/Illllk/IIMNI NIEUWSBODE.
Zaterdag 5 September 1891.
lil
Directeur-Uitgever J. WAALE.
KENNISGEVING.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Fraaie handen.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaalIndië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
48ste JAARGANG. No. 6049.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend
Opening- jacht op klein wild.
Da COMMISSARIS dea KONINGS in Zeeland,
gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten van
28 Augustus 1891, no. 86;
gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staats
blad no. 87;
uiaakt bekend, dat de opening der jnebt op klein
wild, met uitzondering van die op fazanten, in de
provincie is bepaald op Muaiulag 14 Sep
tember 1S91;
voorts dat de jacht op fazanten zal worden geopend
op Donderdag; 1 October 1891, en dat
de korte jacht zal geoorloofd zjjn dagelijks en de lange
jacht op Maandag, Woensdag en Zaterdag van iedere
week, alsmede op de vier dagen, voorafgaande aan de
sluiting der jacht, alles mot uitzondering van de
Zondagen.
Middklbueg, 31 Augustus 1891.
De Commissaris des Konings voornoemd,
DE BRAUW.
De heer D. Stigter, van Goes, schreef in liet Sociaal
Weekblad van 22 Augustus een merkwaardig hoofd
artikel, waaraan wij het volgende ontleenen. Nadat
genoemde heer in overeenstemming met de landbouw-
commissie en het rapport door haar uitgebracht, heeft
aangetoonddat de opbrengst van den grond onder
het heerschende pachtstelsel niet bevorderd, maar
benadeeld wordt, gaat hij aldus voort:
«Zoo eischt dit, dat de bestaande wijze van ver
pachten zoo spoedig mogelijk verbeterd worde. Maar
voor het verkrijgen van de grootst mogelijke opbrengst
zal het altijd de voorkeur verdienen, dat de boer
eigenaar is van den grond, dien hij bebouwt. De
grootste macht, de sterkste invloed, de beste prikkel
voor onvermoeide werkzaamheid, voor onafgebroken
geheele toewijding, voor de voordeeligste exploitatie,
is alleen te vinden bij bezit in eigendom. Getuigenissen
hieromtrent zijn uit alle wereldstreken voorhanden.
Onnoodig zal het wezen vele verklaringen dienaangaande
over te leggen. Ieder weet, begrijpt, gevoelt dit zelf
wel. Ik zal om die reden mij beperken tot de mede-
deeling, dat het landbouw-coraité in zijn laatste ver
gadering, te Leeuwarden op 2 Juni j.l. gebonden, de
wenschelijkheid heeft uitgesproken, dat ieder, die grond
exploiteert, eigenaar daarvan zij, alsmede dat in het
rijkslandbouw-verslag over -1885 de hoogst bekwame
rapporteur getuigde, »dat de geheel vrije beschikking
over den bodem voor de uitoefening van het landbouw
bedrijf zoo hoogst wenschelijk is." In die richting
moot dus gearbeid, krachtig gewei kt worden."
«Hoogst bedroevend is liet daarom, dat het aantal
bóeren-eigenaars vermindert, het aantal pachters, het
welk reeds zoo groot is, daarentegen vei meerdert
waardoor de overwegende voordeelenaan den eigen
dom verbonden, afnemen en de nadeeleti, eigen aan
de verpachting, toenemen. Dat scherpe mes verwondt
derhalve het sociale geheel van twee kanten. Moge
het spoedig in de schee gestoken worden
«Te verwonderen is het dan ook niet, dat de jongste
algemeene vergadering der Maatschappij tot bevordering
van landbouw en veeteelt in Zeeland het door mij
verlangde bevestigende antwoord gaf op de vraag: is
het in het belang der landbouw wenschelijk, dat be
scherming van den stand der boeren-eigenaren in
overweging worde genomen?"
»Ook in het landbouw-rapport staat trouwens te
lezen: »In hoofdzaak zal do regeeringszorg
gericht moeten zijn op de verspreiding van meerdere
kennis; de grondige verbetering der communicatie
middelen; de bevordering van een beter credielwezen
en organisatie van de vertegenwoordiging der landbouw
belangen; en zoo mogelijk op het behoud en de
bevestiging van den eigengeërfden boerenstand, die
aldus lees ik op eene andere plaats in dat rapport
»in verschillende streken langzaam maar zeker
door den huurboer verdrongen wordt."
»De oorzaken van het ziekteverschijnsel zijn geluk
kig wel bekend. »Bij de tegenwoordige koopprijzen
geeft de boerderij in verschillende streken van ons
land geen behoorlijk middel van bestaan. Zonder
vooitdurenden roofbouw, of zonder dat eigen kapitaal
wordt ingeteerd, komt men niet uit. De levenswijze is
reeds sober en hét loon voor den arbeid van den
landbouwer vaak tot een minimum teruggebracht.
De toestand is op sommige plaatsen van dien aard,
dat kleine invloeden voldoende geacht worden, om den
toestand onhoudbaar te maken. Voorloopig wordt des
alniettemin de daling tegengehouden, omdat de land
bouwers den strijd om het bestaan tot het uiterste
voortzetten. De landbouwers -trachten hun bedrijf aan
kapitalisten te betwisten: ze hebben «liever kluiten
«dan duiten" en hopen op kentering van het getij.
Zij, die wat hebben, concurreeren bij den aankoop.
Zij, die niets, meer hebben, of althans te weinig om
te koopen, concurreeren om te pachten. Voor de
kapitalisten geven daarom de nog to hooge koopprijzen
zeer bevredigende rente."
«Daar hebben we de oorzaak der oorzaken: de
concurrentie van kapitalisten, die geen landbouwers
zijn en voor wie grondaankoop een gewenschte geld
belegging is; bij verkoop heeft de kapitalist de beste
kansen, omdat hij over het meeste kapitaal beschikt."
De slotsom, waartoe de heer Stigter komt, luidt
aldus: «Het middel tot genezing, of althans verzachting
van deze sociale kwaal ligt na de diagnose voor de
handde dienaar van de zieke maatschappij, de Staat,
behoort den landeigendom van niet-landbouwers tegen
te gaan, den aankoop van grond door hen die den
grond niet zelf bebouwen, te bemoeilijken."
Wij kunnen ons hoofdzakelijk ten volle met den
heer Stigter vereenigen en zijn er vast van overtuigd,
dat, zoo men gesteld wordt voor de keuze: bescherming
van den speculant, die zijn geld in grondbezit belegt,
of bescherming van den landbouwer, die zijn arbeid
aan den grond ten koste legt de keuze voor de
hand ligt. Van den bodem moeten wij allen leven, ja.
er was een tijd, dat de raenschen zeer goed leefden
zonder geld, om de eenvoudige reden, dat dit nog
niet bestond. «Liever kluiten dan duiten" is daarom
een zeer begrijpelijke leuze. De duiten hebben alleen
waarde, wanneer men er zich levensbenoodigdheden
voor kan aanschaften. Onrechtmatige verrijking van
geldmannen aan den eenon kant en voortgaande ver
arming van landbouwers aan den anderen kant. strekt
dan ook tot schade van de maatschappij. Maar toch
verwachten wij in dezen nog meer van de samen
werking van rijke grondbezittende landbouwers en
arme pachters, dan van de beste wetten, die in zake
het landbouw bedrijf te maken zijn. Geen wet zal,
dunkt ons, toch ooit bij machte zijn om een kapitalist
te beletten, die geen landbouwer is, grond te koopen
ontduiking van zoo'n wet zou niet zwaar vallen. Wel
is het echter buiten alle wetten om, mogelijk dat de
rijke boor zijn vakgenoot, den armen pachter, voorthelpt
om op hoe kleine schaal dan ook grondeigenaar te
worden. De bodem is het oudste kapitaal en in plaats
van het kapitaal te willen vernietigen of den grond
te nationaliseeren, zou het dunkt ons beter zijn iedere
landbouwer in zekeren zin tot kapitalist en grond
eigenaar te maken. Wil men den grond in handen
houden van deskundigen, dan is het allereerst noodig,
dat do zoons van landbouwers geen stedelingen worden,
maar zich aan het landbouwbedrijf blijven wijden
maar verder is het niet minder noodzakelijk, dat bij
verkoop van gronden de voorkeur geschonken worde
aan den vakman boven den geldman. Zoolang onder
de boeren en landbouwers de leuze gelden blijft: dat
de meestbiedende de voorkeur geniet en men weinig
hart heeft voor het vaderlijk erfdeel zoolang zullen
de duiten de kluiten blijven beheerschen en niet anders
om, al zegt men dan ookliever kluiten dan duiten".
Amerika.
Een Amerikaan kocht onlangs 3000 sigaren van een
frank per stuk. Eens in 't bezit van die kostbare
sigaren, ging onze practiscke kooper naar eene verzeke-
riDgtUKutschappij en deed de koopwaar verzekeren.
Dit gebeurde.
Twee jaren later waren de sigaren op eD de Ameri
kaan vroeg aan de maatschappij de betaling van drie
duizend frank, voor de vergoeding van de verbrande
koopwaar.
De maatschappij verzette zich daartegen, maar er
was niets aan te doen; de overeenkomst was gemaakt,
de maatschappij word veroordeeld om te betalen.
Doch nu werden de rollen omgekeerd.
De maatschappij raadpleegde het wetboek en daagde
den verzekerde voor de rechtbank, hem beschuldigende
't vuur te hebben gestoken in verzekerde.,koop-
waar.
De rechtbank gaf ditmaal de verzekeraars geljjk
ou veroordeelde den Amerikaan tot 90 dagen gevan
genisstraf.
Frankrijk.
In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft te Saint-
Etienne en omstreken een hevig onweer met zwaren hagel
slag gewoed. De hagelsteenen waren zoo groot als eieren.
De schade is belangrijk, het nog te veld staand gewas is
geheel vernield.
Ook aan de linkervoet der Rh&ne heeft Zondagavond een
onweer gewoed en heeft het evenzoo gehageld.
Te Wignehies is het in de laatste dagen weer on
rustiger geworden. De dooc eenige fabrieken ontslagen werk
lieden hebben de straten afgeloopen, roepende: «Brood
moeten wij hebben!" en daarbij de Carmagnole zingende.
Eenigen hunner ontblootten de borst en riepen: Brood
of lood
Aan de mairie zijn bons voor brood uitgedeeld.
Woensdag avond heeft een troep manifesteerenden zich
naar eenige fabrieken begeven om de werklieden bij het
verlaten van den arbeid op te wachten. De fabrieken werden
echter beschermd door de gendarmes en ëen eskadron
cavalerie, -dat de manifesteerenden verwijderde.
Duitschlantl.
lo de laatste dagen is to Berljjo zooveel rogge aan
gevoerd, dat het wegens gebrek aan bergplaatsen
onmogeljjk is, de waggons te ontladen.
België.
Te Brussel begaf zich dezer dagen de heer W. te bed
dicht by bem lag een kat in een mandje te slapen.
Een uur later werd by wakker door de kat, die op zjjn
bed was gesprongen en bem vry onzacht krabbelde W.
wilde het beest Blaan, maar merkte plotseling dat de
kamer vol rook stond; het bleek nu, dat hy een
brandenden lucifer in een met zemelen gevuld kwispedoor
had gpworpen, wat de zemelen langzaam had doen
ontbranden. Zonder de kat zou de heer W. wellicht
zyn gestikt.
Nederland.
Assen, 2 Sept. Voor de rechtbank alhier stond
heden terecht L. van E., oud 22 jaar, koopman te
Smilde, ter zake dat bij, by gelegenheid van de her
stemming ter verkiezing van een lid van den gemeente
raad te Smilde tusschen J. Homan Kymmell en A. Vos,
op 4 Augustus in den voormiddag aan den landbouwer
Van 't J., behoorende tot de kiezers van leden van
den gemeenteraad te Smilde, 1 gulden, en in den
namiddag aan den gepensioneerden brugwachter H
eveneens behoorende tot die kiezers, eerst 2 gulden,
daarna 3 gulden en eindelyk 4 gulden had aangeboden,
voor het geval die kiezers Homan Kymmell wilden
stemmen, welk aanbod echter door geen van beide
kiezers was aangenomen.
Er werden 6 getuigen geboord. De beklaagde ont
kende het hem ten laste gelegde, bewerende dat hy
aan den eenen kiezer 1 gulden bad aangeboden voor
tydverzuim, voor het geval dat deze wilde gaan stemmen,
welken van de twee candidaten dan ook en dat hy
aan den anderen kiezer 2, 3, 4 gulden had geboden
voor een in zjjn huis aanwezig kastje.
De substituut-officier vau justitie, mr. W. C. A.
Scholten, wyzende op het verachtelyke om kiezers
door het aanbieden van geld te bewegen een bepaald
persoon te stemmen, terwjjl dan de uitBlag der stem
ming niet gezegd kan worden de uitdrukking van den
wil van de meerderheid der kiezers te zjjn, meende
dat het ten laste gelegde door de verklaring der ge
tuigen wettig en overtuigend was bewezen; wat den
beklaagde, die zelf niet behoort tot de kiezers van
den gemeenteraad te Smilde, bewogen bad, zich op
zoo onbehoorljjke wjjze te mengen in den verkiezing-
stryd en of de beklaagde wellicht door anderen tot
het omkoopen van kiezers was overgehaaldwas
spreker Diet bekend, in ieder geval was de beklaagde
voor de door hem gepleegde poging tot omkooping
van twee kiezers zelf aansprakelijk. Spreker rtquireerde
de veroordeeling van den beklaagde tot eene gevangenis
straf van 21 dagen.
De verdediger van den beklaagde, mr. M. Oldenhuis
Gratama, advocaat te AsseD, beweerde dat in het
wetboek van strafrecht alleen was strafbaar gesteld
omkooping van een kiezer om zjjo kiesrecht hetzy
niet hetzy op bepaalde wjjte uit te oefenen, maar dat
niet strafbaar was gesteld omkooping om op een
bepaald persoon te stemmen, zoodat de beklaagde van
rechtsvervolging zou moeten worden ontslagen; voorts
beweerde spreker, dat het ten laste gelegde niet be
wezen wasdat alleen bewezen was, dat de beklaagde
aan den eenen kieier 1 gu den had aangeboden voor
tjjdverzuim, voor het geval dat deze zyn stemrecht
wilde gaan uitoefenen, daarby gratis adviseerende om
Homan Kymmell te Btemmen, terwjjl omtrent de andere
ten laste gelegde poging tot omkooping van een kiezer
do verklaringen der getuigen volstrekt niet vertrouw
baar waren, waarom spreker tot vryspraak concludeerde;
Vit het JUnitsch.
I.
Paul Mühlbeim bezat niet meer aanleg, dan
waarop een gewoon dilettant zich meestal kan be
roemen, toen hij besloot zich aan de schilderkunst
te wijden. Als hij bad kunnen volstaan met het
teekenen van monden, neuzen, oogen en ooren, dan
zou het nog wel zijn gegaan, maar die handendie
handen
Een band is zulk een nietig lichaamsdeel, zoo
eenvoudig weör te geven met hare aderen en lijnen,
en hare vijf vingers met een nagel op den top 1 En
toch, die hand zou hem buiten de kunstenaars
wereld sluiten!
Zijne meesters aan de teeken-academie hadden
hem wel honderdmaal gezegd, dat elke hand haar
eigen physionomie, haar eigenaardigen vorm had, en
zij hoopten steeds, doch te vergeefs, dat hy er einde
lijk het rechte gezicht op zou krijgen. Een half jaar
lang deed Paul niets anders dan studiën van handen
maken, zonder dat het hem gelukte het ei van
Columbus te vinden, want hoe hij ook zijn be9t deed
en zich uitsloofde, zijn pogingen leden steeds schip
breuk. In een oogenblik van groote moedeloosheid
wierp hij eindelijk palet en penseel in den hoek, en
overtuigde zich zelf dat de wereld geen Raphael zou
verliezen, wanneer hij de kunst vaarwel zeide en een
werkkring koos die heter voor zijn krachten berekend
en reeds sedert lang voor hem was bestemd.
Zjjn vader toch, stond aan het hoofd van een
aanzienlijk handelshuis. Het was den goeden man
een groote reden van zorg en droefheid geweest,
toen zijn eenigen zoon beslist had geweigerd zijne
plaats op het alom bekende kantoor der firma
J. W. Mllhlheim Co. in te nemen, en niets liever
wenschte dan een kunstenaarsloopbaan te volgen.
Toen Paul, nadat hij lot het rechte inzicht was
gekomen van hetgeen hem ontbrak, dus berouwvol
iian de deur klopte van het kantoor, dat bij eenmaal
zoo hooghartig den rug had toegedraaid, werd deze
onmiddellijk Sroor hem ontsloten, en vond hij zijn
vader bereid om hem met open armen te ontvangen.
De kunstenaarsdroom zijns zoons had den ouden
heer een groote som gelds gekost, maar de gelukkige
vader haalde in gedachte een dikke streep door die
rekening, en beschouwde de geheele zaak als een
kwade po9t, waaraan niet meer werd gedacht.
Een jaar lang zat Paul op den lederen kantoor
stoel achter de boeken zyns vaders, en wij moeten
ter zijner eere zeggen, dat hij zich rn die veranderde
omstandigheden wist te schikken.
Wel staarden zijne blikken, vooral in den beginne,
dikwijls door de in lood gevatte vensterruiten naai
de zonnige buitenwereld, en dwaalden zijne gedachten
met heimwee naar het lustig samenzijn met zijne
jeugdige kunstbroeders, maar hij wist zich genoeg te
beheerschen om dit nutteloos verlangen naar den
achtergrond te dringen, en de plichten aan zijn tegen
woordige betrekking verbonden te vervullen.
De inwendige strijd, dien hij ie voeren had, bleef
echter niet zonder uitwerking op zijn gestel. Er
vertoonden zich zwarte kringen onder zijn eertijds
zoo levenslustige oogen, die thans dof en vermoeid
gingen staan, hij klaagde over slapeloosheid en gebrek
aan eetlust.
De jongen moet trouwen, lieve Mevrouw," ant
woordde Dr. Ernst, toen de bezorgde moeder haar
ouden huisdokter op deze verontrustende verschijn
selen opmerkzaam maakte.
«Trouwen! Onze Paul trouwen, maar dokter
had de goede vrouw verbaasd uitgeroepen.
»Ja, waarom niet!" lachte de Esculaap, «dat
remedie heeft menig lijder aan melancholie doen
herstellen. Mij dunkt Paul is daar oud genoeg voor,
en aan de middelen ontbreekt bet hem ook niet.
Geloof my, be9te mevrouwtje, na die teleurstelling
in zijn kunstenaarsloopbaan zal niets hem beter met
den sleur van het alledaagsche leven op het kantoor
verzoenen, dan een vroolijk, opgeruimd wijfje. Neem
hem maar eens in verhoor, wie weet of hij al niet
een beeld in' het hart draagt, dat hem van al zijne
droomerijen en kwalen zal kunnen genezen. Zoo iets
kan heel zwaar op de maag liggen."
De goede moeder volgde den raad van den ondeu-
genden dokter, maar de ondankbare patient wilde
van geen moederlijke inquisitie weten en verklaarde
ongeduldig dat iemand, die voor goed met de Muzen
had gebroken, te verstandig was om zich met zulke
dwaze zaken als liefdedroomen in te laten en i
daarmee uit!
Maar toen de donkere kringen zelfs na dit afdoend
antwoord niet verdwenen, de slapeloosheid bleef aan
houden en de uitgezoebtste spijzen, door moeders
liefdevolle hand bereid, niet in staat waren den ver
loren eetlust op te wekken, werd er besloten, dat de
patient heil zou gaan zoeken in een zuivere verster
kende lucht en koud waterkuur. Kort daarop reisde
Paul Mühlheim, vergezeld van de zegenbeden zijner
ouders en voorzien van een grooten koffer en een
welvoorziene geldbuidel, naar het alom beroemde bad
Sneckenburg.
Wie heeft nimmer als laatstaangekomene plaats
genomen aan het benedeneinde eener lange tafel,
om nieuwsgierig door al de aanzittende en reeds
vroeger aangekomen badgasten aangegaapt en opge
nomen te worden?
Wie kent niet die onaangename gewaarwording
van zich plotseling geheel vreemd te midden van een
gezelschap, pratende, lachende, schetterende en
etende menschen te bevinden, welk gevoel van on
behagelijkheid nog wordt vergroot door het heen en
weder draven der bedienden, de warmte der zaal,
het lompe zoogenaamde tafelzilver en het twijfel
achtig gehalte der spijzen.
In bet heiligdom der Sneckenburger eetzaal wer
den de regelen der ancieniteit styeng in acht ge
nomen, en wee den vermetelen vreemdeling, die het
zou wagen hierop inbreuk te maken.
In weinig opgewekte stemming nam Paul Mühl
heim den dag na zijne aankomst plaats aan het lager
einde der tafel. Hij gevoelde niet den minsten lust
om kennis met de overige gasten te maken en bleef
in gedachten verdiept voor zich op het tafellaken
staren. Eensklaps werd hij uit zijne droomerijen
gewekt door het geruisch van vrouwenkleederen en
het aanschuiven van stoelen aan de overzij. Onwille
keurig sloeg hij de oogen op. Vlak tegenover hem
hadden drie dames een oudere en twee jongere
plaats genomen.
Het gelaat van Paul betrok. Een drievoudig
dames vis-&-vis, en dat voor den tijd van vier of vijf
weken, leek hem in zyn tegenwoordige stemming
een zwaarder beproeving dan een der Egyptische
plagen.
Niet dat hij een verstokt vrouwenhater was, dat
zou te veel in strijd zijn met zyn groote liefde voor
de schoone kunsten, maar hij had zich voorgenomen
te Sneckenburg geheel vry te leven en met niemand,
wie dan ook, kennis aan te knoopen. Hij besloot dus
tegenover het gezelschap aan den anderen kant der
tafel een terughouden, schier ongenaakbare houding
aan te nemen.
Maar het noodlot wilde het anders.
Ter nauwernood had Paul dit booze plan gemaakt
of het grillige toeval bracht hem eensklaps een klein
voorwerp onder de oogen, dat al zijn vyandige voor
nemens in rook deed verdwijnen. En dit kleine iets
waseen smalle, blanke, buitengewoon fraai
gevormde vrouwenhand, die zich uitstrekte naar de
zware waterkaraf, welke hij vlak naast zijn borcl
had staan. De meest alledaagsche beleefdheid vor
derde dat Paul het begeerde voorwerp overreikte,
voor welken kleinen dienst hij met een vriendelijken
glimlach werd beloond.
Een hand!
Wat was er nu voor bijzonders aan eene hand 1
Ieder der aanzittende gasten kon er immers twee
vertoonenMaar wat waren al de handen, die hij
tot nu toe had gezien, vergeleken bij dit wonder-
schoone sneeuwwitte pootje!
Zoo iemand dan moest toch hy Paul Mühlheim
er verstand van hebben. Hij had zes maanden lang
zooWel in gips en in marmer als in natura alle
mogelijke handen bestudeerd, maar zulk een vol
maakt model was hem nog nooit onder de oogen
gekomen.
«Zouden die fraaie handen in de familie zijn?"
dacht hy hij zich zelf en onwillekeurig sloeg hij een
onderzoekenden blik op de zes handen, die aan den
overkant van de tafel druk bezig waren mes en vork
te hanteeren.
Och neenl De vier overige waren even gewoon
van kleur en vorm als de twee andere blank en
tenger waren. Wat was dat jammer 1
De drie dames, aan wie Paul als van zelf thans
meer opmerkzaamheid schonk, zagen er bijzonder
goed uit, hoewel zeer verschillend van leeftijd en
voorkomen.
Niettegenstaande hare gezetheid was de moeder
nog eene knappe blozende vrouw met een jeugdig
en opgewekt gelaat. Hare eene dochter, eene
brunette, had schoone donkere oogen met lange
zwarte wimpers, en wangen, die u aan een perzik
deden denken, terwijl de andere, wier blauwe oogen
tintelden van jeugdigen overmoed, een allerliefste
blondine was. En dit blonde kind, wier blonde lokken
in weerspannige krullen op het blanke voorhoofd
vielen, was de gelukkige bezitster van het belovende
handje.
Paul Mühlheim, het lid der firma J. W. Mühl-,
heim Co., die met al de muzen had gebroken en
die zich tot geen eene dwaasheid meer in staat
geloofde, werd eensklaps radeloos verliefd op een
paar fraaie meisjeshanden, wier onweerstaanbare
bekoorlijkheden hem dagelijks onder de oogen
kwamen en hem ten laatste wakend noch droomend
met rust lieten. Het hielp hem niet of hy zich boos
maakte over zijn eigen dwaasheid en die ver-
wen9chte! Hadden die tergende menschenhanden
hem het leven niet reeds genoeg verbitterd, zij toch
waren het geweest, die hem het kunstenaarsleven
met al zijn poëzie hadden doen vaarwel zeggen en
hem naar het prozaïsche kantoor hadden terug ge
dreven. Moesten zij hem thans, nu hij zich in zijn
lot had geschikt en van poëzie en liefde niets meer
wilde weten, andermaal de gemoedsrust ontnemen
Maar al die ergernis hielp hem niets, de betoove-
ring was over hem gekomenals een gevangen visch
moest hij aan den angel meezwemmen, de kleine
handjes hielden hem stevig vast en er was dagelijks
minder ontkomen aan dien bekoorlijken greep.
Slot volgt