/NlllkZIISMII NIEUWSBODE.
Dinsdag 21 Juli 1891.
DE VLIEG.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
G. A. DE LOOZE,
C. J. VAN DEN BOUT,
Jhr. A. C. RöELL
Jhr. C. C. Th. SIX.
BEKENDMAKING.
Dc houding van het
Radicalisme.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
47ste JAARGANG, No. 6029.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot c
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Gemeenteraad. - Zierikzee.
Door de Liberale Kiesvereeniging zijn
tot Candidaten gesteld de aftredende
leden, de heeren
2)^ 'Jte Verkiezing zal plaats hebben
Jt ins dag a.svan des voormid
dag s 9 - tot 's nam. 5 uur
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee
maken bekend, dat de Commissie van beheer van het
Kazernementsfonds rekening en verantwoording zal doen
van haar beheer over bet jaar 1890, op V r ij d a g den
24 Juli e. k. te 2 uur des namiddags, in een der lokalen
van het Raadhuis dezer gemeente en roepen alle gereclw
tigden tot dit fonds op, daarbij tegenwoordig te zijn.
Zierikzee, den 20 Juli 1891.
De Burgemeester en Wethouders van Zierikzee,
W. A. OCHTMAN, Weth.1<>. B.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Vóór de verkiezingen was er een kleine politieke
club hier te lande, die veel rumoer maakte, te
weten: de radicale coterie. Na de verkiezingen
bleek het veel geschreeuw doch weinig wol te
zijn. Hoeveel de heeren Heineken, Treub, Gerritsen,
Hugo Muller en Calisch ook georeerd hebben,
hoe zij ook in verschillende kiesvereenigingen
hebben aangetoonddat de zaligheid op politiek
gebied alleen van het radicalisme te wachten was
en dat het liberalisme had uitgediend de uitslag
der verkiezingen heeft èn henzelf èn hunne rede
neeringen jammerlijk teleurgesteld en gelogenstraft,
geen enkele radicaal werd toch als tweede kamerlid
gekozen. Maar neen, dat is niet juist gezegd.
Immers, al zegt het spreekwoord ookéén is
geen, op politiek gebied blijft één één. Domela
Nieuwenhuis, de geachte afgevaardigde van Scboter-
land, werd niet herkozen. De sociaal-democraat
werd vervangen door den radicaal Treub. Zooals
bekend is, heeft deze candidaat echter het lid
maatschap voor de Tweede Kamer niet aangenomen,
en is en blijft deze weigering nog- steeds een
politiek geheim. Al heeft de heer Treub zijn
houding toch ook voor het publiek trachten te
rechtvaardigen, die zoogenaamde rechtvaardiging
is eerder eene verduistering dan eene verduidelijking
te noemen, en Mr. Kerdijk schreef er terecht
van: Werkelijk, wij kunnen uit den heer Treub
»hoe langer hoe moeielijker wijs worden." De
houding van Mr. Treub was toch alleen correct
geweest, zoo hij de candidatuur voor Schoterland
niet had aanvaard en zoodoende ruimte gelaten
voor Domela Nieuwenhuis of zoo hij na zijne
verkiezing het hem toegekende mandaat had aan
genomen. Alles wat hij nu tot verontschuldiging
van zijn houding bijbrengt, is niets anders dan
eene beschuldiging van zichzelf en zijn partij.
De voorwaarden toch, waarop Mr. Treub zijn can
didatuur heeft aangenomen, waren al zeer verward.
Werd er geen sociaal-democraat verkozen, anders
gezegd, werd Domela Nieuwenhuis niet herkozen,
dan zou hij bedanken; en om deze herkiezing
nu te vergemakkelijken, laat hij zich een candidatuur
voor Schoterland welgevallen, het eenige kiesdistrict
waar het mogelijk is dat een sociaal-democraat
zal gekozen worden. Omdat hij het billijk vindt
dat de radicale partij ook in de Tweede Kamer
een vertegenwoordiger heeft, laat hij zich kiezen;
en nu hij gekozen is, meta-morphoseert hij in
een ommezien den heer Tijdens van democraat of
lid der volkspartij, tol radicaal, en zegt hij v deze
kan mijn rempla^ant zijn. Volgens den heer
Treub heeft iedere staatkundige partij dus aan
ééne afgevaardigde genoeg en zou dè Kamer van
honderd daarom aanmerkelijk kunnen slinken.
Het fraaiste van de zaak is, dat de heer Treub,
die zooveel heeft aan te merken op de organisatie
der liberale partij, en die nergens éénheid in die
partij kan ontdekken van zijn eigen partij
getuigt: dat het radicalisme buiten Amsterdam
nog nergens georganiseerd is. Alleen een Amster-
damsch radicaal, als gewend aan partijtucht, zou
dus in de Tweede Kamer een waardig afgevaardigde,
een goed vertegenwoordiger van het radicalisme
zijn. En trots deze gevolgtrekking, zal nu de
radicale heer Tijdens, die tot de niet-georgani-
seerde radicalen behoort tot de wilden, zouden
wij zeggen die partij nu beter kunnen ver
tegenwoordigen dan Mr. Treub, die de leider van
deze partij is. Ons dunkt dat deze nederigheid
en bescheidenheid de perken te buiten gaat, en
denken doet aan iemand, die gaarne van het een
of ander af wil zijn en dit nu aan een vriend
opdraagt, onder voorwendsel van hem zoodoende
een dienst te bewijzen. Zulke aangeboden diensten
zijn stellig niet aangenaam.
De zaak wordt er al mede niet beter op, nu
de heer Treub zich achter het radicale dagblad
de Amsterdammer verschuilt, en de uitlegging, die
dit blad aan zijn woorden gegeven heeft, wel
niet juist acht, maar toch blijkbaar die uitlegging
zoo gewichtig vindt, dat hij eigen zelfstandigheid
prijsgeeft uit gehoorzaamheid aan het orgaan van
zijn partij. Hoeveel waarde er toch te hechten
zij aan zelfverloochening, waar het 't- welzijn geldt
eener politieke partij; die zelfverloochening wordt
karakterloosheid, als men de gehoorzame dienaar
wordt van hem, die beneden ons staat. Zoolang
iemand toch leeft, is en blijft hij de uitlegger
van zijn eigen woorden en is en blijft het
karakterloos aan de uitlegging van een ander
ook al is deze afkomstig van den hoofdredacteur
van een hoogst moreel dagblad meer waarde
te hechten.
De houding van den heer Treub on zijn begeerte
om geen lid van de Tweede Kamer te zijn,
dunkt ons alleen verklaarbaar uit de houding van
geheel het Radicalisme. Zoo hard als het radicale
clubje geschreeuwd heeft toen er nog kans was,
gelijk het blijkbaar meende, om met vlag en
wimpel verkozen te worden, zoo stil houdt
het zich nu, en acht het blijkbaar het beste zich
stil te houden en niet anders te spreken dan bij
monde van de Amsterdammer. Door middel van
dit orgaan moet de baat tegen het liberalisme
worden aangewakkerd, en zoo 'mogelijk verdeeldheid
gezaaid tusschen conservatieve en progressieve
liberalen. De heeren radicalen schijnen echter te
vergeten dat de onderscheiding, die zij maken bij
de liberalen, ook bij henzelf bestaat en moet
bestaan. De heer Treub bijvoorbeeld is een con
servatieve radicaal, gelijk de heer Van der Goes
een progressieve radicaal is, -en nu behouden is
aangekomen bij de sociaal-democraten. Zoo zijn
de sociaal-democraten op hun beurt weder con
servatieve anarchisten. Hoe hoos de radicalen zich
ook op de liberalen maken en hoe graag ze ook
het commando over de liberale partij zouden
aanvaard hebben de liberalen zijn blijkbaar
van hun tucht niet gediend. Daarom willen wij
nu nog niet met den beer Jolles beweren
dat de radicale partij een onfatsoenlijke partij
is in geenen deele; de radicalen zijn over
het algemeen rijke burgerheeren, ze vormen een
partij, waaraan Dr. Kuyper zich zelfs nu en dan
verwant gevoeld, en waarop hij met welgevallen
het oog slaat; ze zijn dan ook boven anti-cleri-
calisme verheven. Wel houden wij het er echter
met Mr. Kerdijk voor, dat de radicale partij blijken
geef'tr ban gebrek aan politiek doorzichten achten
met deze woorden de houding van het Radicalisme
kort en goed weergegeven.
Amerika.
JNo-vv-Yorlc, 16 Jali. Hedenmiddag woedde een
hevige orkaan op het meer Superior. In Superior City
zyn verscheiden huizen ingestort. In een van die wonin
gen waren ^een vijftigtal werklieden bezig die onder
het puin geraakten. Te vier uur waren slecht drie
lyken gevonden. Hoeveel schepen vergaan zijn, kan
nog niet worden opgegeven.
Rusland.
Het te Londen verachynende orgaan der Russische
uitgewekenen, de Free Russia, bevat een artikel over
den hongersnood in Rusland, waaraan het volgende is
ontleend
Terwyl de Russische regeering op voet van oorlog
staat met ieder persoon en iedere zaak, die niet in
overeenstemming iB of schjjnt te zjjn met het motto
van Nikolaas I orthodoxie, autocratie en nationalisme
(leeschauvinisme)" terwjjl zij al hare krachten en
alle beschikbare middelen gebruikt om dezen oorlog
voort te zetten, stellen hoogere krachten baar tegen
over een vreeselyken vyand, die, als hy wordt wat hy
dreigt te worden, onverwinlyk zal blyken te zyu. De
honger, de echte, meedoogenlooze honger, begint zich
in geheel Rusland te vertooneD, en zelfs indien door
den thans begonnen regen de te verwachten oogst aan
merkelijk gunstiger wordt, zyn de voornitziebten nog
zeer donker. De honger is steeds een bondgenoot ge
weest van de revolutie; de Russische regeering zal
verstandig doen, wanneer zy dit feit niet uit het oog
verliest. Maar de regeering heeft geen tyd om over
zulke dingen te denken; zy heeft zich bezig te houden
met de bekeering der Roomsch-Katholieken, der Uniaten
en der Stundisten tot de orthodoxe kerk. Zy heeft
middelen te beramen om vijf millioen Joden samen te
dringen binnen de hun toegewezen grenzen, waar de
ellende reeds ten top is gestegen. Zy heeft schikkingen
te 'binken voor den triomftocht van den czarewitch
door Siberië, en daarvoor een aantal Siberische boeren
tot den bedelstaf te brengen. Zy heeft hen te vervolgen,
die de begrafenissen bywonen van algemeen geachte
manneD, of die brieven schryven van dank voor be
toonde sympathieën. Zij heeft na te gaan, of de Levant
llerald zich wel eerbiedig genoeg over haar uitlaat en
welke soort van carricaturen Punch opneemt.
Ia het geheele gedeelte van Rusland, dat als de
graanschuur voor Europa wordt beschouwd, zyn de
vooruitzichten omtrent den oogst van winterkoren
allerdroevigst. In vele districten van Zuid- en Oost-
Rusland is het jonge gewas door het slechte wedor
geheel mislukt, en zijn de akkers weder omgeploegd,
om opnieuw te worden bezaaid. Zelfs in de otficieele
opgave wordt erkend, dat de oogst aanmerkelyk minder
dan middelmatig zal zyn, en de regeering is in deze
opzichten bijzonder voorzichtig, en wacht zich angst
vallig voor alle alarmeerende mededeelitgen.
Al staat de Russische pers onder strenge controle,
toch deelt zy tal van bijzonderheden mede, die aan
leiding geven tot ernstige bezorgdheid. Uit de provincie
Viatka wordt gemeld, dat de boeren hun vee hebben
moeten verkoopen uit gebrek aan voeder. Zelfs het
atroo der daken was verbruikt, en toen de beesten voor
het eerst bniten op de weide werden gebracht, waren
zy zoo zwak, dat zy niet konden blyven staan. In de
provincie Perm zyn tengevolge van den hongersnood
de meeste scholen gesloten. In de provincie Kostroma
zjjn de boeren reeds genoodzaakt, hun brood, in plaats
van uit rogge grootendeels, zoo niet uitsluitend van
zemelen te bakken. Uit Kasan echryft men»Overal
heerscht wanhoop; er is geen graan, noch voor voed
sel, noch om te zaaien. Het vee is voor ongekend lage
prjjzen verkocht. Werk is niet te krjjgen. De 400,000
roebels (ongeveer f 480,000) die door de schatkist zyn
gegeven voor den aankoop van zaaikoren, zullen weinig
goed doen. In de meeste gevallen verkoopen de hoeren
dit zaaikoren aan een woekeraar, en verhuren hun
land aan een rjjk man. Toen te Anchikovo de inwoners
waren opgeroepen om een verzoekschrift te onder
teekenen, bleek het, dat de meeaten te uitgeput waren
om het gemeentehuis te bereiken."
Frankrijk.
Aan de vestingwerken te Parys, by Porte Bagnolet,
is het naakte lyf van een vrouw, vermoord op de
Jack the Ripper-manier, gevonden.
De Fransche sterrenkundige Flammarion heeft in
een gesprek over het legaat van 100,000 francs, dat
eene onlangs overleden Fransche dame vermaakt heeft
aan dengeen, die een middel tot het onderhouden van
gemeenschap tuBschen onze aarde en een ander hemel
lichaam vindt, verklaard, dat by zoo iets volstrekt
niet onmogelijk acht.
»Wy hebben," zeide hij, »grond om te vermoeden,
dat van de planeet Mars af seinen tot ons gericht
worden. Men heeft herhaaldelijk op verschillende plaat
sen van Mars lichtpunten gezien, welke regelmatig,
nu als driehoeken, dan als vierkanten, geschikt waren.
Dit houdt men voor bepaalde signalen, want het is
niet aan te nemen, dat vuurspuwende of met sneeuw
bedekte bergen in zoo streng geometrische vormen te
zien zouden zijn. Ongelukkig zyn wij door den damp
kring onzer aarde, niet in staat Mars regelmatig
genoeg waar te nemen, om de beteekenis van die
lichtpunten te doorgronden. Het is zeker, dat het nu
nog onmogelyk is met Mars of een ander hemellichaam
gemeenschap te onderhouden; maar het is lang niet
zeker, dat dit altyd onmogelyk zal blyven. Ieder oogen-
blik kan er iets uitgevonden worden, dat ons de
middelen geeft om met zekerheid te weten of onze
aarde al dan niet de eenige, door denkende wezens
bewoonde planeet is."
Nederland.
Amstordam, 46 Juli. De oud-gouverneur van
Suriname, jhr. mr. M. A. de Savornin Lobman, met familie,
is gisteren avond met het stoomschip van den Kon. W.-l.
maildienst alhier aangekomen.
De heer jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman,
afgetreden gouverneur van Suriname, heeft bij zyn
vertrek uit de kolonie de volgende proclamatie uit
gevaardigd
>Bij zyn vertrek uit de kolonie wenscht de onder-
getèekende een woord van welgemeenden dank te
richten tot allen, die in de stad en in de districten
deden blyken van hunne instemming met de inzichten,
die hem gedurende zyn bestuur hebben geleid, of van
toegenegenheid en sympathie voor zyn persoon, en die
hem daardoor zyne taak in niet geringe mate hebben
verlicht en veraangenaamd
»In het hijzonder ook betuigt hy zyn hartelyken
dank aan hen, die in de onlangs hem aangeboden
adressen, op voor hem zoo vleiende wijze, gevoel aan
den dag legden, waarvan hy de uitingen met voldoening
naar Holland medeneemt. Hy beschouwt die adressen
als een onderpand dat de bevolking van Suriname hem
in hare herinnering eene plaats zal bewaren, op welke
hy prys stelt. Wat hem aangaat, kan zy verzekerd
zyn, dat bij niet zal ophouden in haar en in alles wat
haar aangaat levendig belang te Btellen.
»Moge de welgezinde bevolking de gevoelens van
gehechtheid en liefde, waarvan zy deed blijken jegens
UIT HET D UI T S C H.
II.
Twaalf jaar zijn sedert voorbijgegaan. Ella's
vader was thans het hoofd vau een der aanzien
lijkste handelshuizen der stad. Zijne vrouw mocht
niet lang van hunne gelukkige levensverandering
genieten, een hevige krankheid had haar in den
bloei des levens plotseling aan de haren ontrukt.
Ella bleef als eenig kind achter, en groeide voor
spoedig op onder de trouwe hoede van haar
vader en de goede zorg eener bejaarde bloedver
wante. Van een lieftallig kind was zij eene
innemende bekoorlijke jonkvrouw geworden, en
daar het huis haars vaders tot een der aanzien
lijkste en meest gezochte der stad behoorde, zoo
ontbrak het haar niet aan jonge mannen, die naar
hare hand dongen.
Tot nu toe had zij evenwel alle huwelijks
aanzoeken afgeslagen; het vroolijke onbezorgde
jonge meisjesleven, dat zij leidde, beviel haar
vooreerst nog veel te goed, en bovendien had zij
haren vader te lief om nu reeds te kunnen be
sluiten hem te verlaten. In al den glans van haar
tegenwoordig leven dacht zij echter menigmaal
terug aan haar vervlogen kinderjaren in zooveel
nederiger omgeving. Dan overviel haar een gevoel
van heimwee en het bestaan dat zij thans leidde
scheen haar op'eens zoo nietig en ledig. Wanneer
zij in zulk eene stemming verkeerde, vermeed zij
zorgvuldig zich naar de welbekende voorstad te
begeven, en voorbij het oude grijze huis te gaan.
Haar vader had de eenvoudige woning gekocht
en voor hunne voormalige buurvrouw, de arme
weduwe, in orde laten brengen, maar uitwendig
geene veranderingen aangebracht, om door het
zien van dit nederig verblijf steeds herinnerd te
worden aan het wisselvallige van het menschelijk
bestaan, en daardoor in zijn voorspoed voor over
moed bewaard te blijven. Hij had de brave vrouw,
die de dagen der beproeving met hem en de
zijnen had doorleefd, edelmoedig ondersteund, en
Andreas had hij op eene goede school gedaan,
die de knaap met vrucht bezocht. Sedert lang
had hij echter zijn geluk in de wijde wereld
beproefd. Na zijne bevestiging voelde hij zich niet
langer te huis op school, en hoezeer tot nu toe
een ijverig leerling, konden de boeken hem thans
niet langer boeien. Een jongensachtige lust naar
avonturen had hem half tegen den zin zijner
moeder en van zijn weldoener naar zee gedreven.
Ella had zich zijn onverwacht vertrek zeer aan
getrokken, want ook na hunne veranderde om
standigheden waren de kinderen steeds met elkander
blijven omgaan, gedurig bezochten zij elkander,
maakten dikwijls gezamenlijk hun schoolwerk en
deelden steeds in elkanders wederwaardigheden.
Maar nu was Andreas in geen drie jaar te huis
geweest, en hoewel hij trouw aan zijne moeder
bleef schrijven, zoo werd zijn naam in het huis
van den koopman niet dikwijls meer genoemd.
Het minst van allen hoorde men Ella over hem
spreken.
In den laatsten tijd had het meisje kennis ge
maakt met den jeugdigen en innemenden Graaf
von Telsen. Zij ontmoette hem voor het eerst op
een bal, waarna hij zich in het huis van haren
vader liet voorstellen. De voorname en bevallige
manieren van den knappen, jongen man lieten
niet na indruk te maken op het gemoed van het
jonge meisje. Zij had reeds menige goede partij
kunnen doen in den deftigen handelskring, waarin
zij verkeerde, maar een adelijken titel te voeren,
gravin te worden, dat was nog iets geheel anders.
Zonder dat zij het zich zelf bewust was, werd
het gevoel van sympathie, dat langzamerhand in
baar hart begon te ontwaken, niet weinig versterkt
door den schoonklinkenden naam, dien haar aan
bidder droeg. Wel bemerkte haar vader wat er
omging in het gemoed van zijn kind, maar hij
wilde in deze geen invloed op haar uitoefenen.
Hij oordeelde het best de zaken hun gang te laten
gaan, zijne dochter vrij te laten in hare keuze,
en haar niet lastig te vallen met zijn raad, voordat
zij tot hem kwam qpi dien te vragen. Ella zelf
had het tot nu toe aan den moed ontbroken om
zich oprecht rekenschap te geven omtrent hare
ware gevoelens ten opzichte van den graaf.
Zij verschoof dit zelf-onderzoek tot den dag,
waarop Von Telsen, wiens bedoelingen voor nie
mand meer twijfelachtig waren, zich nader zou
hebben verklaard.
Op een schoonen voorjaarsmorgen, toen de eerste
lentebloemen tusschen het jonge gras te voorschijn
kwamen, deed het meisje, door het fraaie weder
uitgelokt, eene groote wandeling buiten de stad.
Terugkeerende nam zij in gedachten haar weg
door de eenzame voorstad, en langs het oude wel
bekende huis, waarin zij de dagen harer kinds
heid had doorgebracht. Al wandelende had zij een
handvol madelieven geplukt, en voortgaande trok
zij met hare fijne blanke vingertoppen de tallooze
blaadjes los onder bet murmelen van de woorden
//hij bemint mij, hij bemint mij niet."
Zij dacht dit doende aan den graaf, die ver
zocht had dien middag een bezoek te mogen
brengen, ten einde haar eenige oogenblikken onder
vier oogen te spreken. Hoe kleiner het getal
werd der teêre blaadjes, des te onrustiger klopte
het hart van het meisje, en toen er nog maar een
paar overbleven, plukte zij steeds langzamer als
vreesde zij de beslissing van het orakel.
//Hij bemint mij," luidde de uitspraak van het
laatste blaadje. Ella wierp het ontbladerde stengeltje
op den grond en wreef zich vergenoegd in de
handen, bij zich zelf herhalende: //hij bemint mij,
hij bemint mij
z/Ella!" zeide eensklaps een welbekende man
nenstem, en toen zij de oogen opsloeg zag zij
een jongen man in de losse zeemansldeeding met
een edel en door de zon gebruind gelaat voor zich
staan. Het bloed steeg haai' naar de wangen, en
haar eerste opwelling was een stap achteruit te
gaan, maar zij herwon onmiddellijk hare zelf-
beheersching en reikte den nieuw aangekomene
de hand.
Toch beefde hare stem een weinig toen zij zeide
//Andreas zijt gij het? Zijt gij teruggekeerd
z/Ja", antwoordde hij, hare zachte hand in zijn
breede palm drukkende. //Ik ben hier als onder
stuurman van het fraaie handelsschip //deNeptunus".
Ik wilde mij niet aan mijne moeder vertoonen
voordat er iets van mij was geworden, en dan
maar Ella wat zijt gij mooi geworden, zoo had
ik mij IJ niet voorgesteld, zelfs niet in mijne
droomen. Ik heb hier een oogenblik stilgestaan,
en, vergeef het mij, ik heb even stilzwijgend
gadegeslagen en beluisterd, ik hoorde U zeggen
z/hij bemint mij." Zeg mij Ella aan wien dacht gij
bij het ondervragen van die bloem?"
Plet meisje werd vuurrood, zij trok hare hand
terug, en met een verlegen/ en gemaakt lachje
antwoordde zij: //Och het was maar voor de
aardigheid ik dacht aan U of gij ons geheel
en al waart vergeten daar wij in zoolang niets
van U hadden gehoord en ik wilde wel eens
weten of gij nog zooveel van mij hield als toen
wij kinders waren, weet gij maar nu is dat
natuurlijk geheel anders geheel anders dat
begrijpt gij."
Zij hield op en keek bedremmeld voor zich,
Andreas greep hare beide handen en zich voor
over buigende om haar beter in de oogen te
kunnen zien, sprak hij op ontroerden toon //Geheel
anders, en toch niet anders Ella, hetzelfde oude
gevoel, maar oneindig inniger en schooner."
//Wat meent gij vraagde het meisje onthutst.
//Wat ik meen? dat de bloem waarheid heeft
gesproken, dat hij U bemint."
//Laat mij gaan Andreas."
//Neen ik laat U niet los, nu ik eenmaal uwe
handen vasthoud. Om uwentwil ben ik hier heen
gekomen. Ik kon het daarginder niet langer uit
houden, uw beeld vervolgde mij overal. Gij hebt
het in uwe macht mij gelukkig te maken, ge
lukkig voor altijd met één woord: Ella
hebt gij mij lief?"
Één oogenblik was het haar of zij hem in de
armen wilde zinken, maar plotseling rukte zij zich
los en riep uit: //Neen, neen, vraag het mij
niet nog niet ik kau niet antwoorden
thans niet gij hebt mij verrast
Slot volgt