand verkeert. Men stelle zich den toestand van den diep bekla gen swaardigen vader voor. Zevenbergen, 18 Nov. Op de heden alhier gehouden paarden- en veemarkt waren aangevoerd circa 350 paarden en 50 stuks vee. Yoor goede paarden werden flinke prjjzen besteed, terwijl de handel tameljjk levendig was. Voor het vee waren de prjjzen flauw. Steenbergen, 19 Nov. Heden is de akte gepas seerd tusschen het kerkbestuur der Ned. Herv. gemeente alhier en de Zuid-Nederl. Stoomtrammaatschappij voor den verkoop van een gedeelte van het protestantsch kerkhof aan genoemde maatschappij. Het totstandkomen van den tramweg is hierdoor verzekerd. Oïoes, 19 Nov. De profeet Jesaja was het onder werp der lezing, waarmee ds. H. J. van Kouwenhoven uit Zaamslag voor de jongelingBvereeniging optrad. Nadat spreker betoogd had, dat alles wat in het leven van personen en volken een onoplosbaar raadsel achjjnt, geschiedt naar Gods vast bestek, toonde hjj aan welke eigenaardige plaats onder de volken de Israëlieten innameD, wegens zjjn géloof in Jehova. Een der grootste manoen, waarom de geschiedenis van Israël zich groepeert, is de profeet Jesaja. Er moet volgens spreker wel onderscheid gemaakt worden tasschen een priester en een profeet. Was de eerste de vertegenwoordiger van het volk bjj God, de profeet was de vertegenwoordiger van Jehova bjj het volk. Het priesterschap was aan een bepaalden stam gebonden en ondervond den invloed der deiningen in het godsdienstig leven. De profeten werden door den Heer uit alle rangen en standen verwekt en gezonden tot koningen, priesters en volk. Profeet, priester en koning waren in afzonderljjke banen geplaatst tot zjj vereenigd zonden zjjn en in werfeeljjkheid geopenbaard worden in den Messias. Jesaja leefde onder de koningin Uzzia, den regent Jotham, Achaz en Hiskia; volgens de overlevering is de profeet onder Manasse in stokken gezaagd. Spreker schetste hierop de lotgevallen van Uzzia, totdat deze zich vergreep aan het priesterschap, den heldenmoed van Azarja om zich met 80 getrouwen in Jehova's naam tegen deze aanmatiging te verzetten; de melaatschheidde heilzame regeering van Jotham; de goddeloosheid van Achaz; de regeering van Hiskia; de fout van dezen na zjjne genezing, en de voorspelling der wegvoering van Israël naar Babel. In het derde deel zjjner rede behandelde spreker de geschriften van Jesaja. De last van Jesaja was verharding, tot de steden verwoest zonden worden, maar ook ver geving als het volk zich van de ongerechtigheid los maakte. Aan de volkeren, die Israël en Juda benauwd hebben, worden ontzettende straffen geprofiteerd, en daar- tusschen in verneemt men juichtonen over het heil van Jehova's volk. Heerljjk en rjjk zijn de profetieën aangaande den lijdenden knecht des Heeren, met wien bedoeld wordt, de beloofde spruit, in, met en doorwien de profeet zulke heerljjke, overrijfee en ontzagljjke gebeurtenissen voorziet en voorspelt. Het 1b alsof Jesaja ons door zjjne gewijde taal in den hemel verplaatst, om ons dan weer te bepalen bjj de zegeningen, eenmaal door het volk Gods te zien en te smaken. Heeft de profeet eerst doen hooren het sombere: »de godeloozen hebben geenen vrede", later is het de lof van den Heilige Israëls, die zjjne gansche ziel ver vult en van wien hg voor zjjn volk het ieerljjkste verwacht, voorziet en gelooft. Haamstede. De heer J. J. Hoffmann, alhier geboren en onderwjjzer in de moderne talen aan de school voor meer uitgebreid lager onderwjjs te Katwjjk aan Zee, werd door de 59ste afdeeling van den >Bond van Nederlandsche onderwijzers", opgericht te Katwjjk, verkozen tot secretaris. Die bond telt nu reeds ver over de 2000 leden. Noordgouwe, 19 Nov. Gisteren avond trad ia de dorpsherberg alhier voor het departement der Maatachappg tot Nut van 't Algemeen als Spreker op de heer Mr. A. Slotemaker van 's Gravenhage. Na eene korte inleiding opende de Voorzitter de vergadering, die tamelijk goed bezocht was, en gaf daarna het woord aan den geachten Spreker, die op talentvolle wjjze zjjn onderwerp: >HumaDiteit en Ar moede" uiteenzette. Hij wees er o. a. op dat niet van den haat der armen en verdrukten verbetering van den maatschappelijken toestand te wachten is, maar dat zjj veeleer een uitvloeisel moet zijn van de humaniteit en de toenadering der rjjken en hooggeplaatsten dezer wereld. In afwachting van hetgeen er van die zjjde voor het waarachtig welzjjn van het Volk zal worden gedaan, moeten de verschillende individuën door asso ciatie, d. i. door vereeniging, meerdere welvaart in 't leven roepenhet moet wordenéén voor allen en allen voor één. Daardoor ontwikkelt zich eene macht, die aan het wonderbaarlijke grenst en die aan de wereld een geheel ander voorbomen geeft. Een alleenstaand individu ia een zandkorrel in de woestijn, die wegstuift door den adem des winds, doch millioenen zandkorrels, die zich nauw aaneensluiten, vormen te zamen de duinen die door alle eeuwen heen den golfslag trotseeren. Spreker merkt op dat er nog menig Augins-stal is te reinigen. Het zjjn vooral de armoede geesteljjk zoowel als stoffelijk en het drankmisbruikdie, ondanks onze hooggeroemde beschaving, voortdurend knagen aan ons volksgeluk. Dit alles moet en zal beter worden. We moeten beginnen met het opkomend geslacht flink en veelzjjdig te ontwikkelen, opdat het eenmaal een wapen in de hand hebbe in den steeds toenemenden atrjjd om het bestaan. Spreker noemt het eene schande voor onze hoogst- beschaafde, verlichte 19de eeuw, dat er tengevolge van de enorme rijkdommen en weelde aan de eeDe en de vreeselijkste armoede en ellende aan de andere zjjde soms menschelijke wezens van gebrek omkomen. Wij herhalen: dit alles moet en zal beter worden, doch het is en bljjft eene zwarte vlek in de geschie denis van onzen tgd, waarop het nageslacht niet anders dan met verachting ban wjjzeD. In ademlooze stilte werd deze boeiende rede aan gehoord, waarvan we slechts een paar hoofdpunten hebben aangestipt. Na de pauze vergastte de Spreker zjjne hoorders en hoorderessen (vooral de laatsten schenen zich na de pauze bizonder te amnseeren) op de voordracht van een aantal gedichten, die zeer in den smaak vielen en uitmuntend werden vertolkt. De Voorzitter sloot met een opwekkend woord en eene dankbetuiging aan den Spreker, de vergadering, waarna de aanwezigen in eene vrooljjke stemming naar huis gingen, voorzeker met den wensch in het hart, dat de heer Mr. Slotemaker nog eens weer in hun midden moge optreden, die hnn zulk een genotvollen avond heeft bezorgd. Zie>rïbzee, 19 Nov. In de zitting van het Kantongerecht alhier op gisteren is veroordeeld, wegens het doen van eene handeling waardoor de geljjbheid en vastheid der oppervlakte van een dijk in Zeeland werd benadeeld, J. M. B. te Bergen op Zoom tot eene boete van 10 «ubs. 2 dagen hechtenis. Omtrent een bij de tachtigjarige wed. P. Rijk nabij 's Heerenhoek gepleegden diefstal meldt men, dat deze Dinsdagavond tusschen tien en elf uren moet hebben plaats gehad. Nadat de oude vrouw met een mes was bedreigd om een sleutel van de kast te geven, werd door een der inbrekers in haar bedstroo, waarop zij in haar angst was gaan liggen, gezocht, doch te vergeefs. Vervolgens werd de kast met eene spade opengebroken en zijn daaruit ont vreemd twee bankbiljetten, één a f 60 en één a f 40, be nevens nog eenig zilvergeld, p.m. f 8. Hoewel in de kast nog geborgen waren enkele gouden tientjes, benevens gonden en zilveren voorwerpen, zijn deze onaangeroerd gebleven. Omtrent de daders kan de oude vrouw geen aanwijzing doen. De politie heeft dus bij haar onderzoek nog weinig gegevens. De diensttijd der militieplichtigen van dit jaar wordt tot negen maanden verkort, indien zij binnen dien termijn blijken geven hunne verplichtingen te kennen, en tot vijf maanden, wanneer zij in het bezit zijn van een getuigschrift dat zij met voldoenden ijver een theoretischen en practischen cursus in den wapenhandel hebben gevolgd. Zij, die in het bezit zijn van dit getuigschrift of wel een voldoend examen afleggen, worden, „zoo dit met de belangen van den dienst is overeen te brengen", ingedeeld bij het korps en in het garnizoen hunner keuze en kunnen op aanvrage hunner ouders of voogden buiten de menage en buiten de kazerne wonen. Bij kon. besluit is pensioen verleend aan J. F. W. Conrad, inspecteur van den Rijkswaterstaat te 'e Gra venhage, ad f 3667 's jaars. Zierikzoe;, 20 Nov. Den 18 dezer overleed te '8 Gravenhage in ruim 79jarigen ouderdom de heer Jhr. Mr. Jean Francis Schnurbeque Boeije, oud-lid van den gemeenteraad aldaar. De overledene was den 12 Juli 1812 te Zierikzee geboren uit Jhr. Mr. Johan Schuurbeque Boejje en Aona Rutheria van der Wolff en is lid der Gedeputeerde Staten van Zeeland geweest, alsmede afgevaardigde van dit district naar de Tweede Kamer van 31 Mei 1853 tot 1854, toen ZEd. vervangen werd door den heer Mr. S. H. Aoemaet. Ook de Provinciale Staten van Zuid-Holland telden hem onder hunne leden. Wegens hoogen leef tgd legde ZEd. onder het bestuur van bnrgemee8ter Gevers Deynoot zjjn mandaat als raadslid van 's Gravenhage neder, hoewel hjj op ander gebied nattig werkzaam bleef, bepaaldeljjk waar het betrof de bevordering van het onderwijs door aan moediging van het schoolbezoek. De Provinciale Staten van Noord-Holland hebben gisteren gekozen tot lid der Eerste Kamer den heer mr. H. 1. Kist, procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam, roet 33 van de 64 steramen. De heer Cordes, president der Kamer van Koophandel te Amsterdam, verkreeg 17 st. Zaterdag werden door de politie te YlissiDgen in den omtrek der duinen een paar knapen aangehouden, die al bedelende rondzwierven. Bjj onderzoek is gebleken dat deze jongens, 16 en 12 jaar ond, te St. Nicolaas (België) te huiB behoorden en de ouderlijke woning verlaten baddeD, omdat hunne moeder herha&ldeijjk eeoige maanden buiten de echte lijke woniDg vertoefde, hetgeen nu weer het geval was. Deze jongens hadden den weg van St. Nicolaas over Antwerpen, Roozendaal, door Zuid-Beveland naar Ylis- singen te voet afgelegd, bedelende en des nachts in scharen slapende. Zjj zijn Zondag door de zorg der politie naar Terneazen en verder naar St. Nicolaas gebracht. Geel, die wegens poging tot moord op den commissaris van politie Stork te Amsterdam in 1886 werd veroordeeld tot 8 jaren gevangenisstraf, heeft van H. II. de Koningin- Regentes vermindering van straftijd voor één jaar gekregen. Hij zal zijne verdere straf evenals vroeger te Groningen uitzitten. De directeur der Rjjkspostspaarbank wjjst op het volgende: De ervaring heeft geleerd dat velen, zoowel ver- eenigingen en maatschappijen als enkele personen, in de meening verkeeren, alléén door het feit, dat iemand tengevolge van bestaande, dan wel met het oog op mogeljjke, toekomstige verplichtingen het te zjjnen name staande spaarbankboekje in hnn bezit stelde, op dat boekje een pandrecht te verkrjjgen. Deze meening nu is niet juist en kan tot allerlei bedrieglijke handelingen en misrekeningen aanleiding geven. Déirom wordt onder de aandacht van het publiek gebracht, dat op bedoelde boekjes slechts pandrecht te vestigen is door middel der bepalingen, vervat in Boek II, titel XIX van het Burgerljjk Wetboek, welke bepalingen ten deele gewjjzigd zijn bjj de wet van 8 Juli 1874 'Staatsblad No. 95). Zierikzee, '20 Nov. Een onzer geachtste ingezetenen, de heer Mr. J. Moolenburgh, ligt sedert eenige dagen ernstig ziek. Tot ons genoegen vernemen wij echter heden dat de toestand van Z.Ed. wel zorgwekkend doch niet hopeloos is. In Mr. Moolenburgh zou Zierikzee, Zeeland, ja Nederland een man verliezen, die strikt eerlijk, pal stond voor zijne beginselen, voor zijne overtuiging. Als lid der Eerste Kamer, als Voorzitter der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw, als lid van onzeu Gemeenteraad, als Voorzitter der Liberale Kiesvereeniging, ja, in wat niet al zou zijn verlies worden gevoeld en betreurd. Laat ons hopen, dat ZEd. spoedig moge herstellen. Dat het Amsterdam's nieuwen burgemeester ernst is, om de politie in dien zin te reorganiseeren, dat zjj hare plichten vervult, bljjkt uit het volgende van vertrouwbare zjjde aan den correspondent van den Msb. medegedeeld: Op zekeren avond, tegen middernacht, hield de burgemeester ter hoogte van het Sophia-plein den koetsier van een »aapje" aan, stapte in het rijtuig en beval door de Kalverstraat naar den Dam te rjjden. Daar het in die richting door de Kalverstraat rjjden verboden is, weigerde de man en verzocht zelfs, toen de burgemeester instantelijk bleef aandringen, zjjn passagier om weer uit te stappen. Eerst nadat de burgemeester zijn qualiteit had bekend gemaakt, gaf hij toe. Er waren wel politie-agenten in de Kalverstraat, doch geen enkele hield het »aapje" tegen om den koetsier te bekeuren. Denzelfden of op een anderen avond begaf Mr. Yening Meinesz zich naar een der politie-bureanx, teneinde den inspecteur der sectie te spreken. De inspecteur was er niet en op een naar zjjne woning gezonden boodschap, om hem te ontbieden, werd het antwoord ontvangen, dat hjj zich ook daar Met bevond. »Goed, dan kom ik over een uur terug", luidde het bescheid van den burgemeester. Bjj zjjn tweede bezoek was de inspecteur aanwezig en ontving de waarschuwing, om te zorgen, dat zoo iets niet een tweede maal moest voorvallen, zoo hij zjjn betrekking lief had. De Alkmaarsche correspondent van het Rbl. schrjjft o. a.: Heden gaat Seqnah Alkmaar verlaten, en Haarlem een bezoek brengen. Over zjjn optreden wordt natunrljjk veel gesproken, en ik moet erkennen dat afgescheiden van het opzichtig optreden over het algemeen het oordeel gnnstig was. Gaat men op dit oogenblik de resultaten na van zjjne behandeling, dan moet men om eerljjk te zijn, getnigen dat de behandelden nog flink en ferm zijn, zelfs zjj, die in den aanvang van zijn optreden onder zjjn handen zjjn geweest. Zijn succes bjj het publiek was dan ook volkomen, toen hij eene te Alkmaar woonachtige, zeer geachte dame van 73 jaar, die ('t is algemeen bekend) de helft van haar leven in een wagentje werd gereden of aan den arm van haren man voortstrompelde, op een avond zoo ver bracht, dat zjj nu ferm laDgs de straten wandelt. Zulke feiten teekenenzegt het publiek. Te Oorschot is een diefstal gepleegd, moeieljjk ia brutaliteit te overtreffen. Bij een landbouwer hebben dieven ingebroken, al hit geld, gouden sieraden der vrouw enz. gestolen en bovendien uit de bedstede waarin man en vrouw sliepen, het horloge van den man, zonder dat men er vóór 's morgens iets van bemerkte. Tot heden is het niet gelukt de daders op te sporen. Met het opschrift: >Winterverlof voor Miliciens" schrjjft men aan De Veldpost het volgende uit Wol- faartsdjjk Tegenwoordig leest men in de dagbladen, dat door den Minister van Oorlog bepaald is, dat den miliciens gedurende den winter een verlof van 4 maanden wordt toegestaan. Zeker zal de Minister hiermede wel een goede be doeling hebben. Nochtans moet om de volgende redenen die maatregel, hoe goed zjj in vele opzichten ook is, sterk afgekeurd worden. Wat is het geval? De meeste miliciens zjjn natuurlijk uit de klasse der gewone veldarbeiders en ambachtslieden. Na weet ieder, die maar eenigszins met den landbouw bekend is, dat met November de werkzaamheden op het veld gedaan zjjn en dat er niets meer valt te doen dan te dorechen. Hiervoor heeft de boer zjjn vast werkvolk, meest hoofden van gezinnen, zoodat er voor de miliciens in den winter totaal niets te doen valt en dan jniat komen zij thuis, tot grooten last van hqt gezin. Datzelfde is eveneens het geval met andere irtnbachta- lieden. Ook voor hen valt in den winter bjjna niets te verdienen, ja zelfs wordt onder hen dikwijls veel armoede geledeD, omdat zij zich schamen om te bedelen of naar de bedeeling te gaan. Neen, wilde de Minister werkeljjk een maatregel nemen in het belang der miliciens, dan moest hg het blaadje joist omkeeren en hen van 1 Juli tot 1 October verlof geven. Hiermede zou hg hen zeer bevoordeelen en voor den landbonw zon het een onberekenbare weldaad zjjn. In België en Frankrjjk bjjv. worden in de zomermaanden militairen naar hnis gezonden om te helpen den oogst binnen te halen. Hier in Nederland is het juist omgekeerd. Niet alleen dat er onder de milicien» een massa landbouwersknechts en veld arbeiders zijn, die aan den landbouw worden onttrokken, doch jaarlijks worden de meeste dienstplichtigen 14 dagen tot een maand, joist in den oogsttijd, opgeroepen, om militaire oefeningen bjj te wonen en alzoo is een groot gedeelte van de beste krachten voor den land bouw verloren. De schade die hierdoor berokkend wordt is onberekenbaar. Niet alleen voor den landbouw, maar voor de dienstplichtigen zelf ook. Als de veldarbeiders geregeld werk hebben, met geen zieke dagen te kampen hebben en hnn aardappels zjjn gelakt, dan kannen zjj, in gewone dagen, even hun brood verdienen, meer niet. Doch in de oogst dagen zijn de loon en minstens de helft meer dan gewoonlijk. Ia dien tgd moet er iets overgespaard j worden voor brandstoffen, kleederen, geneesheer enz. Een goede oogsttgd is dus voor hen een levensvraag, j Niets kan er gemist worden, dns ook niet dat de jongens tijdens den oogst in dienst zjjn, want in plaats dat zij dan iets verdienen, moet er zelfs door de onders nog een zakcentje gemist worden. Erger, onbeschrijfelijk erger is het, indien zjj, zooals dikwjjls het geval is, reeds gehuwd zijn, en zjj worden dan juist in den oogsttgd eenige dagen toe militaire oefeningen opge roepen. Yoor het gemis van die enkele dagen moeten zij minstens eeoige maanden alles bezuinigen, of soms gebrek ljjden. Met schrik denken de meesten dan ook aan die herhaalde oefeningen, en het is zeker wel het erg9te wat in den militairen dienst tegenstaat. Liet de Minister hen met Maart, in plaats van zooals gewoonlijk met Mei in dienst treden, dan zon zulks geen kwaad doen, en kon hij tevens besluiten om maatregelen te nemeD, dat zjj in plaats van in den winter, in den zomer drie maanden verlof krjjgen, en liet hij vooral de herhalingsoefeningen buiten den oogsttgd houden, voorzeker zou Zijne Excellentie dan niet alleen den dank van vele miliciens, maar van een groot gedeelte van het Nederlandsche volk, en zeker die van den geheeleli landbouwenden stand in- oogsten. Aan het Utr. Dagblad ol tleenen wij het volgende Op de markt zit eeoe vrouw met oliekoeken. Een straatjongen gooit met een steentje; het steentje komt bjj ongeluk in de oliekoekenkraam teresht, en raakt een bord dat breekt. Een voorbijganger denkt aan moedwil, heeft medelijden met de oliekoeken vrouw en geeft den jongen een klap. De jongen, ontsteld dat zj)n steentje een niet bedoeld onheil heeft aangericht, en verrast door de plotselinge afstraffing, schreeuwt moord". Eene bejaarde vrouw, niet wetende wat er gebeurd is, trekt voor den jongen partij en werpt den man, die den klap gegeven heeft, een stortvloed van scheldwoorden naar het hoofdde man, zonder op heldering te geven, beantwoordt de vrouw op geljjke wjjze. De vrouw maakt zich steeds driftiger, krjjgt eene flauwte en valt tegen de straat. Een matroos, min of meer >aangeschoten'T, heeft van de kjjfpartjj iets opgevangen, ziet de vrouw vallen, meent dat de man haar geslagen heeft, keert zich verontwaardigd tot dezen, verwjjt bem met de noodige knoopen, dat hjj een >wg ven beul" is, en insinueert dat hjj geen moed in zjjn dheeft om een man te slaan. De ander laat zich dat niet zeggen, en biedt den matroos aan, hem »op een gevoelige manier" te toonenrdat hij wel moed heeft. De matroos dringt zich met den linkerschouder tegen den rechterschouder van zjjn tegenstander aan, en heft tegeljjker tgd dreigend de rechterhand op. »Wat let me, of De aldus be dreigde geeft den matroos een duw, die reeds niet al te vast op zjjn beenen staat, waggelt en valt over de vrouw heen. Middelerwjjl heeft zich een kring van omstanders gevormd, van wie niemand op het eerste oogenblik we9t, wat er gebeurd is. Een sjouwer, die er nog minder van weet dan al de anderen, meent dat de matroos de vrouw mishandelt, dringt snel naar voren, pakt den matroos bij zjjn kraag met den uitroep: »as je een vrouw mishandelt, dan zal je met mjj te doen hebben!" en brengt hem een vuistslag toe. De vuist slag wordt op geljjke wjjze vergolden en er ontstaat een woedend gevecht, onder het gegil van de aanwezige vrouwen. Eenige mannen schieten toe en scheiden den vechtendenom ieder van de kampioenen vormt zich een afzonderljjke groep, en men weet hen mee te troonen, ieder eene verschillende richting uit. Middeler wjjl bieden andere personen hnlp aan de vronw, die nog flauw ligt en die men nu naar eeDe naburige apotheek brengt. De jongen, die met een steentje gegooid had, en de man die hem een klap had gegeven, waren reeds vroeger uit het gedrang verdweneD, en de oliekoeken vrouw, die haar gebroken bord reeds scheen vergeten, zat haren hals uit te rekken om gewaar te worden wat de volksoploop in de nabjjheid van haar kraampje te beduiden had. Steeds groeit de volksmenigte, die zich opgehoopt had, aan, vooral toen er niets meer te zien was. »Wat is hier gebenrd?" vraagt een pas aange komene aan eene bejaarde juffrouw. »Ik weet 't niet, maar 'k hoor dat een matroos zjjne vronw vermoord heit." »Wel neen-ik, het was z'h vrouw niet; et was maar iemand, met wie ie van nacht uit was geweest", zegt een derde. »Maar ze is niet dood. Ze hebben der bjj den apotheker ingedragen, omdat ze van der stokkie ge vallen was", merkt de vierde op. Op eene andere plaats ia eene burgervrouw bezig met aan een groep mannen en vrouwen uitlegging te geven van hetgeen er gebenrd is. »Wel, menschl drocken Gerrit is weer zoo bezig geweest. Z'n vrouw had 'em uit de herreberg gehaald, en toen heit ie de arme ziel zoo geslagen, dat ze voor dood tegen den grond viel." »Wie is dronken Gerrit?" »Ken nwes dronken Gerrit niet? Hg is toch anders zoo bekend as de bonte hond. Die arme vrouw! Die arme vrouw staat wat met 'm uit! Ze is 'n ordente lijke, knappe vronw, 'n sloof in der huishouding. Maar hg is altijd 'n dronken smeerlap geweest." *Ik weet niet wat er gebeurd is, meneer! wordt weer op eene plaats gezegd ik kom er pas bjj. Maar ik heb wel 'n erg gegil gehoord." »Och gut, zeker weer 'n kind overrejen," zegt eene oude juffrouw diep bewogen. »Dat gebeurt dan maar tegenwoordig om 'n klipklap. Ja, dat komt van dat woeste rjjenJe houdt je hart vast, als je zoo'n kesier ziet ankommen. Een kind van m'n dochter heit ook haast onder 'n viselant gelegen." »Ocb, wat uwe zeit. En is 'et goed afgeloopen?" »Gelukkig ja, 't kind had nog besef genoeg om uit te wjjken. Maar die kesier ree der maar op toe." Weder op eene andere plaats weet een schoenmaker, die er van 't begin af an" bg geweest is, te vertellen, dat een matroos, die pas van de reis gekomen was, zjjne .yronw met een ander ontmoet had. »Nou, je begrjjpt dat de matroos niet malsch was. Ik en 'n ander zouên ons dat ook niet laten welgevallen." >Nou, de mjjne zou me dat niet motte bakken!" »Vertel nou door, baas!" »Dadeljjk kwam 't meB op de proppe, en asse ze den man niet tegengehouen hadde, dan zou ie der zeker morsdood hebbe geatoke. Nou kreeg ze maar 'n scbramp op er gezicht. Maar van den schrik viel ze van der zelve, daarop kreeg je 'n gevecht tusschen de twee mannen, tot de pelizie der tusschen kwam." Zoo kon men tal van lezingen van het gebeurde hooren onder de verschillende groepen. Yan de dui zenden, die waren bljjven staan om hunne nieuws gierigheid te bevredigen, nog uren nadat alles was afgeloopen, was er niet ééo, die wist, dat een steentje, waarmee uit speelschheid een jongen gegooid had, de aanleiding was geweest van al die opschudding. KERKNIEU WS' Naar wjj vernemen zal a.s. Zondag in de Ned. Herv. Kerk te Zierikzee, geen orthodox predikant optreden. De bevestiging en intrede vaD ds. J. van der Yen te Haamstede, eerst bepaald op 22 November a.s., is uitgesteld tot Zondag S9 November a.s. Aangenomen het beroep naar Maassluis door ds A. Lagerwejj van Scherpenisse. Beroepen bij de Ned. Herv. Gem. té Waarde den heer W. Voors, candidaat te Amsterdam. Bij de verkiezing van notabelen voor de Ned. Herv. Gem. te Bruinisse werden uitgebracht 61 stemmen. Her kozen werd met groote meerderheid de heer J. J. Capelle, gekozen werd de heer C. Flohïl. Ingezonden stukkou. Meneer de Redakteur I Dat is noe tegenwoordig een toestand as je krantejongen bin; dat gaet toch evenwel altied zoa in de wereld, want vroeger as krullejongen ad ik et oak nie naer men zin. Mar dat is toch zeker waer as je noe mot loape as krante jongen, dan weet je der aolles vanslecht gaslicht, je kan nie zie of je de Verklikker of de Nieuwsbode voor j' oagen eit, daerbie smerige straeten, dat je verlege bint om bie iemand 's aevonds in de gang te komme, want dan zegge de meiden al gauw, al waere der mar twee jonge eeren binne, »ze maeken et zoa viral". En noe komt der dat grapje mit de ouwe nieuwe brugge; daer ebbe ze nie veel aordigheid van gehad; 't was een kegeltje, dat gauw weg is gegoaid. Mar oe dat noe oak is, veel geld eit ze gekost en de burgers ebbe der nie veel aan gehad. En noe motte wullie een eel ende ommeloape mit de kranten; der is wel een patje gemaekt in de midden over 't vuulstraetje, mar dat elpt toch niet veel, want 't is net as Baerend zei,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1