/NlllkZIISMII NIEUWSBODE. Dinsdag 21 Juli 1891. DE VLIEG. Directeur-Uitgever J. WAALE. G. A. DE LOOZE, C. J. VAN DEN BOUT, Jhr. A. C. RöELL Jhr. C. C. Th. SIX. BEKENDMAKING. Dc houding van het Radicalisme. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 47ste JAARGANG, No. 6029. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot c Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Gemeenteraad. - Zierikzee. Door de Liberale Kiesvereeniging zijn tot Candidaten gesteld de aftredende leden, de heeren 2)^ 'Jte Verkiezing zal plaats hebben Jt ins dag a.svan des voormid dag s 9 - tot 's nam. 5 uur De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat de Commissie van beheer van het Kazernementsfonds rekening en verantwoording zal doen van haar beheer over bet jaar 1890, op V r ij d a g den 24 Juli e. k. te 2 uur des namiddags, in een der lokalen van het Raadhuis dezer gemeente en roepen alle gereclw tigden tot dit fonds op, daarbij tegenwoordig te zijn. Zierikzee, den 20 Juli 1891. De Burgemeester en Wethouders van Zierikzee, W. A. OCHTMAN, Weth.1<>. B. JAN SNELLEN, Secretaris. Vóór de verkiezingen was er een kleine politieke club hier te lande, die veel rumoer maakte, te weten: de radicale coterie. Na de verkiezingen bleek het veel geschreeuw doch weinig wol te zijn. Hoeveel de heeren Heineken, Treub, Gerritsen, Hugo Muller en Calisch ook georeerd hebben, hoe zij ook in verschillende kiesvereenigingen hebben aangetoonddat de zaligheid op politiek gebied alleen van het radicalisme te wachten was en dat het liberalisme had uitgediend de uitslag der verkiezingen heeft èn henzelf èn hunne rede neeringen jammerlijk teleurgesteld en gelogenstraft, geen enkele radicaal werd toch als tweede kamerlid gekozen. Maar neen, dat is niet juist gezegd. Immers, al zegt het spreekwoord ookéén is geen, op politiek gebied blijft één één. Domela Nieuwenhuis, de geachte afgevaardigde van Scboter- land, werd niet herkozen. De sociaal-democraat werd vervangen door den radicaal Treub. Zooals bekend is, heeft deze candidaat echter het lid maatschap voor de Tweede Kamer niet aangenomen, en is en blijft deze weigering nog- steeds een politiek geheim. Al heeft de heer Treub zijn houding toch ook voor het publiek trachten te rechtvaardigen, die zoogenaamde rechtvaardiging is eerder eene verduistering dan eene verduidelijking te noemen, en Mr. Kerdijk schreef er terecht van: Werkelijk, wij kunnen uit den heer Treub »hoe langer hoe moeielijker wijs worden." De houding van Mr. Treub was toch alleen correct geweest, zoo hij de candidatuur voor Schoterland niet had aanvaard en zoodoende ruimte gelaten voor Domela Nieuwenhuis of zoo hij na zijne verkiezing het hem toegekende mandaat had aan genomen. Alles wat hij nu tot verontschuldiging van zijn houding bijbrengt, is niets anders dan eene beschuldiging van zichzelf en zijn partij. De voorwaarden toch, waarop Mr. Treub zijn can didatuur heeft aangenomen, waren al zeer verward. Werd er geen sociaal-democraat verkozen, anders gezegd, werd Domela Nieuwenhuis niet herkozen, dan zou hij bedanken; en om deze herkiezing nu te vergemakkelijken, laat hij zich een candidatuur voor Schoterland welgevallen, het eenige kiesdistrict waar het mogelijk is dat een sociaal-democraat zal gekozen worden. Omdat hij het billijk vindt dat de radicale partij ook in de Tweede Kamer een vertegenwoordiger heeft, laat hij zich kiezen; en nu hij gekozen is, meta-morphoseert hij in een ommezien den heer Tijdens van democraat of lid der volkspartij, tol radicaal, en zegt hij v deze kan mijn rempla^ant zijn. Volgens den heer Treub heeft iedere staatkundige partij dus aan ééne afgevaardigde genoeg en zou dè Kamer van honderd daarom aanmerkelijk kunnen slinken. Het fraaiste van de zaak is, dat de heer Treub, die zooveel heeft aan te merken op de organisatie der liberale partij, en die nergens éénheid in die partij kan ontdekken van zijn eigen partij getuigt: dat het radicalisme buiten Amsterdam nog nergens georganiseerd is. Alleen een Amster- damsch radicaal, als gewend aan partijtucht, zou dus in de Tweede Kamer een waardig afgevaardigde, een goed vertegenwoordiger van het radicalisme zijn. En trots deze gevolgtrekking, zal nu de radicale heer Tijdens, die tot de niet-georgani- seerde radicalen behoort tot de wilden, zouden wij zeggen die partij nu beter kunnen ver tegenwoordigen dan Mr. Treub, die de leider van deze partij is. Ons dunkt dat deze nederigheid en bescheidenheid de perken te buiten gaat, en denken doet aan iemand, die gaarne van het een of ander af wil zijn en dit nu aan een vriend opdraagt, onder voorwendsel van hem zoodoende een dienst te bewijzen. Zulke aangeboden diensten zijn stellig niet aangenaam. De zaak wordt er al mede niet beter op, nu de heer Treub zich achter het radicale dagblad de Amsterdammer verschuilt, en de uitlegging, die dit blad aan zijn woorden gegeven heeft, wel niet juist acht, maar toch blijkbaar die uitlegging zoo gewichtig vindt, dat hij eigen zelfstandigheid prijsgeeft uit gehoorzaamheid aan het orgaan van zijn partij. Hoeveel waarde er toch te hechten zij aan zelfverloochening, waar het 't- welzijn geldt eener politieke partij; die zelfverloochening wordt karakterloosheid, als men de gehoorzame dienaar wordt van hem, die beneden ons staat. Zoolang iemand toch leeft, is en blijft hij de uitlegger van zijn eigen woorden en is en blijft het karakterloos aan de uitlegging van een ander ook al is deze afkomstig van den hoofdredacteur van een hoogst moreel dagblad meer waarde te hechten. De houding van den heer Treub on zijn begeerte om geen lid van de Tweede Kamer te zijn, dunkt ons alleen verklaarbaar uit de houding van geheel het Radicalisme. Zoo hard als het radicale clubje geschreeuwd heeft toen er nog kans was, gelijk het blijkbaar meende, om met vlag en wimpel verkozen te worden, zoo stil houdt het zich nu, en acht het blijkbaar het beste zich stil te houden en niet anders te spreken dan bij monde van de Amsterdammer. Door middel van dit orgaan moet de baat tegen het liberalisme worden aangewakkerd, en zoo 'mogelijk verdeeldheid gezaaid tusschen conservatieve en progressieve liberalen. De heeren radicalen schijnen echter te vergeten dat de onderscheiding, die zij maken bij de liberalen, ook bij henzelf bestaat en moet bestaan. De heer Treub bijvoorbeeld is een con servatieve radicaal, gelijk de heer Van der Goes een progressieve radicaal is, -en nu behouden is aangekomen bij de sociaal-democraten. Zoo zijn de sociaal-democraten op hun beurt weder con servatieve anarchisten. Hoe hoos de radicalen zich ook op de liberalen maken en hoe graag ze ook het commando over de liberale partij zouden aanvaard hebben de liberalen zijn blijkbaar van hun tucht niet gediend. Daarom willen wij nu nog niet met den beer Jolles beweren dat de radicale partij een onfatsoenlijke partij is in geenen deele; de radicalen zijn over het algemeen rijke burgerheeren, ze vormen een partij, waaraan Dr. Kuyper zich zelfs nu en dan verwant gevoeld, en waarop hij met welgevallen het oog slaat; ze zijn dan ook boven anti-cleri- calisme verheven. Wel houden wij het er echter met Mr. Kerdijk voor, dat de radicale partij blijken geef'tr ban gebrek aan politiek doorzichten achten met deze woorden de houding van het Radicalisme kort en goed weergegeven. Amerika. JNo-vv-Yorlc, 16 Jali. Hedenmiddag woedde een hevige orkaan op het meer Superior. In Superior City zyn verscheiden huizen ingestort. In een van die wonin gen waren ^een vijftigtal werklieden bezig die onder het puin geraakten. Te vier uur waren slecht drie lyken gevonden. Hoeveel schepen vergaan zijn, kan nog niet worden opgegeven. Rusland. Het te Londen verachynende orgaan der Russische uitgewekenen, de Free Russia, bevat een artikel over den hongersnood in Rusland, waaraan het volgende is ontleend Terwyl de Russische regeering op voet van oorlog staat met ieder persoon en iedere zaak, die niet in overeenstemming iB of schjjnt te zjjn met het motto van Nikolaas I orthodoxie, autocratie en nationalisme (leeschauvinisme)" terwjjl zij al hare krachten en alle beschikbare middelen gebruikt om dezen oorlog voort te zetten, stellen hoogere krachten baar tegen over een vreeselyken vyand, die, als hy wordt wat hy dreigt te worden, onverwinlyk zal blyken te zyu. De honger, de echte, meedoogenlooze honger, begint zich in geheel Rusland te vertooneD, en zelfs indien door den thans begonnen regen de te verwachten oogst aan merkelijk gunstiger wordt, zyn de voornitziebten nog zeer donker. De honger is steeds een bondgenoot ge weest van de revolutie; de Russische regeering zal verstandig doen, wanneer zy dit feit niet uit het oog verliest. Maar de regeering heeft geen tyd om over zulke dingen te denken; zy heeft zich bezig te houden met de bekeering der Roomsch-Katholieken, der Uniaten en der Stundisten tot de orthodoxe kerk. Zy heeft middelen te beramen om vijf millioen Joden samen te dringen binnen de hun toegewezen grenzen, waar de ellende reeds ten top is gestegen. Zy heeft schikkingen te 'binken voor den triomftocht van den czarewitch door Siberië, en daarvoor een aantal Siberische boeren tot den bedelstaf te brengen. Zy heeft hen te vervolgen, die de begrafenissen bywonen van algemeen geachte manneD, of die brieven schryven van dank voor be toonde sympathieën. Zij heeft na te gaan, of de Levant llerald zich wel eerbiedig genoeg over haar uitlaat en welke soort van carricaturen Punch opneemt. Ia het geheele gedeelte van Rusland, dat als de graanschuur voor Europa wordt beschouwd, zyn de vooruitzichten omtrent den oogst van winterkoren allerdroevigst. In vele districten van Zuid- en Oost- Rusland is het jonge gewas door het slechte wedor geheel mislukt, en zijn de akkers weder omgeploegd, om opnieuw te worden bezaaid. Zelfs in de otficieele opgave wordt erkend, dat de oogst aanmerkelyk minder dan middelmatig zal zyn, en de regeering is in deze opzichten bijzonder voorzichtig, en wacht zich angst vallig voor alle alarmeerende mededeelitgen. Al staat de Russische pers onder strenge controle, toch deelt zy tal van bijzonderheden mede, die aan leiding geven tot ernstige bezorgdheid. Uit de provincie Viatka wordt gemeld, dat de boeren hun vee hebben moeten verkoopen uit gebrek aan voeder. Zelfs het atroo der daken was verbruikt, en toen de beesten voor het eerst bniten op de weide werden gebracht, waren zy zoo zwak, dat zy niet konden blyven staan. In de provincie Perm zyn tengevolge van den hongersnood de meeste scholen gesloten. In de provincie Kostroma zjjn de boeren reeds genoodzaakt, hun brood, in plaats van uit rogge grootendeels, zoo niet uitsluitend van zemelen te bakken. Uit Kasan echryft men»Overal heerscht wanhoop; er is geen graan, noch voor voed sel, noch om te zaaien. Het vee is voor ongekend lage prjjzen verkocht. Werk is niet te krjjgen. De 400,000 roebels (ongeveer f 480,000) die door de schatkist zyn gegeven voor den aankoop van zaaikoren, zullen weinig goed doen. In de meeste gevallen verkoopen de hoeren dit zaaikoren aan een woekeraar, en verhuren hun land aan een rjjk man. Toen te Anchikovo de inwoners waren opgeroepen om een verzoekschrift te onder teekenen, bleek het, dat de meeaten te uitgeput waren om het gemeentehuis te bereiken." Frankrijk. Aan de vestingwerken te Parys, by Porte Bagnolet, is het naakte lyf van een vrouw, vermoord op de Jack the Ripper-manier, gevonden. De Fransche sterrenkundige Flammarion heeft in een gesprek over het legaat van 100,000 francs, dat eene onlangs overleden Fransche dame vermaakt heeft aan dengeen, die een middel tot het onderhouden van gemeenschap tuBschen onze aarde en een ander hemel lichaam vindt, verklaard, dat by zoo iets volstrekt niet onmogelijk acht. »Wy hebben," zeide hij, »grond om te vermoeden, dat van de planeet Mars af seinen tot ons gericht worden. Men heeft herhaaldelijk op verschillende plaat sen van Mars lichtpunten gezien, welke regelmatig, nu als driehoeken, dan als vierkanten, geschikt waren. Dit houdt men voor bepaalde signalen, want het is niet aan te nemen, dat vuurspuwende of met sneeuw bedekte bergen in zoo streng geometrische vormen te zien zouden zijn. Ongelukkig zyn wij door den damp kring onzer aarde, niet in staat Mars regelmatig genoeg waar te nemen, om de beteekenis van die lichtpunten te doorgronden. Het is zeker, dat het nu nog onmogelyk is met Mars of een ander hemellichaam gemeenschap te onderhouden; maar het is lang niet zeker, dat dit altyd onmogelyk zal blyven. Ieder oogen- blik kan er iets uitgevonden worden, dat ons de middelen geeft om met zekerheid te weten of onze aarde al dan niet de eenige, door denkende wezens bewoonde planeet is." Nederland. Amstordam, 46 Juli. De oud-gouverneur van Suriname, jhr. mr. M. A. de Savornin Lobman, met familie, is gisteren avond met het stoomschip van den Kon. W.-l. maildienst alhier aangekomen. De heer jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman, afgetreden gouverneur van Suriname, heeft bij zyn vertrek uit de kolonie de volgende proclamatie uit gevaardigd >Bij zyn vertrek uit de kolonie wenscht de onder- getèekende een woord van welgemeenden dank te richten tot allen, die in de stad en in de districten deden blyken van hunne instemming met de inzichten, die hem gedurende zyn bestuur hebben geleid, of van toegenegenheid en sympathie voor zyn persoon, en die hem daardoor zyne taak in niet geringe mate hebben verlicht en veraangenaamd »In het hijzonder ook betuigt hy zyn hartelyken dank aan hen, die in de onlangs hem aangeboden adressen, op voor hem zoo vleiende wijze, gevoel aan den dag legden, waarvan hy de uitingen met voldoening naar Holland medeneemt. Hy beschouwt die adressen als een onderpand dat de bevolking van Suriname hem in hare herinnering eene plaats zal bewaren, op welke hy prys stelt. Wat hem aangaat, kan zy verzekerd zyn, dat bij niet zal ophouden in haar en in alles wat haar aangaat levendig belang te Btellen. »Moge de welgezinde bevolking de gevoelens van gehechtheid en liefde, waarvan zy deed blijken jegens UIT HET D UI T S C H. II. Twaalf jaar zijn sedert voorbijgegaan. Ella's vader was thans het hoofd vau een der aanzien lijkste handelshuizen der stad. Zijne vrouw mocht niet lang van hunne gelukkige levensverandering genieten, een hevige krankheid had haar in den bloei des levens plotseling aan de haren ontrukt. Ella bleef als eenig kind achter, en groeide voor spoedig op onder de trouwe hoede van haar vader en de goede zorg eener bejaarde bloedver wante. Van een lieftallig kind was zij eene innemende bekoorlijke jonkvrouw geworden, en daar het huis haars vaders tot een der aanzien lijkste en meest gezochte der stad behoorde, zoo ontbrak het haar niet aan jonge mannen, die naar hare hand dongen. Tot nu toe had zij evenwel alle huwelijks aanzoeken afgeslagen; het vroolijke onbezorgde jonge meisjesleven, dat zij leidde, beviel haar vooreerst nog veel te goed, en bovendien had zij haren vader te lief om nu reeds te kunnen be sluiten hem te verlaten. In al den glans van haar tegenwoordig leven dacht zij echter menigmaal terug aan haar vervlogen kinderjaren in zooveel nederiger omgeving. Dan overviel haar een gevoel van heimwee en het bestaan dat zij thans leidde scheen haar op'eens zoo nietig en ledig. Wanneer zij in zulk eene stemming verkeerde, vermeed zij zorgvuldig zich naar de welbekende voorstad te begeven, en voorbij het oude grijze huis te gaan. Haar vader had de eenvoudige woning gekocht en voor hunne voormalige buurvrouw, de arme weduwe, in orde laten brengen, maar uitwendig geene veranderingen aangebracht, om door het zien van dit nederig verblijf steeds herinnerd te worden aan het wisselvallige van het menschelijk bestaan, en daardoor in zijn voorspoed voor over moed bewaard te blijven. Hij had de brave vrouw, die de dagen der beproeving met hem en de zijnen had doorleefd, edelmoedig ondersteund, en Andreas had hij op eene goede school gedaan, die de knaap met vrucht bezocht. Sedert lang had hij echter zijn geluk in de wijde wereld beproefd. Na zijne bevestiging voelde hij zich niet langer te huis op school, en hoezeer tot nu toe een ijverig leerling, konden de boeken hem thans niet langer boeien. Een jongensachtige lust naar avonturen had hem half tegen den zin zijner moeder en van zijn weldoener naar zee gedreven. Ella had zich zijn onverwacht vertrek zeer aan getrokken, want ook na hunne veranderde om standigheden waren de kinderen steeds met elkander blijven omgaan, gedurig bezochten zij elkander, maakten dikwijls gezamenlijk hun schoolwerk en deelden steeds in elkanders wederwaardigheden. Maar nu was Andreas in geen drie jaar te huis geweest, en hoewel hij trouw aan zijne moeder bleef schrijven, zoo werd zijn naam in het huis van den koopman niet dikwijls meer genoemd. Het minst van allen hoorde men Ella over hem spreken. In den laatsten tijd had het meisje kennis ge maakt met den jeugdigen en innemenden Graaf von Telsen. Zij ontmoette hem voor het eerst op een bal, waarna hij zich in het huis van haren vader liet voorstellen. De voorname en bevallige manieren van den knappen, jongen man lieten niet na indruk te maken op het gemoed van het jonge meisje. Zij had reeds menige goede partij kunnen doen in den deftigen handelskring, waarin zij verkeerde, maar een adelijken titel te voeren, gravin te worden, dat was nog iets geheel anders. Zonder dat zij het zich zelf bewust was, werd het gevoel van sympathie, dat langzamerhand in baar hart begon te ontwaken, niet weinig versterkt door den schoonklinkenden naam, dien haar aan bidder droeg. Wel bemerkte haar vader wat er omging in het gemoed van zijn kind, maar hij wilde in deze geen invloed op haar uitoefenen. Hij oordeelde het best de zaken hun gang te laten gaan, zijne dochter vrij te laten in hare keuze, en haar niet lastig te vallen met zijn raad, voordat zij tot hem kwam qpi dien te vragen. Ella zelf had het tot nu toe aan den moed ontbroken om zich oprecht rekenschap te geven omtrent hare ware gevoelens ten opzichte van den graaf. Zij verschoof dit zelf-onderzoek tot den dag, waarop Von Telsen, wiens bedoelingen voor nie mand meer twijfelachtig waren, zich nader zou hebben verklaard. Op een schoonen voorjaarsmorgen, toen de eerste lentebloemen tusschen het jonge gras te voorschijn kwamen, deed het meisje, door het fraaie weder uitgelokt, eene groote wandeling buiten de stad. Terugkeerende nam zij in gedachten haar weg door de eenzame voorstad, en langs het oude wel bekende huis, waarin zij de dagen harer kinds heid had doorgebracht. Al wandelende had zij een handvol madelieven geplukt, en voortgaande trok zij met hare fijne blanke vingertoppen de tallooze blaadjes los onder bet murmelen van de woorden //hij bemint mij, hij bemint mij niet." Zij dacht dit doende aan den graaf, die ver zocht had dien middag een bezoek te mogen brengen, ten einde haar eenige oogenblikken onder vier oogen te spreken. Hoe kleiner het getal werd der teêre blaadjes, des te onrustiger klopte het hart van het meisje, en toen er nog maar een paar overbleven, plukte zij steeds langzamer als vreesde zij de beslissing van het orakel. //Hij bemint mij," luidde de uitspraak van het laatste blaadje. Ella wierp het ontbladerde stengeltje op den grond en wreef zich vergenoegd in de handen, bij zich zelf herhalende: //hij bemint mij, hij bemint mij z/Ella!" zeide eensklaps een welbekende man nenstem, en toen zij de oogen opsloeg zag zij een jongen man in de losse zeemansldeeding met een edel en door de zon gebruind gelaat voor zich staan. Het bloed steeg haai' naar de wangen, en haar eerste opwelling was een stap achteruit te gaan, maar zij herwon onmiddellijk hare zelf- beheersching en reikte den nieuw aangekomene de hand. Toch beefde hare stem een weinig toen zij zeide //Andreas zijt gij het? Zijt gij teruggekeerd z/Ja", antwoordde hij, hare zachte hand in zijn breede palm drukkende. //Ik ben hier als onder stuurman van het fraaie handelsschip //deNeptunus". Ik wilde mij niet aan mijne moeder vertoonen voordat er iets van mij was geworden, en dan maar Ella wat zijt gij mooi geworden, zoo had ik mij IJ niet voorgesteld, zelfs niet in mijne droomen. Ik heb hier een oogenblik stilgestaan, en, vergeef het mij, ik heb even stilzwijgend gadegeslagen en beluisterd, ik hoorde U zeggen z/hij bemint mij." Zeg mij Ella aan wien dacht gij bij het ondervragen van die bloem?" Plet meisje werd vuurrood, zij trok hare hand terug, en met een verlegen/ en gemaakt lachje antwoordde zij: //Och het was maar voor de aardigheid ik dacht aan U of gij ons geheel en al waart vergeten daar wij in zoolang niets van U hadden gehoord en ik wilde wel eens weten of gij nog zooveel van mij hield als toen wij kinders waren, weet gij maar nu is dat natuurlijk geheel anders geheel anders dat begrijpt gij." Zij hield op en keek bedremmeld voor zich, Andreas greep hare beide handen en zich voor over buigende om haar beter in de oogen te kunnen zien, sprak hij op ontroerden toon //Geheel anders, en toch niet anders Ella, hetzelfde oude gevoel, maar oneindig inniger en schooner." //Wat meent gij vraagde het meisje onthutst. //Wat ik meen? dat de bloem waarheid heeft gesproken, dat hij U bemint." //Laat mij gaan Andreas." //Neen ik laat U niet los, nu ik eenmaal uwe handen vasthoud. Om uwentwil ben ik hier heen gekomen. Ik kon het daarginder niet langer uit houden, uw beeld vervolgde mij overal. Gij hebt het in uwe macht mij gelukkig te maken, ge lukkig voor altijd met één woord: Ella hebt gij mij lief?" Één oogenblik was het haar of zij hem in de armen wilde zinken, maar plotseling rukte zij zich los en riep uit: //Neen, neen, vraag het mij niet nog niet ik kau niet antwoorden thans niet gij hebt mij verrast Slot volgt

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1