BIJVOEGSEL ZIERIKZEESCHEN NIEUWSBODE BIJ DEN van ZATEBDAG 9 MEI 1891. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD TE ZIERIKZEE, gehouden den 4 Mei 1801. Voorzitter de Burgemeester, de heer Ch. W. Vermeijs. Afwezig zijn bij de opening der vergadering, de heeren W. A. Ochtman en 8. J. Ochtman, volgens kennisgeving door uitstedigheid verhinderd en de heeren Moolenburgh en de Clercq, die evenwel later ter vergadering zijn gekomen. De voorlezing der notulen van het verhandelde in de vorige vergadering, wordt aangehouden. De Voorzitter geeft te kennen, dat hij deze vergadering heeft belegd op korteren termijn, dan in gewone gevallen plaats heeft, omdat de door Burgem. en Weth. te doene mededeeling en het daarmede gepaard gaande voorstel spoedeischend is. Hij deelt daarop mededat bij de uitvoering der werken tot demping van de Oude Haven eene zwarigheid is ontstaan, vermoedelijk aan de leden reeds bekend, n.l. dat de muur die tot afsiuiting moet dienenniet kan worden gebouwd zonder dat eene paalfondeering wordt aangebracht, hetgeen hier nimmer voor dergelijke werken is noodig geweest en waarop bij het bestek dan ook niet gerekend is. Zoowel naar den kant van de eerste houten binnenbrug als naar die van de brug aan het Kraanplein, is de grond op geruimen afstand van het punt waar de muur zou moeten worden geplaatst, veel te slap om zonder een dergelijke fondeering een muur te bouwen. De Commissie van Fabricage heeft 1.1. Zaterdag door het slaan van een paal eene proef genomen, waaruit gebleken is dat voor de fondeering palen van 8% M. lengte worden vereischt. Die Commissie heeft toen met den aannemer van de demping, den heer Swets, onderhandelingen aangeknoopt, speciaal ook met voorlichting van den heer Six, en het gevolg van vele daaromtrent gevoerde onderhandelingen is geweestdat de genoemde aannemer zich bereid heeft verklaard, om het fondeeringswerk op zich te nemen, zonder onkosten van overeenkomst als anderszins, voor f 4612,40, waarbij niet in mindering komt, hetgeen thans voor aftrek wegens minder werk in aanmerking zou kunnen komen. De Commissie van Fabricage verklaart zich voor een dergelijke opdracht aan dien aannemer en Burgem. en Weth. meenen zich daarmede te moeten vereenigen, ook omdat deze aannemer toch zijn werkvolk en materialen heeft en dit voor anderen een bezwaar zou hebben en grooter kosten zou veroorzaken, en temeer, daar de aannemer van zijne welwillende gezindheid heeft blijk gegeven. Burgem. en Weth. hebben gemeend met deze buiten gewone omstandigheid den Raad in kennis te moeten stellen en voor te stellen hun voor het nog te doen extra-werk, op te dragen aan den aannemer T. H. Swets, een crediet te verleenen van f 5000. De heer de Clercq is ter vergadering gekomen. De Voorzitter antwoordt, op eene vraag van den heer Zuurdeeg, dat, zooals door hem reeds is opgemerkt, de grond ook in de nabijheid van het punt waar de muur zou moeten komen, te slap is en op eene vraag van den heer de Clercq, dat Burgem. en Weth. meenden met dit voorstel bij den Raad te moeten komenomdat voor het werk slechts is gerekend op eene uitgaaf van f 33000. De heer Moolenburgh komt ter vergadering. De heer Fokker geeft te kennen, dat de Voorzitter er van heeft gesprokendat deze aannemer de voorkeur verdient, omdat hij werkvolk en materialen heeft en het werk dus voordeelig zal kunnen doenmaar hij moet opmerken dat die aannemer toch ook niet op deze buitengewone omstandigheid heeft gerekend. De Voorzitter zegtdat de door den aannemer gevraagde som aan de Commissie van Fabricage zelfs hoog voorkwam. De heer van den Bout heeft geen direct bezwaar, als de Gemeentebouwmeester verklaart, dat de gevraagde som niet te hoog is, doch vraagt, of het bijkomende werk ook niet door aannemers uit de gemeente zou kunnen worden uitgevoerd, b.v. de heeren van den Ende, Koole of anderen, en of bij dergelijken ook informatiën zijn ingewonnen. De heer Fokker vraagt, hoe hoog de raming van het bijwerk is. De heer Six antwoordt daaropdat de door den aannemer gevraagde som aanmerkelijk hooger is dan de raming van den Gemeentebouwmeester en de zijne, en dat hij dan ook niet wil beweren dat de som, die de aannemer vraagt, goedkoop is. Er zitten echter verschillende posten in en daar men met werken op getijde te doen heeft, is het een lastig werk. De planken moeten 35 c.M. onder laag water komen, zoodat er op een tij weinig kan gewerkt worden en die tijd is een bezwaar. Precies is hieromtrent geen berekening te makenmaar daarvoor moet een post worden gestelddat is risico. De overige posten, waarin geen risico zit, zijn door den aannemer zoo billijk mogelijk gesteld en die acht Spreker dan ook niet te hoog, doch in elk geval vordert naar zijn inzien het belang der gemeente, dat deze met den oorspronkelijken aannemer te doen heeft, omdat, als men twee aannemers krijgt, de zaak tot verwarring aanleiding geeft, zoowel in de uitvoering als in de oplevering van het werk, hetgeen door de aanneming van het voorstel van Burgem. en Weth. zal worden voorkomen. Het verschil in de cijfers zit alleen in den risicopost. De heer Fokker betuigt zijn dank voor deze inlichting, doch vraagt of men niet in zoover terug zou kunnen komen op het plan tot demping, door deze demping niet verder dan tot de vaste brug aan het Kraanplein uit te strekken en aldaar een muur te zetten. De heer Six antwoordt, dat dit denkbeeld ook door de Commissie van Fabricage is overwogen en zeker ook zijne voordeelen zou hebben, doch, afgescheiden van den afschuwelijken toestand of misstand, die men verkrijgen zou, moet hij er op wijzen, dat men niet alleen zou moeten herstellen wat nu afgebroken is, maar dat dan ook een vak van den kaaimuur, dan vallende buiten het terrein der demping, zou moeten worden vernieuwd, hetwelk f 3300 zou kosten en een fondeering voor een nieuwen muur zou moeten worden gemaakt, terwijl een ander bezwarender samenstel van vloedplanken zou moeten worden aangebracht en de afwijking van het bestek zoo groot zou zijn, dat ook de aannemer zijn conditiën zou stellen, zoodat bij slot van rekeninghet voordeel voor de gemeente niets te beteekenen zou hebben. De heer de Clercq begrijpt, na het gehoorde van den heer Six, dat het moeilijkheden zou kunnen geven een anderen aannemer te nemen, maar vraagt of het niet mogelijk zou zijn, ook anderen in de gelegenheid te stellen om in te schrijven en het alleen aan dezen aannemer te gevenals de inschrijving niet te veel uiteenloopt. Later zou men wellicht kunnen bewerendat het werk voor minder had kunnen worden uitgevoerd. De Voorzitter zegt, dat het natuurlijk onbekend is, voor welke som een ander zou inschrijvenmaar hij gelooft niet dat het f 1000 verschil zou opleveren en dan heeft men toch de kans om moeilijkheden te krijgen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 3