ZIEBIKZEESCIIE NIEUWSBODE.
Zaterdag 26 September 1891.
aanbesteding
Herhsilings-Ondenvijs
De financiêele rede.
nieuwstijdingen.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6058.
Directeur-Uitgever j. WAALE.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend
van liet leveren der benoodigde Steenlioleii ten
behoeve van enkele gemeente-inrichtingen voor het winter
seizoen van 189I/91, op Maandagr tlon 98 Sep-
tember o.lt., 's namiddags 12>/i uur, ten Raadhuize.
De voorwaarden liggen ter lezing op de Secretarie der
gemeente.
Aan OUDERS en VOOGDEN wordt medegedeeld, dat de
HERHALINGSSCHOOL met den 1 Oc?tot»ev a.s.
zal >vorden geopend, en dat de kinderen, die van dit onder
wijs willen gebruik maken, zich moeten vervoegen:
de MEISJES Maandag: 3J-8 September, te
O uur, aan de School 13 (Hoofd de onderwijzer P. VAN
DER HAVE);
de JONGENS Dinsdag? SO September, te
"V uur, aar. de School A. (Hoofd de onderwijzer .1. Th.
OOSTERMAN).
Zierikzgk, 21 September 1891.
HEIJSE, Voorzitter.
Het zal wel niemand verwonderen, dat wij bij
het ontvangen der financiêele rede het eerst onze
aandacht bepaalden bij het laatste gedeelte,
's Ministers plannen tot verbetering van ons belasting
wezen. Tot zekere hoogte zijn wij daarmede ten
zeerste ingenomen. Flink worden de hoofdgebreken
van ons belastingstelsel erkend en wordt het ergste
op den voorgrond gesteld; dit n.l., dat minder-
vermogenden te zwaar worden gedrukt. Wat zij
betalen aan personeel en aan accijnsen, staat in
vele. gevallen buiten verhouding tot hetgeen aan
meer gegoeden is opgelegd. Over dit punt zal wel
geen verschil van gevoelen mogelijk zijn.
Als tweede punt noemt de Minister dat sommige
belastingen, hoewel in beginsel niet af keurenswaard,
onbillijk geregeld zijn. Als voorbeeld wordt de
patentbelasting genoemd.
Uit dit voorbeeld kan men afleiden, dat er geen
plan bestaat een algemeene inkomstenbelasting in
te voeren, dewijl daarnaast een belasting op het
patent, een bedrijfsbelasting of dergelijke wei niet
denkbaar is.
Ten derde zijn met sommige retribution, be
lastingen veveenigd. Dit is op zich zelf verkeerd,
maar wordt dat nog te meer, als die belastingen
zeer zwaar zijn. Hier worden de evenredige
registratierechten en daaronder zeker in de eerste
plaats de overgangsrechten bedoeld, die ook na de
verbeteringen van -1-88-2 nog grondige--herziening
noodig hebben.
Vooral wat de wetgeving op de gemeentefinanciën
betreft, wijst de Minister een paar van de ernstigste
gebreken aan//groote gemeentelijke uitgaven
moeten veelal geschieden voor oogmerken van niet
zuiver plaatselijk belang; en de gemeentebesturen
kunnen niet allen treffen, die tot de plaatselijke
uitgaven bëhooren bij te dragen". Zoodra in
die gebreken voorzien is, zal aan de bezwaren der
meeste gemeenten wel voldoende tegemoet ge
komen zijn.
In de rangorde der te nemen maatregelen schijnen
de laatstbedoelde evenwel niet de eerste plaats in
te nemen.
//Sommige dezer fouten, zoo leest men toch in
de rede, zijn slechts te verbeteren na een omvangrijk
onderzoekandere eerst nadat zekere hervormingen
zijn voorafgegaan. Hiertoe zullen wel de grieven
der gemeentebesturen te rekenen zijn. Men weet
toch dat dit punt ook in de troonrede in zeker
verband gebracht is met de herziening der gemeente
wet. Dit en liet //omvangrijk onderzoek",
klinken eenigermate als redenen van uitstel, evenzeer
als dat de plaats, die de inkomstenbelasting bij dat
alles innemen moet, niet dadelijk aangewezen wordt.
Maar de bedoeling kan ook zijn, en zoo willen
wij haar het liefst opvatten, dat de Minister zeggen
wildit een en ander kan ik niet dadelijk gereed
hebben, maar in afwachting daarvan zullen wij ons
bezig houden met de wegneming van die gebreken,
aan welker verwijdering dadelijk de hand kan
geslagen worden. Wij hopen ons in deze op
vatting niet te bedriegen en verwachten tevens
dat de Minister eerlang gelegenheid zal vinden
eenigszins uitvoeriger en meer bepaalde mede-
deelingen omtrent zijne plannen te doen.
Hadden wij op dit punt de financiêele rede wel
wat uitvoeriger gewensclit, over 't geheel onderscheidt
zij zich door een prijzenswaardige kortheid en
duidelijkheid.
Wat de begrooting voor 1892 betreft, bevestigt
zij onze verwachting, dat er latere crediet-aanvragen
in uitzicht gesteld worden. Na uiteengezet te
hebben, dat de dienst van 1892, hoewel de
begrooting een nadcelig slot oplevert van
2,358,888.10; naar den gewonen loop van
zaken met een batig saldo van 6 ton zal kunnen
sluiten, wordt de vraag gesteld, of ook in 1892
als gewoonlijk de uitgaven 3,000,000 beneden
de raming zullen blijven? //Ik mag u, is het
antwoord, deze gunstige uitkomst niet voorspiegelen
suppletoirc credieten kunnen ditmaal zeer noodig
zijnwant de noodzakelijkheid van sommige uitgaven,
die liet eerst onlangs opgetreden kabinet nog niet
ten volle kon beoordeelen, zal wellicht later blijken".
Natuurlijk, wij gelooven zelfs dat dit in hoogere
mate noodig zal zijn, dan de Minister veronderstelt,
die meent, dat des ondanks liet dienstjaar 1892
zonder tekort zou kunnen sluiten. Daarbij is dan
nog slechts op bescheiden schaal gerekend op de
geleidelijke toeneming der opbrengst van de middelen,
waarin we ons sedert 1884 weder hebben te ver
heugen, nadat die gedurende eeuige jaren had stil
gestaan. Het zou zeer verblijdend zijn, als de
jaarlijksche tekorten voortaan geheel achterwege
konden blijven, want op den duur leiden zij tot
den onafwijsbaren eisch, nieuwe leeningen te sluiten.
Daartoe moet het nu ook weer komen. De
Minister becijfert het tekort, dat tot en met 1891
op de verschillende diensten bestaat op 36 milliocn.
Daaronder is ongeveer 20 millioen afkomstig van
de spoorweg-overeenkomsten, maar de overige, 16
millioen bestaan uit opgehoopte tekorten van eenige
achtereenvolgende jaren. Op zich zelf is dat niet
onrustbarend. Ons land kan dat tekort door eene
lecning zeer wel dekken en naar de gangbare op
vattingen .in deze zijn die tekorten een gevolg van
uitgaven, waarvoor men leenen mag. 't Is zoo, men
mag er voor leenen, maar daarom is het nog niet
in het belang van het rijk, niet in het belang der
belastingschuldigen dus, dt\t men er voor lecne.
Al die leeningen doen op den duur de gewone
uitgaven stijgen en daarom verheugen wij ons,
dat de tegenwoordige Minister van Financiën, als
wij den aanhef zijner rede goed verstaan, met ons
van gevoelen is, dat men met leenen niet te ver
behoort te gaan. Er bestaat //verschil van meening",
zegt hij, //over de vraag, welke uitgaven door
credictmiddelen gedekt mogen worden en welke
niet. Doch er zijn uitgaven, ten aanzien waarvan
de overtuiging algemeen is, dat er voor geleend
kan worden. Nu meen ik, dat bij het overzicht,
dat ik gereed sta u te geven, slechts die cijfers
behooren gebracht te worden onder de uitgaven,
waarvoor men leenen kan, omtrent welker rang
schikking allen het eens zijn". Wij meenen dit
zoo te mogen verstaan, dat men naar 's Ministers
oordeel slechts behoort te leenen voor belangrijke
uitgaven van geheel buitengewonen aard en niet
voor elke uitgave, hoe klein ook, die eengszins
van de zeer gewone afwijkt.
Met de hoofddenkbeelden in deze financiêele
rede nedergelegd, gaan wij dus geheel mee en al
hadden wij gaarne nog wat meer licht gehad, wij
wachten met vertrouwen af, dat dit eerlang ont
stoken zal worden, en ons dan opheldering zal
verschaffen omtrent datgeen, waaromtrent nu nog
een en ander te vragen en te twijfelen overbleef.
Algemeen Overzicht.
De rustige rust, die Europa thans gedurende
eenige jaren heeft beleefd, is voorbij. Er wordt
eene zenuwachtige gejaagdheid scbier overal waar
genomen, die schijnt te duiden op eene naderende
catastrophe; een gevoel beeft iedereen bevangen,
of er in de naaste toekomst ernstige dagen te
wachten staan. Is er reden voor dergelijke vrees?
Zeker, ieder is het eens, dat de toestand van
gewapende vrede, zooals die sedert ettelijke jaren
in bijna alle Europeesche landen heerscht, niet
vol te houden is; dat er vroeg of laat een
oorlog zal uitbarsten, wiens wedergade niet ge
vonden worden zal; dat misschien een dergelijke
ontbranding wensehelijk is. Maar zijn de ge
beurtenissen der laatste tijden nu werkelijk zoo
danig, dat een oorlog moet worden voorgesteld
als liggende in de naaste toekomst? Wij voor
ons gelooven van niet. Wat is er veranderd
sedert de laatste maanden? wat gebeurd in de
laatste weken, dat reden geeft tot een dei*gelijke
vreesaanjagende toekomst? Bij het nagaan dier
vraag vinden wij in de eerste plaats de nauwere
aansluiting van Frankrijk bij Rusland. Nu dient
opgemerkt te worden, dat ook zelfs van Franscbe
zijde bij het bespreken dezer verhouding volstrekt
vermeden wordt om te gewagen van een verbond,
onder welken vorm dan ook, gesloten met Rus
land. Maar veronderstellen wy, een dergelijk
verbond bestond werkelijk, zou bet dan niet
veeleer aanleiding geven, om daarin te zien een
waarborg voor den voortdurenden Europeeschen
vrede, dan eene aanleiding om die te verbreken?
Tegenover de groote vereeniging van Duitschland,
Oostenrijk en Italië hebben we de verbonden
rijken Rusland en Frankrijk, en zal men van
weerszijden niet inzien, dat juist in deze com
binatiën den sleutel ligt om elkander in toom
te houden? De bewering, dat Rusland voet zou
trachten te krijgen in Turkije en de Dardanellen-
quaestie, waarover wij vroeger spraken, daarvoor
het bewijs zou leveren, wordt door de verklaring
der Porte gelogenstraft en eveneens komt het
ons ongegrond voor, onder de tegenwoordige om
standigheden aan te nemen, dat de Czaar het
plan zou koesteren in het volgend jaar zich
meester te maken van het Turksche rijk. En
wat Frankrijk aangaatde jongst gehouden groote
manoeuvres hebben geleerd, dat het Franscbe
leger tegenwoordig uitstekend isdat de Franschen
dit met genoegen zullen hebben gezien, wie zou
het betwijfelen, het is hun een waarborg, dat
zij gereed staan een mogelijken aanval te keer
te gaanmaar den tijd, dat alle Franschen zonder
onderscheid droomden van eene revanche, dat
hun eenig doel was het terugkrijgen van bet
in 1870 verloren deel, dien tijd ligt ver achter
ons. Volkomen juist is het o. a. wat President
Carnot dezer dagen ter gelegenheid van een
feestmaal zeide: Alle harten zijn vervuld van
vaderlandsliefde en geestdrift, nu Frankrijk zijne
plaats hernomen heeft in de wereld. Voor her
inneringen aan strijd in vroeger dagen is er
thans geen reden meer. Het land wil, dat zijne
regeering alle krachten des lands vereenige, om
eene bezadigde, vrijzinnige staatkunde te volgen.
Het wenscht kalmte en vertrouwen. En dat
Frankrijk zich werkelijk op dit standpunt plaatst,
bewijst zijne houding in de laatste dagen. Indien
hetgeen thans gebeurd is, vóór tien jaren ge
leden voorgevallen wave, gansch Frankrijk had
zich fgeuit in de kreet: Naar Berlijn! Thans
wordt de rede, die de jonge keizer van Duitsch
land te Erfurt heeft gehouden, stilzwijgend door
bet grootste deel der Franscbe pers voorbijgegaan
bier en daar wordt_er op de onverstandigheid,
om zoo iets te zeggen, gesproken, doch daarbij
blijft het. En onvoorzichtig minstens is bet van
den jeugdigen keizer geweest, om tot twee malen
toe den Franschen te herinneren aan den tijd,
waarin zij, tengevolge hunner woelige politiek
en een misdadig begonnen oorlog, geducht werden
verslagen. Te München, in zijn eerste waar
schuwing aan het adres der Franschen, sprak
de keizer over Weissenburg en Sédan. In die
de Erfurt herinnerde hij aan de jaren 1813-1815.
lis deze laatste rede zeide de keizer o. a.Hier
in Erfurt is een ernstig punt van de Duitscbe
geschiedenis. Op deze plaats heeft ons de Corsi-
caansche parvenu op het diepst vernederd, op
het afschuwelijkst verminkt, maar van hier ging
ook in 1813 de straal der wrake uit, die hem
ter aarde heeft geslingerd. Natuurlijk zou het
geweest zijn, indien de Franschen over deze uit
drukking in toorn waren ontstoken en niet te
verwonderen is het dan ook, dat de oorlog
zuchtige partij in Frankrijk duchtig deze woorden
heeft gehekeld, doch opmerkelijk tevens, dat de
groote pers als 'fc ware schouderophalend deze
smaad op Napoleon voorbijging, en dat ondanks
het pogen om. de opvoering van de opera
Lohengrin", de schepping van den zoozeer in
Frankrijk gehaten Duitscher Wagner, ongestoord
heeft kunnen plaats hebben. Trouwens, de keizer
schijnt zelf begrepen te hebben, dat hij wat
heel heftig is geweest. Althans in de Reichsameiger,
het oillcieele Duitscbe orgaan, worden de uit
drukkingen Corsikaansch parvenu en de bliksem
straal der weerwraak, vervangen door »een
Corsikaanschen veroveraar" en »een verzoenende
opstand des volks".
Nog eene andere oorzaak voor de zenuwachtige
spanning dezer dagen moet gezocht worden in het
bericht, dat de Engelsehen het eiland Sigri bij
Myhlexe hebben bezet en aldaar troepen en geschut
zouden hebben ontscheept. Hierin werd gezien
een antwoord van Engeland aan de Porte op de z.g.
Fransch-Russische intriges te Constantinopel. Reeds
heeft de Engelsche regeering bericht, dat den vol
genden dag reeds het eiland is verlaten èn men hier
slechts te doen had met eene oefening. Vatten
wij dus alles samen, dan kunnen wij besluiten met
te zeggen, dat voor wie wil er ja oorzaken
kunnen gevonden worden om te vreezen voor eene
verstoring van den Europeeschen vrede, doch dat de
gébeurtenissen der laatste dagen niet het recht
geven te zeggen, dat de oorlog binnen een niet
ver verwjjderd tijdstip komen moet.
Chili.
Omtrent den dood van den ex president Balinaceda
ontvangt de lnd. Beige de volgende bijzonderheden:
Balmaceda was, na de nederlaag die zjjne troepen
geleden hadden, den 19en Augustus uit Valparaiso
gevlucht. Gedurende twee weken dwaalde hjj onder
allerlei vermommingen en ateeda gevaar loopende
herkend te worden, rond. Den 2den September keerde
hjj naar Santiago terug en klopte in den daarop vol
genden nacht aan by den gezant der Argentycache
republiek, dr. Uriburu. Hjj werd door dezen gastvrjj
ontvangen en vertoefde in het diepste geheim in een
afgelegen vertrek van het gezantschapsgebouw, waar
dr. Uriburu zelf hem voedsel bracht en hem op de
hoogte hield van hetgeen er voorviel. Ten einde de
vervolgers te misleiden, werden er achtereenvolgens
geruchten verspreid omtrent het ontkomen en den
dood van den ex-president.
Vrijdagavond j 1. was de vluchteling omstreeks
middernacht naar bed gegaan. Zaterdagochtend te acht
ure hoorde men een schot en bleek het, dat hjj zich
door het hoofd geschoten had.
Hjj heeft enkele brieven achtergelaten, o.a. aan zyne
moeder, waarin by verklaart, gedurende de acht
maanden van den burgeroorlog alleen gehandeld te
hebben overeenkomstig hetgeen zjjn geweten en zjjn
vaderlandsliefde hem voorschreven. Do generaals van
het leger, zegt hjj, hebben hem verraden. Men hoeft
hem van wreedheden beschuldigd, maar by heeft nooit
iets anders gedaan dan handelingen, die buiten zjjn
last gepleegd waren, uit noodzakelijkheid goed te keuren.
Zijn geheele nalatenschap verklaart hjj, dat uit eene
som van 500 peso's bestaat.
De dag van den zelfmoord was de 73e verjaardag
van Chili's onafhankelijkheid en tevens de datum,
waarop Balmaceda opgehouden zou hebben wettigljjk
het presidentschap te bekleeden. Niet onwaarschijnlijk
heeft hjj met voordacht dezen datum gekozen om
zjjn besluit ten uitvoer te brengen.
Amerika.
Een jury te New-Jersey heeft dezer dagen een uit
spraak gedaan, die waarscbyolyk wel zonder precedent
in de rechterlijke annalen der Vereenigde Staten zal
zjjn, en dan ook niet zal nalaten de noodige sensatie
te verwekken.
Een zekere Patrik Mulle, uit het graafschap Bergen,
was dan voor den vrederechter gedaagd, beschuldigd
zjjn vrouw mishandeld te hebben. Er werden echter
van weerBzyden advocaten bijgehaald, zoodat een jury
benoemd werd, om deze zaak te berechten. De advocaten
van beide partyon hielden ellenlange bespiegelingen
over de rechten van man en vrouw enz., en het einde
van de historie i'b, dat de jury besliste dat elke
man het recht heeft om zjjn vrouw te slaan o* dat,
indien zjj hem dit niet toelaat, by echtscheiding kan
aanvragen!
Engeland.
Loiulen, 23 Sopt. Naar uit St. Petersburg aan
de Standard gemeld wordt, beeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken een wetsontwerp voltooid
volgens hetwelk de uitgewezen vreemdelingen over
gebracht zullen worden naar Siberië, bjjaldien de
regeoringen der landen van waar zjj komen, weigeren
hen weder toe te laten. Door dezen maatregel zouden
voornamelijk de Joden en de Polen getroffen worden.
Het laatste nummer van Woman, een Eogelsch blad
voor dames, houdt zich bezig met den smaak in de
kleeding der beeren. Het blad vraagt hoe het toch
komt dat blonde mannen zich gewoonlyk in lichte
stoften kleeden en donkere daarentegen zwart of bruin
kiezen. Het scbjjnt den mannen evenwel aan smaak
te ontbreken als een Guineesch biggetje aan den staart,
en daarom moeten de vrouwen het maar aanzien dat
de hoeren der schepping maar rondloopen roet leeljjke
dassen, leeljjke kleederen en nog leeljjker hooge hoedon.
Het blad wil dat de vrouwen ten minste eenigen
invloed uitoefenen op de keuze van de kleeding der
heeren, wanneer deze hun smaak niet weten te ver
beteren.
Duitschland.
Te Dalbek8baum by Velbert is het driejarig kind
van de echtelieden Kauls, naar men vermoedt, door een
wraakzuchtig dienstmeisje levend in den tuin begraven.
In de lucht- en spjjskanalon, alsook in de long vond
men zand, dat door het arme kind was ingezogen. Het
lag met het gelaat naar benoden in de kuil.
Voor ongeveer twee maanden was te Krotoschin
een soldaat op post door zjjn kapitein slapende gevonden.
De officier was daarover zoo vertoornd, dat hjj de
compagnie den naasten Zondag viermaal op appèl liet
komen. By de eerste drie appèls waren al de manschappen
present maar des avonds bjj het vierde ontbraken
21 soldaten, die later in de stad den kapitein tegen
kwamen en op zjjn bevel door patrouilles werden aan
gehouden. Voor den krjjgsraad gebracht, werden 17
van hen tot 18 maanden en 3 tot 21 maanden vesting
straf veroordeeld.
Te Diiren ia een paartje in 't huwelijk, verbonden,
waarvan de man 72 jareo en de bruid 29 jaren telde.
Voor den gelukkigen bruidegom was dit de vierde maal,
dat hij in 't huwelijksbootje stapte.
België.
Een hevige ontploffing hoeft in de Rue AnneesaonB
te Brussel groote verwoesting, ontsteltenis en, helaas,
ook het verlies van een menachenleven veroorzaakt.
In het huis van den electrischen uurwerkmaker
Flament waren twee gaswerkers bezig met het maken
van een nieuwe gasleiding. De een werkte in den
kelder bjj den meter, de ander was op de tweede ver
dieping bezig met het plaateen van de pjjpen. Nu
moet de werkman beneden den meter te vroeg open
gezet hebben, voor zyn makker boven met de pijpen
gereed was. Het gas stroomde door het kleine ver
trek, ontbrandde door bet vuur van een open kook
kachel en ontplofte met een ontzettenden knal. Het
huis stortte voor het grootste gedeelte in en verschei
dene naburige huizen werden beschadigd.
Een voorbjjgaDger, de heer van Capellen, werd door
een groote plank op het hoofd getroffen. Hjj viel op
den grond on werd onder het neerstortend puin be
dolven. Kort nadat men hem daarvan had bevrjjd,
blies hjj den laatsten adem uit.
De gaswerker, die boven was, Daen, werd zeer zwaar
gekwetst, en een juffrouw, die daar in de kamer bezig
was met koken, bekwam ook zeer ornstige wonden
haar dochter werd licht gekwetst, evenalB twee be
woners van een aangrenzend huis. Volgens een andere
lezing zou do ontploffing te wyten zjjn aan het ont
branden van kruit of van een scheikundig mengsel.
Er wordt een onderzoek naar de juiste oorzaak ingesteld.
Men zoekt ook of er nog meer menschen onder het
puin liggen.
Een zoon van den hoer van Capellen, een officier,
kwam onlangs ook door een ongeluk om het leven.
Zijn andere zoon stierf dezer dagen plotseling in het
kamp van Beverloo.
Twee mannen te Antwerpen kregen, na te veel
te hebben gedronken, in een koffiehuis twist en wilden
met geweld duelleeren. De koffiehuishouder bon hen
echter geen wapens bezorgendaarop namen beiden
een slang van de waterleiding en begonnen elkander
te besproeien. Het waterduel duurde een 10 minuten
toen waren beiden druipnat, en geheel gekalmeerd
boden zy elkander de vriendschapshand.
Nederland.
Amsterdam, 24 Sept. Do man dio verleden
jaar uit Weenen in een koffer als pakgoed te Parys
aankwam, heeft zyn partner gevonden. Toon men
heden ochtend aan het douanen-kantoor van het
Centraalstation alhier de verschillende goederen met
de vrachtbrieven vergeleek en voor eene kist kwam,
lang 1.5 M., breed 0,57 M. en 0,55 M. hoog, hoorde men
tot aller ontsteltenis een schreeuw uit de bist. Nadat
de stationschef en de politie gewaarschuwd waren,
werd het touw, dat om de kist gewonden was, losge
maakt; onmiddellijk sprong het deksel open en kwam
er een miniatuurmenach uit te voorschijn.
De kist, geadresseerd: F. Waardbommcl, Oude Hoog
straat 17 alhier, gedeclareerd als inhoudende volumes
et effete d'artiste", was verzonden uit Parys en gisteren
avond met trein 9,17 alhier aangekomen.
Op de hem gedane vragen antwoordde het manneke
reeda Maandag uit Parjjs te zyn vertrokken en hier
in een café-chantant te zullen optreden. Hjj had tot
voedsel niets bjj zich gehad dan wat brood en bier.
Bjj nadere beschouwing bleek de kist van binnen
gesloten te kunnen worden. In het deksel waren eénige
luchtgaten, met behangsellinnen overtrokken.
Een mislukte schaking!
Bertha woonde met haar moeder, een eerzame
weduwe, op een voorkamer in de Jacob van Campen-
straat, te Amsterdam. Bertha was 18 jaar en werkzaam
op een atelier van een der groote magazjjnen, aldaar;
moeder ging uit naaien, waschte voor de menschen en
had ook nog verstelwerk thuis. Zoo verdienden zjj
samen met hard werken goed haar brood. Ja, er schoot
zelfs nog wat over om Bertha goed in de kleeren te
stoken, zoodat ons dametje, dat tusschoo twee haakjes
een allerliefst gezichtje en een elegant figuurtje had,
er uitzag om te stelen.
Zjj was moedors oogappel, maar werd toch niet ver
wend opgevoed, daar was moeder te practisch en t.e
verstandig voor. Zjj kende de booze wereld en ging
haar dochter scherp na en dat was goed ook, zooals
weldra bleek.
Dat Bertha mooi was, vond niet alleen zjj zelf, maar
ook een zekere HenriS., een ryke koopmanszoon, die
al flineerende haar eens in een dor hoofdstraten had
ontmoet, haar was gevolgd en gezien had, waar het
juffertje werkte.
S.'dert dien tjjd ontmoetten zij elkander meormalen,
zoo vertelt de Écho. Aanvankelijk wilde Bertha niet
veel vao Henri weten, doch op den duur was het be
haagzieke meisje niet bestand tegen zjjn liefdes
betuigingen. Moeder bemerkte toen, dat Henri haar
dochter vrjj geregeld van de werkplaats tot dicht bjj
huis begeleidde en om daaraan een einde te maken,
ging zy zelf voortaan iederen avond haar dochter halen.
Toch vond Bertha nog eenmaal gelegenheid Henri
te spreken, en toen ontstond in zjjn brein hot booze
plan het mooie meisje te schaken.
Woensdagnacht van de vorige week zou lijj zyn plan
ten uitvoer brengen. Tegen één uur in den nacht hield
een haia of twintig van Bertha's buis een rytuig stil.
Daar stapte uit Henri S., hij ging voor het huis van