ZIEBIKZËËSGIlE NIEUWSBODE. Zaterdag 11 Juli 1891. Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee blatlen. Eerste Blad. S C HOTTER IJ. BEKENDMAKING. LANDBOUWBELANG. Algemeen Overzicht. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. DE VLIEG. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,— per jaar. +7ste JAARGANG. No. 6025. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot c Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat de tweede sBittiiijsj tot onderzoek der reclames voor <1© Schutterij zal gehouden worden op Zaterdag den 18 Juli 1891, des namiddags te zeven ure, ten Raadhuize. Zierikzee, den 10 Juli 1891. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, W. A. OCI1TMAN, Weth. 1°. B. - JAN SNELLEN, Secretaris. Door het bestuur van de centrale tentoonstellings- vereeniging Landbouwbelang" werd bij herhaling eene oproeping gedaan aan de landbouwers om hun uit te noodigen granen, peulvruchten of andere gewassen aan den secretaris op te geven, ten einde deze te velde te doen nazien. Van verschillende zijden is reeds nu toezegging gedaan voor den aankoop van zaaigraan op de a.s. tentoonstellingen, wel een bewijs dat de door tusscbenkomst der vereeniging verstrekte zaai- producten aan billijke eischen voldoen. Van jaar tot jaar wordt den omzet in zaaigranen grooter en het is aan geen twijfel onderhevig, dat deze nog zeer belangrijk zal toenemen, mits van alle kanten gezorgd wordt dat niet anders dan goed, vertrouwd, zuiver zaaigraan verzonden wordt. Tot op dit oogenblik zijn echter nog zeer weinig aanvragen tot nazien bij het bestuur ingekomen en laat het zich aanzien, dat uien evenals bet vorig jaar niet aan alle aanvragen zal kunnen voldoen. Laten toch de landbouwers, zooveel in hun vermogen is, medewerken om het zaaigraan, dat uit onze streek in den vreemde erg gezocht wordt, tot den hoogsten graad van zuiverheid te brengen. Gaarne erkennen wij dat zich bij het onderzoek (nazien op stam) moeilijkheden voordoen, door het ongelijkmatig werken der commission onderling, omdat de een van het denkbeeld uitging dat vol maakte zuiverheid niet bestaat en de andere omtrent dat punt eene andere zienswijze had. Het bestuur, overtuigd dat devgelijke onregelmatigheden niet gunstig op het aangeven tot onderzoek kunnen werken, heeft vastgesteld, dat aan de commissie, die met het onderzoek belast wordt, een eenvoudig werktuigje verschaft zal worden om eene opper vlakte van 25 M2. in een te onderzoeken perceel af te palen; daarna wordt deze nauwkeurig onder zocht en het aantal onzuivere planten aangeteekend naar gelang van de grootte der perceelen worden meer of minder onderzoekingen gemaakt. Zeker kan door dezen maatregel met zekerheid aangegeven worden welke perceelen zuiver of vrij zuiver ge noemd kunnen worden. Wij twijfelen dan ook niet of alle landbouwers zullen zooveel mogelijk mede werken om aan de aanvragen naar zuiver zaaigraan te kunnen voldoen. Bij gebrek aan meer zakelijk nieuws, houdt zich de Europeesche pers deze week bezig met de twee voor naamste feitenhet vernieuwen der triple alliantie en het bezoek van den Keizer van Duitschland aan Neder land. De hernieuwing der triple alliantie is thans een feit en bet is niet van belang ontbloot om, nu dit verbond zijne derde periode ingaat, het ontstaan van dit bondgenootschap na te gaan. Op 3 Maart 18S8 beeft Vorst Bismarck eerst den woordelijken inhoud van het traktaat laten bekend maken, ofschoon reeds in October 1879 het eerste bericht daarvan in de Duitsche bladen werd verspreid. Dit traktaat, dat toen slechts formeel tusschen Duitschland en Oostenrijk was gesloten, bepaalde, dat het streven der verbonden regeeringen zijn zou, den door het Berlijnsche Congres tot stand gebrachten Europeeschen vrede te bescher men en iedere verstoring daarvan zoo krachtig mogelijk af te weren. De diplomaten, aan welke de samen stelling van het traktaat was opgedragen, waren Prins Heinrich VII von Reuss voor Duitschland en Graaf Julius Andrassy voor Oostenrijk-Hongarije. Zij stelden in hoofdzaak vast, dat wanneer een der beide rijken door Rusland werd aangetast, ile beide Keizers verplicht zouden zijn, elkander met hun gansche leger macht te steunen en niet dan gelijktijdig en gezamenlijk tot het sluiten van een vrede zouden overgaan. Indien echter een der beide rijken door eene andere mogend heid werd aangevallen, zou het andere verplicht zijn, den aanvaller geen hulp te verleenen, maar tegenover den aanvaller eene welwillende onzijdigheid in acht te nemen. Alleen indien de aanvallende mogendheid door Rusland werd ondersteund, zou de verplichting voor de beide boridgenooten bestaan om elkander met hunne geheele legermacht bij te staan, totdat gemeen schappelijk de vrede zou worden gesloten. Uit deze bepalingen bleek het vredelievend karakter van het bondgenootschap, daar immers het aanvallend optreden van eene der mogendheden aan de andere geenerlei verplichtingen oplegde, en ook niet door de alliantie werd aangemoedigd. Aan de andere zijde blijkt echter ook duidelijk, dat de alliantie gericht was tegen Rus land en niet deze twee feiten voor oogen was het niet moeilijk aan bet bondgenootschap uitbreiding te geven. Deze had plaats in 1883, door de toetreding van Italië. In Januari van '1883 toen Italië zijne belangen in de Middellandsche Zee meende bedreigd te zien, te recht of te onrecht, sloot het met elk dei- beide groote mogendheden van Midden-Europa een afzonderlijk traktaat. De heer Maucini, de toenmalige Italiaansche Minister-President, bevestigde dit feit in zijne rede van 13 Maart 1883 en legde daarbij weder den meesten nadruk op het verdedigend karakter van het bondgenootschap, dat alleen het afweren van even- tueele gevaren ten doel had. Opmerkelijk is het, dat ook toen nog de Italiaansche Minister, ofschoon hy in die zelfde zitting verklaarde, dat, «mocht ooit zulk een onzalige dag aan den horizon opgaan, het Italiaansche volk in staat zou zijn zich een duidelijk oordeel te vormen van de werkdadigheid der bescher ming, die de innigheid en de vastheid der betrekkin gen van Italië tot Duitschland en Oostenrijk voor de Italiaansche veiligheid opleverde", en ofschoon hij deze meening in den Senaat eenige dagen later herhaalde, dat hij toen ook nog weigerde de bijzondere bepalin gen van het tractaat mede te deelen. Wel beweerde hij, dat de Italiaansche regeering goede betrekkingen met Engeland zou onderhouden en al haar best zou doen om de betrekkingen tot Frankrijk zoo vriend schappelijk mogelijk te maken, daar noch bet een noch het ander door de bedoelde verbonden was uitgesloten. Naderhand is bekend geworden, dat de alliantie aan vankelijk voör den tijd van 5 jaren was gesloten, doch reeds op 13 Maart 1887 werd zij hernieuwd. Thans heeft de vernieuwing wederom plaats gehad. Ongetwijfeld heeft het bondgenootschap tot nu toe gedaan, wat het beloofd heeft te doen: den vrede van Europa te bewaren. Dat dit voor elk der mogend heden, en ook voor die, welke terecht of ten onrechte de alliantie als tegen zich gericht beschouwen, met zeer aanzienlijke geldelijke opofferingen is gepaard gegaan, is overbekend. Maar ook dit heeft zijn keer zijde: het «wilt gij den vrede, bereidt u ten oorlog" blijft voor de groote mogendheden het wachtwoord. De spanning is door het bondgenootschap niet vermin derd, maar het is gebleken eene onoverkomelijke hin derpaal te zijn voor de vervulling der wenschen, die langs vreedzatnen weg niet kunnen worden bereikt. Hoe wenschelijk het voortbestaan der triple alliantie dus ook voor den algemeenen vrede moge zijn, in Italië vindt zij geen onverdeelden bijval. Vóór dr.t zij baar zomervacantie begon, beeft de Italiaansche Kamer twee uiterst stormachtige zittingen gehouden. Er waren twee interpellatiën aan de orde: de eerste betwistte de regeering het recht tot het verbieden van openbare bijeenkomsten, waarin de quaestie der wen- schelijkheid van Italië's aansluiting bij Duitscbland'en Oostenrijk zou worden besproken; de tweede verzocht der Regeering inlichtingen omtrent de juiste strekking en den omvang van Italië's verplichtingen tegenover de twee andere mogendheden. Het was te verwachten, dat de door de Regeering op de laatste vraag af te leggen verklaringen de meerderheid van het Parlement zoude bevredigendoch de eerste was voor den Minister van Binnenlandsche Zaken vooral zeer gevaar lijk, omdat die interpellatie zou moeten aantoonen, dat Italië's aansluiting bij de triple alliantie zelfs tot schending van een der hoofdbeginselen van de grond wet had geleid. Daarom wilde de oppositie de eerste' motie eerst aan de orde stellen, terwijl de Regeering juist de laatste het eerst wenschte te beantwoorden. Toen de Regeering dan ook de tweede vraag begon te beantwoorden ontstond er zulk een rumoer, dat de president de zitting tot tweemaal toe moest sluiten en den volgenden dag herhaalden zich de tooneelen, zoodat het antwoord van den Minister niet was te verstaan en de officieuse pers het gesprokene ter kennis der natie moest brengen. Het bezoek van Keizer Wilhelm aan ons land wordt in de buitenlandsche bladen druk besproken. De Duitsche couranten stemmen overeen in de verklaring, dat de feestelijkheden en versieringen ter eere van den hoogen bezoeker werkelijk schitterend en grootsch zijn. Met hartelijke voldneniug ^Ol'dt daraliri' de gast- vrye en vriendelijke ontvangst geprezen en door het hof en de bevolking van Nederland den Keizer bereid. Ook de Oostenrijksche bladen beschouwen de harte lijke ontvangst en de kalmte, waarmee de openbare meening de reis opvat, als geruststellende verschijnselen. Daaruit blijkt, dat de Nederlanders niet langer vrees koesteren voor eene inlijving bij Duitschland en dat het publiek overtuigd is van het vredelievend karakter van het drievoudig verbond. De Engelsche pers zingt hetzelfde liedje: Nederland is gehecht aan zijn oud vorstengeslacht, zij wenscht geene verandering en vertrouw den Keizer op wiens vriendschap zij hopen. Van harte hopen wij, dat door de komst des Keizers hier te lande, de banden tusschen Nederland en Duitschland wederom hechter mogen worden en dat met handhaving onzer onafhankelijkheid Duitschland ons op handelsgebied vooral zijn groote en krachtige steun moge blijven verleenen! Afrika. De wraak van een olifant. Aan een reiziger in Abessynië werd door een olifanten jager Djaber geheeten eens het volgende verhaalt. jMijn vader en ik waren sedert eenige dagen een troep olifanten op het spoor. Bedouinen gingen voor ons uit, beklommen alle bergen en doorzochten elk boscbje om de vervolgde dieren te vinden. »Op zekeren morgen werd ons door een hunner bericht dat de olifanten in een bergpas stil hadden gehouden, en dadelijk gingen wy er heen. Tegen den middag bereikten wij de plek. Een kudde, ODgeveer tweehonderd stuks sterk, was er nog. Deze baadden zich, genen schuurden zich tegen de boomstammen, die daardoor tot een hoogte van twaalf tot vijftien voet hnn bast verloren, anderen weder hadden groote takken afgerukt, die zy als waaiers bezigden om de vliegen te verdrijven. «De hitte was ondrageljjk en is dat het geval, dan is het niet moeilyk de olifanten te verrassen, die anders buitengemeen waakzaam en wantrouwend zyn. Wij konden ze dus met onze bedienden tot op twintig schreden atstands naderen. Mijn vader koos een der grootste dieren, en ik een ander; wy legden onze buksen op de schouders van een Bedouin en gaven vuur. «Een der reuzengevaarten stortte neder, om nimmer weer op te staan; de andere olifanten vluchtten onder een wild gebrom, de snuiten in de lucht houdende en de groote ooren heen en weer slaande. De grond beefde onder het getrappel dezer zware massa, die echter gewis door het vlugste paard niet zou zyn ingehaald. «Hetzij de lading iets te sterk geweest was, of wat ik eer geloof, dat de zon den loop van mijn vaders geweer te zeer verwarmd had, hetgeen dezelfde uit werking heeft, de kogel, door hem afgeschoten, was een weinig te hoog gegaan. Meer in den hals dan in de borst getroffen zjjnde, waggelde de olifant, die reusachtig groot was, en door mijn vader was getroffen, heen en weer als een beschonken mensch, en stormde toen op mijn vader lo3. Deze kon, daar de engte waar in wij ons bevonden, te smal was, er niet aan denken, tot het gewone middel zijn toevlucht te nemen en cirkel-ge wijze om het dier heen te loopen. Er bleef hem dus niets over dan te vluchten. In een oogwenk echter had het woedeode dier hem bereikt en met den snuit verbrijzelde do olifant hem den ruggegraat. »Ik snelde mijn vader te hulp. Met myn eigen degen, die zoo scherp was als een scheermes, sneed ik den olifant een der hielpezen door, en hieuw op zyn snuit in, de Bdouinen doorboorden zijne huid met tallooze lanasteken, doch alles te vergeefs, hij liet zyn prooi niet los. In een oogenblik vertrad hy het lyk, rolde bierna zijn snuit om de beenen en slingerde het leven loos lichaam tegen een vooruitspringend rotsblok en de grond werd bedekt met bloedvlekken en stokken vleesch en beenderen. Hij hield zich alleen met zyn wraakoefening bezig, als had hy beprepen, dat alle verdediging voor hem nutteloos zou wezen. »Toen zijn snuit niets meer omsloten hield dan de beenen van den ongelukkigen jager, legde de reu9 zich op deze overblyfselen zijner prooi en uitte een gillen den kreet, die als een echo in de verte door de kudde werd beantwoord, wier aanvoerder hij geweest was. Daarop zeeg hij dood neder". Amerika. Iedereen herinnert zich nog de verschillende proef nemingen, in de Vereenigde Staten gedaan, met be trekking tot de toepassing der doodstraf door middel van electriciteit. Heel bevredigend waren die resultaten nietmet dieren ging 't nog, maar toen men de theorie in de praktyk wilde gaan toepassen, toen namelyk voor 't eerst beproefd werd een mensch te dooden door middel van den electrischen stroom, waren de resultaten bepaald allertreurigst. Men herinnert zich nog hoe de ongelukkige Kemmler gedurende een vol kwartier geleden heeft, het lichaam worstelend tegen de immer sterkere stroomingen. De openbare meening heeft toen dringend een verbod geëischt tegen der gelijke helache martelingen. Met Amerikaansche volharding evenwel heeft men de proefnemingen voortgezet en naar 't schijnt niet zonder vrucht ook, want Dinsdagmorgen vroeg zyn te New-York in de gevangenis een viertal moordenaars: Wood, Jugiro, Smiller en Slocum door middel van electriciteit gedood in tegenwoordigheid van de be ambten der gevangenis, mannen der wetenschap en enkele andere getuigen. Volgens de eerste berichten trad de dood onmiddellijk in, zonder eenige smarten en werkte de toestel voortreffelijk. Engeland. Londen, 5 Juli. De reeks van plechtigheden, en feesten, welke het Duitsche keizerlijk paar met zyne tegenwoordigheid opluisteren zal, heeft heden een aan vang genomeD met het huwelyk van prinses Louise van Schleswig Holstein, kleindochter der koniügin, met prins Aribert van Anhalt, hetwelk de koningin en de geheele koninklyke familie bijwoonden. Vooraf had de keizer te paard een bezoek gebracht aan Eton College, waar hij de Eton-boys had zien paradeeren en in den wapenhandel oefenen, waarna hy hen toe sprak en hun een compliment maakte over hun houding, onder het uiten der hoop dat zjj, mannen geworden, het geweer steedB zouden weten te hanteeren voor eene goede zaak. De huwelijksplechtigheid, welke heden middag laat voltrokken werd, week Diet af van vroegere ceremo niën van dien aard. De St. George's kapel was prachtig, nochtans eenvoudig versierd, en gevuld met een schitterend gezelschap, waarin de bonte uniformen der hooge militairen zich aangenaam vermengden met de zomergewaden der overtalrijke dames. Vóór Jen »reredos" en onder de kleurige ramen, aan de nagedachtenis var den prins-gemaal gewijd, had men by het altaar eene lage estrade opgericht-, bedekt met een donkerblauw tapijt, waarin de wapenen der Kousebandorde en der vorstelijke familie gestikt waren. Daarop stonden te midden van keurige bloemen en planten de met fluweel overtrokken vergulde fauteuils voor de leden der koninklyke familie. Van hier liep een scharlaken rood karpet naar den westelyken ingang der St. George's kapel. De byzondere genoodigden dor koningin kwamen met een bijzonderen trein van den Great-Western spoorweg te 3.20 te Windsor aan. Kort daarna nam de aarts bisschop van Canterbury zjjDe plaats in aan het altaar, waar de hertog van Cambridge, de hertog en de hertogin van Teek, prinses Victoria Mary, de erfprins van Wal- deck-Pyrmont, prins Edward van Saksen-Weimar en prins Victor von Hohenlohe zich achtereenvolgens by bem voegden. Te half vier verlieten de leden der familie des bruide goms het kasteel. Aan den westelijken iogang van het kerkje "werden zjj opgewacht en naar hun plaats geleid door den lord Coamberlain. Hun volgde de stoet van de naastbestaanden der koningin, de schitterendste van alle. De prins van WaleB gat den arm aan de keizerin en de keizer den zijnen aan de prinseB van Wales. Terwijl deze stoet zich naar het altaar voortbewoog speelde het orgel een fraaien mar9ch. Kort na vier uur verscheen de bruidegom met zijn twee broeders, geleid door den lord Chamberlain, en eenige minuten later verkondigden luide fanfares en het »God save the Queen" de komst der koningin; zij verscheen, bege leid door prinses Christiaan, prins Christiaan Victor en prinses Victoria van Sleeswijk-Holstein. Bijna gelijk tijdig kwam de bruid, in wit satijn gedost, met een langen sleep, door oranjebloesem afgezet, aan den westelijken ingang, gevolgd door haar vader, prins Christiaan, haar broeder, prins Albert van Sleeswyk Holstein en de zes bruidsmeisjes. Voorafgegaan door den lord Chamberlain, trok de bruid het stampvolle kerkje door, naar het echtaltaar, en middelerwijl zong het koor der St. George's Chapel eene gelegenheids- hymne, door den bisschop van Ripon gecomponeerd. De plechtigheid zelve was hoogst eenvoudig eD kort. De aartsbisschop van Canterbury verrichtte den dienst, welke met koorgezang afgewisseld en met Mendelssohn's hnwelyksmarsch besloten werd. Iq den groenen salon van het kasteel te Windsor werd door de getuigen vervolgens het register geteekend. Het was prins Christiaan, die zyn dochter «weggaf', gelijk men hier zegt, en hy deed het met zichtbare ontroering. De bruid droeg prachtige kant, indertijd door haar moeder gedragen en door prins Albert in teekening ontworpen. De koningin was in het zwart, gelyk doorgaans, en prinses Christiaan, moeder der bruid, in een licht mauve satynen kleed, door haar zelve ODt- worpen. Zij droeg gelyk trouwens alle andere koninklyke dames de schitterendste juweelen. De maDnolyke leden der koninklyke familie droegen allen verschillende uniformen. Londen, 9 Juli. De Duitsche Keizer en Keizerin kwamen heden te half zeven hier aan. Het station was met bloemen getooid en de eerewacht werd gevormd door grenadiers en lijfgarde. Hunne Majesteiten werden door den Prins van Wales, de hertog van Edinburgh en eene ont zaglijke volksmenigte verwelkomd. Zij begaven zich te 9 uur naar de Opera, waar zij door een andere eerewacht ontvangen werden. De Keizer gaf den arm aan de Prinses van Wales, de Prins van Wales aan de Keizerin. De ont vangst was schitterend en de zaal bood eenen prachtigen aanblik. C,Zie telegram.) Oostenrijk. By een verschrikkelijk onweer, dat Maandag boven Tö ök-Szt-MikloB, nabjj Budapest woedde, stortte een groote tabak8schuur in, waarin 160 mannen en vrouwen, die op het land aan het werk waren, waren gevlucht. Toen men zoo spoedig mogelijk begon met het ver nielde gebouw op te ruimen, werden 7 ljjken te voorschya gebracht en bleken L4 personen doodeljjk en 34 licht gewond te zyn. Frankrijk. Een blanke menscheneter. Dezer dagen werd te Parijs door twee politie agenten een jonge kruier, Leon geheeten, gearresteerd op het oogenblik dat hij zich met een schaar een groot stuk vleesch uit zyn linker arm sneed. Zij brachten hem naar het politie-bureau en van daar naar e9n hospitaal, waar geconstateerd werd, dat hy op verschillende plekken van zijn lichaam, in het bijzooder aan den bnik, de dyen en de rechter kuit, dergelijke diepe verwondingen had als degeen, die hy zich in zyn arm had toegebracht. De ongelukkige had reeds sedert zes maanden het vurig verlangen om het vleesch van een jong meisje te eteD. Herhaalde malen had hij op wandelplaatsen en in openbare tuinen joDge meipjes achtervolgd, die een blanke gladde huid hadden. Steeds had bij in zyn zak een scherp geslepen mes om, naar hy zelf erkent, bij een gunstige gelegenheid op zijn slachtoffer aan to ▼allen en het een stuk vleesch uit het lyf te enyden, dat by met groote graagte zou hebben gegeten. Gelukkig behield hy nog verstand genoeg om dezen ontzettenden hartstocht te kunnen weerstaan. Hij kon het echter niet nalateD, aan zichzelven de operatie uit te oefenen. De beklagenswaardige heeft geen ouders of bloedverwanten en is op kosten der stad groot gebracht. De bekwaamste Parysche geneesheeren op het gebied van zielsziekten doen al het mogelyke om voor dit allerzonderlingst geval van waanzin eene verklaring te vinden. België. Woensdag 8 Juli viel te Luik een 12jarige jongen in de Maas en verdween met den feilen stroom weldra in de diepte, zoodat men nog slechts aan de borreling van het water zien kon, waar by gezonken was. De Nederlandsche wielrijder, de heer P. J. Gerritsen, die zich thans te Luik bevindt, en die het ongeval had bemerkt, sprong daarop geheel gekleed te water en mocht de voldoening smaken den drenkeling, door te duiken, van den bodem der Maas op te halen en van een anders wissen dood te redden. De toegestroomde menigte juichtte den koenen Hollander levendig toe, terwijl hem ouder de hartelijkste bewoordingen voor zjjn onverschrokken daad dank werd betuigd. De heer G. had iDtu8schen groot gevaar geloopen, door een aankomende stoomboot te worden verpletterd, doch hij wist door zjjn tegenwoordigheid van geest nog intyds te ontwjjken. Charleroi, 9 Juli. De werkstaking is als geëindigd te beschouwen. Door den algemeenen raad der ridders van den arbeid is gisteren tot hervatting van den arbeid be sloten en heden reeds heeft de kleinste helft der werkstakers, omstreeks 4500, den arbeid hervat en morgen volgen de XJIT HET DUIT SC H. I. In een stille en afgelegen straat van een dei- voorsteden stond een klein, onaanzienlijk huis. Sedert lang hadden regen en wind de verf van deuren en vensters doen verdwijnen, en de verweerde glas ruiten spraken van armoede en verval. In een dor en tochtig voortuintje leidden eenige weinige bloemen en schrale planten eeu kommerlijk bestaan. De eerste verdieping van dit huis werd bewoond door een jeugdig echtpaar, dat geen anderen rijkdom bezat dan elkanders wederzijdsche liefde. Hoewel een kundig en ervaren man van zaken, zoo had de echtgenoot toch geen «goede zaken" gemaakt, want hij had de eer om de eenige dochter van zijn rijken patroon te huwen van de hand gewezen, en een jong meisje, dat hij van ganscher harte lief had, doch dat volstrekt geen fortuin bezat, getrouwd. Na dien tijd liep hem alles tegen, zijne onder nemingen mislukten, en ten laatste zag hij zich genoodzaakt tegen eene karige bezoldiging de be trekking van opzichter aan te nemen, die hem deu ganschen dag van zijn gezin verwijderd hield. Ook zijne vrouw was dikwijls afwezig, daar zij in de huizen der rijken met hare naald eveneens iets trachtte te verdienen, om de zorgen van haren echt genoot te verlichten. Al konden deze lieden zich onder deze omstandig heden niet gelukkig noemen, toch gevoelden zij zich terreden, wanneer zij na den afgeloopen dagtaak de avonduren met elkander doorbrachten en zich ver lustigden in het bijzijn van hun dochtertje. Dit allerliefste kind was hun allesvoor haar getroostten zij zich allerlei ontberingen, en voor haar zwoegden en zorgden zij zonder ophouden. Des daags had de kleine Ella een speelmakker in den zoon eener arme weduwe, die eene verdieping hooger woonde, en haar knaapje eveneens een groot gedeelte van den dag aan zyn lot moest overlaten. Andreas was een weinig ouder dan de kleine Ella en beide kinderen groeiden samen op als waren zij broertje en zusje. Zij speelden in het kleine tuintje, dat voor hunne kinderlijke verbeelding zoo ruim was als een park. Hier plukten zij de weinige bloemen, die er groeien wilden, hier jaagden zij kapellen na of speelden met het zwarte poesje van de buurvrouw. Zoo lang het zomer was, duurde dit vermaak, want wanneer het winter werd dan verdorden de bloemen, de kapellen verdwenen, het katje vertoonde zich niet meer in den tuin en alles werd huiten zoo doodsch en stil, dat het was alsof men de groote dwarrelende sneeuwvlokken kon hooren vallen. De kinderen zaten dan droevig bijeen, zij tuurden door de bevroren ruiten en betreurden de warme, zonnige zomerdagen, wanneer zij de lastige vliegen, die Ella's moeder zooveel ergernis veroorzaakten, uit de kleine maar keurig nette woonkamer moesten verjagen. Thans echter kwam geen der ongenoode gasten bet vertrek binnen vliegen en het was der kinderen inderdaad een gemis dat echt zoinersch gegons en gebrom niet meer te hooren. Op zekeren dag liet Ella een vreugdekreet hooren, en toen Andreas naderbij kwam, toonde zij hem een kleine zwarte vlieg, die de verstijvende winterkou had getrotseerd. De kinderen dachten er nu niet aan het arme dier te verjagen, integendeel gevoelden zij een soort van medelijden voor het teêre ingiet, dat langzaam en met moeite langs het koude vensterglas kroopen toen het eindelijk als verstijfd, onbewege lijk bleef zitten, nam Ella het diertje in haar kleine hand en verwarmde het met haar adem, tot dat het leven terugkeerde en men het kon hooren gonzen. Sedert dien tijd verloren Ella en Andreas het vliegje niet meer uit het oog, maar bewaakten het met de grootste zorg. Niet lang daarna werd de knaap naar school gezonden en Ella bleef geheel alleen tehuis met geen ander gezelschap dan de ge redde vlieg, in wie zij meer behagen schiep dan menig kind van rijke ouders in het fraaiste speelgoed. Op zekeren avond kort vóór Kerstmis kwam haar vader later dan gewoonlijk te huis, zijn gelaat, anders bleek en ingevallen van zorg en vermoeienis, was buitengewoon opgewekt en zijne oogen straalden van vreugde. Zijne vrouw, die met angst op hem had zitten wachten, zag hem verwonderd aan, doch voordat zij iets had kunnen vragen, drukte haar man haar aan zijn hart, en zeide met een stem die trilde van ont roering Anna wij zijn gered, de tijd onzer beproeving is voorbij. Wij zijn thans rijk, en over eenige dagen betrekken wij het groote huis van onzen oom." Toen deelde hij haar in korte woorden mede, hoe zijn oom, die hem zijn onverstandig huwelijk nooit had kunnen vergeven, en in al hun kommer en tegenspoed geen hand naar hem had uitgestoken, op ziju sterfbed tot andere inzichten was gekomen en hem met vernietiging van een vroeger testament tot universeel erfgenaam van een groot vermogen, van een prachtig huis en van eeu aanzienlijke handelszaak had benoemd. De kleine Ella, die de vreugdetranen harer moeder zag eu de vreugdekreten van haar vader hoorde, zonder dat zij iets van de oorzaak dezer buiten gewone ontroering begreep, voelde zich op eens van den grond opgebeurd en bijna door de ombelzingen harer ouders verstikt. Geheel vervuld van het voor gevallene ging zij naar bed zonder nog eens naar haar vliegje te hebben gezien, ja zij droomde er niet eens van, zooals zij toch eiken nacht deed. Den volgenden morgen, toen de ouders zich, niet tegenstaande hun op hauden zijnde lotsverandering, weder aan hun gewone bezigheden hadden begeven, deelde Ella, toen Andreas uit de school kwam, hem de gewichtige gebeurtenis mede. En," zeide het kind, «nu gaat gij met ons mede en wordt ook een rijk en deftig heer." Maar Andreas schudde droevig het hoofd en fluisterde bedrukt: «mijn moedertje, neen ik blijf bij mijn moedertje!" De tranen kwamen den knaap in de oogen, en zich schielijk omwendende, liep hij schreiend weg. Ella zag hem verwonderd na, maar op hetzelde oogenblik hoorde zij de vlieg luid en toornig om haar hoofdje brommen. Zij klapte ver heugd in de handen en trachtte bet diertje te vangen. «Ja, gij gaat ook mee," jubelde het kind, «gij krygt een huisje van goud en eiken dag suiker en zoete honing." Het vliegje bromde maar voort, ontsnapte aan de vingertjes van het meisje en vloog tegen het gesloten venster als zocht het zijne vrijheid. Ella schudde nadenkend met het blonde kopje, doch deed geen moeite om het ontrouwe dier weder te vangen. In gedachten verzonken keek zij met een grappige, ernstige uitdrukking in hare groote blauwe oogen naar het ontvluchte insect en daarna naar de deur, waardoor Andreas was verdwenen, zonder zich maar te kunnen begrijpen wat hem zoo had doen weenen. Eenige dagen later werd het haar eerst recht duidelijk, welk eene groote verandering er in haar leven had plaats gegrepen. De heilige kerstavond was aangebroken en hare ouders hadden een prachtigen kerstboom opgericht. Sedert drie jaar was dit niet meer gebeurd. Ella gevoelde zich als verblind door den glans der tal looze kaarsen, het schitteren der blinkende versier selen en de uitstalling van vergulde nooten en verleidelijk suikergoed. Zij had ter nauwernood oogen voor den kleinen Andreas, die met rijke geschenken overladen, aan de hand zijner moeder ter zijde van den kerstboom stond. Nu en dan streek de knaap zich echter met de handen over de oogen, als wilde hij een leelijk schrikbeeld verdrijven. De thans rijke ouders van Ella zaten hand in hand op de oude versleten canapé en verheugden zich in de blijde gezichten om zich heen. Langzamerhand waren de kaarsen opgebrand, nog een enkele in den top van den boom verspreidde een flauw schijnsel, maar eensklaps flikkerde de vlam hoog op, een klein zwart stipje dwarrelde in het helle licht en een wild en klagend gegons klonk door de kamer. «Het vliegje! het vliegje! mijn arme kleine vlieg!" riep Ella verschrikt nit. Met vex-- zengde vleugelen viel het arme diertje op het witte tafellaken neder en bleef daar onbewegelijk liggen. Ella stond verbijsterd toe te kijken, doch Andreas qam het verzengde vliegje op zijne hand en trachtte het leven weder op te wekken. Te vergeefsHet ongewone schijnsel» had de vlieg uit haar sluimer gewekt om als offer van het wegstervende licht te vallen. Zij is dood," zeide Andreas, terwijl hij het ver koolde lichaampje in de hand legde van het meisje, wier feestvreugde plotseling was geweken. Zij keek eerst naar het diertje en staarde daarna Andreas aan met zulk een ei-nstigen dankbaren blik, als men niet van zulke kinderoogen zou hebben verwacht. Had het medelijden, dat hij voor haar verbrand lievelingsdiertje aan den dag legde, onbewust eene diepere snaar in haar hartje doen trillen? Demoeder was intusschen naderbij gekomen, zij streelde de blonde lokken van haar dochtertje, van oordeel zijnde dat zulk een kinderverdriet, al schijnt het nog zoo gering, ook moet worden geëerbiedigd maar kinderverdriet is spoedig vergeten en de over vloedige lekkernijen hadden al dra Ella's tranen gedroogd. De moeder van Andreas vertrok onder hartelijke dankbetuigingen voor de ontvangen geschenken, maar baar zoontje kreeg vergunning nog eenige oogenblikken te blijven, ten einde met Ella de laatste eer aan de arme verbrande vlieg te bewijzen. De kinderen maakten een kuiltje in het mos, dat zich onder aan den voet van den kerstboom bevoel, en hierin werd het kleine lichaampje met grooten ernst ter aarde besteld. Slot volgt.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1