ZIEBIKZEESCIIE NIEUWSBODE. Zaterdag 26 September 1891. aanbesteding Herhsilings-Ondenvijs De financiêele rede. nieuwstijdingen. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6058. Directeur-Uitgever j. WAALE. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend van liet leveren der benoodigde Steenlioleii ten behoeve van enkele gemeente-inrichtingen voor het winter seizoen van 189I/91, op Maandagr tlon 98 Sep- tember o.lt., 's namiddags 12>/i uur, ten Raadhuize. De voorwaarden liggen ter lezing op de Secretarie der gemeente. Aan OUDERS en VOOGDEN wordt medegedeeld, dat de HERHALINGSSCHOOL met den 1 Oc?tot»ev a.s. zal >vorden geopend, en dat de kinderen, die van dit onder wijs willen gebruik maken, zich moeten vervoegen: de MEISJES Maandag: 3J-8 September, te O uur, aan de School 13 (Hoofd de onderwijzer P. VAN DER HAVE); de JONGENS Dinsdag? SO September, te "V uur, aar. de School A. (Hoofd de onderwijzer .1. Th. OOSTERMAN). Zierikzgk, 21 September 1891. HEIJSE, Voorzitter. Het zal wel niemand verwonderen, dat wij bij het ontvangen der financiêele rede het eerst onze aandacht bepaalden bij het laatste gedeelte, 's Ministers plannen tot verbetering van ons belasting wezen. Tot zekere hoogte zijn wij daarmede ten zeerste ingenomen. Flink worden de hoofdgebreken van ons belastingstelsel erkend en wordt het ergste op den voorgrond gesteld; dit n.l., dat minder- vermogenden te zwaar worden gedrukt. Wat zij betalen aan personeel en aan accijnsen, staat in vele. gevallen buiten verhouding tot hetgeen aan meer gegoeden is opgelegd. Over dit punt zal wel geen verschil van gevoelen mogelijk zijn. Als tweede punt noemt de Minister dat sommige belastingen, hoewel in beginsel niet af keurenswaard, onbillijk geregeld zijn. Als voorbeeld wordt de patentbelasting genoemd. Uit dit voorbeeld kan men afleiden, dat er geen plan bestaat een algemeene inkomstenbelasting in te voeren, dewijl daarnaast een belasting op het patent, een bedrijfsbelasting of dergelijke wei niet denkbaar is. Ten derde zijn met sommige retribution, be lastingen veveenigd. Dit is op zich zelf verkeerd, maar wordt dat nog te meer, als die belastingen zeer zwaar zijn. Hier worden de evenredige registratierechten en daaronder zeker in de eerste plaats de overgangsrechten bedoeld, die ook na de verbeteringen van -1-88-2 nog grondige--herziening noodig hebben. Vooral wat de wetgeving op de gemeentefinanciën betreft, wijst de Minister een paar van de ernstigste gebreken aan//groote gemeentelijke uitgaven moeten veelal geschieden voor oogmerken van niet zuiver plaatselijk belang; en de gemeentebesturen kunnen niet allen treffen, die tot de plaatselijke uitgaven bëhooren bij te dragen". Zoodra in die gebreken voorzien is, zal aan de bezwaren der meeste gemeenten wel voldoende tegemoet ge komen zijn. In de rangorde der te nemen maatregelen schijnen de laatstbedoelde evenwel niet de eerste plaats in te nemen. //Sommige dezer fouten, zoo leest men toch in de rede, zijn slechts te verbeteren na een omvangrijk onderzoekandere eerst nadat zekere hervormingen zijn voorafgegaan. Hiertoe zullen wel de grieven der gemeentebesturen te rekenen zijn. Men weet toch dat dit punt ook in de troonrede in zeker verband gebracht is met de herziening der gemeente wet. Dit en liet //omvangrijk onderzoek", klinken eenigermate als redenen van uitstel, evenzeer als dat de plaats, die de inkomstenbelasting bij dat alles innemen moet, niet dadelijk aangewezen wordt. Maar de bedoeling kan ook zijn, en zoo willen wij haar het liefst opvatten, dat de Minister zeggen wildit een en ander kan ik niet dadelijk gereed hebben, maar in afwachting daarvan zullen wij ons bezig houden met de wegneming van die gebreken, aan welker verwijdering dadelijk de hand kan geslagen worden. Wij hopen ons in deze op vatting niet te bedriegen en verwachten tevens dat de Minister eerlang gelegenheid zal vinden eenigszins uitvoeriger en meer bepaalde mede- deelingen omtrent zijne plannen te doen. Hadden wij op dit punt de financiêele rede wel wat uitvoeriger gewensclit, over 't geheel onderscheidt zij zich door een prijzenswaardige kortheid en duidelijkheid. Wat de begrooting voor 1892 betreft, bevestigt zij onze verwachting, dat er latere crediet-aanvragen in uitzicht gesteld worden. Na uiteengezet te hebben, dat de dienst van 1892, hoewel de begrooting een nadcelig slot oplevert van 2,358,888.10; naar den gewonen loop van zaken met een batig saldo van 6 ton zal kunnen sluiten, wordt de vraag gesteld, of ook in 1892 als gewoonlijk de uitgaven 3,000,000 beneden de raming zullen blijven? //Ik mag u, is het antwoord, deze gunstige uitkomst niet voorspiegelen suppletoirc credieten kunnen ditmaal zeer noodig zijnwant de noodzakelijkheid van sommige uitgaven, die liet eerst onlangs opgetreden kabinet nog niet ten volle kon beoordeelen, zal wellicht later blijken". Natuurlijk, wij gelooven zelfs dat dit in hoogere mate noodig zal zijn, dan de Minister veronderstelt, die meent, dat des ondanks liet dienstjaar 1892 zonder tekort zou kunnen sluiten. Daarbij is dan nog slechts op bescheiden schaal gerekend op de geleidelijke toeneming der opbrengst van de middelen, waarin we ons sedert 1884 weder hebben te ver heugen, nadat die gedurende eeuige jaren had stil gestaan. Het zou zeer verblijdend zijn, als de jaarlijksche tekorten voortaan geheel achterwege konden blijven, want op den duur leiden zij tot den onafwijsbaren eisch, nieuwe leeningen te sluiten. Daartoe moet het nu ook weer komen. De Minister becijfert het tekort, dat tot en met 1891 op de verschillende diensten bestaat op 36 milliocn. Daaronder is ongeveer 20 millioen afkomstig van de spoorweg-overeenkomsten, maar de overige, 16 millioen bestaan uit opgehoopte tekorten van eenige achtereenvolgende jaren. Op zich zelf is dat niet onrustbarend. Ons land kan dat tekort door eene lecning zeer wel dekken en naar de gangbare op vattingen .in deze zijn die tekorten een gevolg van uitgaven, waarvoor men leenen mag. 't Is zoo, men mag er voor leenen, maar daarom is het nog niet in het belang van het rijk, niet in het belang der belastingschuldigen dus, dt\t men er voor lecne. Al die leeningen doen op den duur de gewone uitgaven stijgen en daarom verheugen wij ons, dat de tegenwoordige Minister van Financiën, als wij den aanhef zijner rede goed verstaan, met ons van gevoelen is, dat men met leenen niet te ver behoort te gaan. Er bestaat //verschil van meening", zegt hij, //over de vraag, welke uitgaven door credictmiddelen gedekt mogen worden en welke niet. Doch er zijn uitgaven, ten aanzien waarvan de overtuiging algemeen is, dat er voor geleend kan worden. Nu meen ik, dat bij het overzicht, dat ik gereed sta u te geven, slechts die cijfers behooren gebracht te worden onder de uitgaven, waarvoor men leenen kan, omtrent welker rang schikking allen het eens zijn". Wij meenen dit zoo te mogen verstaan, dat men naar 's Ministers oordeel slechts behoort te leenen voor belangrijke uitgaven van geheel buitengewonen aard en niet voor elke uitgave, hoe klein ook, die eengszins van de zeer gewone afwijkt. Met de hoofddenkbeelden in deze financiêele rede nedergelegd, gaan wij dus geheel mee en al hadden wij gaarne nog wat meer licht gehad, wij wachten met vertrouwen af, dat dit eerlang ont stoken zal worden, en ons dan opheldering zal verschaffen omtrent datgeen, waaromtrent nu nog een en ander te vragen en te twijfelen overbleef. Algemeen Overzicht. De rustige rust, die Europa thans gedurende eenige jaren heeft beleefd, is voorbij. Er wordt eene zenuwachtige gejaagdheid scbier overal waar genomen, die schijnt te duiden op eene naderende catastrophe; een gevoel beeft iedereen bevangen, of er in de naaste toekomst ernstige dagen te wachten staan. Is er reden voor dergelijke vrees? Zeker, ieder is het eens, dat de toestand van gewapende vrede, zooals die sedert ettelijke jaren in bijna alle Europeesche landen heerscht, niet vol te houden is; dat er vroeg of laat een oorlog zal uitbarsten, wiens wedergade niet ge vonden worden zal; dat misschien een dergelijke ontbranding wensehelijk is. Maar zijn de ge beurtenissen der laatste tijden nu werkelijk zoo danig, dat een oorlog moet worden voorgesteld als liggende in de naaste toekomst? Wij voor ons gelooven van niet. Wat is er veranderd sedert de laatste maanden? wat gebeurd in de laatste weken, dat reden geeft tot een dei*gelijke vreesaanjagende toekomst? Bij het nagaan dier vraag vinden wij in de eerste plaats de nauwere aansluiting van Frankrijk bij Rusland. Nu dient opgemerkt te worden, dat ook zelfs van Franscbe zijde bij het bespreken dezer verhouding volstrekt vermeden wordt om te gewagen van een verbond, onder welken vorm dan ook, gesloten met Rus land. Maar veronderstellen wy, een dergelijk verbond bestond werkelijk, zou bet dan niet veeleer aanleiding geven, om daarin te zien een waarborg voor den voortdurenden Europeeschen vrede, dan eene aanleiding om die te verbreken? Tegenover de groote vereeniging van Duitschland, Oostenrijk en Italië hebben we de verbonden rijken Rusland en Frankrijk, en zal men van weerszijden niet inzien, dat juist in deze com binatiën den sleutel ligt om elkander in toom te houden? De bewering, dat Rusland voet zou trachten te krijgen in Turkije en de Dardanellen- quaestie, waarover wij vroeger spraken, daarvoor het bewijs zou leveren, wordt door de verklaring der Porte gelogenstraft en eveneens komt het ons ongegrond voor, onder de tegenwoordige om standigheden aan te nemen, dat de Czaar het plan zou koesteren in het volgend jaar zich meester te maken van het Turksche rijk. En wat Frankrijk aangaatde jongst gehouden groote manoeuvres hebben geleerd, dat het Franscbe leger tegenwoordig uitstekend isdat de Franschen dit met genoegen zullen hebben gezien, wie zou het betwijfelen, het is hun een waarborg, dat zij gereed staan een mogelijken aanval te keer te gaanmaar den tijd, dat alle Franschen zonder onderscheid droomden van eene revanche, dat hun eenig doel was het terugkrijgen van bet in 1870 verloren deel, dien tijd ligt ver achter ons. Volkomen juist is het o. a. wat President Carnot dezer dagen ter gelegenheid van een feestmaal zeide: Alle harten zijn vervuld van vaderlandsliefde en geestdrift, nu Frankrijk zijne plaats hernomen heeft in de wereld. Voor her inneringen aan strijd in vroeger dagen is er thans geen reden meer. Het land wil, dat zijne regeering alle krachten des lands vereenige, om eene bezadigde, vrijzinnige staatkunde te volgen. Het wenscht kalmte en vertrouwen. En dat Frankrijk zich werkelijk op dit standpunt plaatst, bewijst zijne houding in de laatste dagen. Indien hetgeen thans gebeurd is, vóór tien jaren ge leden voorgevallen wave, gansch Frankrijk had zich fgeuit in de kreet: Naar Berlijn! Thans wordt de rede, die de jonge keizer van Duitsch land te Erfurt heeft gehouden, stilzwijgend door bet grootste deel der Franscbe pers voorbijgegaan bier en daar wordt_er op de onverstandigheid, om zoo iets te zeggen, gesproken, doch daarbij blijft het. En onvoorzichtig minstens is bet van den jeugdigen keizer geweest, om tot twee malen toe den Franschen te herinneren aan den tijd, waarin zij, tengevolge hunner woelige politiek en een misdadig begonnen oorlog, geducht werden verslagen. Te München, in zijn eerste waar schuwing aan het adres der Franschen, sprak de keizer over Weissenburg en Sédan. In die de Erfurt herinnerde hij aan de jaren 1813-1815. lis deze laatste rede zeide de keizer o. a.Hier in Erfurt is een ernstig punt van de Duitscbe geschiedenis. Op deze plaats heeft ons de Corsi- caansche parvenu op het diepst vernederd, op het afschuwelijkst verminkt, maar van hier ging ook in 1813 de straal der wrake uit, die hem ter aarde heeft geslingerd. Natuurlijk zou het geweest zijn, indien de Franschen over deze uit drukking in toorn waren ontstoken en niet te verwonderen is het dan ook, dat de oorlog zuchtige partij in Frankrijk duchtig deze woorden heeft gehekeld, doch opmerkelijk tevens, dat de groote pers als 'fc ware schouderophalend deze smaad op Napoleon voorbijging, en dat ondanks het pogen om. de opvoering van de opera Lohengrin", de schepping van den zoozeer in Frankrijk gehaten Duitscher Wagner, ongestoord heeft kunnen plaats hebben. Trouwens, de keizer schijnt zelf begrepen te hebben, dat hij wat heel heftig is geweest. Althans in de Reichsameiger, het oillcieele Duitscbe orgaan, worden de uit drukkingen Corsikaansch parvenu en de bliksem straal der weerwraak, vervangen door »een Corsikaanschen veroveraar" en »een verzoenende opstand des volks". Nog eene andere oorzaak voor de zenuwachtige spanning dezer dagen moet gezocht worden in het bericht, dat de Engelsehen het eiland Sigri bij Myhlexe hebben bezet en aldaar troepen en geschut zouden hebben ontscheept. Hierin werd gezien een antwoord van Engeland aan de Porte op de z.g. Fransch-Russische intriges te Constantinopel. Reeds heeft de Engelsche regeering bericht, dat den vol genden dag reeds het eiland is verlaten èn men hier slechts te doen had met eene oefening. Vatten wij dus alles samen, dan kunnen wij besluiten met te zeggen, dat voor wie wil er ja oorzaken kunnen gevonden worden om te vreezen voor eene verstoring van den Europeeschen vrede, doch dat de gébeurtenissen der laatste dagen niet het recht geven te zeggen, dat de oorlog binnen een niet ver verwjjderd tijdstip komen moet. Chili. Omtrent den dood van den ex president Balinaceda ontvangt de lnd. Beige de volgende bijzonderheden: Balmaceda was, na de nederlaag die zjjne troepen geleden hadden, den 19en Augustus uit Valparaiso gevlucht. Gedurende twee weken dwaalde hjj onder allerlei vermommingen en ateeda gevaar loopende herkend te worden, rond. Den 2den September keerde hjj naar Santiago terug en klopte in den daarop vol genden nacht aan by den gezant der Argentycache republiek, dr. Uriburu. Hjj werd door dezen gastvrjj ontvangen en vertoefde in het diepste geheim in een afgelegen vertrek van het gezantschapsgebouw, waar dr. Uriburu zelf hem voedsel bracht en hem op de hoogte hield van hetgeen er voorviel. Ten einde de vervolgers te misleiden, werden er achtereenvolgens geruchten verspreid omtrent het ontkomen en den dood van den ex-president. Vrijdagavond j 1. was de vluchteling omstreeks middernacht naar bed gegaan. Zaterdagochtend te acht ure hoorde men een schot en bleek het, dat hjj zich door het hoofd geschoten had. Hjj heeft enkele brieven achtergelaten, o.a. aan zyne moeder, waarin by verklaart, gedurende de acht maanden van den burgeroorlog alleen gehandeld te hebben overeenkomstig hetgeen zjjn geweten en zjjn vaderlandsliefde hem voorschreven. Do generaals van het leger, zegt hjj, hebben hem verraden. Men hoeft hem van wreedheden beschuldigd, maar by heeft nooit iets anders gedaan dan handelingen, die buiten zjjn last gepleegd waren, uit noodzakelijkheid goed te keuren. Zijn geheele nalatenschap verklaart hjj, dat uit eene som van 500 peso's bestaat. De dag van den zelfmoord was de 73e verjaardag van Chili's onafhankelijkheid en tevens de datum, waarop Balmaceda opgehouden zou hebben wettigljjk het presidentschap te bekleeden. Niet onwaarschijnlijk heeft hjj met voordacht dezen datum gekozen om zjjn besluit ten uitvoer te brengen. Amerika. Een jury te New-Jersey heeft dezer dagen een uit spraak gedaan, die waarscbyolyk wel zonder precedent in de rechterlijke annalen der Vereenigde Staten zal zjjn, en dan ook niet zal nalaten de noodige sensatie te verwekken. Een zekere Patrik Mulle, uit het graafschap Bergen, was dan voor den vrederechter gedaagd, beschuldigd zjjn vrouw mishandeld te hebben. Er werden echter van weerBzyden advocaten bijgehaald, zoodat een jury benoemd werd, om deze zaak te berechten. De advocaten van beide partyon hielden ellenlange bespiegelingen over de rechten van man en vrouw enz., en het einde van de historie i'b, dat de jury besliste dat elke man het recht heeft om zjjn vrouw te slaan o* dat, indien zjj hem dit niet toelaat, by echtscheiding kan aanvragen! Engeland. Loiulen, 23 Sopt. Naar uit St. Petersburg aan de Standard gemeld wordt, beeft de Minister van Binnenlandsche Zaken een wetsontwerp voltooid volgens hetwelk de uitgewezen vreemdelingen over gebracht zullen worden naar Siberië, bjjaldien de regeoringen der landen van waar zjj komen, weigeren hen weder toe te laten. Door dezen maatregel zouden voornamelijk de Joden en de Polen getroffen worden. Het laatste nummer van Woman, een Eogelsch blad voor dames, houdt zich bezig met den smaak in de kleeding der beeren. Het blad vraagt hoe het toch komt dat blonde mannen zich gewoonlyk in lichte stoften kleeden en donkere daarentegen zwart of bruin kiezen. Het scbjjnt den mannen evenwel aan smaak te ontbreken als een Guineesch biggetje aan den staart, en daarom moeten de vrouwen het maar aanzien dat de hoeren der schepping maar rondloopen roet leeljjke dassen, leeljjke kleederen en nog leeljjker hooge hoedon. Het blad wil dat de vrouwen ten minste eenigen invloed uitoefenen op de keuze van de kleeding der heeren, wanneer deze hun smaak niet weten te ver beteren. Duitschland. Te Dalbek8baum by Velbert is het driejarig kind van de echtelieden Kauls, naar men vermoedt, door een wraakzuchtig dienstmeisje levend in den tuin begraven. In de lucht- en spjjskanalon, alsook in de long vond men zand, dat door het arme kind was ingezogen. Het lag met het gelaat naar benoden in de kuil. Voor ongeveer twee maanden was te Krotoschin een soldaat op post door zjjn kapitein slapende gevonden. De officier was daarover zoo vertoornd, dat hjj de compagnie den naasten Zondag viermaal op appèl liet komen. By de eerste drie appèls waren al de manschappen present maar des avonds bjj het vierde ontbraken 21 soldaten, die later in de stad den kapitein tegen kwamen en op zjjn bevel door patrouilles werden aan gehouden. Voor den krjjgsraad gebracht, werden 17 van hen tot 18 maanden en 3 tot 21 maanden vesting straf veroordeeld. Te Diiren ia een paartje in 't huwelijk, verbonden, waarvan de man 72 jareo en de bruid 29 jaren telde. Voor den gelukkigen bruidegom was dit de vierde maal, dat hij in 't huwelijksbootje stapte. België. Een hevige ontploffing hoeft in de Rue AnneesaonB te Brussel groote verwoesting, ontsteltenis en, helaas, ook het verlies van een menachenleven veroorzaakt. In het huis van den electrischen uurwerkmaker Flament waren twee gaswerkers bezig met het maken van een nieuwe gasleiding. De een werkte in den kelder bjj den meter, de ander was op de tweede ver dieping bezig met het plaateen van de pjjpen. Nu moet de werkman beneden den meter te vroeg open gezet hebben, voor zyn makker boven met de pijpen gereed was. Het gas stroomde door het kleine ver trek, ontbrandde door bet vuur van een open kook kachel en ontplofte met een ontzettenden knal. Het huis stortte voor het grootste gedeelte in en verschei dene naburige huizen werden beschadigd. Een voorbjjgaDger, de heer van Capellen, werd door een groote plank op het hoofd getroffen. Hjj viel op den grond on werd onder het neerstortend puin be dolven. Kort nadat men hem daarvan had bevrjjd, blies hjj den laatsten adem uit. De gaswerker, die boven was, Daen, werd zeer zwaar gekwetst, en een juffrouw, die daar in de kamer bezig was met koken, bekwam ook zeer ornstige wonden haar dochter werd licht gekwetst, evenalB twee be woners van een aangrenzend huis. Volgens een andere lezing zou do ontploffing te wyten zjjn aan het ont branden van kruit of van een scheikundig mengsel. Er wordt een onderzoek naar de juiste oorzaak ingesteld. Men zoekt ook of er nog meer menschen onder het puin liggen. Een zoon van den hoer van Capellen, een officier, kwam onlangs ook door een ongeluk om het leven. Zijn andere zoon stierf dezer dagen plotseling in het kamp van Beverloo. Twee mannen te Antwerpen kregen, na te veel te hebben gedronken, in een koffiehuis twist en wilden met geweld duelleeren. De koffiehuishouder bon hen echter geen wapens bezorgendaarop namen beiden een slang van de waterleiding en begonnen elkander te besproeien. Het waterduel duurde een 10 minuten toen waren beiden druipnat, en geheel gekalmeerd boden zy elkander de vriendschapshand. Nederland. Amsterdam, 24 Sept. Do man dio verleden jaar uit Weenen in een koffer als pakgoed te Parys aankwam, heeft zyn partner gevonden. Toon men heden ochtend aan het douanen-kantoor van het Centraalstation alhier de verschillende goederen met de vrachtbrieven vergeleek en voor eene kist kwam, lang 1.5 M., breed 0,57 M. en 0,55 M. hoog, hoorde men tot aller ontsteltenis een schreeuw uit de bist. Nadat de stationschef en de politie gewaarschuwd waren, werd het touw, dat om de kist gewonden was, losge maakt; onmiddellijk sprong het deksel open en kwam er een miniatuurmenach uit te voorschijn. De kist, geadresseerd: F. Waardbommcl, Oude Hoog straat 17 alhier, gedeclareerd als inhoudende volumes et effete d'artiste", was verzonden uit Parys en gisteren avond met trein 9,17 alhier aangekomen. Op de hem gedane vragen antwoordde het manneke reeda Maandag uit Parjjs te zyn vertrokken en hier in een café-chantant te zullen optreden. Hjj had tot voedsel niets bjj zich gehad dan wat brood en bier. Bjj nadere beschouwing bleek de kist van binnen gesloten te kunnen worden. In het deksel waren eénige luchtgaten, met behangsellinnen overtrokken. Een mislukte schaking! Bertha woonde met haar moeder, een eerzame weduwe, op een voorkamer in de Jacob van Campen- straat, te Amsterdam. Bertha was 18 jaar en werkzaam op een atelier van een der groote magazjjnen, aldaar; moeder ging uit naaien, waschte voor de menschen en had ook nog verstelwerk thuis. Zoo verdienden zjj samen met hard werken goed haar brood. Ja, er schoot zelfs nog wat over om Bertha goed in de kleeren te stoken, zoodat ons dametje, dat tusschoo twee haakjes een allerliefst gezichtje en een elegant figuurtje had, er uitzag om te stelen. Zjj was moedors oogappel, maar werd toch niet ver wend opgevoed, daar was moeder te practisch en t.e verstandig voor. Zjj kende de booze wereld en ging haar dochter scherp na en dat was goed ook, zooals weldra bleek. Dat Bertha mooi was, vond niet alleen zjj zelf, maar ook een zekere HenriS., een ryke koopmanszoon, die al flineerende haar eens in een dor hoofdstraten had ontmoet, haar was gevolgd en gezien had, waar het juffertje werkte. S.'dert dien tjjd ontmoetten zij elkander meormalen, zoo vertelt de Écho. Aanvankelijk wilde Bertha niet veel vao Henri weten, doch op den duur was het be haagzieke meisje niet bestand tegen zjjn liefdes betuigingen. Moeder bemerkte toen, dat Henri haar dochter vrjj geregeld van de werkplaats tot dicht bjj huis begeleidde en om daaraan een einde te maken, ging zy zelf voortaan iederen avond haar dochter halen. Toch vond Bertha nog eenmaal gelegenheid Henri te spreken, en toen ontstond in zjjn brein hot booze plan het mooie meisje te schaken. Woensdagnacht van de vorige week zou lijj zyn plan ten uitvoer brengen. Tegen één uur in den nacht hield een haia of twintig van Bertha's buis een rytuig stil. Daar stapte uit Henri S., hij ging voor het huis van

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1