ZIERIKZEESCIIE NIEUWSBODE.
Zaterdag 21 November 1891.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Tweede Blad.
Algemeen Overzicht.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschijnt DINSDAGDONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 4,30franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6082.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cta.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags eu Vrijdags middags
42 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
De week, die achter ons ligt, zou kunnen worden
genoemd, de week der politieke redevoeringen.
Niet minder dan drie groote politieke mannen,
hebben hunne meening uilgesproken over den
toestand waarin Europa verkeert, hebben hunne
gedachten uitgesproken over de al of niet waar
schijnlijkheid van het behoud van den Europeesehen
vréde. Natuurlijk hangt de opvatting van den
staatkundigen toestand door deze staatslieden geuit,
nauw samen met de positie die het land, waartoe
zij behooren, inneemt en zoo is het niet te
verwonderen, dat, hoeveel overeenkomst er ook
tusschen de redevoeringen bestaat, er toch ook
een groot verschil in valt waar te nemen. Op
een en denzelfden dag hield èn Engelands eerste
Minister Lord Salisbury èn Italiës Éudini hunne
politieke redevoering. De omstandigheden waaronder
zij dit deden verschilden echter aanmerkelijk.
Engelands eerste Staatsman, deed het evenals ieder
jaar bij het feestmaal van den Londenscben Lord
Major, de Italiaansche Premier sprak over de
politiek zijner Regeering in eene lang vooruit
aangekondigde redevoering te Milan. Is dus, wat
Lord Salisbury sprak, niet direct de uiting der
Regeering, de redevoering van Rudini, waarbij
alle Ministers tegenwoordig waren, had een streng
officieel karakter. Uit de rede van den eersten
stippen wij twee hoofdpunten aan: de commercieele
en de politieke verhouding van Engeland tot het
overige Europa. De algemeene Europeesche toestand
is volgens spreker in jaren zoo rooskleurig niet
geweest als thans; vrees op verstoring van den
vrede is volgens hen niet gewettigd maar er wordt
meer een oorlog gevoerd op commercieel en
economisch gebied. De positie, die Engeland daarbij
inneemt, is niet zoo heel rooskleurig. In het
volgend jaar zullen een groot aantal handels
verdragen worden opgezegd en de vraag was nu,
welke tarieven zouden de natiën aannemen. En
nu valt het niet te ontkennen, dat de protectie
vooruitgang maakt. Engeland zal dus eene geïsoleerde
positie moeten innemen, maar al is dat het geval,
de Engelsche handel zou niet aan het wankelen
worden gebracht in zijne gehechtheid aan het
vrijhandelstelsel en wel omdat de artikelen, van
welke Engeland beschermende rechten zou kunnen
heffen, bijna zonder uitzondering eerste levens
behoeften zijn. Dit feit alleen is reeds voldoende
om zekerheid te geven dat Engeland nooit tot
het protectionistisch stelsel zou terugkeeren. Wat
de verhouding van Engeland tot Egypte betreft,
hij begon met er op te wijzen, hoevele offers in
geld en bloed Engeland zich had getroost om de
orde in het Nijldal te herstellen en te handhaven;
Engeland heeft dus de zedelijke verplichting te
zorgen, dat Egypte niet weer vervalle in den
toestand van anarchie, van verwarring en van gevaar
voor de naburige landen. Het is niet te verwonderen,
dat deze verklaring van Engelands Premier in
Frankrijk kwaad bloed heeft gezet. Onomwonden
bijna verklaart Engeland hier, ik ben en blijf in
Egypte en wat er nog bij komt, volgens Lord
Salisbury is dit eene meening niet bloot van deze
Regeering, maar ook van alle politieke personen,
onverschillig tot welke politieke partij zij behooren
het is een Engelsche zaak door en door. Prettig
voor Frankrijk die nu in ieder geval weet, waaraan
zich te houden. De redevoering van Italiës Premier
was, vooral wat de mededeeling omtrent het
binnenlandsch gebied aangaat, belangrijk. Het bleek,
dat het werkelijk deze Regeering gelukt was de
financieele toestand van Italië, zoo lang in hopeloozen
toestand, eenigszins te verbeteren. De begrooting
over het volgend jaar, zal een overschot aanwijzen
de Regeering verzekert, dat zij, volstrekt niet
overdrijvende, toch met volle gerustheid de ver
klaring durft afleggen, dat de financieele toestand
zal worden verbeterd en deze verbetering leiden
zal tot schulddelging. Wel is waar moet de aanleg
van spoorwegen worden uitgesteld, maar toch zal
op dit gebied de Regeering het noodzakelijk doen.
Wat de buitenlandsche verhoudingen aangaat,
Europa verkeert in een toestand van vrede en
het laat zich voorzien, dat die vooreerst niet
zal worden verstoord. Italië is sterk door zijn
bondgenootschap, dat slechts het behoud van den
vrede beoogt en wil eveneens al het mogelijke
doen om met Frankrijk op een goeden voet te
blijven. De derde politieke rede werd door den
Keizer van Oostenrijk gehouden, ter gelegenheid
der ontvangst van de delegatiën. Volstrekt niet
even hoopvol, als Lord Salisbury of di Ridini,
ziet de Keizer de toekomst in. Volgens hem is
men er nog niet in geslaagd, de gevaren die den
politiek en horizont verdonkeren, te doen verdwijnen.
Een groot verschil tusschen deze drie uitspraken.
Engeland ziet volstrekt geen gevaar. Veronder
stelt dat het al tot een uitbarsting kwam
tusschen twee Rijken, het laat hen koel. Evenals
in 1870 hoopt het zich onzijdig te kunnen houden
en als een echt koopman er zijn voordeel uit te
halen. Minder gerust is Italië al; wel ziet het
geen direct gevaar, maar toch acht het het
noodzakelijk om, hoe sterk ook, met het oog op
zijn bondgenootschap, knipoogjes te geven en
handdrukken te wisselen met Frankrijk en Rusland,
die het misschien wel eens noodig zou kunnen
hebben. En het minst gerust is Oostenrijk. De
nabijheid der Russische troepen, op zijne grenzen
samengetrokken, de voortdurend gespannen toestand,
die op het Balkan-Schiereiland heerscht, het zijn
hun teekenen om voorzichtig te zijn en maatregelen
te beramen. Terwijl zoo de Europeesche toestand
van drie verschillende zijden is bekeken, gaan
de werkzaamheden in de Parlementen der ver
schillende landen rustig voort. De Fransche Kamer
heeft de heer Lafargue in vrijheid doen stellen,
omdat hij te Rijssel tot lid der Kamer is gekozen.
Deze invrpheidsstelling is echter slechts tijdelijk.
Van een voorstel, door den Boulangist Laur gedaan,
om hem zijn straf kwijt te schelden, wilde de
Kamer niet hooren. Dezelfde afgevaardigde inter
pelleerde de Regeering omtrent de maatregelen,
die de Minister van Financiën denkt te nemen
om in het vervolg het terugkeeren van financieele
crisissen te voorkomen. Laur viel daarbij op
heftige wijze den Minister van Financiën aan, die
hij beschuldigde, ondershands Fransche Staatsrente
te hebben doen opkoopen. Ofschoon de Minister
deze beschuldiging verre van zich wierp en de
heer Floquet verklaarde, dat er aan de praatjes van
Laur geen gewicht kon worden gehecht, ging deze
ondertusschen voort met te verzekeren, dat de
politiek van Rouvier de Fransche fondsen in waarde
heeft doen dalen en voegde daarbij heftige uitvallen
tegen Rotschild en de Joden in 't algemeen. Laur
eindigde met de uitzetting van alle Joden te
vragen en de verbeurdverklaring van alle buiten
landsche fondsen. Nadat het financieel beheer van
de Minister verdedigd was, werd de eenvoudige
orde van den dag aangenomen.
De Belgische Kamer heeft ook hare werk
zaamheden hervat. Op voorstel van den Minister-
President, zal de behandeling tot herziening der
Grondwet, na de Kerstmisvacantie in behandeling
worden gehouden.
Nederland.
's Gravenhage, 18 Nov. De heer Mr. P. F.
Hubrecht, benoemd lid van den Raad van State, ter
vervulling der vacature, ontstaan door het aan Mr G.
de Yries Azn. op diens verzoek verleend eervol ontslag,
heeft in de heden gehouden openbare vergadering van
de afdeeling van den Raad van State voor de geschillen
van bestuur zittiog genomen.
's Gravenliage 19 Nov. Tweede Kamer. Aan
de orde is voortzetting der beraadslagingen over de
Indische begrooting. Het inlandsch onderwijs was in
het begin der vergadering het onderwerp van debat,
waarbjj de heer Zaayer protesteerde tegen de wjjze,
waarop met de gouvernements-kweekscholen wordt
omgesprongen en tegen de opheffing der kweekscholen
te Bmdjermassing en Magelang.
De Minister beriep zich op het beslist oordeel der
Indische RegeeriDg dat het behoud der school te Band-
jermasaing overbodige weelde ware. De weder oprich
ting der school te Magelang zal hjj weer voorstellen.
Tjjdens de behandeling vroeg eo verkreeg de Minister
een verhoogd crediet van 70000 om zoo spoedig
mogelijk opnemingen te laten doen voor de voor Staats-
aanleg bestemde ljjoeD: Batavia—Bantam, Malang
Blitar en Probolingo—Panaroekan.
De heer Yan Vljjmen besprak verscheidene militaire
belangen, o. a. het geven van gelegenheid aan de Indi
sche soldaten om in hun vrjjen tgd een handwerk uit
te oefenen en de uitbreiding van de bevoegdheid om
te huwen. De Minister nam acte van al de wenken
en deelde mede, dat deze organisatie der infanterie
verband houdt met Java's verdedigingsstelsel.
De door den heer Kielstra bestreden vermeerdering
van uitgaaf voor de uitbreiding van garnizoen op
Sumatra's Westkust nam de Minister terug.
De uitgaven voor Iodië zjjn goedgekeurd.
Bij Hoofdstuk II (uitgaven in Nederland) van de
Indische begrooting drong de heer Levy aan op de
'invoering van het nieuwe strafwetboek voor Euro
peanen bij de wet. De heer Röell betoogde, dat de
invoering bjj de wet niet verplichtend was. De Minister
verklaarde, dat de zaak nog in onderzoek is.
De Minister verhoogde den post telgraafkabel Oleh-
Leh—Deli met 106,000, daar gebleken was dat de
prijzen verhoogd waren.
Dinsdag a.s. zijn kleine wetten en de staatsbegrooting
aan de orde.
Rotterdam, 18 Nov. In één gezin hier ter
stede heeft de dood een vreeselgke verwoesting aan
gericht.
Toen de vader twee zjjnr-r kinderen grafwaarts had
gebracht, die op één dap overleden waren, vond hij
bij zijn terugkomst van net kerkhof zijn derde kind
dood, bij welke gelegenheid zjjn moeder zoo hevig
schrikte, dat zij door een beroerte werd getroffen en op
de plaats dood bleef, terwjjl zijn vierde kind stervende
was en zjjn echtgenoote tevens in bedenkeljjken toestand
verkeert.
Men stelle zich den toestand van den diep bekla
gen swaardigen vader voor.
Zevenbergen, 18 Nov. Op de heden alhier
gehouden paarden- en veemarkt waren aangevoerd
circa 350 paarden en 50 stuks vee. Yoor goede paarden
werden flinke prjjzen besteed, terwijl de handel tameljjk
levendig was. Voor het vee waren de prjjzen flauw.
Steenbergen, 19 Nov. Heden is de akte gepas
seerd tusschen het kerkbestuur der Ned. Herv. gemeente
alhier en de Zuid-Nederl. Stoomtrammaatschappij voor den
verkoop van een gedeelte van het protestantsch kerkhof
aan genoemde maatschappij. Het totstandkomen van den
tramweg is hierdoor verzekerd.
Oïoes, 19 Nov. De profeet Jesaja was het onder
werp der lezing, waarmee ds. H. J. van Kouwenhoven
uit Zaamslag voor de jongelingBvereeniging optrad.
Nadat spreker betoogd had, dat alles wat in het
leven van personen en volken een onoplosbaar raadsel
achjjnt, geschiedt naar Gods vast bestek, toonde hjj
aan welke eigenaardige plaats onder de volken de
Israëlieten innameD, wegens zjjn géloof in Jehova. Een
der grootste manoen, waarom de geschiedenis van Israël
zich groepeert, is de profeet Jesaja.
Er moet volgens spreker wel onderscheid gemaakt
worden tasschen een priester en een profeet. Was de
eerste de vertegenwoordiger van het volk bjj God, de
profeet was de vertegenwoordiger van Jehova bjj het
volk. Het priesterschap was aan een bepaalden stam
gebonden en ondervond den invloed der deiningen in
het godsdienstig leven. De profeten werden door den
Heer uit alle rangen en standen verwekt en gezonden
tot koningen, priesters en volk.
Profeet, priester en koning waren in afzonderljjke
banen geplaatst tot zjj vereenigd zonden zjjn en in
werfeeljjkheid geopenbaard worden in den Messias.
Jesaja leefde onder de koningin Uzzia, den regent
Jotham, Achaz en Hiskia; volgens de overlevering is
de profeet onder Manasse in stokken gezaagd.
Spreker schetste hierop de lotgevallen van Uzzia,
totdat deze zich vergreep aan het priesterschap, den
heldenmoed van Azarja om zich met 80 getrouwen in
Jehova's naam tegen deze aanmatiging te verzetten;
de melaatschheidde heilzame regeering van Jotham;
de goddeloosheid van Achaz; de regeering van Hiskia;
de fout van dezen na zjjne genezing, en de voorspelling
der wegvoering van Israël naar Babel.
In het derde deel zjjner rede behandelde spreker de
geschriften van Jesaja. De last van Jesaja was verharding,
tot de steden verwoest zonden worden, maar ook ver
geving als het volk zich van de ongerechtigheid los
maakte.
Aan de volkeren, die Israël en Juda benauwd hebben,
worden ontzettende straffen geprofiteerd, en daar-
tusschen in verneemt men juichtonen over het heil van
Jehova's volk.
Heerljjk en rjjk zijn de profetieën aangaande den
lijdenden knecht des Heeren, met wien bedoeld wordt,
de beloofde spruit, in, met en doorwien de profeet
zulke heerljjke, overrijfee en ontzagljjke gebeurtenissen
voorziet en voorspelt. Het 1b alsof Jesaja ons door
zjjne gewijde taal in den hemel verplaatst, om ons
dan weer te bepalen bjj de zegeningen, eenmaal door
het volk Gods te zien en te smaken.
Heeft de profeet eerst doen hooren het sombere:
»de godeloozen hebben geenen vrede", later is het de
lof van den Heilige Israëls, die zjjne gansche ziel ver
vult en van wien hg voor zjjn volk het ieerljjkste
verwacht, voorziet en gelooft.
Haamstede. De heer J. J. Hoffmann, alhier
geboren en onderwjjzer in de moderne talen aan de
school voor meer uitgebreid lager onderwjjs te Katwjjk
aan Zee, werd door de 59ste afdeeling van den >Bond
van Nederlandsche onderwijzers", opgericht te Katwjjk,
verkozen tot secretaris. Die bond telt nu reeds ver
over de 2000 leden.
Noordgouwe, 19 Nov. Gisteren avond trad
ia de dorpsherberg alhier voor het departement der
Maatachappg tot Nut van 't Algemeen als Spreker op
de heer Mr. A. Slotemaker van 's Gravenhage.
Na eene korte inleiding opende de Voorzitter de
vergadering, die tamelijk goed bezocht was, en gaf
daarna het woord aan den geachten Spreker, die op
talentvolle wjjze zjjn onderwerp: >HumaDiteit en Ar
moede" uiteenzette. Hij wees er o. a. op dat niet van
den haat der armen en verdrukten verbetering van den
maatschappelijken toestand te wachten is, maar dat zjj
veeleer een uitvloeisel moet zijn van de humaniteit en
de toenadering der rjjken en hooggeplaatsten dezer
wereld. In afwachting van hetgeen er van die zjjde
voor het waarachtig welzjjn van het Volk zal worden
gedaan, moeten de verschillende individuën door asso
ciatie, d. i. door vereeniging, meerdere welvaart in 't
leven roepenhet moet wordenéén voor allen en allen
voor één. Daardoor ontwikkelt zich eene macht, die
aan het wonderbaarlijke grenst en die aan de wereld
een geheel ander voorbomen geeft.
Een alleenstaand individu ia een zandkorrel in de
woestijn, die wegstuift door den adem des winds, doch
millioenen zandkorrels, die zich nauw aaneensluiten,
vormen te zamen de duinen die door alle eeuwen heen
den golfslag trotseeren.
Spreker merkt op dat er nog menig Augins-stal is
te reinigen. Het zjjn vooral de armoede geesteljjk
zoowel als stoffelijk en het drankmisbruikdie,
ondanks onze hooggeroemde beschaving, voortdurend
knagen aan ons volksgeluk. Dit alles moet en zal
beter worden. We moeten beginnen met het opkomend
geslacht flink en veelzjjdig te ontwikkelen, opdat het
eenmaal een wapen in de hand hebbe in den steeds
toenemenden atrjjd om het bestaan.
Spreker noemt het eene schande voor onze hoogst-
beschaafde, verlichte 19de eeuw, dat er tengevolge van
de enorme rijkdommen en weelde aan de eeDe en de
vreeselijkste armoede en ellende aan de andere zjjde
soms menschelijke wezens van gebrek omkomen.
Wij herhalen: dit alles moet en zal beter worden,
doch het is en bljjft eene zwarte vlek in de geschie
denis van onzen tgd, waarop het nageslacht niet anders
dan met verachting ban wjjzeD.
In ademlooze stilte werd deze boeiende rede aan
gehoord, waarvan we slechts een paar hoofdpunten
hebben aangestipt.
Na de pauze vergastte de Spreker zjjne hoorders en
hoorderessen (vooral de laatsten schenen zich na de
pauze bizonder te amnseeren) op de voordracht van
een aantal gedichten, die zeer in den smaak vielen en
uitmuntend werden vertolkt.
De Voorzitter sloot met een opwekkend woord en
eene dankbetuiging aan den Spreker, de vergadering,
waarna de aanwezigen in eene vrooljjke stemming naar
huis gingen, voorzeker met den wensch in het hart,
dat de heer Mr. Slotemaker nog eens weer in hun
midden moge optreden, die hnn zulk een genotvollen
avond heeft bezorgd.
Zie>rïbzee, 19 Nov. In de zitting van het
Kantongerecht alhier op gisteren is veroordeeld, wegens
het doen van eene handeling waardoor de geljjbheid
en vastheid der oppervlakte van een dijk in Zeeland
werd benadeeld, J. M. B. te Bergen op Zoom tot eene
boete van 10 «ubs. 2 dagen hechtenis.
Omtrent een bij de tachtigjarige wed. P. Rijk nabij
's Heerenhoek gepleegden diefstal meldt men, dat deze
Dinsdagavond tusschen tien en elf uren moet hebben plaats
gehad. Nadat de oude vrouw met een mes was bedreigd
om een sleutel van de kast te geven, werd door een der
inbrekers in haar bedstroo, waarop zij in haar angst was
gaan liggen, gezocht, doch te vergeefs. Vervolgens werd de
kast met eene spade opengebroken en zijn daaruit ont
vreemd twee bankbiljetten, één a f 60 en één a f 40, be
nevens nog eenig zilvergeld, p.m. f 8. Hoewel in de kast
nog geborgen waren enkele gouden tientjes, benevens
gonden en zilveren voorwerpen, zijn deze onaangeroerd
gebleven.
Omtrent de daders kan de oude vrouw geen aanwijzing
doen. De politie heeft dus bij haar onderzoek nog weinig
gegevens.
De diensttijd der militieplichtigen van dit jaar wordt
tot negen maanden verkort, indien zij binnen dien termijn
blijken geven hunne verplichtingen te kennen, en tot vijf
maanden, wanneer zij in het bezit zijn van een getuigschrift
dat zij met voldoenden ijver een theoretischen en practischen
cursus in den wapenhandel hebben gevolgd. Zij, die in het
bezit zijn van dit getuigschrift of wel een voldoend examen
afleggen, worden, „zoo dit met de belangen van den dienst
is overeen te brengen", ingedeeld bij het korps en in het
garnizoen hunner keuze en kunnen op aanvrage hunner
ouders of voogden buiten de menage en buiten de kazerne
wonen.
Bij kon. besluit is pensioen verleend aan J. F. W.
Conrad, inspecteur van den Rijkswaterstaat te 'e Gra
venhage, ad f 3667 's jaars.
Zierikzoe;, 20 Nov. Den 18 dezer overleed te
'8 Gravenhage in ruim 79jarigen ouderdom de heer
Jhr. Mr. Jean Francis Schnurbeque Boeije, oud-lid
van den gemeenteraad aldaar. De overledene was den
12 Juli 1812 te Zierikzee geboren uit Jhr. Mr. Johan
Schuurbeque Boejje en Aona Rutheria van der Wolff
en is lid der Gedeputeerde Staten van Zeeland geweest,
alsmede afgevaardigde van dit district naar de Tweede
Kamer van 31 Mei 1853 tot 1854, toen ZEd. vervangen
werd door den heer Mr. S. H. Aoemaet.
Ook de Provinciale Staten van Zuid-Holland telden
hem onder hunne leden.
Wegens hoogen leef tgd legde ZEd. onder het bestuur
van bnrgemee8ter Gevers Deynoot zjjn mandaat als
raadslid van 's Gravenhage neder, hoewel hjj op ander
gebied nattig werkzaam bleef, bepaaldeljjk waar het
betrof de bevordering van het onderwijs door aan
moediging van het schoolbezoek.
De Provinciale Staten van Noord-Holland hebben gisteren
gekozen tot lid der Eerste Kamer den heer mr. H. 1. Kist,
procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam, roet
33 van de 64 steramen. De heer Cordes, president der
Kamer van Koophandel te Amsterdam, verkreeg 17 st.
Zaterdag werden door de politie te YlissiDgen in
den omtrek der duinen een paar knapen aangehouden,
die al bedelende rondzwierven.
Bjj onderzoek is gebleken dat deze jongens, 16 en 12
jaar ond, te St. Nicolaas (België) te huiB behoorden
en de ouderlijke woning verlaten baddeD, omdat hunne
moeder herha&ldeijjk eeoige maanden buiten de echte
lijke woniDg vertoefde, hetgeen nu weer het geval was.
Deze jongens hadden den weg van St. Nicolaas over
Antwerpen, Roozendaal, door Zuid-Beveland naar Ylis-
singen te voet afgelegd, bedelende en des nachts in
scharen slapende. Zjj zijn Zondag door de zorg der
politie naar Terneazen en verder naar St. Nicolaas
gebracht.
Geel, die wegens poging tot moord op den commissaris
van politie Stork te Amsterdam in 1886 werd veroordeeld
tot 8 jaren gevangenisstraf, heeft van H. II. de Koningin-
Regentes vermindering van straftijd voor één jaar gekregen.
Hij zal zijne verdere straf evenals vroeger te Groningen
uitzitten.
De directeur der Rjjkspostspaarbank wjjst op het
volgende:
De ervaring heeft geleerd dat velen, zoowel ver-
eenigingen en maatschappijen als enkele personen, in
de meening verkeeren, alléén door het feit, dat iemand
tengevolge van bestaande, dan wel met het oog op
mogeljjke, toekomstige verplichtingen het te zjjnen
name staande spaarbankboekje in hnn bezit stelde, op
dat boekje een pandrecht te verkrjjgen.
Deze meening nu is niet juist en kan tot allerlei
bedrieglijke handelingen en misrekeningen aanleiding
geven.
Déirom wordt onder de aandacht van het publiek
gebracht, dat op bedoelde boekjes slechts pandrecht te
vestigen is door middel der bepalingen, vervat in Boek
II, titel XIX van het Burgerljjk Wetboek, welke
bepalingen ten deele gewjjzigd zijn bjj de wet van 8
Juli 1874 'Staatsblad No. 95).
Zierikzee, '20 Nov. Een onzer geachtste ingezetenen,
de heer Mr. J. Moolenburgh, ligt sedert eenige dagen ernstig
ziek. Tot ons genoegen vernemen wij echter heden dat de
toestand van Z.Ed. wel zorgwekkend doch niet hopeloos is.
In Mr. Moolenburgh zou Zierikzee, Zeeland, ja Nederland
een man verliezen, die strikt eerlijk, pal stond voor zijne
beginselen, voor zijne overtuiging. Als lid der Eerste Kamer,
als Voorzitter der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw,
als lid van onzeu Gemeenteraad, als Voorzitter der Liberale
Kiesvereeniging, ja, in wat niet al zou zijn verlies worden
gevoeld en betreurd.
Laat ons hopen, dat ZEd. spoedig moge herstellen.
Dat het Amsterdam's nieuwen burgemeester ernst
is, om de politie in dien zin te reorganiseeren, dat zjj
hare plichten vervult, bljjkt uit het volgende van
vertrouwbare zjjde aan den correspondent van den
Msb. medegedeeld:
Op zekeren avond, tegen middernacht, hield de
burgemeester ter hoogte van het Sophia-plein den
koetsier van een »aapje" aan, stapte in het rijtuig en
beval door de Kalverstraat naar den Dam te rjjden.
Daar het in die richting door de Kalverstraat rjjden
verboden is, weigerde de man en verzocht zelfs, toen
de burgemeester instantelijk bleef aandringen, zjjn
passagier om weer uit te stappen. Eerst nadat de
burgemeester zijn qualiteit had bekend gemaakt, gaf
hij toe. Er waren wel politie-agenten in de Kalverstraat,
doch geen enkele hield het »aapje" tegen om den
koetsier te bekeuren.
Denzelfden of op een anderen avond begaf Mr.
Yening Meinesz zich naar een der politie-bureanx,
teneinde den inspecteur der sectie te spreken. De
inspecteur was er niet en op een naar zjjne woning
gezonden boodschap, om hem te ontbieden, werd het
antwoord ontvangen, dat hjj zich ook daar Met bevond.
»Goed, dan kom ik over een uur terug", luidde
het bescheid van den burgemeester. Bjj zjjn tweede
bezoek was de inspecteur aanwezig en ontving de
waarschuwing, om te zorgen, dat zoo iets niet een
tweede maal moest voorvallen, zoo hij zjjn betrekking
lief had.
De Alkmaarsche correspondent van het Rbl.
schrjjft o. a.:
Heden gaat Seqnah Alkmaar verlaten, en Haarlem
een bezoek brengen. Over zjjn optreden wordt natunrljjk
veel gesproken, en ik moet erkennen dat afgescheiden
van het opzichtig optreden over het algemeen het
oordeel gnnstig was.
Gaat men op dit oogenblik de resultaten na van
zjjne behandeling, dan moet men om eerljjk te zijn,
getnigen dat de behandelden nog flink en ferm zijn, zelfs
zjj, die in den aanvang van zijn optreden onder zjjn
handen zjjn geweest.
Zijn succes bjj het publiek was dan ook volkomen,
toen hij eene te Alkmaar woonachtige, zeer geachte
dame van 73 jaar, die ('t is algemeen bekend) de helft van
haar leven in een wagentje werd gereden of aan den
arm van haren man voortstrompelde, op een avond
zoo ver bracht, dat zjj nu ferm laDgs de straten
wandelt. Zulke feiten teekenenzegt het publiek.
Te Oorschot is een diefstal gepleegd, moeieljjk
ia brutaliteit te overtreffen.
Bij een landbouwer hebben dieven ingebroken, al
hit geld, gouden sieraden der vrouw enz. gestolen en
bovendien uit de bedstede waarin man en vrouw
sliepen, het horloge van den man, zonder dat men er
vóór 's morgens iets van bemerkte. Tot heden is het
niet gelukt de daders op te sporen.
Met het opschrift: >Winterverlof voor Miliciens"
schrjjft men aan De Veldpost het volgende uit Wol-
faartsdjjk
Tegenwoordig leest men in de dagbladen, dat door
den Minister van Oorlog bepaald is, dat den miliciens
gedurende den winter een verlof van 4 maanden wordt
toegestaan.
Zeker zal de Minister hiermede wel een goede be
doeling hebben. Nochtans moet om de volgende
redenen die maatregel, hoe goed zjj in vele opzichten
ook is, sterk afgekeurd worden. Wat is het geval?
De meeste miliciens zjjn natuurlijk uit de klasse der
gewone veldarbeiders en ambachtslieden. Na weet
ieder, die maar eenigszins met den landbouw bekend
is, dat met November de werkzaamheden op het veld
gedaan zjjn en dat er niets meer valt te doen dan te
dorechen. Hiervoor heeft de boer zjjn vast werkvolk,
meest hoofden van gezinnen, zoodat er voor de miliciens
in den winter totaal niets te doen valt en dan jniat
komen zij thuis, tot grooten last van hqt gezin.
Datzelfde is eveneens het geval met andere irtnbachta-
lieden. Ook voor hen valt in den winter bjjna niets
te verdienen, ja zelfs wordt onder hen dikwijls veel
armoede geledeD, omdat zij zich schamen om te bedelen
of naar de bedeeling te gaan.
Neen, wilde de Minister werkeljjk een maatregel
nemen in het belang der miliciens, dan moest hg het
blaadje joist omkeeren en hen van 1 Juli tot 1 October
verlof geven. Hiermede zou hg hen zeer bevoordeelen
en voor den landbonw zon het een onberekenbare
weldaad zjjn. In België en Frankrjjk bjjv. worden in
de zomermaanden militairen naar hnis gezonden om te
helpen den oogst binnen te halen. Hier in Nederland
is het juist omgekeerd. Niet alleen dat er onder de
milicien» een massa landbouwersknechts en veld
arbeiders zijn, die aan den landbouw worden onttrokken,
doch jaarlijks worden de meeste dienstplichtigen 14
dagen tot een maand, joist in den oogsttijd, opgeroepen,
om militaire oefeningen bjj te wonen en alzoo is een
groot gedeelte van de beste krachten voor den land
bouw verloren. De schade die hierdoor berokkend
wordt is onberekenbaar. Niet alleen voor den landbouw,
maar voor de dienstplichtigen zelf ook.
Als de veldarbeiders geregeld werk hebben, met
geen zieke dagen te kampen hebben en hnn aardappels
zjjn gelakt, dan kannen zjj, in gewone dagen, even
hun brood verdienen, meer niet. Doch in de oogst
dagen zijn de loon en minstens de helft meer dan
gewoonlijk. Ia dien tgd moet er iets overgespaard j
worden voor brandstoffen, kleederen, geneesheer enz.
Een goede oogsttgd is dus voor hen een levensvraag, j
Niets kan er gemist worden, dns ook niet dat de
jongens tijdens den oogst in dienst zjjn, want in plaats
dat zij dan iets verdienen, moet er zelfs door de onders
nog een zakcentje gemist worden. Erger, onbeschrijfelijk
erger is het, indien zjj, zooals dikwjjls het geval is,
reeds gehuwd zijn, en zjj worden dan juist in den
oogsttgd eenige dagen toe militaire oefeningen opge
roepen. Yoor het gemis van die enkele dagen moeten
zij minstens eeoige maanden alles bezuinigen, of soms
gebrek ljjden. Met schrik denken de meesten dan ook
aan die herhaalde oefeningen, en het is zeker wel het
erg9te wat in den militairen dienst tegenstaat.
Liet de Minister hen met Maart, in plaats van zooals
gewoonlijk met Mei in dienst treden, dan zon zulks
geen kwaad doen, en kon hij tevens besluiten om
maatregelen te nemeD, dat zjj in plaats van in den
winter, in den zomer drie maanden verlof krjjgen, en
liet hij vooral de herhalingsoefeningen buiten den
oogsttgd houden, voorzeker zou Zijne Excellentie dan
niet alleen den dank van vele miliciens, maar van
een groot gedeelte van het Nederlandsche volk, en
zeker die van den geheeleli landbouwenden stand in-
oogsten.
Aan het Utr. Dagblad ol tleenen wij het volgende
Op de markt zit eeoe vrouw met oliekoeken. Een
straatjongen gooit met een steentje; het steentje komt
bjj ongeluk in de oliekoekenkraam teresht, en raakt
een bord dat breekt. Een voorbijganger denkt aan
moedwil, heeft medelijden met de oliekoeken vrouw en
geeft den jongen een klap. De jongen, ontsteld dat
zj)n steentje een niet bedoeld onheil heeft aangericht,
en verrast door de plotselinge afstraffing, schreeuwt
moord". Eene bejaarde vrouw, niet wetende wat er
gebeurd is, trekt voor den jongen partij en werpt den
man, die den klap gegeven heeft, een stortvloed van
scheldwoorden naar het hoofdde man, zonder op
heldering te geven, beantwoordt de vrouw op geljjke
wjjze. De vrouw maakt zich steeds driftiger, krjjgt
eene flauwte en valt tegen de straat. Een matroos,
min of meer >aangeschoten'T, heeft van de kjjfpartjj
iets opgevangen, ziet de vrouw vallen, meent dat de
man haar geslagen heeft, keert zich verontwaardigd
tot dezen, verwjjt bem met de noodige knoopen, dat
hjj een >wg ven beul" is, en insinueert dat hjj geen
moed in zjjn dheeft om een man te slaan. De
ander laat zich dat niet zeggen, en biedt den matroos
aan, hem »op een gevoelige manier" te toonenrdat
hij wel moed heeft. De matroos dringt zich met den
linkerschouder tegen den rechterschouder van zjjn
tegenstander aan, en heft tegeljjker tgd dreigend de
rechterhand op. »Wat let me, of De aldus be
dreigde geeft den matroos een duw, die reeds niet al
te vast op zjjn beenen staat, waggelt en valt over de
vrouw heen.
Middelerwjjl heeft zich een kring van omstanders
gevormd, van wie niemand op het eerste oogenblik
we9t, wat er gebeurd is. Een sjouwer, die er nog
minder van weet dan al de anderen, meent dat de
matroos de vrouw mishandelt, dringt snel naar voren,
pakt den matroos bij zjjn kraag met den uitroep: »as
je een vrouw mishandelt, dan zal je met mjj te doen
hebben!" en brengt hem een vuistslag toe. De vuist
slag wordt op geljjke wjjze vergolden en er ontstaat
een woedend gevecht, onder het gegil van de aanwezige
vrouwen. Eenige mannen schieten toe en scheiden den
vechtendenom ieder van de kampioenen vormt zich
een afzonderljjke groep, en men weet hen mee te
troonen, ieder eene verschillende richting uit. Middeler
wjjl bieden andere personen hnlp aan de vronw, die
nog flauw ligt en die men nu naar eeDe naburige
apotheek brengt.
De jongen, die met een steentje gegooid had, en de
man die hem een klap had gegeven, waren reeds
vroeger uit het gedrang verdweneD, en de oliekoeken
vrouw, die haar gebroken bord reeds scheen vergeten,
zat haren hals uit te rekken om gewaar te worden
wat de volksoploop in de nabjjheid van haar kraampje
te beduiden had.
Steeds groeit de volksmenigte, die zich opgehoopt
had, aan, vooral toen er niets meer te zien was.
»Wat is hier gebenrd?" vraagt een pas aange
komene aan eene bejaarde juffrouw.
»Ik weet 't niet, maar 'k hoor dat een matroos zjjne
vronw vermoord heit."
»Wel neen-ik, het was z'h vrouw niet; et was maar
iemand, met wie ie van nacht uit was geweest", zegt
een derde.
»Maar ze is niet dood. Ze hebben der bjj den
apotheker ingedragen, omdat ze van der stokkie ge
vallen was", merkt de vierde op.
Op eene andere plaats ia eene burgervrouw bezig
met aan een groep mannen en vrouwen uitlegging te
geven van hetgeen er gebenrd is. »Wel, menschl
drocken Gerrit is weer zoo bezig geweest. Z'n vrouw
had 'em uit de herreberg gehaald, en toen heit ie de
arme ziel zoo geslagen, dat ze voor dood tegen den
grond viel."
»Wie is dronken Gerrit?"
»Ken nwes dronken Gerrit niet? Hg is toch anders
zoo bekend as de bonte hond. Die arme vrouw! Die
arme vrouw staat wat met 'm uit! Ze is 'n ordente
lijke, knappe vronw, 'n sloof in der huishouding. Maar
hg is altijd 'n dronken smeerlap geweest."
*Ik weet niet wat er gebeurd is, meneer! wordt
weer op eene plaats gezegd ik kom er pas bjj.
Maar ik heb wel 'n erg gegil gehoord."
»Och gut, zeker weer 'n kind overrejen," zegt eene
oude juffrouw diep bewogen. »Dat gebeurt dan maar
tegenwoordig om 'n klipklap. Ja, dat komt van dat
woeste rjjenJe houdt je hart vast, als je zoo'n kesier
ziet ankommen. Een kind van m'n dochter heit ook
haast onder 'n viselant gelegen."
»Ocb, wat uwe zeit. En is 'et goed afgeloopen?"
»Gelukkig ja, 't kind had nog besef genoeg om uit te
wjjken. Maar die kesier ree der maar op toe."
Weder op eene andere plaats weet een schoenmaker,
die er van 't begin af an" bg geweest is, te vertellen,
dat een matroos, die pas van de reis gekomen was,
zjjne .yronw met een ander ontmoet had. »Nou, je
begrjjpt dat de matroos niet malsch was. Ik en 'n ander
zouên ons dat ook niet laten welgevallen."
>Nou, de mjjne zou me dat niet motte bakken!"
»Vertel nou door, baas!"
»Dadeljjk kwam 't meB op de proppe, en asse ze
den man niet tegengehouen hadde, dan zou ie der
zeker morsdood hebbe geatoke. Nou kreeg ze maar 'n
scbramp op er gezicht. Maar van den schrik viel ze
van der zelve, daarop kreeg je 'n gevecht tusschen de
twee mannen, tot de pelizie der tusschen kwam."
Zoo kon men tal van lezingen van het gebeurde
hooren onder de verschillende groepen. Yan de dui
zenden, die waren bljjven staan om hunne nieuws
gierigheid te bevredigen, nog uren nadat alles was
afgeloopen, was er niet ééo, die wist, dat een steentje,
waarmee uit speelschheid een jongen gegooid had, de
aanleiding was geweest van al die opschudding.
KERKNIEU WS'
Naar wjj vernemen zal a.s. Zondag in de Ned. Herv.
Kerk te Zierikzee, geen orthodox predikant optreden.
De bevestiging en intrede vaD ds. J. van der Yen
te Haamstede, eerst bepaald op 22 November a.s., is
uitgesteld tot Zondag S9 November a.s.
Aangenomen het beroep naar Maassluis door ds
A. Lagerwejj van Scherpenisse.
Beroepen bij de Ned. Herv. Gem. té Waarde den
heer W. Voors, candidaat te Amsterdam.
Bij de verkiezing van notabelen voor de Ned. Herv.
Gem. te Bruinisse werden uitgebracht 61 stemmen. Her
kozen werd met groote meerderheid de heer J. J. Capelle,
gekozen werd de heer C. Flohïl.
Ingezonden stukkou.
Meneer de Redakteur I
Dat is noe tegenwoordig een toestand as je krantejongen
bin; dat gaet toch evenwel altied zoa in de wereld, want
vroeger as krullejongen ad ik et oak nie naer men zin.
Mar dat is toch zeker waer as je noe mot loape as krante
jongen, dan weet je der aolles vanslecht gaslicht, je kan
nie zie of je de Verklikker of de Nieuwsbode voor j' oagen
eit, daerbie smerige straeten, dat je verlege bint om bie
iemand 's aevonds in de gang te komme, want dan zegge
de meiden al gauw, al waere der mar twee jonge eeren
binne, »ze maeken et zoa viral". En noe komt der dat
grapje mit de ouwe nieuwe brugge; daer ebbe ze nie
veel aordigheid van gehad; 't was een kegeltje, dat gauw
weg is gegoaid. Mar oe dat noe oak is, veel geld eit ze
gekost en de burgers ebbe der nie veel aan gehad. En noe
motte wullie een eel ende ommeloape mit de kranten; der
is wel een patje gemaekt in de midden over 't vuulstraetje,
mar dat elpt toch niet veel, want 't is net as Baerend zei,