/Illllk/IIMNI NIEUWSBODE. Zaterdag 5 September 1891. lil Directeur-Uitgever J. WAALE. KENNISGEVING. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Fraaie handen. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaalIndië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 48ste JAARGANG. No. 6049. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend Opening- jacht op klein wild. Da COMMISSARIS dea KONINGS in Zeeland, gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten van 28 Augustus 1891, no. 86; gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staats blad no. 87; uiaakt bekend, dat de opening der jnebt op klein wild, met uitzondering van die op fazanten, in de provincie is bepaald op Muaiulag 14 Sep tember 1S91; voorts dat de jacht op fazanten zal worden geopend op Donderdag; 1 October 1891, en dat de korte jacht zal geoorloofd zjjn dagelijks en de lange jacht op Maandag, Woensdag en Zaterdag van iedere week, alsmede op de vier dagen, voorafgaande aan de sluiting der jacht, alles mot uitzondering van de Zondagen. Middklbueg, 31 Augustus 1891. De Commissaris des Konings voornoemd, DE BRAUW. De heer D. Stigter, van Goes, schreef in liet Sociaal Weekblad van 22 Augustus een merkwaardig hoofd artikel, waaraan wij het volgende ontleenen. Nadat genoemde heer in overeenstemming met de landbouw- commissie en het rapport door haar uitgebracht, heeft aangetoonddat de opbrengst van den grond onder het heerschende pachtstelsel niet bevorderd, maar benadeeld wordt, gaat hij aldus voort: «Zoo eischt dit, dat de bestaande wijze van ver pachten zoo spoedig mogelijk verbeterd worde. Maar voor het verkrijgen van de grootst mogelijke opbrengst zal het altijd de voorkeur verdienen, dat de boer eigenaar is van den grond, dien hij bebouwt. De grootste macht, de sterkste invloed, de beste prikkel voor onvermoeide werkzaamheid, voor onafgebroken geheele toewijding, voor de voordeeligste exploitatie, is alleen te vinden bij bezit in eigendom. Getuigenissen hieromtrent zijn uit alle wereldstreken voorhanden. Onnoodig zal het wezen vele verklaringen dienaangaande over te leggen. Ieder weet, begrijpt, gevoelt dit zelf wel. Ik zal om die reden mij beperken tot de mede- deeling, dat het landbouw-coraité in zijn laatste ver gadering, te Leeuwarden op 2 Juni j.l. gebonden, de wenschelijkheid heeft uitgesproken, dat ieder, die grond exploiteert, eigenaar daarvan zij, alsmede dat in het rijkslandbouw-verslag over -1885 de hoogst bekwame rapporteur getuigde, »dat de geheel vrije beschikking over den bodem voor de uitoefening van het landbouw bedrijf zoo hoogst wenschelijk is." In die richting moot dus gearbeid, krachtig gewei kt worden." «Hoogst bedroevend is liet daarom, dat het aantal bóeren-eigenaars vermindert, het aantal pachters, het welk reeds zoo groot is, daarentegen vei meerdert waardoor de overwegende voordeelenaan den eigen dom verbonden, afnemen en de nadeeleti, eigen aan de verpachting, toenemen. Dat scherpe mes verwondt derhalve het sociale geheel van twee kanten. Moge het spoedig in de schee gestoken worden «Te verwonderen is het dan ook niet, dat de jongste algemeene vergadering der Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland het door mij verlangde bevestigende antwoord gaf op de vraag: is het in het belang der landbouw wenschelijk, dat be scherming van den stand der boeren-eigenaren in overweging worde genomen?" »Ook in het landbouw-rapport staat trouwens te lezen: »In hoofdzaak zal do regeeringszorg gericht moeten zijn op de verspreiding van meerdere kennis; de grondige verbetering der communicatie middelen; de bevordering van een beter credielwezen en organisatie van de vertegenwoordiging der landbouw belangen; en zoo mogelijk op het behoud en de bevestiging van den eigengeërfden boerenstand, die aldus lees ik op eene andere plaats in dat rapport »in verschillende streken langzaam maar zeker door den huurboer verdrongen wordt." »De oorzaken van het ziekteverschijnsel zijn geluk kig wel bekend. »Bij de tegenwoordige koopprijzen geeft de boerderij in verschillende streken van ons land geen behoorlijk middel van bestaan. Zonder vooitdurenden roofbouw, of zonder dat eigen kapitaal wordt ingeteerd, komt men niet uit. De levenswijze is reeds sober en hét loon voor den arbeid van den landbouwer vaak tot een minimum teruggebracht. De toestand is op sommige plaatsen van dien aard, dat kleine invloeden voldoende geacht worden, om den toestand onhoudbaar te maken. Voorloopig wordt des alniettemin de daling tegengehouden, omdat de land bouwers den strijd om het bestaan tot het uiterste voortzetten. De landbouwers -trachten hun bedrijf aan kapitalisten te betwisten: ze hebben «liever kluiten «dan duiten" en hopen op kentering van het getij. Zij, die wat hebben, concurreeren bij den aankoop. Zij, die niets, meer hebben, of althans te weinig om te koopen, concurreeren om te pachten. Voor de kapitalisten geven daarom de nog to hooge koopprijzen zeer bevredigende rente." «Daar hebben we de oorzaak der oorzaken: de concurrentie van kapitalisten, die geen landbouwers zijn en voor wie grondaankoop een gewenschte geld belegging is; bij verkoop heeft de kapitalist de beste kansen, omdat hij over het meeste kapitaal beschikt." De slotsom, waartoe de heer Stigter komt, luidt aldus: «Het middel tot genezing, of althans verzachting van deze sociale kwaal ligt na de diagnose voor de handde dienaar van de zieke maatschappij, de Staat, behoort den landeigendom van niet-landbouwers tegen te gaan, den aankoop van grond door hen die den grond niet zelf bebouwen, te bemoeilijken." Wij kunnen ons hoofdzakelijk ten volle met den heer Stigter vereenigen en zijn er vast van overtuigd, dat, zoo men gesteld wordt voor de keuze: bescherming van den speculant, die zijn geld in grondbezit belegt, of bescherming van den landbouwer, die zijn arbeid aan den grond ten koste legt de keuze voor de hand ligt. Van den bodem moeten wij allen leven, ja. er was een tijd, dat de raenschen zeer goed leefden zonder geld, om de eenvoudige reden, dat dit nog niet bestond. «Liever kluiten dan duiten" is daarom een zeer begrijpelijke leuze. De duiten hebben alleen waarde, wanneer men er zich levensbenoodigdheden voor kan aanschaften. Onrechtmatige verrijking van geldmannen aan den eenon kant en voortgaande ver arming van landbouwers aan den anderen kant. strekt dan ook tot schade van de maatschappij. Maar toch verwachten wij in dezen nog meer van de samen werking van rijke grondbezittende landbouwers en arme pachters, dan van de beste wetten, die in zake het landbouw bedrijf te maken zijn. Geen wet zal, dunkt ons, toch ooit bij machte zijn om een kapitalist te beletten, die geen landbouwer is, grond te koopen ontduiking van zoo'n wet zou niet zwaar vallen. Wel is het echter buiten alle wetten om, mogelijk dat de rijke boor zijn vakgenoot, den armen pachter, voorthelpt om op hoe kleine schaal dan ook grondeigenaar te worden. De bodem is het oudste kapitaal en in plaats van het kapitaal te willen vernietigen of den grond te nationaliseeren, zou het dunkt ons beter zijn iedere landbouwer in zekeren zin tot kapitalist en grond eigenaar te maken. Wil men den grond in handen houden van deskundigen, dan is het allereerst noodig, dat do zoons van landbouwers geen stedelingen worden, maar zich aan het landbouwbedrijf blijven wijden maar verder is het niet minder noodzakelijk, dat bij verkoop van gronden de voorkeur geschonken worde aan den vakman boven den geldman. Zoolang onder de boeren en landbouwers de leuze gelden blijft: dat de meestbiedende de voorkeur geniet en men weinig hart heeft voor het vaderlijk erfdeel zoolang zullen de duiten de kluiten blijven beheerschen en niet anders om, al zegt men dan ookliever kluiten dan duiten". Amerika. Een Amerikaan kocht onlangs 3000 sigaren van een frank per stuk. Eens in 't bezit van die kostbare sigaren, ging onze practiscke kooper naar eene verzeke- riDgtUKutschappij en deed de koopwaar verzekeren. Dit gebeurde. Twee jaren later waren de sigaren op eD de Ameri kaan vroeg aan de maatschappij de betaling van drie duizend frank, voor de vergoeding van de verbrande koopwaar. De maatschappij verzette zich daartegen, maar er was niets aan te doen; de overeenkomst was gemaakt, de maatschappij word veroordeeld om te betalen. Doch nu werden de rollen omgekeerd. De maatschappij raadpleegde het wetboek en daagde den verzekerde voor de rechtbank, hem beschuldigende 't vuur te hebben gestoken in verzekerde.,koop- waar. De rechtbank gaf ditmaal de verzekeraars geljjk ou veroordeelde den Amerikaan tot 90 dagen gevan genisstraf. Frankrijk. In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft te Saint- Etienne en omstreken een hevig onweer met zwaren hagel slag gewoed. De hagelsteenen waren zoo groot als eieren. De schade is belangrijk, het nog te veld staand gewas is geheel vernield. Ook aan de linkervoet der Rh&ne heeft Zondagavond een onweer gewoed en heeft het evenzoo gehageld. Te Wignehies is het in de laatste dagen weer on rustiger geworden. De dooc eenige fabrieken ontslagen werk lieden hebben de straten afgeloopen, roepende: «Brood moeten wij hebben!" en daarbij de Carmagnole zingende. Eenigen hunner ontblootten de borst en riepen: Brood of lood Aan de mairie zijn bons voor brood uitgedeeld. Woensdag avond heeft een troep manifesteerenden zich naar eenige fabrieken begeven om de werklieden bij het verlaten van den arbeid op te wachten. De fabrieken werden echter beschermd door de gendarmes en ëen eskadron cavalerie, -dat de manifesteerenden verwijderde. Duitschlantl. lo de laatste dagen is to Berljjo zooveel rogge aan gevoerd, dat het wegens gebrek aan bergplaatsen onmogeljjk is, de waggons te ontladen. België. Te Brussel begaf zich dezer dagen de heer W. te bed dicht by bem lag een kat in een mandje te slapen. Een uur later werd by wakker door de kat, die op zjjn bed was gesprongen en bem vry onzacht krabbelde W. wilde het beest Blaan, maar merkte plotseling dat de kamer vol rook stond; het bleek nu, dat hy een brandenden lucifer in een met zemelen gevuld kwispedoor had gpworpen, wat de zemelen langzaam had doen ontbranden. Zonder de kat zou de heer W. wellicht zyn gestikt. Nederland. Assen, 2 Sept. Voor de rechtbank alhier stond heden terecht L. van E., oud 22 jaar, koopman te Smilde, ter zake dat bij, by gelegenheid van de her stemming ter verkiezing van een lid van den gemeente raad te Smilde tusschen J. Homan Kymmell en A. Vos, op 4 Augustus in den voormiddag aan den landbouwer Van 't J., behoorende tot de kiezers van leden van den gemeenteraad te Smilde, 1 gulden, en in den namiddag aan den gepensioneerden brugwachter H eveneens behoorende tot die kiezers, eerst 2 gulden, daarna 3 gulden en eindelyk 4 gulden had aangeboden, voor het geval die kiezers Homan Kymmell wilden stemmen, welk aanbod echter door geen van beide kiezers was aangenomen. Er werden 6 getuigen geboord. De beklaagde ont kende het hem ten laste gelegde, bewerende dat hy aan den eenen kiezer 1 gulden bad aangeboden voor tydverzuim, voor het geval dat deze wilde gaan stemmen, welken van de twee candidaten dan ook en dat hy aan den anderen kiezer 2, 3, 4 gulden had geboden voor een in zjjn huis aanwezig kastje. De substituut-officier vau justitie, mr. W. C. A. Scholten, wyzende op het verachtelyke om kiezers door het aanbieden van geld te bewegen een bepaald persoon te stemmen, terwjjl dan de uitBlag der stem ming niet gezegd kan worden de uitdrukking van den wil van de meerderheid der kiezers te zjjn, meende dat het ten laste gelegde door de verklaring der ge tuigen wettig en overtuigend was bewezen; wat den beklaagde, die zelf niet behoort tot de kiezers van den gemeenteraad te Smilde, bewogen bad, zich op zoo onbehoorljjke wjjze te mengen in den verkiezing- stryd en of de beklaagde wellicht door anderen tot het omkoopen van kiezers was overgehaaldwas spreker Diet bekend, in ieder geval was de beklaagde voor de door hem gepleegde poging tot omkooping van twee kiezers zelf aansprakelijk. Spreker rtquireerde de veroordeeling van den beklaagde tot eene gevangenis straf van 21 dagen. De verdediger van den beklaagde, mr. M. Oldenhuis Gratama, advocaat te AsseD, beweerde dat in het wetboek van strafrecht alleen was strafbaar gesteld omkooping van een kiezer om zjjo kiesrecht hetzy niet hetzy op bepaalde wjjte uit te oefenen, maar dat niet strafbaar was gesteld omkooping om op een bepaald persoon te stemmen, zoodat de beklaagde van rechtsvervolging zou moeten worden ontslagen; voorts beweerde spreker, dat het ten laste gelegde niet be wezen wasdat alleen bewezen was, dat de beklaagde aan den eenen kieier 1 gu den had aangeboden voor tjjdverzuim, voor het geval dat deze zyn stemrecht wilde gaan uitoefenen, daarby gratis adviseerende om Homan Kymmell te Btemmen, terwjjl omtrent de andere ten laste gelegde poging tot omkooping van een kiezer do verklaringen der getuigen volstrekt niet vertrouw baar waren, waarom spreker tot vryspraak concludeerde; Vit het JUnitsch. I. Paul Mühlbeim bezat niet meer aanleg, dan waarop een gewoon dilettant zich meestal kan be roemen, toen hij besloot zich aan de schilderkunst te wijden. Als hij bad kunnen volstaan met het teekenen van monden, neuzen, oogen en ooren, dan zou het nog wel zijn gegaan, maar die handendie handen Een band is zulk een nietig lichaamsdeel, zoo eenvoudig weör te geven met hare aderen en lijnen, en hare vijf vingers met een nagel op den top 1 En toch, die hand zou hem buiten de kunstenaars wereld sluiten! Zijne meesters aan de teeken-academie hadden hem wel honderdmaal gezegd, dat elke hand haar eigen physionomie, haar eigenaardigen vorm had, en zij hoopten steeds, doch te vergeefs, dat hy er einde lijk het rechte gezicht op zou krijgen. Een half jaar lang deed Paul niets anders dan studiën van handen maken, zonder dat het hem gelukte het ei van Columbus te vinden, want hoe hij ook zijn be9t deed en zich uitsloofde, zijn pogingen leden steeds schip breuk. In een oogenblik van groote moedeloosheid wierp hij eindelijk palet en penseel in den hoek, en overtuigde zich zelf dat de wereld geen Raphael zou verliezen, wanneer hij de kunst vaarwel zeide en een werkkring koos die heter voor zijn krachten berekend en reeds sedert lang voor hem was bestemd. Zjjn vader toch, stond aan het hoofd van een aanzienlijk handelshuis. Het was den goeden man een groote reden van zorg en droefheid geweest, toen zijn eenigen zoon beslist had geweigerd zijne plaats op het alom bekende kantoor der firma J. W. Mllhlheim Co. in te nemen, en niets liever wenschte dan een kunstenaarsloopbaan te volgen. Toen Paul, nadat hij lot het rechte inzicht was gekomen van hetgeen hem ontbrak, dus berouwvol iian de deur klopte van het kantoor, dat bij eenmaal zoo hooghartig den rug had toegedraaid, werd deze onmiddellijk Sroor hem ontsloten, en vond hij zijn vader bereid om hem met open armen te ontvangen. De kunstenaarsdroom zijns zoons had den ouden heer een groote som gelds gekost, maar de gelukkige vader haalde in gedachte een dikke streep door die rekening, en beschouwde de geheele zaak als een kwade po9t, waaraan niet meer werd gedacht. Een jaar lang zat Paul op den lederen kantoor stoel achter de boeken zyns vaders, en wij moeten ter zijner eere zeggen, dat hij zich rn die veranderde omstandigheden wist te schikken. Wel staarden zijne blikken, vooral in den beginne, dikwijls door de in lood gevatte vensterruiten naai de zonnige buitenwereld, en dwaalden zijne gedachten met heimwee naar het lustig samenzijn met zijne jeugdige kunstbroeders, maar hij wist zich genoeg te beheerschen om dit nutteloos verlangen naar den achtergrond te dringen, en de plichten aan zijn tegen woordige betrekking verbonden te vervullen. De inwendige strijd, dien hij ie voeren had, bleef echter niet zonder uitwerking op zijn gestel. Er vertoonden zich zwarte kringen onder zijn eertijds zoo levenslustige oogen, die thans dof en vermoeid gingen staan, hij klaagde over slapeloosheid en gebrek aan eetlust. De jongen moet trouwen, lieve Mevrouw," ant woordde Dr. Ernst, toen de bezorgde moeder haar ouden huisdokter op deze verontrustende verschijn selen opmerkzaam maakte. «Trouwen! Onze Paul trouwen, maar dokter had de goede vrouw verbaasd uitgeroepen. »Ja, waarom niet!" lachte de Esculaap, «dat remedie heeft menig lijder aan melancholie doen herstellen. Mij dunkt Paul is daar oud genoeg voor, en aan de middelen ontbreekt bet hem ook niet. Geloof my, be9te mevrouwtje, na die teleurstelling in zijn kunstenaarsloopbaan zal niets hem beter met den sleur van het alledaagsche leven op het kantoor verzoenen, dan een vroolijk, opgeruimd wijfje. Neem hem maar eens in verhoor, wie weet of hij al niet een beeld in' het hart draagt, dat hem van al zijne droomerijen en kwalen zal kunnen genezen. Zoo iets kan heel zwaar op de maag liggen." De goede moeder volgde den raad van den ondeu- genden dokter, maar de ondankbare patient wilde van geen moederlijke inquisitie weten en verklaarde ongeduldig dat iemand, die voor goed met de Muzen had gebroken, te verstandig was om zich met zulke dwaze zaken als liefdedroomen in te laten en i daarmee uit! Maar toen de donkere kringen zelfs na dit afdoend antwoord niet verdwenen, de slapeloosheid bleef aan houden en de uitgezoebtste spijzen, door moeders liefdevolle hand bereid, niet in staat waren den ver loren eetlust op te wekken, werd er besloten, dat de patient heil zou gaan zoeken in een zuivere verster kende lucht en koud waterkuur. Kort daarop reisde Paul Mühlheim, vergezeld van de zegenbeden zijner ouders en voorzien van een grooten koffer en een welvoorziene geldbuidel, naar het alom beroemde bad Sneckenburg. Wie heeft nimmer als laatstaangekomene plaats genomen aan het benedeneinde eener lange tafel, om nieuwsgierig door al de aanzittende en reeds vroeger aangekomen badgasten aangegaapt en opge nomen te worden? Wie kent niet die onaangename gewaarwording van zich plotseling geheel vreemd te midden van een gezelschap, pratende, lachende, schetterende en etende menschen te bevinden, welk gevoel van on behagelijkheid nog wordt vergroot door het heen en weder draven der bedienden, de warmte der zaal, het lompe zoogenaamde tafelzilver en het twijfel achtig gehalte der spijzen. In bet heiligdom der Sneckenburger eetzaal wer den de regelen der ancieniteit styeng in acht ge nomen, en wee den vermetelen vreemdeling, die het zou wagen hierop inbreuk te maken. In weinig opgewekte stemming nam Paul Mühl heim den dag na zijne aankomst plaats aan het lager einde der tafel. Hij gevoelde niet den minsten lust om kennis met de overige gasten te maken en bleef in gedachten verdiept voor zich op het tafellaken staren. Eensklaps werd hij uit zijne droomerijen gewekt door het geruisch van vrouwenkleederen en het aanschuiven van stoelen aan de overzij. Onwille keurig sloeg hij de oogen op. Vlak tegenover hem hadden drie dames een oudere en twee jongere plaats genomen. Het gelaat van Paul betrok. Een drievoudig dames vis-&-vis, en dat voor den tijd van vier of vijf weken, leek hem in zyn tegenwoordige stemming een zwaarder beproeving dan een der Egyptische plagen. Niet dat hij een verstokt vrouwenhater was, dat zou te veel in strijd zijn met zyn groote liefde voor de schoone kunsten, maar hij had zich voorgenomen te Sneckenburg geheel vry te leven en met niemand, wie dan ook, kennis aan te knoopen. Hij besloot dus tegenover het gezelschap aan den anderen kant der tafel een terughouden, schier ongenaakbare houding aan te nemen. Maar het noodlot wilde het anders. Ter nauwernood had Paul dit booze plan gemaakt of het grillige toeval bracht hem eensklaps een klein voorwerp onder de oogen, dat al zijn vyandige voor nemens in rook deed verdwijnen. En dit kleine iets waseen smalle, blanke, buitengewoon fraai gevormde vrouwenhand, die zich uitstrekte naar de zware waterkaraf, welke hij vlak naast zijn borcl had staan. De meest alledaagsche beleefdheid vor derde dat Paul het begeerde voorwerp overreikte, voor welken kleinen dienst hij met een vriendelijken glimlach werd beloond. Een hand! Wat was er nu voor bijzonders aan eene hand 1 Ieder der aanzittende gasten kon er immers twee vertoonenMaar wat waren al de handen, die hij tot nu toe had gezien, vergeleken bij dit wonder- schoone sneeuwwitte pootje! Zoo iemand dan moest toch hy Paul Mühlheim er verstand van hebben. Hij had zes maanden lang zooWel in gips en in marmer als in natura alle mogelijke handen bestudeerd, maar zulk een vol maakt model was hem nog nooit onder de oogen gekomen. «Zouden die fraaie handen in de familie zijn?" dacht hy hij zich zelf en onwillekeurig sloeg hij een onderzoekenden blik op de zes handen, die aan den overkant van de tafel druk bezig waren mes en vork te hanteeren. Och neenl De vier overige waren even gewoon van kleur en vorm als de twee andere blank en tenger waren. Wat was dat jammer 1 De drie dames, aan wie Paul als van zelf thans meer opmerkzaamheid schonk, zagen er bijzonder goed uit, hoewel zeer verschillend van leeftijd en voorkomen. Niettegenstaande hare gezetheid was de moeder nog eene knappe blozende vrouw met een jeugdig en opgewekt gelaat. Hare eene dochter, eene brunette, had schoone donkere oogen met lange zwarte wimpers, en wangen, die u aan een perzik deden denken, terwijl de andere, wier blauwe oogen tintelden van jeugdigen overmoed, een allerliefste blondine was. En dit blonde kind, wier blonde lokken in weerspannige krullen op het blanke voorhoofd vielen, was de gelukkige bezitster van het belovende handje. Paul Mühlheim, het lid der firma J. W. Mühl-, heim Co., die met al de muzen had gebroken en die zich tot geen eene dwaasheid meer in staat geloofde, werd eensklaps radeloos verliefd op een paar fraaie meisjeshanden, wier onweerstaanbare bekoorlijkheden hem dagelijks onder de oogen kwamen en hem ten laatste wakend noch droomend met rust lieten. Het hielp hem niet of hy zich boos maakte over zijn eigen dwaasheid en die ver- wen9chte! Hadden die tergende menschenhanden hem het leven niet reeds genoeg verbitterd, zij toch waren het geweest, die hem het kunstenaarsleven met al zijn poëzie hadden doen vaarwel zeggen en hem naar het prozaïsche kantoor hadden terug ge dreven. Moesten zij hem thans, nu hij zich in zijn lot had geschikt en van poëzie en liefde niets meer wilde weten, andermaal de gemoedsrust ontnemen Maar al die ergernis hielp hem niets, de betoove- ring was over hem gekomenals een gevangen visch moest hij aan den angel meezwemmen, de kleine handjes hielden hem stevig vast en er was dagelijks minder ontkomen aan dien bekoorlijken greep. Slot volgt

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1