/Illllk/IISHII NIEUWSBODE.
Zaterdag 14 November 1891.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
KENNISGEVING.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
IIEï CLOYENIERSGILDE TE SCHERPENISSE,
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post
ƒ1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6079.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middagB
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naarplaatsruimte berekend.
Sluiting der jacht op klein wild.
De COMMISSARIS der KONINGIN in ZEELAND,
gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 5 No
vember '1891, no. '112;
gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad
no. 87)
maakt bekend, dat de sluiting der jacht op hazen in de
provincie is bepaald op Zater«lag- December
1891, en die op fazanten, korhoenders en kwartels op
Donderdag; 31 December 1891, met
zonsondergang, en dat liet tijdstip van de sluiting der
- jacht op houtsnippen en waterwild nader zal worden vast
gesteld.
Middei.buro, 7 November '1891.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
DE BRAUW.
Ontslag aan fabrieksarbeiders.
Op de gasfabriek le Amsterdam schijnt het
getal arbeiders plus minus acht honderd te zijn,
waaronder om en nabij zestig it zeventig sociaal
democraten.
Een dezer sociaal-democratische arbeiders, Vervaet
geheeten, werd onlangs door de Directie ontslagen.
Dat ontslag werd gegeven naar aanleiding van
een strooibiljet, door Vervaet onder de fabrieks
arbeiders verspreid, waarin onder anderen deze
zinsnede voorkwam: »De keeren zijn gewend de
belaugen van het kapitaal te verdedigen en wel
»met zooveel ijver dat zij den klerk stil laten
afbeulen zonder het eens op te merken dan alleen
>in hun brandkast; maar dan is hun genot zóó
groot, dat zij u weder voor langen tijd vergeten
intusscben daalt gij ten grave."
Daargelaten het feit of de verspreiding van
genoemd strooibiljet, op de fabriek of buiten de
fabriek, onder de arbeiders beeft plaats gegrepen,
zoo komt het ons begrijpelijk voor, dat de Directie,
zoodra zij met den inhoud beleend werd, ontslag
'verleende aan Vervaet; even begrijpelijk als dat
een beer zijn koetsier zou ontslaan of eene mevrouw
hare dienstbode, wanneer deze in hunne vrije uren
of als zij boodschappen deden, rondvertelden: dat
zij werden afgebenld. Wie in zijn meester een
beul ziet, moest, dunkt ons, zelf zijn dienst verlaten
en niet afwachten tot bem de dienst wordt
opgezegd. Zoo ook, zou" men zoo zeggen, moest
Vervaet blijde zjjn, niet meer met de Amslerdamsche
gasfabriek te maken te hebben. Directeuren toch,
van welke men verklaart dat het bandieten"
zijn, nog te gemeen om naar Siberië gezonden
te worden" wel, men moest liever sterven
dan met hen nog een uur langer samen te zijn.
Men zal terecht opmerken, wat eigenlijk het
groote publiek te maken heeft met het ontslag
van een fabrieksarbeider. Vooral in een groote
stad zal er wel geen dag voorbijgaan of er worden
hier werklieden ontslagen, en daar werklieden
aangenomen, 't Geval zou ook stellig niemands
aandacht dan die der belanghebbenden en van
hunne naaste omgeving getrokken hebben, ware
het niet dat Vervaet behoorde tot de gedrui3ch-
mabende socialen, die de schetterende bazuin
•aanstonds bij de hand bobben, en ware er ook
nog niet iets anders bijgekomen, te weten: de
onberaden ijver der Amsterdamscbe gemeenteraads
leden Treub en Gerritsen, die, zonder hel natuurlijk
te willen, toch de natuurlijke aanleiding zijn,- dat
een fabrieksarbeider broodeloos is geworden.
Terwijl wij toch sinds Mei 1889 een Wel hebben,
houdende bepalingen - tot het tegengaan van óvermatigen
en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en
van vrouwen; terwijl Nederland nu, evenals elders,
drie officieele fabrieksinspecteurs bezit, schijnen de
keeren Treub en Gerritsen, met voorbijzien van
dit alles, zichzelf te beschouwen als officieuse
fabrieksinspecteurs. Zij willen, geheel ongeroepen,
als middelaars optreden tusschen fabrikanten en
fabrieksarbeiders, en dien ijver achten wij stellig
schadelijk, gelijk blijkt uit het geval met Vervaet.
Bemoeizucht toch, al ontstaat ze ook uit de
edelste drijfveeren en al bedoelt ze geenszins om
zichzelf aan het volk op te hijschen, maar eenig
en alleen zooals wij bij de beeren Treub en
Gerritsen veronderstellen: om bet volk te ver
heffen bemoeizucht blijft altijd een ondeugd
en kan niet scherp genoeg van belangstelling
worden onderscheiden. Met bemoeizucht gaat toch
altijd onkunde gepaard, terwijl ware belangstelling
voortspruit uit grondige kennis.
Heeren, die buiten een fabriek staan en geen
kennis hoegenaamd bezitten van de inrichting
eener fabriek en van de verplichtingen der
arbeiders zoowel als der directeuren, leunnen
daarom met den besten wil, niet oordeelen over
de middelen, waardoor bet lot der fabrieks
arbeiders verbeterd kan worden. De zoogenaamde
hulp der heeren, moet in dezen altijd verkeerd
werken. Het is zeer juist ingezien van Mr. van
Houten, lid der Tweede Kamer, wanneer hij
beweert dat de oplossing van bet arbeiders
vraagstuk in de eerste plaats moet worden opgelost
door de arbeiders zelf. Immers zij kennen de
toestanden van nabij, die anderen slechts van
verre zien en nooit rechtvaardig kunnen beoordeelen;
zij kennen zoogenaamde kleinigheden, die anderen
over bet hoofd moeten zien, en die toch van
onmiskenbaar gewicht zijn. Eigen hulp is en blijft
altijd de beste hulp, en* wanneer vriendenhanden
in dezen meehelpen, loopt men gevaar het spoor
bijster te worden.
Het tragische in de zaak—Vervaet is dan ook,
dat niet deze arbeider de hulp van de heeren
Gerritsen en Treub heeft ingeroepen, maar dat
omgekeerd deze ij veraars, Vervaet om inlichtingen
hebben gevraagd aangaande het lot der fabrieks
arbeiders, die medewerken om de hoofdstad gaslicht
te verschaffen. Zij blijven daarom de aanleiding
dat Vervaet broodeloos werd, en zullen natuurlijk
in zijn onderhoud voorzien totdat hij ander werk.
heeft gevonden.
Behoeft men dan ook al niet bezorgd te zijn
over het lot van Vorvaet, men zal ons echter
toevoegen, dat hier nog iets anders in het spel
is, te weten: de vrijheid der arbeiders buiten
den tijd, dat zij- op de fabriek werkzaam zijn.
Mogen heeren fabrikanten hunne werklieden dan
bet zwijgen opleggen? Mogen zij hen beletten
zich te vereenigen om hunne belangen te bespreken?
Mag bot vereenigingsleven. der. arbeiders door .de
patroons op eenigerlei wijze bemoeilijkt en tegen
gewerkt worden? Deze en dergelijke vragen hooren
wij niet alleen doen, maar hebben aanleiding
gegeven tot eene meetingonder leiding van
den sociaal-democratischen hoofdonderwijzer A. H.
Gerhard, die door 700. menschen bezocht werd.
Als sprekers traden de heeren Treub en Gerritsen
op, terwijl aan het daarop volgend debat werd
deelgenomen door Vervaet, door den Dageraadsman
Dr. de Vries en door den Nieuwe-Gidsman van
der Goes, om van anderen te zwijgen. De geneesheer
de Vries meende, dat men zich zou kunnen wenden
tot den Minister van Justitie, wat Mr. Treub
onvruchtbaar achtte, omdat hier van wetsovertreding
geen sprake is. De heer van der Goes stelde
voor: de vredelievende fabrieksarbeiders, die niet
met de socialen medegingen, varkens" te noemen,
welke benaming met luide toejuichingen werd
begroet. Men kan hieruit zien, uit welke lieden
de vergadering bestond en zal het begrijpelijk
vinden dat de directeur, de ingenieur ep de
hoofdopzichter der gasfabriek, wijselijk geen gehoor
hadden gegeven aan de uitnoodiging om deze
bijeenkomst van radicalen, sociaal-democraten en
Dageraadsmaunen met hnnne tegenwoordigheid te
vereeren. De vergadering ging uiteen, nadat met
algeineene stemmen de volgende motie werd
aangenomen
De vergadering, overwegende dat de Directie
der gasfabrieken bier ter stede het vereenigings-
leven barer werklieden tegenwerkt, en dat zij
zich zelfs niet ontzien beeft een barer arbeiders
in zijn broodwinning te straffen op den enkelen
♦grond, dat hij in zijn vrijen tijd, en geheel binnen
de perken der wet tracht mede te werken tot
verbetering van bet lot zijner mede-arbeiders;
keurt deze handelwijze ten sterkste af, spreekt
als hare meening uit, dat werkgevers die zich
dergelijke handelingen tegenover hun werklieden
veroorloven, de verbetering van den socialen
toestand langs vreedzamen weg tegenhouden en
gewelddadige botsingen uitlokken, en .noodigt bet
bestunr der »Unie" uit zich te wenden tot den
Gemeenteraad, met het dringend verzoek om,
zoolang er nog concessies zullen gegeven worden,
♦in alle concessies en aanbestedingen zoodanige
bepalingen voor te schrijven, dat de rechten
van den werkman onverkort worden gewaarborgd."
Of deze motie de sociaal-democratische arbeiders
op de gasfabriek ten g^ede zal komen, betwijfelen
wij ten sterkste. Eerder houden wij het er voor
dat de Directie alle pogingen in het werk zal
stellen, ora zich gaandeweg van hare sociaal
democraten te ontdoen, ook ter wille van de
vredelievende en niet-socialisti9che fabrieksarbeiders,
die van nu af aan weten dat zij in het oog
hunner sociale kameraden niet hooger geschat
worden dan varkens." Geen eendracht is dus
door de adicale beeren Treub en Gerritsen
teweeggebracht, maar niets dan tweedracht en
twist. Geen verbetering in bet lot der werklieden,
maar slechts verbittering. Zij •hebben wind gezaaid
en zullen storm oogsten. Door zich in hunne
hoogheid te stellen boven de Directie der gasfabriek
en te meenen deze beeren te kunnen dwingen
om in te gaan in de dingen die zij heilzaam en
gewensebt achten, hebben zij niet alleen aan
Vervaet, maar ook aan zijn geestverwanten veel
kwaad gedaan. Terecht schreef dan ook het
Algemeen Handelsblad: ♦Revolutie maakt niet de
Directie der gasfabriek, maar de heer Treub,
♦die den werkman enkel zijn rechten en niet
ook zijn plichten voorhoudt."
Één ding blijkt uit deze treurige geschiedenis:
dat er op den duur met sociaal-democratische
werklieden geen huis te houden is. Dat moesten de
werkgevers van te voren bedenken en daarom geen
sociaal-democraten aannemen op hunne fabrieken.
Evenals bet toch iedereen vrij staat eene dienst
bode naar baar geloof te vragen en te zeggenals
gij niet Protestantscb of als gij niet Roomsch zijt,
kan ik U niet gebruiken, evenzoo mag men en
kan men datzelfde doen, ja, moet men om den
lieven vrede wille den werklieden van te voren
zeggen: als gij sociaal-democraat zijt, dan hebben
wij U liever niet, al zijt gij voor bet overige nog
zoo'n goed werkman. Later geeft dit moeilijkheden,
maar nog eens van te voren voorkomt dat vele
moeilijkbeden, terwijl er dan bovendien niets on
billijks in steekt.
Engeland.
London, 11 Nov. Sedert gisteren avond woedde
io htt kanaal en aan de Noordoostkust van Groot-
Brittanniè' een hevige storm. Verscheiden visschers-
vaartuigen hebben schipbreuk geleden. Een groot
door C. v. <1. GKAAFF.
(Slot.)
Van de verschillende diensten, die deze vereeni-
ging in den loop der tijden heeft bewezeu, is niets
bekend; van de verschillende veranderingen die het
heeft ondergaan wordt geen letter schrifis gevonden.
De oorkonde van 1594 bleef bewaard, maar overige
historische aanteekeningen schijnen verloren geraakt
te zijn. Wat kunnen wij dus anders doen dan den
reuzenstap van bijna drie eeuwen Veel is er in
dat groote tijdperk veranderd in de maatschappij,
ook in bet Cloveniersgilde, doch hierin is weinig
verbeterd en vooruitgegaan. Het spreekt van zelf,
dat met het verloopen van het tij ook hier de bakens
verzet werden. De oorlog tegen Sparje eindigde
ruim een halve eeuw na de stichting met den vrede
van Munster en daarmede was de meest gehate
vjjand vooreerst wel niet meer te duchten. De vol
gende eeuw was die van bet zalig niets doende
Jan Salie-geest waarde rond en zijne volgelingen
dommelden in op de lauweren door hunne vaderen
in vroeger tjjden behaald. Burger en boer, beer en
knecht, krijgsman en koopman kleedden zich met
staartrok en staartpruik, waarvan de onberispelijke
witheid en de nooit volprezen volkomenheid door
bet driekantig steekje, te klein voor het hoofd,
nimmer werden verstoord, omdat men het onder
den arm droeg en niet op bet hoofd. Uit dien tijd
dagteekent hoogstwaarschijnlijk het gebrek aan alle
positieve werkzaamheid in het scbutterscorps;
althans, zoo veel is zeker, dat in de laatste honderd
jaar de toestand niet anders is geweest dan tegen
woordig. Bezien wij deze wat nader. Nog altijd telt
men 56 gildebroeders, verdeeld in 4 rottende
Burgemeester, het hoofd der politie en als zoodanig
de plaatsvervanger van den baljuw, is nog steeds de
O verdeken. De post van Deken is echter vervallen
en de Zwaarddragers of Rotcommandanten zijn met
de wapens verdwenen. De naam van Gezworens is
veranderd in die van Officieren, doch bun taak is
lichter, want ze hebben gemeenschappelijk eenen
Boekhouder, die voor hen administreert. De betrek
king van Vaandrig wordt nog alleen aan ongehuwde
broeders toevertrouwd. De laatste Koning is zeker
lang ten grave en bij gebrek aan de luisterrijke
opschoten van weleer is zijn plaats onvervuld ge
bleven. .Noemen we by deze geëmployeerden nog
den Tamboer, zoo zijn alle waardigheidsbekleders
genoemd. Overdeken, Officieren en Vaandrig vormen
het bestuur en beklceden eereposten Boekhouder,
Tamboer en Knape worden bezoldigd en behoeven
geen broeders te zijn. Van de menigvuldige wapen
schouwingen en drukke schietwedstrijden is nauwe
lijks het voormalig bestaan bekend bij de ♦menigte
der luiden", zoodat de vergaderingen der gilde-
broeders slechts zelden voorkouieD. Één week per
jaar, de Pinksterweek, en- dan nog maar de vier
laatste dagen zijn daaraan gewijd. Bovendien heeft
het bestuur op Hemelvaartsdag nog een vergadering,
waaraan een maaltijd verbonden is. Daar deze dus
in, en kort na de maand Mei vallen, zijn ze outleend
aan de wettige samenkomst, die oudtijds altijd
in de Bloeimaand gehouden werd. Ook de maaltijd
op Hemelvaartsdag, wijst op de gulle tafels bij ge
legenheid van opschoten, het schieten naar de
pupegaai. Zoodra op Woensdag middag in de
Pinksterweek de klok 12 uur •slaat, wordt jaar op
jaar de gildevlag van de bovenzaal van het gemeente
huis, de gildekamer geheeten, uitgestoken. In het
midden is zij versierd met de attributen van den
krijg, terwijl daaromheen in gulden letters gelezen
wordt: ♦Cloveniersgilde te Scherpenisse 1594."
De rand van het doek wordt door een rood-wit-
blauwe-franje omzoomd. Toen wijlen onzen geüerbie-
digden Koning Willem III op zijne rondreis door
Zeeland in 1868 ook Scherpenisse met een bezoek
vereerde, beeft bij het toen aanwezige vaandel ter
'gedachtenis aan dit oude gilde, door een van de
voorzaten uit zijn stamhuis gesticht, gevraagd en
daarvoor is bet tegenwoordige in de plaats gekomen.
De mondelinge overlevering zegt, dat dit het derde
is sedert de oprichting van bet corps.
Op betzelfde oogenblik, waarop de banier voi'dt
ontplooid, verlaat de Tamboer het giidehuis en slaat
door de gemeente een vroolijk of eentonig marschje,
naar de bekwaamheid van den mau, als om de
schutters te doen weten dat het ♦gilde open is."
Deze tochtjes worden op elke vergaderdag le 4 en
te 6 ure herhaald. Des avonds te 8 uur wordt de
vlag ingehaald, om niet voor den volgenden dag te
12 uur wederom ontrold te worden; De samenkom
sten duren tot des avonds 10 ure voorl-, tot zoolang
houdt men zich onledig met bier drinken; of de
temperatuur hoog of laag staat, men drinkt bier
naar hartelust; met gesprekken en gezelligen kout
brengtT men verder zijne uren door; ongepaste
woorden evenwel zijn op boete van 40 cent ver
boden de Officieren, die om beurt 2 uren achtereen
zitting hebben, houden ook hierop zorgvuldig het
oog. Des namiddags (Woensdag) te twee uur worden
de nieuwe leden gekozeu uit een voordvacht van
minstens twee personen, voor elke vacante plaats.
De stemming geschiedt rotsgewijze. Deze manier
van handelen is dus geheel tegenovergesteld aan de
oorspronkelijke, toen het rot de voordracht opmaakte
en het bestuur benoemde. Op hetzelfde uur doet de
Boekhouder rekening van zijn financieel beheer en
ontvangt de contributiën, boeten en overige schulden
van bet vorige jaar, want nog betaalt de nieuwe
schutter 2,40 gld.*voor zijne ♦incomste" en de
bruidegom 8 schellingen groote Vlaamsch voor zijn
trouwnobel. De leeftijd voor toetreding tot bel corps
is tegenwoordig 18 tot 60 jaar; evenwel,.wie boven
bet maximum van den leeftijd komt, wordt niet
meer ontslagen, tenzij op verzoek; verarming of
ongeschiktheid door lichaamsgebreken behoeft verder
geen oorzaak voor ontslag meer le wezen, nu de
uitgaven van den Clovenier niet groot meer zijn en
de diensten niet te zwaar. Wie de gemeente verlaat
evenwel krijgt zijn congé en wie overigens jonger
dan 60 jaar ontslagen wil zijn, brengt zijn' offer
aan de kas. Behalve al deze inkomsten geniet de
vereeniging de baten van de verpachting van het
weiland s-Het Schuttershof". De boeten, die thans
weinige zijn in den regel, worden niet meer gelijk
verdeeld, maar in de kas gestort. De installatie
of inhaling der nieuwebroeders geschiedt naai
de volgende formaliteiten: Des Woendagsavonds
(wederom in de Pinksterweek) te 6 uur of later,
naar gelang bepaald is, begeven zich de op dat uur-
op de gildekamer aanwezige broeders, voorafgegaan
door vaandel en trom en aangevoerd door den wacht-
houdenden Officier, in optocht naar het huis van den
nieüwen broeder; deze wacht zijne toekomstige
kameraden gewoonlijk op zijn erf op, doch Le voren
beeft hij gezorgd een goed gevulde melkteil met
bier in gereedheid te hebben met de noodige glazen.
De troep schaart zich daarom heen en op de vraag
van den dienstdoenden Officier verklaart nu de
nieuwe schutter, dat hij als broeder wenscht geïn
stalleerd te worden. Een driewerf hoeravan de
zijde der Cloveniers is de vorm, waarin men hem
geluk wenscht met zijne keuze efi nu vangt het
bierdrinken op bet welzijn van het nieuwe kameraad
schap aan en men eindigt hiermede niet, voor den
gebeelen inhoud van de teil geledigd is. De terug
tocht naar het giidehuis wordt nu wederom aan
vaard, waarbij de nieuweling onder het vaandel
geplaatst wordt en deze door het eerste letterlijk
wordt gedekt, daar de Officier de punt van het
vlaggedoek vasthoudt, opdat de wind zelf geen ge
legenheid hebbe de ceremonie parten te spelen.
Op de gildekamer wordt, bij aankomst aldaar,
een reglement van orde voorgelezen, de geïnstalleerde
belooft gehoorzaamheid daaraan, men drinkt nog
maals op zijne gezondheid on de inhuldiging van
dezen is afgeloopen,om numero twee op dezelfde
wijze in te wijden; dit jaar werd dit tot viermaal
herhaald.
Het bier, dat gedurende de vergadovdagen op bet
gilde wordt genuttigd, komt rechtstreeks voor
rekening van de vereeniging uit eene Noord-
Brabantscbe brouwerij en munt uit door goede
qualiteit. Het wordt in echt oud-Hollandsche
tinnen kannen afgetapt en vervolgens uit gewone
glazen gedronken. Op de vergaderingen worden
geen niet-leden toegelaten; de broeder, die een
zoodanige medebrengt, verbeurt 40 cent en komt
een vreemdeling ongenood, zoo is hij een gelijk
bedrag verplicht te betalen. Evenmin is het geoor
loofd om op de gildekamer eenig voorwerp, niet
tot de kleeding of tot sieraad dienende, zichtbaar-
te dragen, of niet behoorlijk gekleed te verschijnen.
In het eerste geval wordt het verboden voorwerp
verbeurd verklaard en staande de vergadering bij
opbod aan den meestbiedende verkocht.
De uitvaart van een Clovenier geschiedt eveneens
onder eigenaardige gebruiken. Tydig worden alle
broeders door den ♦Knape" uitgenoodigd om op
den bepaalden dag mede ten grave te gaan, ten
einde de laatste eer aan een kameraad te bewijzen.
In plaats van den mantel of het uniform van vroeger,
is thans eiken gildebroer-lijkganger met wittë das
en booge' hoed gekleed. Wanneer het uur van
begraven begint te naderen, begeven de schutters
zich in de onmiddellijke omgeving van het sterfhuis,
doch treden daar in geen géval binnen. Is nu het
oogenblik gekomen, dat de lange rij van familie
en vrienden achter de baar is opgesteld, dan sluiten
zich ook de broeders twee aan twee aan om den
lijkstoet vaak tot een langen trein te maken. Zooals
we reeds vroeger opmerkten is bij deze droevige
plechtigheid, de zilveren adelaar met de schilden
steeds op de lijkkist geplaatst. Elke schutter is
op boete van 40 cent verplicht aan de begraving
deel te nemen. De instelling, om den doode door-
zijne rotgezellen te laten dragen, is echter in on
bruik geraakt.
Ziedaar alles, waaraan men nog bespeurt, dat
onze voorouders van vóór 3 eeuwen, gedreven door-
vrijheidszin, aangespoord door vaderlandsliefde,
den moed hadden, om zelf de hand aan den ploeg
te slaan en de verdediging van hunnen geboorte
grond niet uitsluitend aan huurlingen toe te ver
trouwen, maar den vijand moedig onder de oogen
te zien. Dat de nakomeling zich spiegele aan die
koenheid en vastberadenheid van hen, die naast
een werkzame geest, een geoefend oog en een
vaste hand toonden te bezitten. Gij Cloveniers, laat
varen alle werkeloosheid; sluit U aan bij de clubs
van onzen tijd, die zich bezig houden met bet be
oefenen van den wapenhandel,, de gymnastiek, van
sport in het algemeen. Als het tij verloopt, verzet
men de bakens. Wederom is dit verloopen; de 17e
eeuw met zijn kleinzieligheid i9 voorbij, de acht
tiende leerde flinkheid en doortastendheid in politiek
en in godsdienst, in wetenschap en nijverheid. Zijt
gij in dezen stroom medegegaan, of blijven stilstaan?
Weldra viert gij het 300-jarig bestaan van uwe
vereeniging, spoedig is de 20ste eeuw daar en zal
dan het Cloveniersgilde nog ingedommeld zijn op
den roem van het verleden?
Wij hopen van neen. Haar bestaan worde weldra
de nagedachtenis van een Schutter-Koning Baeck
of Marini8se van der Burght waardig. Hun geest
dringe door in de Kluveniers van heden, opdat zij
weldra wederom een goeden naam verwerven, die
getuigt van nieuw leven, van flinke daden.
Naschrift: Het tegenwoordige bestuur der
vereeniging bestaat uit de heeren C. D. Bolier, Over
deken B. -Smirland, H. Djjkman, Ch. Hartog en
P. Noordijke, Officieren en C. Hartog, Vaandrig,
terwijl de heer H. D. Klos de betrekking van
Boekhouder bekleedt. Mijn dank voor de welwillend
heid van den heer Over-deken en voor de bereid
willigheid van den Boekhouder, in het verschaffen
van vele gegevens, dio de bouwstoffen voor dit
verslag hebben gevormd.
DE SCHRIJVER.
Scherpenisse, October 1891.