ZIERIKZËESGHE NIEUWSBODE. Zaterdag 25 Juli 1891. DE VLIEG. Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. BEKENDMAKING. KENNISGEVING. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post ƒ1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, 10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 6031. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Uitslag verkiezing van vier leden voor den Gemeenteraad. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat bij de stemming, die op den 2isten dezer heeft plaats gehad, ter verkiezing voor vier leden van den Raad dezer gemeente, ter vervulling van de plaatsen der leden, die met den eersten Dinsdag van September 1891 moeten aftreden, de volstrekte meerderheid van stemmen hebben verkregen, en alzoo zijn gekozen de heeren: Gr. A.. <le Looze, O. J. van <lon Bout en Jlir. A. C. Köcllterwijl voorts de meeste stemmen op zich vereenigd hebben de heeren: «Tlixv C. C. Tli. Siac en JA. Legemaat, uit welke twee personen eene keuze behoort te worden gedaan, zullende de verkiezing daarvoor gehouden worden op Dins<lag; <leii -dl- Au<jii8tus e.k., van 's morgens 9 - tot 's namiddags 5 uur, in de bovenzaal van het Raadhuis, bij ongeteekende stembriefjes en dat het openen der stembriefjes zal plaats hebben op VV oensdag 55 Augustus daaraanvolgende, des morgens te 9 uur. Zierikzee, den 22 Juli 1891. Burgemeester en Wethouders, Ch. W. VERMEIJS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Opening; jaclit op Waterwild. De COMMISSARIS DES KONINGS in Zeeland, gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 17 Juli j.l., No. 116; gelet op Art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad No. 87); maakt bekend dat de openiug der jacht op VVaterwild, zijnde: eenden, duikers, waterhoenders, watersnippen, schrieken, kemphanen, strandloopers, wulpen en plevieren, in deze provincie door Gedeputeerde Staten is bepaald op Zaterdag X Augustus aan staande. Middelburg, 20 Juli 1891. De Commissaris des Konings voornoemd, DE BRAUW. Engeland. Londen, 23 Juli. Naar aanleiding van het bezoek van den Duitschen Keizer heeft de regeering den poortermeester Savory en den theaterdirecteur Augustus Harris in den adelstand verheven als baronet respec tievelijk knight. De Engelsche Puriteinenpartij heeft eene nederlaag geleden door de heden gevallen uitspraak in de be kende strafvervolging tegen de Londensche agenten der uitgeverefirma Braun te Parijs, wegens den verkoop van photographieën van zekere stukken van het Salon. Frankrijk. Parjjs, 22 Juli. Een bericht aan een vertrouwe lijk agentschap van Chili meldt uit Iquique, dat de troepen van Balmaceda, welke beproefd hadden de vallei van Huasco te bezetten, na een strijd van geringe beteekenis teruggeslagen en naar Coquimbo op de vlucht gejaagd zijn. Het leger der parlementairen ïb in het uitsluitend bezit van het dal van Huasco ge bleven. Duitschland. Zooals men weet, zjjn ook de zonen van Keizer Wilhelm in Engeland, en wel met hun moeder thans te Felixtown. Met betrekking tot die reis wordt de volgende anek dote verteld: Enkele dagen vóór hun vertrek kregen de Prinsjes een bezoek van den hofprediker, die met de leidiDg van hun godsdienstig onderwijs belast is. Bij deze gelegen heid vroeg de negenjarige Kroonprins hem, of het leven in Engeland erg duur was, en of hij wel met het hem en zjjn oudsten broeder te Berlijn toegekende weekgeld van 5 mark zou kunnen uitkomen. De geestelijke raadde den Prins aan, zich tot zijn vader te wenden en dezen vertrouwelijk om een buitengewone toelage te vragen. De Prins antwoordde: Eerwaarde heer, dan kent u mijn vader al zeer slecht. In geldzaken is hij bijzonder lastig, en bij zegt altjjd, dat bij zelf bijna niet met zjjn geld kan toekomen". Aan Bismarck wordt wederom eene beschouwing in de Hamb. Nachr. toegeschreven over de internationale verhoudingen, zooals die na het bezoek des keizers in Engeland zich voordoen. Hjj roemt zeer de feestelijke ontvangst van Wilhelm II en zijn gemalin en ziet daarin een bewijs van de waarde, die men in Londen hecht aan de goede verstandhouding met Duitschland. De houding van Duitschland is z. i. dan ook van groot gewicht voor het geval Engeland bedreigd wordt. Mochten toch in Frankrjjk mannen aan 't roer komen met vijandige bedoelingen tegenover Groot-Brittannië, dan zouden zjj zich wel eerst mogen overtuigen of de oostgrens van hun land voldoende verzekerd was, aleer zjj een maritieme onderneming tegen Engeland op tonw zetten. Een andere bedreiging van Engelands belangen zou op Indië gemnnt moeten zjjn en van Rusland uitgaan. Ook voor dit geval is de houding der Duitsche troepen aan de Russische westgrens van het hoogste belang voor Engeland. Ia Egypte, schrjjft het blad verder, kan Engeland alleen langs diplomatieken weg aange vallen worden. Doch ook in dat opzicht weegt Duitsch- lands stem wel tegen die van Frankrjjk op, zoo dit land het met Engeland niet eens kan worden. De slotsom van het artikel is, dat Engeland bjj een toe nadering tot het drievoudig verbond reeds nu evenveel ontvangt als 't geeft. Omtrent het plan voor eene Duitsche expeditie naar de Noordpoolgewesten zjjn er tot nog toe geruch ten in omloop geweest, waaruit bleek dat het niet genoegzaam bekend was hoe het eigenljjk er mede stond. Een der Berlijnsche bladen spreekt dan ook van het >geheimzinnige" in de toebereidselen voor dien tocht. Tot de geruchten behoorde onder anderen dat het expeditieschip gecharterd werd door Prins Wilhelm van Wurtenberg. Nadat dit onlangs nit Stuttgart was tegengesproken, geeft nu de olficieele Wurtenberg8che Staatsanzeiger eene toelichting, hoofd zakelijk van den volgenden inhoud: In den vorigen winter heeft kapitein Bade te Stuttgart voordrachten gehouden, waarin hjj eene levendige be schrijving gat van de gevaren der reizen in de Pool streken, de natuurwonderen, den grooten rijkdom der dierenwereld aldaar, enz. Onder den indruk dezer boeiende schetsen hebben een aantal personen zich aaneengesloten, om door een wetenschappelijk onder zoek te doen constateeren of Spitsbergen door zjjnen rijkdom aan kolen, visch, vogels, jjsbeeren en rendieren inderdaad voor den Duitschen handel eene nieuwe bron van bedrjjf kon worden. Onder ijverige medewerking van Prins Wilhelm en een vermogend ingezetene, welke laatste de kosten der expeditie op zich nam, en verder onder krachtigen steun van wetenschappelijke autori teiten, is het plan spoedig gereed gekomen. Het stoomschip >Amely," thans te Bremerhaven liggende, voor dien tocht goed ingericht en met takelage van een schoener voorzien, zal van daar den 25 dezer in zee gaan en gevoerd worden door een kapitein, die in de Poolstreken bekend en er mede vertrouwd is. Het zal rechtstreeks koers zetten naar Spitsbergen. Met kapitein Bade en den scheepsreeder, benevens een technischen mjjnbeambte gaan uit Stuttgart mede prins Karl Urach, de kamerheer graaf Zeppelin, prof. Bauer en de scheepsarts D. F. Faber. In een bericht uit Stuttgart aan de Münchener Allg. Zeilung wordt hierbjj gevoegd, dac de gelden voor de expeditie beschikbaar zjjn gesteld door den Tnrkschen consul-generaal Commerziënrath Stangler. JBelgië. Generaal Boulanger betreurt den dood van de dame, met wie hjj samenleefde, en ter wille van wier gezond heid hjj Jersey verliet, om zich te Brussel te vestigen. Op 35 jarigen leeftjjd is M «.rguerite Rouzet, gescheiden vrouw van Pierre de üonnemain Dinsdag-avond overleden. De begrafenis scajjnt met kerkelp ken bjjstand te zullen geschieden. Te Steghem is, op eene hofstede, een vreeseljjk mis- drjjf aan het licht gekomen. Eigenaar er van is eene familie Van den Eijnde, die nit twee broeders en eene zuster bestaat. Men herinnerde zich, dat nog een jongere broeder tot de familie behoorde, maar van deze, die Louis heette, hoorde of zag niemand sedert geruimen tijd iets meer. Men wist enkel, dat hjj, zes jaren geleden, voor den dienst was opgeroepen; hoewel hij later wegens onge schiktheid werd ontslagen, bleven de zijnen steeds beweren, dat hjj nog soldaat was. Toen de diensttijd echter lang verstreken moest zjjn, ontstonden allerlei zonderlinge geruchten. Vrjjdagmiddag kwamen eensklaps de officier van justitie, de rechter van instructie, de burgemeester, een doctor en verscheidene politie-beamten, bjj de familie Yan den Eijnde. Uit een geopende kelderdeur sloeg de heeren een verpestende stank tegemoet. Men stak een licht op en ontwaarde een afschuweljjken aanblik. In een hoek van den kelder harkte een onzindelijk, verdierlijkt wezen, op een hoop vuil. Het was de verdwenen broeder. Een stompzinnig lachen was het eenige bewijs, dat dit ongelukkig schepsel Dog leefde, want het had verleerd om ook maar de minste beweging met de ledematen te maken. Zelfs het hoofd bleef in de richting staan, waarin men het draaide. De broeders en de zuster beweerden, dat Louis, zes jaren geleden, droefgeestig en, na zjjn ontslag uit den dienst, waanzinnig was geworden. Om de verplegings- kosten in een krankzinnigen-gesticht uit te sparen, hadden zjj hem op deze wjjze bjj zich trachten te be houden. Daar men gegronde redenen had om te gelooven, dat het drietal den beklagenswaardigen stumper uit hebzucht levend had begraven, werd tot arrestatie overgegaan. Het slachtoffer der monsters werd dadel ijk naar een gesticht overgebracht. A-ntwerpeii, 23 Juli. Onze correctioneele rechtbank heeft heden uitspraak gedaan in de zaak Becker-Yalcke. Wat betreft de aaDtjjging van verduistering van ivoor werd Yalcke veroordeeld tot 3 maanden gevange nisstraf, 100 fr. boete, de kosten en 1 fr. schadever goeding aan de burgerlijke partij. Wat aangaat de beschuldiging van poging tot moord op kapitein Ramaeckers, te Knrema, volgens Valcke door Becker beproefd, is Valcke veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, 1000 fr. boete, de kosten en 1 fr. schadevergoeding aan de burgerljjke partij. -kt,kapitein Becker was alle schadevergoeding doch slechts uitspraak gevraagd over het Het vonnis is zeer streng gemotiveerd. Luxemburg'. Liiacemburgf» 23 Juli. De groothertog en zjjne familie hebben te midden van de grootste geestdrift hunne feestelijke intrede gehouden. In antwoord op de toespraak van den burgemeester heeft de groothertog gezegd: Zoolang ik leef, zal ik de voorrechten en de onaf hankeljjkheid des lands weten te verdedigen." Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. Ingezonden Stukken. Antwerpen, Juli 1891. Op mijne gewone namiddagwandeling ontmoette ik gisteren een oude kennis en het volgende gesprek had tus- schen ons plaats: »Wcl Deezeke van Marenle (verbastering van Jezuske van Maria) daar hebben we Mr. Suikerbuyk! Hoe gaat het ouwe jongen? 't Is wel twee maanden geleden sedert ik u het laatst gezien heb." »Ja Mr. H., wat zal ik u zeggen, als men zoo pas ge trouwd is, gaat het moeilijk om de deur uit te geraken en met de vrienden een gezellig uurtje in het koffiehuis door te brengen." «Hemeltjelief! Zijt gij getrouwd? Proficiat! 'k Wist er niets van'k had zelfs niet gehoord dat ge aan 't vrijen waart." »Wel, ik heb ook om zoo te zeggen niet verkeerd. Als men de 56 achter den rug heeft, vind ik dat het vrijen niet meer staat. Ik heb het kort en goed gemaakt." «Maar ge kendet uwe vrouw toch zeker al lang vóór uw huwelijk?" «Bijlange niet; ik had haar vóór den dag onzer verloving nooit gezien en drie weken later waren wij een paar." «Hoe is 't mogelijkGe zijt toch waarlijk geen Adonis meer en toch kondet gij hier met Cesar zeggen: Veni vidivici; ik kwam, ik zag, ik overwon. Maar vertel me nu eens hoe zich dat heeft toegedragen." «Heel eenvoudig. Ik heb de mode gevolgd en eene adver tentie in de Gazet doen plaatsen, waarin ik eene deftige juffrouw ten huwelijk vroeg; er kwamen heel wat ant woorden op, de schrijfster van den brief, dien mij het beste beviel zocht ik op, wij werden het eens en voilci! zij is nu mijne vrouw." «En zijt gij tevreden over uwe keuze?" «Zeker, ik heb eene goede vrouw, en als zij een gebrek heeft, is het mijne eigene schuld." «Hoe zoo?" «Ge moet weten, ik drink vóór den middag altijd mijne twee borreltjes, maar zoo alleen drinken vind ik niet gezellig. Daarom noodigde ik den dag na ons huwelijk mijne vrouw uit, ook een droppelke mee te drinken, maar zij weigerde met een gebaar van afschuw. Den volgenden dag evenwel nam zij op mijn aandringen een halfje, dat zij onder het trekken van allerlei leelijke gezichten uitdronk, een dag later een heele, acht dagen daarna dronk zij er met smaak twee zooals ik, en nu is zij boos als ik de karaf wegsluit, nadat zij er drie binnengegoten heeft." »'t Was zeker beter als zij die smaak kon afleeren." »'k Heb 't al geprobeerd haar dien af te leeren. Gisteren had ik wat water bij de jenever gedaan, maar zij proefde 't dadelijk, wilde dien slechten kost niet in hare maag en hield niet af of er moest onvervalschte komen. Maar ik verklap waarlijk mijnen tijd en ik mag mijne vrouw niet te lang alleen laten, ze mocht uit verveling ook tegen den avond de llesch eens aanspreken. Dus tot weerziens!" «Ge hebt gelijk Mr. Suikerbuyk. Houdt u maar kloek!" En Mr. S., de gefopte man, haastte zich zijne lieve weder helft te gaan opzoeken. Terwijl ik eveneens mijns weegs ging, dacht ik: Invroe- geren tijd huwde men heel eenvoudig uit genegenheid, maar tegenwoordig raakt de liefde uit de mode. Op het einde der 19de eeuw is het zelfs het huwelijksagentschap niet meer dat de trouwlustigen aaneenkoppelt, neen, 't is het dagblad! Gij lacht, lieve lezers! Wel, dan zeg ik dat ge nooit de vierde bladzijde der dagbladen leest. En daarin hebt ge ongalijk, want nooit moet men eene gelegenheid verzuimen om zich te onderrichten, en de aankondigingen zijn soms zeer leerzaam. Welnu, neem eens zulk een blad in de hand en ik ben bijna zeker, dat gij tusschen de gewone vragen naar huur ders, kapitalen die overgroote winsten zullen afwerpen, be trekkingen, verloren voorwerpen en de aankondigingen van middelen tegen doofheid, eksteroogen, het grijsworden en uitvallen der haren, enz. enz., advertentiën zult vinden in den volgenden aard: Bejaard heer, verlangt huwelijk aan te gaan met verkleefde, zorgzame persoon, zal erfdeel nalaten, let niet op fortuin. Geheimhouding vezekerd. Schrijven onder letter X, poste-restante te De kosten bedragen een paar franks, en wat is de uit slag? Ge zoudt het niet gelooven en toch is het de volle waarheid; mijn vriend X. ontving op bovenstaande adver tentie een honderdtal brieven, zoovele getuigen van een waren wedloop van op trouwen beluste personen. Antwoor den waren het van alle zwaarte en van alle hoedanigheid, allen ernstig maar tevens hartverscheurend, daar zij bewijzen geven van de onmetelijke ledigte door het menschelijk schepsel gevoelt, wanneer het alleen staat. «Het is niet goed, dat de mensch alleen zij sprak Jehova, nadat Ilij wijlen onzen grootvader Adam geschapen had. Heme'sche goedheid, wat zoudt Gij niet gezegd hebben, indien Gij in Uwe wijsheid begonnen waart met de vrouw te scheppen? Mijn vriend gaf mij die brieven in lezing; verlangt gij waarde lezer, dat ik u den inhoud van enkele mededeele? Aan onbesche'denheid maken wij ons niet schuldig, daar er noch namen noch adressen in bekend gemaakt worden. No. 1 is kort en bondig: Mijnheer. Gevolg gevende aan uwe annonce in de Gazet van gisteren, heb ik de eer U een onderhoud te verzoeken. Get. Mejuffr. M. V. (straat en no.) No. 2 is met vlugge hand geschreven met een hoop komma's: Mijnheer. Ik lees zoo even uw artikel in en bied mij bij u aan, als eene jufvrouw van zeer goede familie, weeze en zonder fortuin, ik zal niet zeggen dat ik schoonheid bezit, daar ik in het geheel niet mooi ben, ik ben 26 jaar oud, klein van gestalte, maar niet mismaakt, en zeer bruin van vel, ik zeg u dit, voor het geval, dat gij aan blonde de voorkeur nioelit geven. Indien gij wenscht mij eenige in lichtingen omtrent uwen persoon te geven, ingeval de mijne u behagen, gelief mij te antwoorden, daar ik niet te huis ben, poste-restante straat, onder de letters A. B. C. No. 3 is in denzelfden trant: Mijnheer. Daar ik met geene menschen omga, lean ik geene serieuse kennis maken. Mijn vader heeft tegenspoed in de zaken gehad en daarom ben ik gedwongen geweest eene plaats als winkeljuffrouw te zoeken; dit leven in den vreemde bevalt mij niet en ik kan het niet gewoon worden. Ook zou ik gaarne een eigen huishouden hebben en iemand vinden die mij kan begrijpen en aan wien ik een weinig van de genegenheid zou kunnen geven, die ik mijne moeder toedroeg, want sedert ik haar verloren heb, ofschoon het al twee jaar geleden is, gevoel ik mij zoo alleen. Ik hoop dat mijne manier van handelen u niet zal kwetsen mijnheer en ik durf u ook verzoeken mij mijnen brief terug te zenden. In afwachting van een gunstig antwoord verzoek ik u de uitdrukking mijner beste gevoelens te aanvaarden. Marie Br poste-restante. P.S. Ik vergeet u te zeggen, mijnheer, dat ik in October a.s. 28 jaar oud wordt. No. 4 toont nog al wat pretentie: Mijnheer, Ik neem de vrijheid u te schrijven in antwoord op uwe annonce. Ik ben een meisje van goede familie, hebbende een goede opvoedig en een goed onderricht ontvangen in een goed pensionnaat. Ik ben van natuur eerbaar en be minnend, ben vrouw van orde en huiselijkheid, heb eene nette betrekking en mijn gedrag is onberispelijk, daar ik niet in de wereld verkeer. Ik geef de voorkeur aan het zoete en stille familieleven. Ik maak u met deze bijzonderheden bekend, opdat gij kunnet oordeelen over het al of niet wenschelijke eener nadere kennismaking. Ik dien u ook te zeggen dat ik wat mijn persoon betreft tamelijk opgeschoten ben en een bevallig voorkomen bezit. Zoo gij verlangt mij te schrijven, kunt gij het doen aan de letters hieronder geplaatst, wijl ik verplicht ben, zooals gij trouwens zult be grijpen, mijnen naam voorloopig te verzwijgen. Ontvang, enz. Jeannette M., poste-restante. No. 5 is wat lang, maar men ziet er de slimheid van de scuuonste helft van het menschelijk geslacht in uitkomen: Mijnheer, Ik lees in de annoncen dat gij een braaf meisje wenscht te trouwen. Ik ben 26 jaar, ik ben zonder belachelijke pretentie net van gezicht, kan een huishouden besturen, heb een degelijk onderwijs genoten en ben een weinig muzikante. Wat de deftigheid aangaat, ik ben van eene der acht- baarste families vanen indien wij nader kennis maken, zal ik u omtrent dit punt alle wenschelijke inlich tingen verschaffen. Ik geloof dat eene bijeenkomst de beste beslissing is, die wij kunnen nemen. Ik zal Zaterdag a.s. het bal bijwonen van de maatschappij. Zoo gij er kunt komen zal dit eene uitstekende gelegenheid zijn om vrij en zonder om wegen met elkander te spreken. Ziedaar mijnheer waarpm ik zonder op de regels der welgemanierdheid te letten de begeerte uitdruk u te zien. Ik verzoek u in het knoopsgat de eene of andere witte bloem te steken, opdat ik bij u kunne komen. Wat mij aangaat, ik zal in het wit gekleed zijn. In de hoop weldra iets van u te lezen verzoek ik u, enz. M. X., poste-restante. No. 6 wil huwen uit kinderliefde: Mijnheer, Uwe advertentie heb ik gelezen en daar gij geene gefortu neerde persoon vraagt schrijf ik u; moeder is weduwe met drij dochters en ofschoon ik nog jong ben zou ik gaarne betamelijk trouwen, het zou eene verlichting voor moeder zijn. Ik hoop mijnheer, dat gij een man van eer zijt, die voor niets ter wereld mij zou willen in opspraak brengen. Gelief dag, uur en plaats te bepalen, waarop wij elkander kunnen ontmoeten. Antwoord poste-restante onder letter W. Ontvang, enz. No. 7 riekt naar de selderij en is waarschijnlijk van eene keukenmeid. Mijne Heeren Ik heb De eer te Andwoorden Op de Atvertensie die Gij in de Gazet heb gezet. Ik ben een Meisje van 21 jaar, ik heb voor Fortuin niets dan mijne twee handen. Om te werken. Ziehier Mijn adres Steenweg No. S.V.P. Dadelijk antwoort. M. V. d. P. No. 8 is van eene muzikante. Mijnheer, Ik zocht in de aankondigingen naar eene piano en het is de uwe, die mij onder de oogen valt. Daar ik veel op heb met de Amerikaansche manieren, zie ik niet in, waarom ik geen gevolg zou geven aan uwe vraag. Misschien is het e'ene grap, misschien meent gij het ernstig? 't Is in den laatsten zin dat ik antwoord. Ik ben 20 jaar, maar door studie heb ik verschillende kundigheden opgedaan, wat van mij een jong meisje gemaakt heeft, dat naar den geest ouder is dan naar het lichaam. Ik ben dus ernstig, maar in het geheel niet droefgeestig, 't Is wel wat flauw van zich zelve te zeggen dat men mooi is, maar ik kan toch het tegendeel niet zeggen van iets dat algemeen erkend wordt. Ik herlees mijnen brief; zou men niet zeggen, dat hij uit de studie van een advokaat komt? Hij schijnt mij nog al geleerd, maar dat doet er niet toe. Ontvang de groete van een onbekende. No. 9 komt van eene plaats, waar veel oude jonge- dochters zijn. Mijnheer, Een jong ernstig meisje 26 jaar (onderwezen, groot) van goede gezondheid, bevallig van uiterlijk en van aard, niet gefortuneerd maar hebbende eene goede betrekking, verlangt uwe kennis te maken. Zoo gij wenscht ook haar te leeren kennen, verzoekt zij u te schrijven poste-restante te onder de letters R. M. 3. Aanvaardt Mijnheer mijn welgemeende groeten en mijne rechtzinnige wenschen, zooveel to beter gevoeld, omdat ik met plezier zie dat het niet het geld is dat u geleidt in de keuze eener echtgenoote. R. M. 3. No. 10 is van een tusschenpersoon, die er belang bij schijnt te hebben. Mijnheer, Ken jong eerbaar meisje, deftige familie, goede werkster (giletmaakster), van bevallig voorkomen, niet in de wereld komende. Ben zeker dat zij gaarne zou huwen met man van uwe jaren, goede positie hebbende. Woonachtig met haar oudersstraat No N.B. Gemakkelijk voorwendsel om zich toegang te ver- schaflen: een coupon brengen om gilet van te maken. No. 11 is zonder twijfel van een vader, die zijne dochter aan den man wil helpen. Mijnheer, In antwoord op het artikel, dat gij hebt doen inlasschen, laat ik u weten, dat ik eene persoon ken, die uwe begeerte kan verwezenlijken, ten minste, indien gij haar aanstaat, zij is niet alleen net maar zelfs eene schoone vrouw mijn heer, zeer goede huishoudster en heeft een goed karakter, daarbij zeer behendig in alle handwerk; voor nadere in lichtingen zich te adresseeren aan hare tante te straat No No. 12 is van een schoonbroeder, die in den hoogsten hemel zou zijn, zoo hij zijn schoonzuster kon doen trouwen. Mijnheer, Het toeval heeft gewild, dat uwe annonce mij in het oog viel, zij heeft mij eene gedachte ingegeven, die u gelukkig zou kunnen maken, alsook eene persoon, die ik u zou willen voorstellen. Geloof niet mijnheer, dat ik uit eigenbelang handel. Ik ben noch agent noch tusschenpersoon. Het betreft de zuster mijner vrouw. Mijne schoonzuster heeft mij met niets gelast en ik heb haar niets gezegd van hetgeen ik voor haar doe op dit oogenblik. Maar ik weet, dat het haar vurigste verlangen is te kunnen trouwen. Haar bedeesd karakter heeft haar echter altijd verhinderd iemand te zoeken. In het kort, ik verzeker u dat zij zou trouwen met wie hare hand zou durven vragen. Maria is 30 jaar, het is een zeer schoon meisje met nette houding, goed gezond, zacht en vroolijk van aard en altijd eender van humeur. Zij is van goede familie, ik kan er in geweten den grootsten lof van maken. Vrees niet dat gij u zult verbinden met eene persoon die niets bezit. Mijne schoonouders hebben eene zeer bloeiende fabriek en zijn in betrekking met de voor naamste inwoners der stad. Maar daar de familie talrijk is, zal de fortuin niet groot z\jn na den vader. Adres: J. W., poste-restante. No. 13 van eene moeder, die der. bejaarden heer eene harer dochters aanbiedt. Mijnheer, Vertrouwen stellende in uwe anonce, zou het mij aan genaam zijn een onderhoud met u te hebben. Ik heb eene zeer nette betrekking, bezit een zeker vermogen en heb nog veel te verwachten. Ik heb 2 jufvrouwen, 26 en 28 jaaF oud, bevallig van uiterlijk, aangenaam van karakter, goede huishoudsters, met niemand omgaande. Alleen wil ik u verwittigen dat de aanstaande echtgenoot wat gevoel voor godsdienst zou moeten hebben. Ontvang mijne rechtzinnige groeten. A. B. 50, poste-restante. No. 14, waarin de weduwen te voorschijn komen. Mijnheer, Ziehier antwoord op uwe annonce, ik laat u weten Mijnheer dat ik eene vrouw ben van 35 jaar, schoon van lijf, met positie, ben 12 jaar getrouwd geweest, heb veel tegenspoed gehad, mijn leven is een ware roman geweest, ik was een toonbeeld van eene echtgenoote, heb mij nooit iets te ver wijten gehad en zou nu willen hertrouwen met een man van uwen aard; ik ga niet met de menschen om en houd van niets meer dan van huiselijk leven. In de hoop dat ik u moge aanstaan en spoedig een klein antwoord te hebben, bied ik U, Mijnheer, mijne beste groeten aan. GUDULE B., poste-restante. No. 15 is van eene weduwe, die naar haar schrift te oor deelen een paar stevige vuisten aan het lijf en haar onder den neus heeft. Mijnheer, Ik ben weduwe, 47 jaar oud en van eene onderscheidene familie. Ik verlang te hertrouwen met een persoon die een afgetrokken leven leidt, want mijn echtgenoot zaliger had eene zeer zwakke gezondheid en ik ben niet anders gewoon geweest. Ik ben goede huishoudster met blijmoedig en tevreden karakter. Ik heb eene hooge opvoeding genoten en ben nog eene schoone vrouw. Indien het u ernst is en gij mijn portret wenscht te zien, zend mij dan, verzoek ik Hr, uwen waren naam en adres op de hierbij gevoegde enveloppe en ik zal het u zenden, Ik ben niet zonder fortuin en heb het geld in de hand. Ontvang, enz. Vict. D., poste-restante. UIT HET DUITSC H. III. Bedroefd, teleurgesteld en toch niet zonder hoop, zag Andreas haar aan. //Gij hebt gelijk Ella, ik ging overijld te werk; wij zeelieden gaan altijd recht op ons doel af, maar ik zal U den ganschen dag tijd laten om over mijn toekomstig geluk of ougeluk te beslissen. Als gij heden avond bij mijne moeder wilt komen, dan maakt gij mij tot den gelukkigsten der menschen, en komt gij niet, dan verlaat een diep rampzalig man morgen vroeg voor altijd deze plaats om vergetelheid en leniging te zoeken voor een ongeneeslijke smart." Na deze woorden keerde hij zich om en ver wijderde zich met langzame schreden. Het was Ella onmogelijk geweest een enkel woord te spreken, onbewegelijk was zij blijven staan; eindelijk herkreeg zij hare zelfbeheersching en ijlde huiswaarts. Dien middag bevond zij zich in hare fraaie zitkamer. De warme stralen der voorjaarszon vielen door de openslaande deuren naar biunen en weer kaatsten in de kristallen lustres en vergulde meubelen dezer weelderige omgeving. Ella had haar vader nog niets medegedeeld omtrent de terugkeer van den zeeman. De meest tegenstrijdige gevoelens kampten in haar binnenste, de stem haars harten had nog niet beslist gesproken of wilde zij er niet naar luisteren. Met angst zag zij de volgende uren tegemoet, waarin zij moest handelen en waarin over haar toekomst zou beslist worden. Daar werd Graaf von Telsen aangediend. Zij trad naar bet venster en ontving hem bleek en ernstig, doch met een kloppend hart. Voor zijn gloeienden, hartstochtelijken blik moest zij de oogen neerslaan. In den geest zag zij zich reeds als gravin geliefd, geëerd en bewonderd aan de zijde van zulk een schitterenden echtgenoot. Het beeld van den eenvoudigen zeeman werd door deze voorname verschijning naar het verst verwijderde hoekje van haar hart teruggedrongen. Graaf von Telsen trad naderbij. //Eindelijk valt mij het geluk ten deel U eenige oogenblikken alleen te spreken en mijn hart voor U te mogen uitstorten." Zij hoorde zijn betooverende stem haar in de ooren klinken en voelde zijn warmen adem langs hare wangen strijken. Hij nam de beide handen van het meisje in de zijne en trok haar naast zich op de sopha. Gedwee liet zij hem begaan, maar zij kon het niet van zich verkrijgen hem in de oogen te zien. //Ella!" zoo voer hij voort, //geloof mij vrij, sedert langen tijd zijt gij het middenpunt van al mijn wenschen en verlangen. Gij kunt de Engel worden, die mij voor vertwijfelen behoedt. Zonder U ben ik verloren, want ik heb U lief als mijn eigen ziel. Vroeger genoot ik noch van het leven, noch van de wereld, noch van het geluk. Alles was doodsch eu ledig voor mij, tot dat ik D zag en uw beeld mijn gansche hart vervulde. Zonder hoop eu zonneschijn kan ik in deze doode, nietige wereld niet voortleven. Verstoot mij niet, maar wees barmhartig jegens mij. Mijn toekomst, mijn leven, mijn geluk, alles Ella ligt in uwe hauden. Kunt gij mijne liefde beantwoorden, zij is trouw en innig en eeuwig." Hier hield hij even stil. Ella, wier gebogen hoofdje op het punt scheen zich tegen zijn schouder te vleien, richtte zich eensklaps op. Eene vlieg was luid brommend en gonzend door het openstaande venster naar binnen gekomen en vloog nu om haar een. Geërgerd over deze onwelkome stoornis sloeg de graaf beide handen tegen elkander, en ver pletterde met één slag het arme, levenslustige vliegje, dat hij daarna achteloos ter aarde wierp. Ella was ontstemd en zag met verwondering naar den man, die op hetzelfde oogenblik dat zijn mond woorden van eeuwige liefde sprak, een klein onschuldig diertje, dat blijkbaar met volle teugen het zonnige leven genoot, meedoogenloos kon dooden. Als met een tooverslag kwamen de dagen der kindsheid haar duidelijk voor den geest; die Kerstavond, toen zij het arme ver schroeide vliegje zoo zorgvuldig in het mos hadden begraven, eu vóór haar stond het beeld van Andreas, krachtig, groot en schoon, met dien liefdrijken, ernstigen blik, waarmee hij haar thans onderzoekend aanzag. Dien blik kon zij niet ver dragen, zij schaamde zich en het was haar of zij zelf door een ijdelen glans verblind, op het punt stond zich onherstelbaar in het verderf te storten. In hare ooren klonk weder de stem van den graaf, heftig, onstuimig, ja zelfs ongeduldig. //Wilt gij de mijne worden Ella voor tijd en eeuwigheid? Hebt gij mij lief?" Maar thans klonk haar die stem niet meer week en zacht, integendeel: ruw en harteloos. Zij rilde alsof zij de koorts had. De graaf boog zich wederom tot haar over, zijne lippen naderden de hare, toen zij eensklaps opsprong en hem van zich afstootte, onder den uitroep: //Neenneenlaat mij met rust. Ik heb U niet lief! Het was begoocheling, het was zelfbedrog. Ik kan U nooit, nooit liefhebben. Ik bemin eeu ander Terwijl de graaf bleek en ontdaan naar hare woorden luisterde, verdween zij in een aangrenzend vertrek. Bevend en gejaagd greep zij naar hoed en mantel en spoedde zich naar de afgelegen voorstad, om daar den gelukkigsten der menschen te vinden. Op den avond van den volgenden dag kwam Ella's vader met een ernstig en bedrukt gelaat van zijn kantoor. Nu en dan wierp hij als ter sluiks een snellen, treurigen eu nieuwsgierigen blik op het gelaat zijuer dochter. Het meisje ontstelde. Zij had zich den ganschen dag op dit uur voorbereid, met het plan om haar vader al het voorgevallene meê te deelen. En nu keerde hij in zulk eene stemming huiswaarts. Zou hij alles weten en haar gedrag veroordeelen? Al haar moed verzamelende deelde zij hem in korte woorden haar besluit mede. Terwijl zij sprak klaarde het gelaat haars vaders langzamerhand op, en toen zij hem vertelde, dat zij hare hand aan Andreas had geschonken, straalden zijne oogen van geluk. Innig verheugd riep de goede man //Dat is best, dat is uitstekend!" en kuste daarbij zijne dochter op het blanke voorhoofd. //Een engel Gods," ging hij aangedaan voort, //heeft U op het goede spoor geleid. Thans durf ik U dit laten lezen." Bij deze woorden haalde hij eene courant te voorschijn en gaf die aan Ella. Vol verbazing las zij op de aangeduide plaats: //Heden morgen is de Graaf von Telsen gevangen genomen, be schuldigd van het maken van valsche wissels, nadat zijne schulden in de laatste jaren een on gelooflijk hoog cijfer hadden bereikt." Het blad ontzonk aan hare bevende vingeren. //Die vlieg die vlieg!" prevelde zij, als stond zij tegenover een levend wonder; toen barstte zij uit in dank bare vreugdetranen en verborg het hoofdje aan de borst haars vaders. (Slot.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1