ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 28 Maart 1891. f Directeur-Uitgever J. WAALE. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Eerste Blad. BERICHT. AANKONDIGING. ER KOMT LICHT. NIEUWSTIJDINGEN. Amsterdamsche Schetsen. ADVERTENTIËN. op Woensdag 8 April 1891, Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 5982. Advertentiënvan 13 regels 30 Cfcs. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Wegens het JPaascïtfeest sal de Nieuws bode op a.s. Maandag niet verschijnen BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ZIE RIKZEE, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, te beginnen op den 6en April e.k., van wege de gemeente eene algemeene opneming zal worden gehouden van de wegen en voetpaden met de kunstwerken. Zierikzee, den 23 Maart 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd Ch. W. VERME1JS, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. Ten allen tijde hebben wij de stelling verkondigd en volgehouden, dat een tijdelijk samengaan van r.-katholieken en anti-revolutionairen, geboren uit gemeenschappelijke» haat tegen de vrijzinnigen, uit de begeerte om ook eens de macht in handen te hebben, mogelijk was, maar dat een duurzaam bondgenootschap onbestaanbaar was, omdat zij, uit den aard van hun geloof en hun richting, elkanders onverzoenlijke tegenstanders zijn. Dezelfde stelling vinden wij nu in een opstel over het bondgenootschap in de Maasbode weergegeven, 't Is moeielijk de diepe klove tusschen beide par tijen scherper af te bakenen dan dit blad het doet, in de volgende uitbarsting, die met het bestaan der klove tevens de onmogelijkheid barer overbrugging in het helste daglicht plaatst: //Het is toch onmogelijk te vatten," aldus geeft de Maasbode lucht aan het blijkbaar overkropt ge moed, //hoe de belijders van geloofstukken van den meest tegenstrijdigeu aard, en dientengevolge van de meest tegenstrijdige inzichten en handelwijzen, zich kunnen verzoenen en vereenigen, zonder hunne kerk ontrouw te wórden, dat wil zeggen, zich ver eenigen onder een aan die kerk vijandige» standaard. Hoe is het denkbaar, dat de katholiek, die in de heilige katholieke kerk gelooft en de calvinist, die deze kerk verwerpt en haat; de katholiek die de opperste leiding van den heiligen vader aanneemt, en de calvinist die slechts zijn eigen gezag goed keurt; de katholiek die den paus als hoofd der kerk vereert, en de calvinist die hem tracht omver te werpen, omdat hij in hem den Antichrist ziet; de katholiek die de altaren en beelden voor zijn eeredienst noodig acht, en de calvinist die daar slechts bijgeloof in ziet en ze verbrijzelt; de katholiek die den huwelijksband als onverbrekelijk beschouwt en de calvinist die als zijn grootste mannen eert welke van vrouwen als van kleederen verwisselden; de katholiek die het koningschap eert, en de cal vinist die overal waar hij de baas werd de republiek invoerde; de katholiek die de kloosters heilig acht en dientengevolge ook het eigendom dier kloosters, en de calvinist die de kloosters waar hij maar kon, ophief om hun eigendom zich toe te eigenen; de katholiek die overal zijn eigen kerken betaalde, en de calvinist die meestal in geroofde katholieke kerkgebouwen zijn psalmen zingt; hoe zouden katholieken en calvinisten in een gedurige» bond, in harmonie kunnen leven en niet in conflict ge raken, als zij elk hun eigen leer trachten te ver wezenlijken? Zulk een bond is alleen bestaanbaar, als de eene partij haar beginselen als een lammetje aan de andere partij ten offer brengt. Er is geen platter onnoozelheid dan om vol te houden, dat de katholieke zedeleer of de politiek, welke niets dan de zedeleer op staatsgebied is, onafhankelijk van het geloof kan zijn en dus onder een anderen dan zijn eigen standaard kan bloeien en voorspoedig zijn". Wij vestigen op dit laatste de aandacht, omdat het de bevestiging is der leer dat de kerk door paus en bisschoppen ook op staatkundig gebied moet heersche», maar bepalen ons overigens tot het betoog, dat de anti-revolutionairen en de r.-katho- lieken twee partijen vormen, die elkander uitsluiten. Het is slechts de Maasbode, zal men zeggen, die dat beweert, en anderen denken er anders over. Toegestemd; maar wij beroepen ons niet op de Maasbode om haar gezag, maar om de onomstoote- lijke juistheid van wat zij zegtMen heeft getracht de klove aan het gezicht te onttrekkenmen heeft de aandacht er van afgeleid, men heeft gedaan alsof zij niet bestond; maar in werkelijkheid was zij en bleef zij er en nu er een komt en zegt: daar is zij, nu baten alle middeltjes om de blikken er van te doen afwenden, niet meer; nu ziet ieder haar weer, en ziet, dat zij de eene van de andere partij onherroepelijk scheidt. Wel, zal men ons toevoegendat is nooit ont kend; het bondgenootschap betreft ook slechts het gebied der staatkunde. Eilieve. Indien dit juist ware, waartoe dan het bondgenootschap? Dan kon iedere partij samenwerken met elke andere, tot bevordering der beginselen, die zij wil toegepast zien en dan kouden de r.-katholieken met de vrij zinnigen helpen waken tegen het verzwakken der waarborgen tegen de pokken besmetting; dan zouden de anti-revolutionairen met de vrijzinnigen kunnen strijden voor den persoonlijken dienstplicht, even goed als r.-katholieken en anti-revolutionairen samen gepoogd hebben, voordeelen te verwerven voor het bijzonder onderwijs. Zulke //toevallige, soms ge- wenschte, tijdelijke samenwerking," is, wij zijn dat met de Maasbode geheel eens, iets anders dan het verbond, dat met het oog op de stembus van 1SS8 is aangegaan. Dat verbond heette echter ook niet de staatkunde alleen ten doel te hebben; het was een verbond der geloovigen tegenover de on- geloovigen, naar de verdeeling, die men met evenveel christelijke liefde jegens andersdenkenden als met christel ij ken ootmoed jegens zich zei ven, maakte. Bij alle verschil, zoo werd beweerd, stond men samen op den grondslag des geloofs, tegenover de partij des ongeloofs. Nu is dat een opmerkelijk verschijnsel. Men heeft steeds van de zijde van lien, die zich met uitsluiting van anderen, geloovigen noemen, den spot gedreven met de meening, dat er zou kunnen zijn een christendom boven geloofsverdeeldheid; men achtte dat onbestaanbaar, omdat men, het //geloof," in een beperkten, leerstellige» zin, een of ander bepaald kerkgeloof, dus, onmisbaar achtte voor het christendom, omdat men zich geen christen dom denken kon zonder wat men noemde //een positief" geloof. En nu komen dezelfde geloovigen ons spreken van een //geloof boven geloofsverdeeld heid"! Dat nu is inderdaad iets ondenkbaars, dat is met zich zelf in strijd, tenzij die geloovigen hunne enge opvatting los laten en niet ons tot het christendom boven geloofsverdeeldheid over gaan! Dat zou in waarheid een zegen voor de menschheid, een triomf voor den godsdienst wezen, maar helaas, dien schoonen dag zien wij nog niet aan de kimmen gloren. En zoolang het r.-katho lieke geloof en het calvinistisch geloof, door hunne aanhangers geacht worden als de waarheid tegenover enkel dwaling te staan, zoolang heeft de Maasbode volmaakt gelijk als zij zegt: //men kan niet te gelijk den Paus en dr. Kuyper gehoorzamen." Zouden, zoo vraagt men misschien, dan dr. Schaepman en dr. Kuyper dat niet zelf ook be grijpen? Zeker wel. Zij hebben wel altijd geweten dat de klove er was, en steeds even wijd en even diep bleef gapen tusschen beiden. Maar juist daarom hebben zij dat //geloof boven geloofsverdeeldheid" uitgevonden als een sluier, waarmee zij de klove een wijle onzichtbaar maken konden, opdat beide drommen meenen zouden, dat zij samen optrokken voor ééne zaak, samen één doel beoogden, samen op één gemeenschappelijken grondslag stonden. Doch waartoe dat? In het belang van godsdienst en geloof was op die wijze toch niets te winnen! Neen, maar op die wijze kon men de vrijzinnige partij ten onder brengen en zelf het roer in handen krijgen, 't Was met het staatkundig doel, om de macht te verwerven, dat het //geloof boven geloofs verdeeldheid" dienst moest doen. Want men wist, dat, zonder wederkeerige hulp, men dat doel niet kon bereiken. Ziedaar de grondoorzaak van het verbond. Zie daar, waarom men eenvoudige mensclien in den waan gebracht heeft, dat zij 't geloof en den gods dienst bevorderen konden dooreen vaan te volgen, die niet slechts de hunne niet was, maar die zij in hun hart verfoeiden. Dit geldt zoowel voor r.- katholieken die op anti-revolutionairen, als van anti-revolutionairen die op r.-katholieken moesten stemmen. Maar ziedaar ook de redenen waarom, ondanks al het licht, dat is opgegaan over de onmogelijk heid van het bondgenootschap, toch desamenwerking bij de stembus in alle districten, waar die noodig is, zeer wel kan gehandhaafd worden. Men moet hier wel onderscheiden in districten waar de bond- genooteu elkanders steun niet behoeven, of daar waar zelfs met ouderlingen steun, toch geen zegepraal te behalen is, zooals bijv. te Rotterdam waar de Maasbode verschijnt, kan men vrij elkander ongezouten de waarheid zeggendaar waar men elkander noodig heeft om //den liberaal" er uit te houden, daar is het een ander geval. Daar zal men doen, wat volgens de Maasbode niet kan, daar zal men //eenheid uit tweedracht, vrede uit beginselen van scheiding doen voortkomen," daar zal men //het onmogelijke mogelijk maken." Wat staat ons daartegenover te doen? Dat is, dunkt ons, zeer eenvoudig. Wat hun mogelijk is bij volkomen tegenstrijdigheid in beginsel, moet ons niet moeielijk vallen bij volmaakte overeenstemming van beginselen; waar het onzen tegenstanders ge lukt is om ons ten onder te brengen, door een ouoverkomenlijke klove aan het gezicht te ontrekken, daar behooren wij over de kleine verschillen heen te stappen, die ons zonder noodzaak van elkander verwijderen, en moeten wij in het belang van het vaderland,* dat slechts bij toepassing der vrijzinnige beginselen wel kan varen, aaneensluiting, samen werking zoeken, opdat wij niet slechts in beginsel één, maar ook ter bereiking van een gemeen schappelijk doel eendrachtig zijn. Amerika. Te New-Orleans wordt het onderzoek betreffende den moord der Italianen voortgezet, tot dusver echter zonder eenige uitkomst. De leden der jury verklaren, dat zij, toen zjj de Italianen vryspraken, dit deden op grond van het requisitoir van het openbaar ministerie, dat niet van de schuld der aangeklaagden overtuigd scheen te zijn. Intusschen heeft de moord weer een nieuw slachtoffer geëischt. De heer Frank Waters, een journalist, die den moord veroordeelde, kreeg in een koffiehuis te New- Orleans twist over het geval met den heer Dann, een der staats-procureurs die het onderzoek in zake den moord vaD den politie-commandantHenneesy had geleid. De twist liep zoo hoog, dat de revolvers voor den dag werden gehaald. De heer Waters werd doodgeschoten ea de heer Dunn werd zoo ernstig gewond, dat ook zjjn dood als zeker wordt beschouwd. Volgens een telegram, doer de Italia, te Chicago, ontvangen van een officier der Italiaansche oorlogsvloot, die te Spezzia werkzaam is, zjjn door de Italiaansche regeering aan den hevelhebber van het Italiaansche eskader in de Middellandsche Zee geheime bevelen gezonden betreffende het optreden der marine naar aanleiding van den moord der Italianen te New-Orleans. Ook is door eenige der Italiaansche codsuIs in de Ver. Staten een nota openbaar gemaakt, welke zij, naar het heet, van den Italiaanschen gezant Baron di Fara te Washington hebben ontvangen, en die aldus luidt »Broeders, blyft kalm. De Italiaansche regeering zal handelen". De grootste landhoeve ter wereld is in Louisiana (N.-A.). Zij toch heeft een uitgestrektheid van 100 Eng. Mjjlen van Noord naar Zuid; en 25 van Oost naar West. De l'/i millioen" acres land waaruit deze hoeve bestaat werden 7 jaar geledeu gekocht door eenige kapitalisten uit het -Noorden die het nog heden bevolken. Te dien tyde was het nu open weideveld voor het vee der naburige handelaren. Thans is het io regelmatige tranches" verdeeld. De afschutting der verschillende hoeven alleen heeft 125 000 gekost. Be mesting, bemaling, bebouwing, alles geschiedt met door stoom gedreven machinerieën, waarvan de benoodigde gebouwen eene oppervlakte van J/2 Eog. myl beslaan. Paarden worden er niet als trekkracht gebruikt; zjj dienen daar slechts voor het vervoer der herders van de 16000 stuks vee die op de hoeven aanwezig zijn. De Maatschappij bezit drie eigen stoombooten, die een geregelden dienst tusschen de verschillende stations onderhouden, een eigen scheepswerf, bankinstelling, stoomrjjstpellerjj enz. Do voornaamste der verbouwde producten zijn katoen, grstieu, Buiker en rjjst. Rjsï.ind. Eerst thans is een gruwelijk voorval bekend geworden, dat den 31n Augustus van het vorig jaar in de ge vangenis der Russische stad Kursk heeft plaats gevonden. Een joDge man was wegens een gering politiek misdrjjf aangeklaagd en naar de gevangenis overgebracht. Anderhalf jaar was hij in arrest, geheel afgezonderd en van gemeenschap met de buitenwereld verstoken en zonder ook maar iets te weten van het lot dat hem wachtte. Men had besloten hem door de kwellingen der voorloopige opsluiting tot bekentenissen te dwingen. Hjj had niet alleen geen enkele bezigheid te verrichten, maar men had hem bovendien van den beginne af in een ongemakkelijke en haast donkere cel overgebracht. Door dergeljjke afschuwelijke maatregelen had de politie reeds vroeger bekentenissen van arme gevangenen weten af te peraen. Duitscliland. Berlijn, 25 Maart. Naar men hier hoort, heeft het bezoek van koning Leopold te Londen voornamelijk ten doel gehad, met lord Salisbury te onderhandelen over zekere rechten van den Kongostaat op land ten zuidwesten van het Tanganikameer. Aldaar in bet gebied der bronnen van de Lualaba liggen rjjke erts-, inzonderheid kopergronden, tot wier exploitatie zich reeds vroeger eene Belgische handelsonderneming heeft gevormd. Doch nu maken EogelBche belanghebbenden evenzeer aanspraak op die terreineD, waartoe zij zich er op beroepen dat Engelsche reizigers en zendelingen aldaar reeds werkzaam waren eer de Belgen plan hadden om daarheen te gaan. Terwijl achter die Engelsche belanghebbenden de invloedrijke Britsche Zuidoost-Afrikaansche Compagnie staat, schjjnt koning Leopold met zijne vertoogen te Londen vooralsnog geen beslissend succès te hebben verkregen. Berlijn, 26 Maart. De Neue Freie Pressc bericht, dat Duitscbland en Oostenrijk het over alle belangrijke punten van het handelsverdrag eenB geworden zijn en de onderteekening der overeenkomst onmiddelyk te verwachten is, zoo niet heden, dan toch waarschijnlijk vóór Paschen. Men ia het eens geworden, niet slechts aangaande de quaestie der meest begunstigde natie, maar omtrent een volledig tariefverdrag, en bjj name omtrent de inkomende rechten op hot graan. Hoeveel deze ver laagd worden, weet men nog niet zeker; maar het schijnt gebleven te zjjn bjj het voorstel, datDuitschland in den aanvang deed, namelyk bjj een recht van 3l/2 mark. Differentiaal recht by het graan schijnt niet te zjjn toegestaan. Van den anderen kant heeft Oosten rijk toegestemd in voor Duitscbland bevredigende ver lagingen der rechten op njjverheidsproducten. Nogtans zal door beide partyen deze overeenkomst niet dadeljjk bjj den Oostenrykschen Rijksraad en den Duitschen Rijksdag worden ingediend. Zjj zal slechts als grondslag dienen voor de onderhandelingen met andere staten, welke beide mogendheden in onderlinge verstandhouding zullen aanknoopen. Voeren deze on derhandelingen niet tot het gewenschte doel, dan zal het verdrag tusschen Duitschland en Oostenrijk alleen; slagen zjj wel, dan zullen alle handelsverdragen te zamen in werking treden. Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad. XXIII. Een Damjoodje. Geen enkel Nederlander, van af den leeftijd, waarop men leert, dat Amsterdam de hoofdstad is des Rijks en tal van merkwaardigheden bevat, o. a. »den Apentuin", of bjj weet dat het voornaamste plein in deze wereldstad de Dam is. Een groot plein, wel wat hoekig, ofschoon volstrekt geen regel matigen veelhoek vormende, versierd met een paar onooge- ljjke gebouwen, waarbij de Beurs, eene ontzettende menigte tramwagens, eene Hollandsche Maagd op een boog voetstuk, aan het onderste gedeelte van het voetstuk weet u onophoudelijk water gevende uit eenige leeuwenkoppen, die dus fonteinen zjjn, het geheel een huldeblijk van den volksgeest van 1830 en te gelijk als praktische Hollandsche Maagd als hoofdfontein der Waterleiding. Een paleis met vele zalen er in en vele soldaten er voor, een ont zettend gekrioel van mensehen en dieren en ten slotte en niet het minst aenige exemplaren van de Damjoodjes. Komt op den Dam van welke zijde gij wiltDe Kalverstraat uit tusschen »Zeemanshoop" en Groote Club" door, ongetwijfeld ziet ge op elk der hoeken een of meer Damjoodjes staan. Van den Nieuwendijk afkomende loopt ge zeer zeker een of meer dier heeren te gemoet. Van het Damrak, door de Visch- steeg, van den Vijgendam, uit de Beursstraat of de Paleisstraat of de Mozes- enASronstraat, overal ziet gij ze staan in eenigszins havelooze kleedij, met tramkaar tjes of schoenenbak of »negotie" voorzien. Maar het keurcorps is gelegerd rondom de Hollandsche Maagd, daar treft men ze aan in alle houdingen, zittend op den schoenenbak, liggende op de balustrade van de kom der fontein, hangende of liever leunende tegen een lantaarnpaal of een kiosk, maar voortdurend pruimende, voortdurend rondkijkende naar een f mazzel". Let op dat joodje, dat daar schijnbaar zoo achteloos, schier droomend tegen dien lantaarn paal leunt. Uit zijn vest komt een omslag van een boekje kjjken, waaruit eeu tramkaartje steekt. Bij wijlea laat hij met geregelde poozen schier machi naal zijn tramkaartjes heere" hooren. Denkt hij wellicht aan zijn gelukkig tbuis ergens in de Batavierstraat, waar zijne Sara/haren Levie wacht, waar zijne kinderen met ongeduld hunnen waardigen vader verbeiden? Ziet hij misschien in zijne ge dachten dien trap, langs welken met veel moeite opklouterende hij zijne appartementen bereiken kan, dien trap, waarlangs alleen bij en zijn gezin zonder levensgevaar zich bewegen kunnen? Geniet hij dan met wellust van den heerlijken geur, verspreid in de wel wat kleine kamer, waarin hij huist, door de >koekies", die de nijvere Sara met veel olie en duf meel bakt voor den snoep- lustigen telg Israels, voor wien een mootje baring of een paar schijven biet van eene restauratie in de opene lucht nog onbereikbaar zijn Ziet hij mogelijk diezelfde Sara een juweel van een vrouw, die hem reeds elf kinderen heeft geschonken en hem binnen kort met nummer twaalf zal verrassen 's avonds bare leedere vingeren wijden aan het kruien van eene groote kruiwagen, beladen met de kostelijke producten van bare bakkunst? Zou zijn geest dan alleen rondzweven te midden dier huiselijke voor het mannen- en vaderhart verrukkelijke, schier ide alistische toestanden Och neen, onze Levie overweegt slechts, op wat wijze hij het meeste profijt zal trekken van dien eenvoudigen buitenman, die daar met half geopenden mond rond staat te kijken en zich in al die drukte schier niet weet te bergen. Kijk, daar schiet Levie regelrecht op den een voudigen man aan, duwt hem zijn >boekie met tramkaartjes" onder den neus en vraagt half eer biedig, half vertrouwelijk: »Mot iewes 'n tramkaartje, meneer?" »'n Tramkaartje man?" is de half verwonderde uitroep van den man, »Wat zou ik er mede doen? Ik heb een paar goede stappers en bijgevolg kan ik heel goed loopen." Het joodje schudt nu medelijdend het hoofd en vervolgt: Mar uwés mot toch met de tram gereden hebben, as uwé in Amsterdam geweest ia. Dat hoort er zoo bij." »Zoo, hoort dat er zoo bij?" vraagt de buiten man met iets wijfelends in de stem, dat de jood onmiddelijk overtuigt, dat hij hem beet heeft. »Wis en waarachtig", zegt Levie, »en uwés kan er een heel eind voor rijden." Het gevolg is, dat de goede buitenman in eene tram stapt, voorzien van een van Levie's kaartjes en henengevoerd wordt naar een punt der stad, waar hij volstrekt niets noodig heeft. Levie heeft den man maar even tweemaal te veel laten betalen, hem verzekerende, dat hij het kaartje uit mensch- lievendheid voor zoo'n schijntje gaf, en de lui in den tram niets dan klinkklare afzetters zijn. Een oogenblik later, ons joodje leunt weer tegen den paal, daar verschijnt een dikke boerin ter tooneel. Zij is gepakt en gezakt met een hoedendoos, een reiskoffertje en eene groote parapluie. Zij is reeds vroeger te Amsterdam geweest en gewaarschuwd door de ondervinding en door de wijze raadgevingen van haren echtvriend, om zich niet te laten foppen, is zij moederziel alleen van het station naar den Dam gesukkeld met een bewonderingswaardige plaatselijke kennis, die baai- maar vjjf malen in den steek heeft gelaten. Maar al vragende kan men te Rome komen, dus ook wel een dikke boerin met parapluie, reiskoffer en hoedendoos van het station naar den Dam. Maar nu is zij er en nu is zij toch warempel vergeten, hoe zij van den Dam op het Rokin moet komen. Zooals men weet, behoeft zij slechts het Damplein over te steken. Bovendien ontnemen baar het geraas der talrijke rijtuigen, de menigte voetgangers, het geschreeuw der handeldrijvende kooplieden in komkommers en pijpedoppen en de angstige zorg voor hare geringe bagage, het laatste greintje van die verbazende tegenwoordigheid van geest, die in gewone omstandigheden den trots van haren liefhebbenden gemaal uitmaakt. In dien uitersten nood schieten drie of vier reddende engelen in de gedaante van even zooveel op buit loerende Damjoodjes op haar toe, doch Levie is het eerste bij haar en eer het goede mensch tijd heeft om zich er tegen te verzetten, is zij reeds door dien gedienstigen geest ontlast van reis koffer, parapluie en hoedendoos. Waar mot iewes naar toe?" vraagt Levie met een zijner innemendste grijnslachjes om den breeden mond. Nog half- verbijsterd antwoordt zij. Naar het Rokin" en reeds draaft Levie weg, gevolgd door de beangste vrouw, die moeite heeft haren gids bij te houden. Maar wat nu, Levie gaat niet regelrecht op het Rokin aan. Ziet, hij gaat door de Mozes- en ASronstraat, achter het Paleis om, langs de "Voorburgwal, steekt de Sint Luciensteeg door, duikt in de Kalverstraat weer op, rent naar de Munt en wacht daar eindelijk de dood vermoeide vrouw op, die duizend angsten heeft uitgestaan, uit vrees, dat zij hare parapluie, welke Levie als een geweer over den schouder droeg, uit het oog verliezen zou. »Daar is het Rokin" zegt Levie, met de recht vooruitgestokene parapluie bedoelde gracht aan wijzende. >Twee kwartjes maar, as uwé belieft," vervolgt hij, de niet zeer zindelijke hand ophoudende. Zuchtend geeft de boerin hem het gevraagde. Levie verlaat haar, na een beleefden tik aan de klep van zijn smerige pet en gaat weer naar den Dam tegen zijn paal leunen. Later komt de boerin tot de ontdekking, dat Levie haar een heel eind heeft laten omloopen om do twee kwartjes. Zijne confraters met de schoenenbak hebben in dien tjjd ook niet stil gezeten. Met nauwlettende zorg bestudeeren zjj de laarzen der voorbijgangers. Zoodra er een paar laarzen aankomt, dat niet helder genoeg blinkt naar den zin der schoenen poetsers, monsteren zij met een oogopslag het voorkomen van den eigenaar van het schoeisel. Valt dit mee, dan roepen zij: Schoenen poetsen, meneer!" Een enkel hoofdschudden is niet vol doende, om hen af te schrikkeneen barsch »neen" heeft ook niet altijd succes. Dikwijls kan de toeschouwer genieten van een soort wedren tusschen een voorbijganger met ongepoetste laarzen en een schoenenjood met zijn bak in de eene hand en de schoenborstels in de andere hand. Vaak voert Mozes of Bram zijn slachtoffer ih triomf terug eu overtuigt hem met een vloed van woorden of dwingt hem door zedelijk geweld zijn schoeisel te laten reinigen. Een tamelijk algemeene klacht, door de Dam joodjes vaak geuit, is: »Och, de boertjes zijn geen boertjes meer", waarmede zij tot hun aller grootste spijt genoodzaakt zijn toe te geven, dat de geestverwanten van den Gelderschen boer en zijn zoon van Cremer iets meer ondervinding hebben opgedaan en nu niet meer de gemakkelijke dupe worden van slimme zonen Israels, behoudens enkele uitzonderingen natuurlijk. Weer of geen weer, de Damjoodjes zijn altijd op hun post; van den vroegen morgen tot den laten avond, de Sabbath er buiten gerekend. Maar zoo innig zijn zij aan de plek gehecht, dat zij haar zelfs op hunnen rustdag trouw be zoeken. Ziet gij daar dien heer in dat fijne pak met dien hoogen hoed Zijn boordje is tweemaal zoo hoog als men gewoonlijk draagt. Zijn lichte broek is onberispelijkzijn handen zijn verborgen in glacé handschoenen; zijn schoeisel schittert u tegen. Aan zijn linkerarm stapt statig eene dame voort, in het volle gewicht van een prachtige muts of vaak hoed met de schitterendste linten en bloeinen, een omslagdoek van het levendigs!, patroon, een zwart zijden japon en stoffen laarzen. Op haren boezem prijkt een gouden horlogeketting', in haar ooren, om haar hals een aanzienlijke hoeveelheid van hetzelfde metaal. Papa rookt een cigaar. Voor dit tweetal wandelt een kleine kolonie van hunne telgen. De allerkleinsten zijn thuis gebleven onder toezicht van de oudste dochter. Drie jonge heeren met rottingen en sigaretten, vier jonge dames met veel beweging. Het is de keurbende van het gezin. Kijk, de oude heer staat stil, een tamelijk luid »pst! pstll" van de oude dame waarschuwt het kroost en in een oogenblik zijn de kinderen geschaard rondom »den oorsprong huns levens". Met majestieuse gebaren wijst deze zijn aandachtig luisterend gezin op de plaats zijner dagelijksehe werkzaamheden; geeft hun de noodige inlichtingen en stapt verder, na eenige vriendelijke knikjes gewisseld te hebben met de tramconducteurs. Want die achtingswaardige heer is niemand anders dan Levie, die dame de alom vermaarde bakster van »koekies", de jonge heeren en dames dezelfde jeugdige rondventers van gebakken visch en aardbeien", die men op de werkdagen kan zien. Doch het is maar eens per week Sjabbes" en daarom dus genoten en zich getooid met al die ontzettendende prachtige dingen, welker luister de toeschouwer tot innig gemeende bewondering dwingt. Het is waar, de Oostersche natuur der Damjoodjes en hunne vrouwen verloochent zich nooit. ZELANDUS. Op 29 Maart 1891 35-jarige Ecbtvereeniging van ABRAHAM QWIST Cz. CATHARIENA POLDERMAN Md. te St.-Maartensdijk, Antwerpen, 26 Maart 1891. Hun aandenkende Zuster, TRIJNTJE POLDERMAN Md., Echtgenoot en Kinderen. Getrouwd J. .GOEMANS Leeraar a. d. H. B. S. en J. F. W. E. ten BOSCH. Arnhem, 26 Maart 1891. Heden overleed onze veel geliefde Moeder, Behuwd- en Grootmoeder, de Wed. PETERSE, geb. Versepdt, ia den ouderdom van 86 jaren. J. PETERSE. A. PETERSE—Van 't Hor. JOHA PETERSE. A. RENSEN—Petersb. W. P. RENSEN. J. C. RENSEN. Zierikzee, 22 Maart 1891. Strekkende deze tot kennisgeving aan Vrienden en Bekenden buiten de stad. Wegens buitenlandsche betrekkingen eerst heden geplaatst. Heden werd ons ouderhart weder diep getroffen door het afsterven van ons eenigst geliefd Zoontje Jan Antonie in den lieven leeftijd van bijna 14 maanden. Treurig staren wij op 2 van onze lievelingen. Zwaar valt het ons te dragen. God geve ons kracht. Zierikzee, J. de BRUIN. 25 Maart 1891. C. M. de BRUINKrakeel. Die iets te vorderen hebben van- of versoliul<ïlg<l zjjn aan den boedel van .X* BOOT JP se., in leven Timmerman te Kerkwerve, gelieven daarvan opgaat of be taling1 te doen vóór of op April U891, ten kantore van Notaris Mr. J. MOOLENBURGH te Zierikzee. Zy die iets te vorderen hebben van - of verscl»ul<llg<l zijn aan den boedel van JAN GILDEN, in leven Winkelier, Breestraat te Zierikzee, worden verzocht daarvan opgaaf of be taling te doen vóór IS April 1891, ten kantore van den Notaris P. WAIJ, te Zierikzee. NÜTSSPAARBANK. Voor de bewyzen, afgegeven tot 28 Februari I.I., kunnen de boekjes worden afgehaald. De boekhouder der Spaarbank, J. FRANSE. Zierikzee, 23 Maart '91. TE HHU1N11VGEM, van 's morg. Y tot 's midd, 2 ure.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 1