MIDDELBURG.» ZIERIKZEE. moest zooveel praats niet hebben van een meisje, dat hij om den tuin heeft geleid. Nu zingt men: Dus Kootje beter opgepast, Dat jy geen meisjes meer verrast. Met Kaatje ziet het treurig uit. Die blijft nu zitten met de kluit. Het kortzichtige Toosje van Sir-J. wordt aangeraden geen laster uit te strooien van een jongen, waar niets van te zeggen valt. Het zou haar heel wat netter staan als zij des avonds niet zoo laat uitliep, want dat zou wel eens andere gevolgen kunnen hebben. Wanneer een lastertong u steekt En daardoor zeer veel pijn aan deed, Denkt dan: Het zijn de slechtste vruchten niet Waaraan de wespen knagen. Antje te Krui. zal nu spoedig het timmeren verstaan, daar zij eiken Zaterdag avond les krijgt en nu zegt men: Antje weet toch wat je doet, Waut Dina komt u tegemoet. En dan komt Keesje ook aan En wil met Maartje niet meer gaan. Keesje te St.-A. kan wel pronken met zijne mooie kleeren en met zijn nikkel horloge, 't Is toch geld van een ander, doch op zulk eene wijze zal het er met hem niet komen en zal hij ook dat meisje niet kunnen krijgen. 't Is met Kees ook zoo gesteld, Veel beweging en geen geld. Koos en Isabella te V. moesten zoo dikwijls niet naar Sir. gaan, het ware beter, dat zij tehuis bleven in plaats van zich bij alle vermakelijkheden te voegen en dat ze dan aan het oude spreekwoord geloofden, schoenmaker houdt je bij je leest. Dus meisjes houdt toch uw fatsoen, 't Is toch om een vrijer te doen, Ieder die u nu kent en ziet Zegt: ik begeer zulke meisjes niet. Ingezonden Stukken. Mijnheer de Redacteur! Daar ik met attentie het ingezonden stuk van N. J. Bastmeijer in uw blad van 30 April gelezen heb, neem ik als eenvoudig burger van Bruinisse de pen op, om ter kennis te brengen, dat die voorgegevene verontwaardiging en dat leedwezen, waarvan hij gewag maakt, door een in uw blad geplaatst hoofdartikel, niet voortkomt uit eigen beginsel, maar uit geïnspireerde Doleantiegezindheid. Zou daar, Mijn heer de Redacteur 1 ook eigen belang achter kunnen schuilen Wij toch meenen als anti-revolutionairen (niet in dier voege als de heer B.) dat eerlijkheid het langste duurt, dus laten wij toch voorzichtig zijn om geen tweehoofdig stelsel te stellen, vooral niet in een candidatuur. Eén ding wil ik den heer B. raden: bemoei uzelven met uw beroep daar ge in geplaatst zijt en houd u stil op het politiek terrein, want daar zult ge nooit naam mee maken, zelfs niet met behulp van den grooten Doleerder. De verhouding tusschen anti-revolutionairen en liberalen zal zeer zeker beter gaan, als we alle verwaandheid en dweepzucht onder de voeten trappen en door een verdraag- zamen levenswandel elkander zien te winnen, altijd buiten Rome om. Laten we daarin vooral den hoofdleider der anti-revolutionairen naspeuren. U dankzeggende voor de plaatsing dezer regelen, blijf ik met achting, Bruinisse, Een gewezen Lid der Anti-rev. 6 Mei 1891. Ivievereeniging te Bruinisse. Mijnheer de Redacteur! Verleen mij s. v. p. nog eenmaal en voor het laatst de gelegenheid mijne meening te zeggen over de Omnibus- quaestie, door Justus in uw blad ter sprake gebracht. Mijn bestrijder begrijpt niet, hoe het zich rijmt, dat de Maatschappij »De nieuwe Onderneming" bereid zou kunnen zijn aan «Voermansbelang" de baan vrij te laten en tegelijk verklaart, dat zij er zich niet zal laten «uitrijden". M. a. w. Justus ziet niet in hoe het mogelijk is, dat iemand wèl op verzoek tegen schadeloosstelling, maar niet voor dwang zou willen wijken. Zijne woorden tot de mijne makende, vraag ik: «Is dat ernst of gekheid, dom heid of onwil?" Neen, Justus, gij hebt uwen naam (Justus beteekent de rechtvaardige) zeker gekozen, omdat gij geen onrecht kunt velen, maar vraag u dan eens af: le. Mag de nieuwste Maatschappij zich werkelijk tooien met den lokkenden naam «Voermansbelang", waar slechts enkele voerlui de deelhebbers zijn? Gij zwijgt en ant woordt dus: neenl 2e. Strijdt zij een edelen strijd, waar zij slechts in de beste ritten invalt en hare vertrekuren vervroegt, met het kennelijk doel de reizigers af te snappen Gij moet krachtens uw zelf gekozen naam antwoorden: neen! 3e. Moet gij met mij niet aannemen, dat het den con current slechts te doen kan zijn de vóór hem gevormde Maatschappij te dwingen den dienst te staken, om dan onmiddellijk dat voorbeeld te volgen? Niemand vergetetoch, dat het zelfs nog blijken moet, of ééne Maatschappij met behoorlijke winst zal kunnen werken, waarom ook vele kapitalisten huiverig zouden zijn, ook zonder mededinging, hun geld in de zaak te steken. Maar juist daarom kan het belang der voerlui door dezen nieuwsten dienst nooit ge baat worden. 4e. Ligt het dus niet op den weg van het publiek, om, dit inziende, de eerste Maatschappij, die een Hinken en ge- riefelijken dienst heeft ingesteld, met alle kracht te steunen en alzoo zijn eigen, dat is het a 1 g e m e e n, belang te behartigen? Zonder dien steun zou het toch lichtelijk kunnen gebeuren, dat het eiland Tholen dit ferme com municatiemiddel weer moest missen. En zelfs de aandeel houders in «Voermansbelang" zouden er financieel wèl bij varen. ERNST. St.-Maartensdijk, 6 Mei 1891. Aan de Redactie van den Zierikzeeschen Nieuwsbode. Mijnheer de Redacteur 1 Naar aanleiding van het ingezonden stukje van den heer A. in uw blad van 27 dezer, ter bevestiging, dat de toe standen door den heer B. over Zeeuwsche misstanden beschre ven, naar waarheid en niet overdreven zijn, verzoek ik UEd. vriendelijk een plaatsje voor onderstaande. Intusschen verblijf ik hoogachtend, UEd. Dw. Dienaar, J. W. HAGE Cz. Secr. Kolenbond. Door wrijving van gedachten wordt dikwyls het goede geboren, en hoewel ik moet bekennen, dat mijn krachten te gering zijn om over een gewichtige levenskwestie als deze te kunnen schrijven, zoo wil ik toch trachten, met inspan ning van alle krachten en behulp van kunst en vliegwerk, het mijne bij te dragen om een goede oplossing van het sociale vraagstuk te helpen bevorderen. In de eerste plaats moet de heer A. op de mededeeling van de jaarlijksche verdienste-berekening van den heer B antwoordenverdiende man en vrouw nog maar 300 gulden, er komt te veel tijd dat ze niets verdienen en als er dan nog werk komt, om iets voor de kleintjes te kunnen ver dienen, dan moeten die tobbértjes ook mede doen, hoe moeilijk het de ouders ook valt, hen uit den noodigen slaap te wekken. Treurig vooruitzicht, niet waar? Zeker het is niet te verwonderen, dat deze kleinen alle geestkracht en lust missen zich te ontwikkelen, om bekwaam en mannen te kunnen worden, de strijd om 't bestaan, de machtige factor ter zelfverdediging op lateren leeftijd, vol te houden. Te be grijpen is het dan ook wel, dat de heer A. er vanzelf toe komt om mede te deelen, dat ze uit eergevoel zelden hun nood publiek maken, dat ze liever zouden doodgaan, dan bedelen en dat zij zich altijd nog al blyven troosten, dat hun toestand later wel eens verbeteren zal, wanneer de kinderen maar eens volwassen zijn. Het volk zal zijn lage trap van beschaving niet verlaten, las ik eens, zoolang het zich altijd moet weren in den pijn lijken strijd om het dagelijksch brood. Van Multatuli kunnen wij dan ook, waarin hij in zijn samenspraak tusschen kind en moeder spreekt, niets afdingen, het luidt als volgt: «Het volk «is ruw, zoo zegt men, en misschien terecht. Maar, moeder, «hoe zoudt gij en ik zijn, indien van kindsbeen af, ons gansch «bestaan, onswenschen, willen, streven alles, zich had «opgelost in 't éénè woord: gebrek? Zie, moeder, alles wil «ik laten gelden. Maar vraag of een stand honger voorschrijft, «moeder? Of een stand kan gedoemd zijn tot gebrek? Ik «vraag of een dier standen lager staat, dan 't schaap of rund, «dat onbekommerd graast en dat gewis den mensch verach- »ten zou als 't weten kon hoe slecht die inensch zich voedt? «Is 't kind der armen minder dan een kalf? De-moeder «minder dan 'n koe? mijn God, is dat haar stand". De heer A zegt verder, dat dit niet alles de schuld is van den landbouwer, want die hebben soms 6 mcuschcn in 't werk, waar zij het met 2 wel af zouden kunnen, maar er zijn landbouwers, die machines gebruiken, en daar zit hem de knoop, die maken veel arbeiders broodeloos. Voor- oordeelenl wie is er niet mede behebtl Niet het minst wellicht, die er zich vrij van kent. Vooroordeelen beheer- schen de wereld, tot op zekere hoogte, zij zijn inderdaad met het menschelijk wezen saamgeweven. Waar nu het menschelijk weten te kort schiet, waar langdurige, soms eeuwenoude overleveringen als onomstootelijke waarheden in geplant, onverbiddelijk moeten worden prijsgegeven, daar valt het den menschelijken geest, niet gemakkelijk de aangevallen vesting van verouderde ideeën, zoo maar voetstoots over te geven, daar is vaak een felle strijd, die door den mindere altijd nog ongaarne wordt opgegeven, ook wanneer door de hoofden der bezetting reeds tot capitulatie besloten is. Voor oordeelen zijn een machtigen hefboom om de beschaving der menschheid tegen te houden en wat de besten onder ons door kracht van onderzoek en redeneering tot klaarheid hebben gebracht of nog zoeken te brengen, kan eerst in een ruim tijdsverloop als een zuurdesem onder de menigte doordringen, tenzij geweldige schokken soms op eenmaal eenige schreden verder voeren. Wie zich vermetel durft beroemen in alle opzichten een onbevangen oordeel te doen gelden, loopt licht gevaar in eigen strikken te verwarren. Laat ons dan beproeven de nadeelen van het vooroordeel te verdrijven, en den mensch moed en achting voor zijn verstand in te boezemen. Wie zelfs van droomeryen geen afstand kan doen, moge ten minste anderen toestaan zich hunne beschouwingen op hun eigen wijze te vormen, en zich te overtuigen dat het voor de stervelingen boven alles er op aankomt, rechtvaardig, weldadig en vredelievend te zijn. Gelooven op gezag is niet minder een rijke bron van dwaling, en al kan dit altijd niet vermeden worden, is het toch plicht zooveel mogelijk te onderzoeken, te schiften, en alleen als waarheid aan te nemen, wat op goede gronden als zoodanig kan erkend worden. Jammer dat niet ieder daartoe in staat is. Het eenige middel om dit te bevorderen is volksontwikkeling en alzoo goed volksonderwijs?, wat op den voorgrond moest staan en dat helaas ook bij het uit nemend volksbelang, zoo menigmaal wordt over het hoofd gezien. De machines maken dus volgens schrijven van den heer A. de bevolking arm en ik geef in zeker opzicht den heer A. gelijk. Het is een bewezen waarheid, een waarheid als een koe, dat de machine-arbeid, de handen-arbeid in vele gevallen verre in vlugheid en netheid overtreft, van daar dan ook, dat in 't belang van den handen-arbeid dringend noodig wordt, waar de laatste met succes door machine- arbeid kan vervangen worden, deze onevenredigheid of achterlijkheid bij te werken. Alle eer dus aan die mannen van kapitaal en vooruitstre\ ende richting, die zich niet behoeven te schamen van liefst geen voetstapje te durven verzetten uit vrees zich te bezeeren en op wier rug niet het schandelijk devies schijnt geschreven te zijn: schuwt elk streven voorwaarts tot volmaking en verbetering. Stel u voor, dat in Amerika, Engeland, Duitschland, waarvan wij het meest te lijden hebben, de landbouw en fabrieks nijverheid bloeit, waar in verband met de machinerie, door een man meer dan het dubbele aan werk verricht en verdiend wordt dan hier, waarmede zij hier nog komen concurreeren. Waar elke daad (vooral bij de Engelschen) het kenmerk draagt van een strijd om een ander te overtreffen, waaraan zij het voor een groot deel te danken hebben, dat zij thans eigenlijk de beheerschers der wereld zijn, dan moet het onhoudbare duidelijk in 't oog vallen. Bovendien vindt men er dan nog corporation van reusachtige afmetingen op allerlei gebied, welks ledentallen in enkele gevallen tot over de 30-duizend bedragen, hoofdzakelijk ten doel hebbende den daglooner een menschwaardig bestaan voor 't oogenblik en in de toekomst te verzekeren en men vergelijkt deze dan met de beschrijving van den heer A. over de Zeeuwsche misstanden, dan ziet het er immers hier treurig uit. Het is dan ook een onweerlegbare waarheid dat: Arbeid grondvestaangewend ten goede, Welvaart voor den werkman, die met vlijt Zich ontwikkelt, nooit het werken moede, Meegaat met de ontwik'ling van zijn tijd. Arbeid hongert echter doorgaans spoedig, Als de werkman blijft in de oude sleur; Wie vooruitgang in zijn vak koelbloedig Veronachtzaamt stelt zichzelf te leur. De heer A. heeft dus volkomen gelijk, waar hij beweert, dat de stoom vele arbeiders broodeloos maakt hijzegt een waarheid, maar laat toch niet het volle licht op die waar heid vallen, het is daarom, dat ik aanvul wat hij heeft weggelaten, om misleiding te voorkomen. Mogelijk kom ik later nog wel eens op dit schrijven terug, als de redactie tenminste eenige ruimte beschikbaar wil houden; voor heden daarom genoeg. Mijnheer de Redacteur 1 Vergun mij een plaatsje in uw veelgelezen blad, ten einde eens eene schets te geven van den veldarbeider in Schouwen en Duiveland. Hoewel ik maar oen dom werkman ben, ben ik mij toch bewust, dat ik oprecht ben, en meende verplicht te zijn langs dezen weg mijne meening hieromtrent kenbaar te maken. Naar mijn dunk, maakt de Heer M. een droevig figuur 'in zijn antwoord op «Zeeuwsche misstanden"." Volgens zijn schrijven, gaat het de arbeiders zoo kwaad niet, althans hij spreekt van tevredenheid over 't algemeenwaar hij dit van daan haalt is onbe grijpelijk; integendeel, ik ben er van overtuigd, dat de toestand van de arbeiders ellendig is. Denk niet Mijnheer de Redacteur, dat ik dat zeg van hooren zeggen of gelooven, neen, ik spreek uit ondervinding. Ik zal trachten hierbij eene statistiek te geven van de allernoodigste uitgaven van een arbeidersgezin, en tevens de verdiensten, ter overweging. Het gezin bestaat uit vader, moeder en 4 kinderen. Uitgaven per week. Aan huishuur, met de lasten er bij, ongeveer f 0,85 aardappelland (50 roeden) f 15 k f 16 ongeveer0,30 brandstoffen0,30 petroleum 0,09 kleederen0,50 boter (I pond in de week)0,60 brood (zoogenaamd krop uit den zak) 1,56 d koffie en thee0,20 zout, suiker, zeep, stijfsel, soda en meer 0,40 tabak, lucifers, potten en pannen 0,25 d schoeisel (en reparatiën aan dezelve)0,25 naaibehoeften0,15 spek en hard vet (vleesch is te taai voor ons) 0,40 begrafenisfonds0,10 Totaal 5,95 Een arbeider verdient, wanneer hij geen dag zonder werk is, (dit is hij helaas maar al te dikwijls) als volgt: Van 1 Januari tot 1 Juni f 0,75 per dag in 5 maandenf 96,50 1 Juni tot half Juli f 1,per dog in iya maand38, half Juli tot 1 September f 1,75 per dag in iy2 maand68,25 1 September tot 1 December f '1,20 per dag in 3 maanden 93,60 Totaal f 296,35 De uitkomst is dusUitgaven per jaar f 309,40 Verdiensten 296,35 Tekort 13,05 Ik geloof, Mijnheer de Red., dat ik hier niet over drijf. Bij dit slot (tekort) durf ik gerust aan Mijnheer M. te vragen, of hij nu nog zegt, dat B. (inzender van het stuk «Zeeuwsche misstanden") overdrijft, zoo ja, dan noodig ik hem uit eens 14 dagen bij een arbeider te logeeren (altijd tegen betaling van kost geld, anders kan hij n niet inschikken), dan zal hij wel zeggen: is dat 'n leven voor een mensch? Nu zult gij wel zeggen, ja, maar zij komen er toch Zeker, dit stem ik toe, maar hoe? Volgens het stuk van Mijnheer A. (kruidenier), zou dit uit de boeken blijken van Heeren Winkeliers. Is het dus wonder, dat de vrouwen ook mee naar het veld moeten Neen, want vele kleintjes maken eene groote; de gevolgen' hiervan zijn echter weer tot schade voor 't huisgezin. Ten eerste voor de kinderen (arme schapen), deze worden 's morgens 5 uur uit hun bed gehaald en bij eene buurvrouw gebracht; hier moet alweer voor betaald worden, al naar gelang het kind is: loopend of zuigend; in 'teerste geval 2% cent en in 'tlaatste 5 cent per schoft. Waar blijft dus de verdienste der vrouw? Verder spreekt Mijnheer M. van bewaarscholen, ei lieve! denkt gij dat kinderen van */2 tot 3 jaar ook al naar de bewaarschool gaan, en dan: is er overal wel een bewaarschool?*) Neen Mijnheer M., gij dwaalt in uw schrijven. Ik durf niet meer ruimte te vragen en eindig dus hiermede, in de hoop dat uwe geachte lezers den stijl van mijn woorden over het hoofd zullen zien, want ik ben ook maar een arbeider. Dankend voor de verleende ruimte, blijf ik met achting, Dreischor. JAN WEET HET WEL. Hier is er helaas geen. Saimenspraike tusschen Stoffel Bieze en Jilles Krukel. VII. Stoffel. Ik komme is eventjes bie je anloape, want ik oarde dat je uut Kazanteiand 'tuus ekomme was. Jilles. Zoa as je ziet mit eel men lief, in ik bin blie da'k al weer tuus bin, want dair is niks an mit zukken weer op reis te gain. Stoffel. In oe eije 't aod, eije nog 'n paird meeëbrocht? Jilles. Ik 't eel goed aod, mar 'n paird ek nie meeëbrocht, wél ek er nog nai 'n pair edonge, mar por- jabel ze vvaire toch te diere, et bin daer aolemagtige goeije mensen buurt, mar ze zouwe je mit al die goedheid leelijk an je bosze voele. Ik mot zegge da'k bie verscheije eweest mar 't was net zoa goed of ik bie joe kwam. Stoffel. Mar Jilles, hoe bin de pairen dair, in de schaepen, is dat zoo goed, as die man lest tegen joe zei? Jilles. Dat za'k je zegge: de pairen bin voor 't werlc in 't land veel beter as ier, ze bin zwairder ebouwd, 'tbeendergestel is grof in toch geloaf ik dat et goed droag is, mar om te loapen bin ze niet veel waird, je kunt er in geen drie kertier mee van Zurksee nair Amstie rie, mar trekke kun ze, dat verzeker ik je. In dan zou je die ingsten is motte zie, ze zegge dat ze zoo groot as 'n olifant bin, mar die ek nooit ezie, dus dair kan ik niet over oordeele. Stoffel. As ze in Schouwen is zoo'n ingst gezaimentlik ankochte, dan zouwe m'n oak wel wat zwairder pairen kriege. Jilles. Jao, dat ek oak al is edocht, mar m'n noe toch al zoo'n mengelmoes dat ik nie kan zegge wat m'n je kunt op zoo'n maniere nooit 'n ras kriege. Stoffel. Ek nie oart dat de pairen noe op 't stamboek ezet worre om 'n ras te kriegen, in dat ze dair voor ekeurd worre? Jilles. Ik weet niet of ze op 't stamboek wel 'n ras kriege, in of ze deur 't keuren wel veel zulle winne, want die ontelbaire ingsten bin aoiemaile verschillend, in deur dat verschil krieg je 'n aolegairtje, mar 't gekste is dat je nie makkelik je pairen ier kunt verkoape, dat gait in Kazand goed, dair kuije d'r altied voor 'n goeije pries van aof, mar as je dair één paird ziet, kuije wel zegge dat ze aoiemaile dair op liekene, je begriept dat ze in deugd verschille Stoffel. Jao, dat begriep ik, mar oe is dat noe mit de schaipen? Jilles. Dat kan ik je wel in twee woorden zeggen de schaepen beteikene niks, de meeste verkenswolle, in geen goed stel, wat dair nog veel kwaid an doet is, dat ze geen goed eten ze doe meest der mail an de kanten van de wegen, in die bin dair nog veel slechter as in Schouwen, dus noe kuije wel begriepe dat et sober is. Ik dair nog bie dien opzichter eweest, over het Kazandsche waiterschap, dat vijntje van Schairendieke, je kent 'm wel, die ao 'n pair mooie schaipen, die liepe an de zeediek in atte et levertje uut de vis. S toffe 1. Dus as ze beter eten aode,zouwe ze toch oak beste schaipen kunne Oe is dat dair mit et oornvee? Jilles. Dairover bin m'n oak gauw uuteprait, ofschoan ik je dair veel van kan veraile. Je weet dat de boerderie 'n schaikel is, dair et oornvee oak in openome is, wilder zegge, de voornaimste schaikel, in 'tland van Kazand is dat niet zoa begrepe, want om et te noemen zoo as 't is, laite ze de beesten gebrek lie, as je dat bie Schouwse vergeliekt. Je begriept as d'r nie inkomt kunne de beesten oak niet geve. Stoffel. Da's makkelik genoeg, van kunst in vliegwerk kunne m'n niet leven. Jilles. Je wordt 'n eele piet in je zinspelingen, je be griept et goed dat je alleenig niet mit kunstmist kunt boere. S tof fel. Gloaf je wel dat jie mien nog avekaot maikt, mar nee, da wik nie wezen, ik wel is oort dat die ge- vaerlik bin, in d'r eige niet vertrouwe. Jilles. Nee Stoffel, dat zal schikke, mar m'n zullen noe is over de koeien praite. Om kort te gain za'k je zegge dat de meeste boeren in 't naijair mit de machine dosse, mar as de beesten op stal komme, beginne ze mit de vluijer te dossen, omdat er wat koren in 't stroo zou bluuve voor de beesten. Ze kunne mar niet begriepe dat zoo'n pratiek schaidelik is, in dat de beesten uut dat stroo onmogelik aol dat koren kunnen zoeke en veel in de mistpit gait. Ooi kriege ze weinig, want dair is niet, deur dat ze zoo weinig weije Op de mistpit kuije 't goed zie wat er ge beurd, achter de koeien is 't aoiemaile stroo, in achter de pairen is 't vette mist. Stoffel. Dat is dan eel anders dan ier, overal zie je toch wat anders. Jilles. Jao buurt, ze schiete dan oak dair mit d'r beesten weinig op, ze wel geen verlies op d'r vette zoo as wilder, mar ze trekke zoa ontzettend weinig, omdat ze geen mist dat wilder toch zeker beuren. Stoffel. Mar oe eye de boerderie bevonden Jilles. Dair kan ik om deez tied van 't jair niet veel van zegge, mar dat ek wel ezie dat ze nair mien begriep op veelal plekken veel te diepe ploege. Op sommige plekken ploege ze et land zoa kwaid as pik, in op 'n aore plekke zoa erm as stroope, je begriept dat ze weinig mist in dat bitje steke ze noe in den afgrond. Stoffel. Hoe komt dat, dat ze zoa weinig weije Jilles. Wel, ze meene dat weije niet geeft, in dairom sommige op 200 gemeten bouwland 15 k 16 gemete weije in nog zooveel rooije klaover, in dair ouwe ze 18 a '20 pairekoppen in 8 koeien op, wairbie nog 10 a 12 stik jonk vee. Kunstweije is 'n zeldzaamheid. Stoffel. Hoe gait et dan mit de finanties, want in deze tieden mag er wel geen puntje van 't potlood weze. Jilles. Dat za'k je zegge: dair bin nogal van die ouwe knaopen die d'r werm inzitte, in stilletjes op d'r gemakje gai leve, dat bin d'r, die vroeger voor 'n bitje ekocht of epacht in zuunigjes bie de pappot de duitjes vergaird et opkommend'geslacht zal d'r zoa goed niet ofkomme. Stoffel. Wat voor soort mensen bin dair zoa al, gai ze nog al mit d'r tied mee? Jilles. Jao, mit de tied gai ze mee, mar veel die mit d'r oagen toe meegai, in die net nog doe zoa as d'r vader en der grootevader. Dat soort is dan oak erg vroom, want ze wiekke niet van 't ouwe, je eit er oak die d'r lucht over eene loape, van die vriedienkers, die in de boerderie veel beter bin, in meer mit d'r oot werken. Noe kuije wel be- begriepe dat die kerels et mee m'n kandere niet eens bin, mar as d'r' wat te kaipen vaolt dan niepe ze voor de rest d'r oagen toe. Stoffel. Dan 'oin ze net as ier. Jilles. Da's wair. Ik oorde dair van twee buren, den eenen was stom rieke, mar erg liberaol, in aode 'n jongen die nair de dochter van z'n buurman dong, die noozel erm was in nog erger vroom, die ouwe mensen konne m'ekaore niet verstal, dat begriep je, mar de vrome man was 't er toch op esteld, dat die goddelooze jongen z'n brave dochter trouwde, ie docht dat geld zal de jongen wel vroom maike, zoa zieje dat ze dair mit geld aoles kunne doe. Stoffel, 'tls warempel overal 'tzelde, want as d'r 'n flienke, mar erme jongen 'n riek meisje wilt vrieë, dan schreeuwe de menschen d'r over al of d'r an zoo'n jongen 'n luchtje was, dan is 't geen stand, dan wordt zoa iemand dat kwailik enome, dat is mit dat Kazandsche meisje oak wel Mar Jilles, m'n oak jonk ewist, zou jie je Saore niet epakt as ze 'n tonne gouds rieke wist ao? Jilles. Zwiegt van zukke diengen Stoffel, want al aode m'n Saore vierkant in 't goud ezete, dan ao 'k ze motte in zie zou m'n enomen al was ik ct schortje van Adam mar rieke eweest Stoffel. Kiek, ik zegge mar, je kunt an de mensen niet, want de smaiken verschille. Jilles. Dairom is 't mar beste dat ieder z'n eigen naid naait. Stoffel. Mar wat andere, eije dair nog wat ezie van den tram? Dair bir. 'k erg nieuwsgierig nai. Jilles. Ja, ja, ik bin d'r mee eree van Bresjes nai Oostburg, over Schoondieke eene, 't was toe martdag op Oostburg. Stoffel. Is dat 'n durp, in ze dair martdag. Jilles. Dat is 'n stadje, dair ouwe de boeren eens in de weeke mart, dat is dair 'n koornmart, zoo as je in eel Zeeland niet vind, dair stain de boeren mit d'r monsters rond banken op een plein, dat dair de mart is, de koapers loape an de binnezie, zoodat ze de monsters die op die banken liggen, direct kunne zie, in ieder kan wete wat er te koap is. Op andere marten in Zeeland kan een koapman dairnair raije, want de monsters zit te in de zak. Stoffel. Noe, dat zou m'n anstai, beter as in Zurksee, want dair motte koapers en verkoapers m'nkaore achteruai loape as krolsche katten, ze besnuffele in beruuke mekaore of ze negotie Jilles. Jao, in trekt er een een monster uut z'n zak, dan eije dadelik 'n leger onbeschaimde nieuwsgierige rond je, die an je lippen angen om vraig in bod te mogen ooren. Dat bin van die vaste klanten, die niks anders te doen in espres dairvoor nair de Beuze komme om aol die nieuwtjes mit eel veel voornairnheid rond te vertellen. Zoa ei je in iedere gemeinte meestal zoo'n onmisbaire klapekster. Stoffel. Je ziet et goed in, ik geloave dat 't best was dat ze op de beuze vaststelde, dat zukke liefhebbers as ze dat meer doe, eel 't gezelschap in rondje motte geve, dan zal 't gauw klair wezen. Mar oe gait et mit den tram? Jilles. Dat gait zoo mooi, dat as d'r eene liep van Aimstie over Brouwershaiven nair Zurksee, ik dikkels mee zou rie, zoo mar voor aorigeid. Stoffel. Kuije mit zoo'n tram overal mar in- en uut- stappen? Jilles. Dat zou 'k meene, je stapt er uut dair je wil, onder eene conditie, ze rie deur in wachte niet op je. Stoffel. As ze oak op ieder moste wachte dan zou je gauwer nair stad kunne gai. Mar zat er veel volk in? Jilles. Volk, volk, de waigens bin elke keer stampvol, ze zeije dair, as der bie ons 'n waigen reê van Amstie nai stad, 3 mal daigs, dat 'n op den duur oak vol zou zitte. Stoffel Noe, dan wouw ik mar dat 'n mar gauw kwam. Jilles. Dat zal noe gauw wezen, lest oorde ik de Burgemeester zegge dat et goed vorderde, dat zou voor die man ook makkelik wezen as den tram over Brouwershaiven reê, dan kon 'n nog al is meesnappen nair Zonnemaire, om is eventjes bie Leendert te kieken. Stoffel. As dat dienk ried dan zulle m'n saime dair is mee nair Zurksee rie, alleene durf 'k et niet onderneme oir, jie eit meer zoo ies bie de kop aod. Jilles. Dat is goed, dan ztimraen onze vrouwen oak meeneme, m'n ouwe Saore zou 't oak gairn zie. Stoffel. M'n zulle dan mar moed ouwe dat het gauw komt. Tot ziens buurt, ik rnot naar uus, gegroet I TELEGRAM ME IV. 's Gravenhage, 8 Mei. Tweede Kamer. Legerwet. Na eene sterke beatrjjding van de heeren van Houten en Haffmans, wees de heer W. van Dedem op den zwaren finan- cieelen last der gemeenten, die verhooging van den druk der belasting niet toelaat. De heer van Houten kondigde het voorstel aan tot de schorsing van het debat na het algemeen debat. De heer Rutgers stelde eene motie voor, om uit te maken, dat aan het aan hangig ontwerp terecht is ten grondslag gelegd: Be ginsel persoonlijke dienstvervulling voor alle dienst plichtigen. De Regeering verdedigde nog op uitvoerige wjjze het ontwerp. De moties van de heeren Nieuwenhuis en Vermeulen zjjn verworpen. Aangenomen met 49 tegen 27 stemmen een motie van den heer Rutgers, ten gunste van den per soonlijken dienstplicht. Aanstaanden Dinsdag is aan de orde de motie—Van Houten tot schorsing. Rotterdam, 8 Mei. De schade aan koopmansgoederen aangericht door den brand in het Rjjks-entrepot bedraagt ruim een half millioen. De overgebleven muren zullen worden omgehaald. Van de reusachtige ruïne zjjn heden fraaie photographiën verschenen. MARKTBERICHTE IV. Oostburg, 6 Mei. Ter Graanmarkt van heden was de aanvoer niet ruim en er bestond geen andere vraag dan voor de beste kwaliteiten. De prijzen waren echter voor de meeste artikelen lager. Men besteedde heden voor: Jarige Tarwe 1 f a f Nieuwe Tarwe 8,50, f 9,— a f 40,— Jarige Rogge f f a f Nieuwe Rogge f f af Jarige Wintergerst f f a f Nieuwe Wintergerst f 4,50, f 5,a f 5,50 Jarige Zomergerst f f a f Nieuwe Zomergerst f 4,50, f 5,a f 5,25 Haver f 3,1 4,a f 4,25 Paardenboonen f 7,—, f 7,25 a f 7,75 Groene Erwten f f a f Koolzaad f f a f Kanariezaad f 1 a f Middelburg, 6 Mei. Ter Graanmarkt van heden was het grootste gedeelte van den matigen aanvoer uit Walcheren Tarwe. De handel was zeer gering. Jarige Tarwe f a f Nieuwe Tarwe f 9,50 a f 9,75. Rogge f 0,— a f 0,Zomergerst f 0,— a f 6, Wintergerst f0,a f0,Bruineboonen f 43,50 a f 13,75. Witteboonen f 42,— a f 42,50. Paardenboonen f 7,75 a f 0,Groene Kookerwten f 44,50 a f Koolzaad hield mer. op f 44,50. Versche Boter f 4,40 a f 4,30 per kilo. Eieren per 400 stuks f 2,90. Goes, 5 Mei. Bij zeer geringen aanvoer ging er weinig om en werd Tarwe iets lager verkoclit. Oude Tarwe f 0,a f 0,Nieuwe Tarwe f 9,a f 9,75. Nieuwe Rogge f 6,40 a f 7,—. Wintergerst f 5,40 a f 5,80. Zomergerst f 5,20 a f 5,40. Haver I 3,50 a f 4,Kook erwten f a f Mestingerwten f a f Bruineboonen f af Paardenboonen f a f Zomer-Koolzaad f 0,— a f 0,Karwijzaad f 0, a f 0,- de 50 kilo. Versche Boter f 0,85 a f 4,—. Eieren f 2,60 a f 2,80 per 400 stuks. Zierilrzee, 6 Mei. De prijzen aan onze Graan markt waren heden als volgt: Puike Nieuwe Tarwe f 9,50 a f 9,75. Goede en mindere f 9,— a f 9,25. Rogge f 0,— a 1 7,—. Puike Chevalier f 5,50 a f 5,75. Mindere f 0,— a f 0,Wintergerst I 5,25 a f 5,50. Zomergerst f 5,a f 5,25. Kleine Groene Erwten f 0,a f 0,—. Bruineboonen naar kwal f 42,50 a f 43,50. Witteboonen f 14,— a f 42,—. Haver f 3,50 a f 4,—. Paardenboonen f 7,50 a f 7,75. Lijnzaad f 8,50 a f 9,50. lorselte, 8 Mei. OESTERBEURS. Verkocht: Twijfe laars 30 gld., derde soort f 19,50. STOOMBOOTDIEN 9T Mol 180I. Van MIDDELBURG: Zaterd. 9'smorg. 11,u. Zaterd. 9 's morg Zondag 10 'smidd. Maand. 14 7,30» Maand. 11 Dinsd. 12 7,30» Dinsd. 12 Woens. 43 7,30 p Woens. 43 Dond. 14 6 7,30» Dond. 44 Vrijdag 45 8,— Vrijdag 15 Van ZIERIKZEE: 7,—u. 3,30» 3,30» 3,30» 3,30» 3,30 3,30 Indien reizigers van Zierikzee naar Goes, by den Agent te Zierikzee, vóór het vertrek der boot, (tydig voor de ochtendreizen op den voorafgaanden avond, vóór 8 uur) plaats nemen voor den wagen van Cat- sche veer, zal om een bjjwagen zoo noodig naar Goes worden getelegrafeerd,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 2