/Illllk/IISHII NIEUWSBODE. Zaterdag 14 November 1891. Directeur-Uitgever J. WAALE. KENNISGEVING. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. IIEï CLOYENIERSGILDE TE SCHERPENISSE, Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post ƒ1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6079. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middagB 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naarplaatsruimte berekend. Sluiting der jacht op klein wild. De COMMISSARIS der KONINGIN in ZEELAND, gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 5 No vember '1891, no. '112; gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87) maakt bekend, dat de sluiting der jacht op hazen in de provincie is bepaald op Zater«lag- December 1891, en die op fazanten, korhoenders en kwartels op Donderdag; 31 December 1891, met zonsondergang, en dat liet tijdstip van de sluiting der - jacht op houtsnippen en waterwild nader zal worden vast gesteld. Middei.buro, 7 November '1891. De Commissaris der Koningin voornoemd, DE BRAUW. Ontslag aan fabrieksarbeiders. Op de gasfabriek le Amsterdam schijnt het getal arbeiders plus minus acht honderd te zijn, waaronder om en nabij zestig it zeventig sociaal democraten. Een dezer sociaal-democratische arbeiders, Vervaet geheeten, werd onlangs door de Directie ontslagen. Dat ontslag werd gegeven naar aanleiding van een strooibiljet, door Vervaet onder de fabrieks arbeiders verspreid, waarin onder anderen deze zinsnede voorkwam: »De keeren zijn gewend de belaugen van het kapitaal te verdedigen en wel »met zooveel ijver dat zij den klerk stil laten afbeulen zonder het eens op te merken dan alleen >in hun brandkast; maar dan is hun genot zóó groot, dat zij u weder voor langen tijd vergeten intusscben daalt gij ten grave." Daargelaten het feit of de verspreiding van genoemd strooibiljet, op de fabriek of buiten de fabriek, onder de arbeiders beeft plaats gegrepen, zoo komt het ons begrijpelijk voor, dat de Directie, zoodra zij met den inhoud beleend werd, ontslag 'verleende aan Vervaet; even begrijpelijk als dat een beer zijn koetsier zou ontslaan of eene mevrouw hare dienstbode, wanneer deze in hunne vrije uren of als zij boodschappen deden, rondvertelden: dat zij werden afgebenld. Wie in zijn meester een beul ziet, moest, dunkt ons, zelf zijn dienst verlaten en niet afwachten tot bem de dienst wordt opgezegd. Zoo ook, zou" men zoo zeggen, moest Vervaet blijde zjjn, niet meer met de Amslerdamsche gasfabriek te maken te hebben. Directeuren toch, van welke men verklaart dat het bandieten" zijn, nog te gemeen om naar Siberië gezonden te worden" wel, men moest liever sterven dan met hen nog een uur langer samen te zijn. Men zal terecht opmerken, wat eigenlijk het groote publiek te maken heeft met het ontslag van een fabrieksarbeider. Vooral in een groote stad zal er wel geen dag voorbijgaan of er worden hier werklieden ontslagen, en daar werklieden aangenomen, 't Geval zou ook stellig niemands aandacht dan die der belanghebbenden en van hunne naaste omgeving getrokken hebben, ware het niet dat Vervaet behoorde tot de gedrui3ch- mabende socialen, die de schetterende bazuin •aanstonds bij de hand bobben, en ware er ook nog niet iets anders bijgekomen, te weten: de onberaden ijver der Amsterdamscbe gemeenteraads leden Treub en Gerritsen, die, zonder hel natuurlijk te willen, toch de natuurlijke aanleiding zijn,- dat een fabrieksarbeider broodeloos is geworden. Terwijl wij toch sinds Mei 1889 een Wel hebben, houdende bepalingen - tot het tegengaan van óvermatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen; terwijl Nederland nu, evenals elders, drie officieele fabrieksinspecteurs bezit, schijnen de keeren Treub en Gerritsen, met voorbijzien van dit alles, zichzelf te beschouwen als officieuse fabrieksinspecteurs. Zij willen, geheel ongeroepen, als middelaars optreden tusschen fabrikanten en fabrieksarbeiders, en dien ijver achten wij stellig schadelijk, gelijk blijkt uit het geval met Vervaet. Bemoeizucht toch, al ontstaat ze ook uit de edelste drijfveeren en al bedoelt ze geenszins om zichzelf aan het volk op te hijschen, maar eenig en alleen zooals wij bij de beeren Treub en Gerritsen veronderstellen: om bet volk te ver heffen bemoeizucht blijft altijd een ondeugd en kan niet scherp genoeg van belangstelling worden onderscheiden. Met bemoeizucht gaat toch altijd onkunde gepaard, terwijl ware belangstelling voortspruit uit grondige kennis. Heeren, die buiten een fabriek staan en geen kennis hoegenaamd bezitten van de inrichting eener fabriek en van de verplichtingen der arbeiders zoowel als der directeuren, leunnen daarom met den besten wil, niet oordeelen over de middelen, waardoor bet lot der fabrieks arbeiders verbeterd kan worden. De zoogenaamde hulp der heeren, moet in dezen altijd verkeerd werken. Het is zeer juist ingezien van Mr. van Houten, lid der Tweede Kamer, wanneer hij beweert dat de oplossing van bet arbeiders vraagstuk in de eerste plaats moet worden opgelost door de arbeiders zelf. Immers zij kennen de toestanden van nabij, die anderen slechts van verre zien en nooit rechtvaardig kunnen beoordeelen; zij kennen zoogenaamde kleinigheden, die anderen over bet hoofd moeten zien, en die toch van onmiskenbaar gewicht zijn. Eigen hulp is en blijft altijd de beste hulp, en* wanneer vriendenhanden in dezen meehelpen, loopt men gevaar het spoor bijster te worden. Het tragische in de zaak—Vervaet is dan ook, dat niet deze arbeider de hulp van de heeren Gerritsen en Treub heeft ingeroepen, maar dat omgekeerd deze ij veraars, Vervaet om inlichtingen hebben gevraagd aangaande het lot der fabrieks arbeiders, die medewerken om de hoofdstad gaslicht te verschaffen. Zij blijven daarom de aanleiding dat Vervaet broodeloos werd, en zullen natuurlijk in zijn onderhoud voorzien totdat hij ander werk. heeft gevonden. Behoeft men dan ook al niet bezorgd te zijn over het lot van Vorvaet, men zal ons echter toevoegen, dat hier nog iets anders in het spel is, te weten: de vrijheid der arbeiders buiten den tijd, dat zij- op de fabriek werkzaam zijn. Mogen heeren fabrikanten hunne werklieden dan bet zwijgen opleggen? Mogen zij hen beletten zich te vereenigen om hunne belangen te bespreken? Mag bot vereenigingsleven. der. arbeiders door .de patroons op eenigerlei wijze bemoeilijkt en tegen gewerkt worden? Deze en dergelijke vragen hooren wij niet alleen doen, maar hebben aanleiding gegeven tot eene meetingonder leiding van den sociaal-democratischen hoofdonderwijzer A. H. Gerhard, die door 700. menschen bezocht werd. Als sprekers traden de heeren Treub en Gerritsen op, terwijl aan het daarop volgend debat werd deelgenomen door Vervaet, door den Dageraadsman Dr. de Vries en door den Nieuwe-Gidsman van der Goes, om van anderen te zwijgen. De geneesheer de Vries meende, dat men zich zou kunnen wenden tot den Minister van Justitie, wat Mr. Treub onvruchtbaar achtte, omdat hier van wetsovertreding geen sprake is. De heer van der Goes stelde voor: de vredelievende fabrieksarbeiders, die niet met de socialen medegingen, varkens" te noemen, welke benaming met luide toejuichingen werd begroet. Men kan hieruit zien, uit welke lieden de vergadering bestond en zal het begrijpelijk vinden dat de directeur, de ingenieur ep de hoofdopzichter der gasfabriek, wijselijk geen gehoor hadden gegeven aan de uitnoodiging om deze bijeenkomst van radicalen, sociaal-democraten en Dageraadsmaunen met hnnne tegenwoordigheid te vereeren. De vergadering ging uiteen, nadat met algeineene stemmen de volgende motie werd aangenomen De vergadering, overwegende dat de Directie der gasfabrieken bier ter stede het vereenigings- leven barer werklieden tegenwerkt, en dat zij zich zelfs niet ontzien beeft een barer arbeiders in zijn broodwinning te straffen op den enkelen ♦grond, dat hij in zijn vrijen tijd, en geheel binnen de perken der wet tracht mede te werken tot verbetering van bet lot zijner mede-arbeiders; keurt deze handelwijze ten sterkste af, spreekt als hare meening uit, dat werkgevers die zich dergelijke handelingen tegenover hun werklieden veroorloven, de verbetering van den socialen toestand langs vreedzamen weg tegenhouden en gewelddadige botsingen uitlokken, en .noodigt bet bestunr der »Unie" uit zich te wenden tot den Gemeenteraad, met het dringend verzoek om, zoolang er nog concessies zullen gegeven worden, ♦in alle concessies en aanbestedingen zoodanige bepalingen voor te schrijven, dat de rechten van den werkman onverkort worden gewaarborgd." Of deze motie de sociaal-democratische arbeiders op de gasfabriek ten g^ede zal komen, betwijfelen wij ten sterkste. Eerder houden wij het er voor dat de Directie alle pogingen in het werk zal stellen, ora zich gaandeweg van hare sociaal democraten te ontdoen, ook ter wille van de vredelievende en niet-socialisti9che fabrieksarbeiders, die van nu af aan weten dat zij in het oog hunner sociale kameraden niet hooger geschat worden dan varkens." Geen eendracht is dus door de adicale beeren Treub en Gerritsen teweeggebracht, maar niets dan tweedracht en twist. Geen verbetering in bet lot der werklieden, maar slechts verbittering. Zij •hebben wind gezaaid en zullen storm oogsten. Door zich in hunne hoogheid te stellen boven de Directie der gasfabriek en te meenen deze beeren te kunnen dwingen om in te gaan in de dingen die zij heilzaam en gewensebt achten, hebben zij niet alleen aan Vervaet, maar ook aan zijn geestverwanten veel kwaad gedaan. Terecht schreef dan ook het Algemeen Handelsblad: ♦Revolutie maakt niet de Directie der gasfabriek, maar de heer Treub, ♦die den werkman enkel zijn rechten en niet ook zijn plichten voorhoudt." Één ding blijkt uit deze treurige geschiedenis: dat er op den duur met sociaal-democratische werklieden geen huis te houden is. Dat moesten de werkgevers van te voren bedenken en daarom geen sociaal-democraten aannemen op hunne fabrieken. Evenals bet toch iedereen vrij staat eene dienst bode naar baar geloof te vragen en te zeggenals gij niet Protestantscb of als gij niet Roomsch zijt, kan ik U niet gebruiken, evenzoo mag men en kan men datzelfde doen, ja, moet men om den lieven vrede wille den werklieden van te voren zeggen: als gij sociaal-democraat zijt, dan hebben wij U liever niet, al zijt gij voor bet overige nog zoo'n goed werkman. Later geeft dit moeilijkheden, maar nog eens van te voren voorkomt dat vele moeilijkbeden, terwijl er dan bovendien niets on billijks in steekt. Engeland. London, 11 Nov. Sedert gisteren avond woedde io htt kanaal en aan de Noordoostkust van Groot- Brittanniè' een hevige storm. Verscheiden visschers- vaartuigen hebben schipbreuk geleden. Een groot door C. v. <1. GKAAFF. (Slot.) Van de verschillende diensten, die deze vereeni- ging in den loop der tijden heeft bewezeu, is niets bekend; van de verschillende veranderingen die het heeft ondergaan wordt geen letter schrifis gevonden. De oorkonde van 1594 bleef bewaard, maar overige historische aanteekeningen schijnen verloren geraakt te zijn. Wat kunnen wij dus anders doen dan den reuzenstap van bijna drie eeuwen Veel is er in dat groote tijdperk veranderd in de maatschappij, ook in bet Cloveniersgilde, doch hierin is weinig verbeterd en vooruitgegaan. Het spreekt van zelf, dat met het verloopen van het tij ook hier de bakens verzet werden. De oorlog tegen Sparje eindigde ruim een halve eeuw na de stichting met den vrede van Munster en daarmede was de meest gehate vjjand vooreerst wel niet meer te duchten. De vol gende eeuw was die van bet zalig niets doende Jan Salie-geest waarde rond en zijne volgelingen dommelden in op de lauweren door hunne vaderen in vroeger tjjden behaald. Burger en boer, beer en knecht, krijgsman en koopman kleedden zich met staartrok en staartpruik, waarvan de onberispelijke witheid en de nooit volprezen volkomenheid door bet driekantig steekje, te klein voor het hoofd, nimmer werden verstoord, omdat men het onder den arm droeg en niet op bet hoofd. Uit dien tijd dagteekent hoogstwaarschijnlijk het gebrek aan alle positieve werkzaamheid in het scbutterscorps; althans, zoo veel is zeker, dat in de laatste honderd jaar de toestand niet anders is geweest dan tegen woordig. Bezien wij deze wat nader. Nog altijd telt men 56 gildebroeders, verdeeld in 4 rottende Burgemeester, het hoofd der politie en als zoodanig de plaatsvervanger van den baljuw, is nog steeds de O verdeken. De post van Deken is echter vervallen en de Zwaarddragers of Rotcommandanten zijn met de wapens verdwenen. De naam van Gezworens is veranderd in die van Officieren, doch bun taak is lichter, want ze hebben gemeenschappelijk eenen Boekhouder, die voor hen administreert. De betrek king van Vaandrig wordt nog alleen aan ongehuwde broeders toevertrouwd. De laatste Koning is zeker lang ten grave en bij gebrek aan de luisterrijke opschoten van weleer is zijn plaats onvervuld ge bleven. .Noemen we by deze geëmployeerden nog den Tamboer, zoo zijn alle waardigheidsbekleders genoemd. Overdeken, Officieren en Vaandrig vormen het bestuur en beklceden eereposten Boekhouder, Tamboer en Knape worden bezoldigd en behoeven geen broeders te zijn. Van de menigvuldige wapen schouwingen en drukke schietwedstrijden is nauwe lijks het voormalig bestaan bekend bij de ♦menigte der luiden", zoodat de vergaderingen der gilde- broeders slechts zelden voorkouieD. Één week per jaar, de Pinksterweek, en- dan nog maar de vier laatste dagen zijn daaraan gewijd. Bovendien heeft het bestuur op Hemelvaartsdag nog een vergadering, waaraan een maaltijd verbonden is. Daar deze dus in, en kort na de maand Mei vallen, zijn ze outleend aan de wettige samenkomst, die oudtijds altijd in de Bloeimaand gehouden werd. Ook de maaltijd op Hemelvaartsdag, wijst op de gulle tafels bij ge legenheid van opschoten, het schieten naar de pupegaai. Zoodra op Woensdag middag in de Pinksterweek de klok 12 uur •slaat, wordt jaar op jaar de gildevlag van de bovenzaal van het gemeente huis, de gildekamer geheeten, uitgestoken. In het midden is zij versierd met de attributen van den krijg, terwijl daaromheen in gulden letters gelezen wordt: ♦Cloveniersgilde te Scherpenisse 1594." De rand van het doek wordt door een rood-wit- blauwe-franje omzoomd. Toen wijlen onzen geüerbie- digden Koning Willem III op zijne rondreis door Zeeland in 1868 ook Scherpenisse met een bezoek vereerde, beeft bij het toen aanwezige vaandel ter 'gedachtenis aan dit oude gilde, door een van de voorzaten uit zijn stamhuis gesticht, gevraagd en daarvoor is bet tegenwoordige in de plaats gekomen. De mondelinge overlevering zegt, dat dit het derde is sedert de oprichting van bet corps. Op betzelfde oogenblik, waarop de banier voi'dt ontplooid, verlaat de Tamboer het giidehuis en slaat door de gemeente een vroolijk of eentonig marschje, naar de bekwaamheid van den mau, als om de schutters te doen weten dat het ♦gilde open is." Deze tochtjes worden op elke vergaderdag le 4 en te 6 ure herhaald. Des avonds te 8 uur wordt de vlag ingehaald, om niet voor den volgenden dag te 12 uur wederom ontrold te worden; De samenkom sten duren tot des avonds 10 ure voorl-, tot zoolang houdt men zich onledig met bier drinken; of de temperatuur hoog of laag staat, men drinkt bier naar hartelust; met gesprekken en gezelligen kout brengtT men verder zijne uren door; ongepaste woorden evenwel zijn op boete van 40 cent ver boden de Officieren, die om beurt 2 uren achtereen zitting hebben, houden ook hierop zorgvuldig het oog. Des namiddags (Woensdag) te twee uur worden de nieuwe leden gekozeu uit een voordvacht van minstens twee personen, voor elke vacante plaats. De stemming geschiedt rotsgewijze. Deze manier van handelen is dus geheel tegenovergesteld aan de oorspronkelijke, toen het rot de voordracht opmaakte en het bestuur benoemde. Op hetzelfde uur doet de Boekhouder rekening van zijn financieel beheer en ontvangt de contributiën, boeten en overige schulden van bet vorige jaar, want nog betaalt de nieuwe schutter 2,40 gld.*voor zijne ♦incomste" en de bruidegom 8 schellingen groote Vlaamsch voor zijn trouwnobel. De leeftijd voor toetreding tot bel corps is tegenwoordig 18 tot 60 jaar; evenwel,.wie boven bet maximum van den leeftijd komt, wordt niet meer ontslagen, tenzij op verzoek; verarming of ongeschiktheid door lichaamsgebreken behoeft verder geen oorzaak voor ontslag meer le wezen, nu de uitgaven van den Clovenier niet groot meer zijn en de diensten niet te zwaar. Wie de gemeente verlaat evenwel krijgt zijn congé en wie overigens jonger dan 60 jaar ontslagen wil zijn, brengt zijn' offer aan de kas. Behalve al deze inkomsten geniet de vereeniging de baten van de verpachting van het weiland s-Het Schuttershof". De boeten, die thans weinige zijn in den regel, worden niet meer gelijk verdeeld, maar in de kas gestort. De installatie of inhaling der nieuwebroeders geschiedt naai de volgende formaliteiten: Des Woendagsavonds (wederom in de Pinksterweek) te 6 uur of later, naar gelang bepaald is, begeven zich de op dat uur- op de gildekamer aanwezige broeders, voorafgegaan door vaandel en trom en aangevoerd door den wacht- houdenden Officier, in optocht naar het huis van den nieüwen broeder; deze wacht zijne toekomstige kameraden gewoonlijk op zijn erf op, doch Le voren beeft hij gezorgd een goed gevulde melkteil met bier in gereedheid te hebben met de noodige glazen. De troep schaart zich daarom heen en op de vraag van den dienstdoenden Officier verklaart nu de nieuwe schutter, dat hij als broeder wenscht geïn stalleerd te worden. Een driewerf hoeravan de zijde der Cloveniers is de vorm, waarin men hem geluk wenscht met zijne keuze efi nu vangt het bierdrinken op bet welzijn van het nieuwe kameraad schap aan en men eindigt hiermede niet, voor den gebeelen inhoud van de teil geledigd is. De terug tocht naar het giidehuis wordt nu wederom aan vaard, waarbij de nieuweling onder het vaandel geplaatst wordt en deze door het eerste letterlijk wordt gedekt, daar de Officier de punt van het vlaggedoek vasthoudt, opdat de wind zelf geen ge legenheid hebbe de ceremonie parten te spelen. Op de gildekamer wordt, bij aankomst aldaar, een reglement van orde voorgelezen, de geïnstalleerde belooft gehoorzaamheid daaraan, men drinkt nog maals op zijne gezondheid on de inhuldiging van dezen is afgeloopen,om numero twee op dezelfde wijze in te wijden; dit jaar werd dit tot viermaal herhaald. Het bier, dat gedurende de vergadovdagen op bet gilde wordt genuttigd, komt rechtstreeks voor rekening van de vereeniging uit eene Noord- Brabantscbe brouwerij en munt uit door goede qualiteit. Het wordt in echt oud-Hollandsche tinnen kannen afgetapt en vervolgens uit gewone glazen gedronken. Op de vergaderingen worden geen niet-leden toegelaten; de broeder, die een zoodanige medebrengt, verbeurt 40 cent en komt een vreemdeling ongenood, zoo is hij een gelijk bedrag verplicht te betalen. Evenmin is het geoor loofd om op de gildekamer eenig voorwerp, niet tot de kleeding of tot sieraad dienende, zichtbaar- te dragen, of niet behoorlijk gekleed te verschijnen. In het eerste geval wordt het verboden voorwerp verbeurd verklaard en staande de vergadering bij opbod aan den meestbiedende verkocht. De uitvaart van een Clovenier geschiedt eveneens onder eigenaardige gebruiken. Tydig worden alle broeders door den ♦Knape" uitgenoodigd om op den bepaalden dag mede ten grave te gaan, ten einde de laatste eer aan een kameraad te bewijzen. In plaats van den mantel of het uniform van vroeger, is thans eiken gildebroer-lijkganger met wittë das en booge' hoed gekleed. Wanneer het uur van begraven begint te naderen, begeven de schutters zich in de onmiddellijke omgeving van het sterfhuis, doch treden daar in geen géval binnen. Is nu het oogenblik gekomen, dat de lange rij van familie en vrienden achter de baar is opgesteld, dan sluiten zich ook de broeders twee aan twee aan om den lijkstoet vaak tot een langen trein te maken. Zooals we reeds vroeger opmerkten is bij deze droevige plechtigheid, de zilveren adelaar met de schilden steeds op de lijkkist geplaatst. Elke schutter is op boete van 40 cent verplicht aan de begraving deel te nemen. De instelling, om den doode door- zijne rotgezellen te laten dragen, is echter in on bruik geraakt. Ziedaar alles, waaraan men nog bespeurt, dat onze voorouders van vóór 3 eeuwen, gedreven door- vrijheidszin, aangespoord door vaderlandsliefde, den moed hadden, om zelf de hand aan den ploeg te slaan en de verdediging van hunnen geboorte grond niet uitsluitend aan huurlingen toe te ver trouwen, maar den vijand moedig onder de oogen te zien. Dat de nakomeling zich spiegele aan die koenheid en vastberadenheid van hen, die naast een werkzame geest, een geoefend oog en een vaste hand toonden te bezitten. Gij Cloveniers, laat varen alle werkeloosheid; sluit U aan bij de clubs van onzen tijd, die zich bezig houden met bet be oefenen van den wapenhandel,, de gymnastiek, van sport in het algemeen. Als het tij verloopt, verzet men de bakens. Wederom is dit verloopen; de 17e eeuw met zijn kleinzieligheid i9 voorbij, de acht tiende leerde flinkheid en doortastendheid in politiek en in godsdienst, in wetenschap en nijverheid. Zijt gij in dezen stroom medegegaan, of blijven stilstaan? Weldra viert gij het 300-jarig bestaan van uwe vereeniging, spoedig is de 20ste eeuw daar en zal dan het Cloveniersgilde nog ingedommeld zijn op den roem van het verleden? Wij hopen van neen. Haar bestaan worde weldra de nagedachtenis van een Schutter-Koning Baeck of Marini8se van der Burght waardig. Hun geest dringe door in de Kluveniers van heden, opdat zij weldra wederom een goeden naam verwerven, die getuigt van nieuw leven, van flinke daden. Naschrift: Het tegenwoordige bestuur der vereeniging bestaat uit de heeren C. D. Bolier, Over deken B. -Smirland, H. Djjkman, Ch. Hartog en P. Noordijke, Officieren en C. Hartog, Vaandrig, terwijl de heer H. D. Klos de betrekking van Boekhouder bekleedt. Mijn dank voor de welwillend heid van den heer Over-deken en voor de bereid willigheid van den Boekhouder, in het verschaffen van vele gegevens, dio de bouwstoffen voor dit verslag hebben gevormd. DE SCHRIJVER. Scherpenisse, October 1891.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1