ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 28 Maart 1891.
f
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Eerste Blad.
BERICHT.
AANKONDIGING.
ER KOMT LICHT.
NIEUWSTIJDINGEN.
Amsterdamsche Schetsen.
ADVERTENTIËN.
op Woensdag 8 April 1891,
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post
1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
47ste JAARGANG. No. 5982.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cfcs.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des
Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Wegens het JPaascïtfeest sal de Nieuws
bode op a.s. Maandag niet verschijnen
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ZIE
RIKZEE,
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, te beginnen
op den 6en April e.k., van wege de gemeente eene algemeene
opneming zal worden gehouden van de wegen en voetpaden
met de kunstwerken.
Zierikzee, den 23 Maart 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Ch. W. VERME1JS, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
Ten allen tijde hebben wij de stelling verkondigd
en volgehouden, dat een tijdelijk samengaan van
r.-katholieken en anti-revolutionairen, geboren uit
gemeenschappelijke» haat tegen de vrijzinnigen, uit
de begeerte om ook eens de macht in handen te
hebben, mogelijk was, maar dat een duurzaam
bondgenootschap onbestaanbaar was, omdat zij, uit
den aard van hun geloof en hun richting, elkanders
onverzoenlijke tegenstanders zijn.
Dezelfde stelling vinden wij nu in een opstel over
het bondgenootschap in de Maasbode weergegeven,
't Is moeielijk de diepe klove tusschen beide par
tijen scherper af te bakenen dan dit blad het doet,
in de volgende uitbarsting, die met het bestaan
der klove tevens de onmogelijkheid barer overbrugging
in het helste daglicht plaatst:
//Het is toch onmogelijk te vatten," aldus geeft
de Maasbode lucht aan het blijkbaar overkropt ge
moed, //hoe de belijders van geloofstukken van den
meest tegenstrijdigeu aard, en dientengevolge van
de meest tegenstrijdige inzichten en handelwijzen,
zich kunnen verzoenen en vereenigen, zonder hunne
kerk ontrouw te wórden, dat wil zeggen, zich ver
eenigen onder een aan die kerk vijandige» standaard.
Hoe is het denkbaar, dat de katholiek, die in de
heilige katholieke kerk gelooft en de calvinist, die
deze kerk verwerpt en haat; de katholiek die de
opperste leiding van den heiligen vader aanneemt,
en de calvinist die slechts zijn eigen gezag goed
keurt; de katholiek die den paus als hoofd der
kerk vereert, en de calvinist die hem tracht omver
te werpen, omdat hij in hem den Antichrist ziet;
de katholiek die de altaren en beelden voor zijn
eeredienst noodig acht, en de calvinist die daar
slechts bijgeloof in ziet en ze verbrijzelt; de katholiek
die den huwelijksband als onverbrekelijk beschouwt
en de calvinist die als zijn grootste mannen eert
welke van vrouwen als van kleederen verwisselden;
de katholiek die het koningschap eert, en de cal
vinist die overal waar hij de baas werd de republiek
invoerde; de katholiek die de kloosters heilig acht
en dientengevolge ook het eigendom dier kloosters,
en de calvinist die de kloosters waar hij maar kon,
ophief om hun eigendom zich toe te eigenen; de
katholiek die overal zijn eigen kerken betaalde, en
de calvinist die meestal in geroofde katholieke
kerkgebouwen zijn psalmen zingt; hoe zouden
katholieken en calvinisten in een gedurige» bond,
in harmonie kunnen leven en niet in conflict ge
raken, als zij elk hun eigen leer trachten te ver
wezenlijken? Zulk een bond is alleen bestaanbaar,
als de eene partij haar beginselen als een lammetje
aan de andere partij ten offer brengt. Er is geen
platter onnoozelheid dan om vol te houden, dat de
katholieke zedeleer of de politiek, welke niets dan
de zedeleer op staatsgebied is, onafhankelijk van
het geloof kan zijn en dus onder een anderen dan
zijn eigen standaard kan bloeien en voorspoedig zijn".
Wij vestigen op dit laatste de aandacht, omdat
het de bevestiging is der leer dat de kerk door
paus en bisschoppen ook op staatkundig gebied
moet heersche», maar bepalen ons overigens tot het
betoog, dat de anti-revolutionairen en de r.-katho-
lieken twee partijen vormen, die elkander uitsluiten.
Het is slechts de Maasbode, zal men zeggen,
die dat beweert, en anderen denken er anders over.
Toegestemd; maar wij beroepen ons niet op de
Maasbode om haar gezag, maar om de onomstoote-
lijke juistheid van wat zij zegtMen heeft getracht
de klove aan het gezicht te onttrekkenmen heeft
de aandacht er van afgeleid, men heeft gedaan alsof
zij niet bestond; maar in werkelijkheid was zij en
bleef zij er en nu er een komt en zegt: daar is
zij, nu baten alle middeltjes om de blikken er van
te doen afwenden, niet meer; nu ziet ieder haar
weer, en ziet, dat zij de eene van de andere partij
onherroepelijk scheidt.
Wel, zal men ons toevoegendat is nooit ont
kend; het bondgenootschap betreft ook slechts het
gebied der staatkunde. Eilieve. Indien dit juist
ware, waartoe dan het bondgenootschap? Dan kon
iedere partij samenwerken met elke andere, tot
bevordering der beginselen, die zij wil toegepast
zien en dan kouden de r.-katholieken met de vrij
zinnigen helpen waken tegen het verzwakken der
waarborgen tegen de pokken besmetting; dan zouden
de anti-revolutionairen met de vrijzinnigen kunnen
strijden voor den persoonlijken dienstplicht, even
goed als r.-katholieken en anti-revolutionairen samen
gepoogd hebben, voordeelen te verwerven voor het
bijzonder onderwijs. Zulke //toevallige, soms ge-
wenschte, tijdelijke samenwerking," is, wij zijn dat
met de Maasbode geheel eens, iets anders dan het
verbond, dat met het oog op de stembus van
1SS8 is aangegaan. Dat verbond heette echter ook
niet de staatkunde alleen ten doel te hebben; het
was een verbond der geloovigen tegenover de on-
geloovigen, naar de verdeeling, die men met evenveel
christelijke liefde jegens andersdenkenden als met
christel ij ken ootmoed jegens zich zei ven, maakte.
Bij alle verschil, zoo werd beweerd, stond men samen
op den grondslag des geloofs, tegenover de partij
des ongeloofs.
Nu is dat een opmerkelijk verschijnsel. Men
heeft steeds van de zijde van lien, die zich met
uitsluiting van anderen, geloovigen noemen, den
spot gedreven met de meening, dat er zou kunnen
zijn een christendom boven geloofsverdeeldheid;
men achtte dat onbestaanbaar, omdat men, het
//geloof," in een beperkten, leerstellige» zin, een
of ander bepaald kerkgeloof, dus, onmisbaar achtte
voor het christendom, omdat men zich geen christen
dom denken kon zonder wat men noemde //een
positief" geloof. En nu komen dezelfde geloovigen
ons spreken van een //geloof boven geloofsverdeeld
heid"! Dat nu is inderdaad iets ondenkbaars, dat
is met zich zelf in strijd, tenzij die geloovigen
hunne enge opvatting los laten en niet ons tot
het christendom boven geloofsverdeeldheid over
gaan! Dat zou in waarheid een zegen voor de
menschheid, een triomf voor den godsdienst wezen,
maar helaas, dien schoonen dag zien wij nog niet
aan de kimmen gloren. En zoolang het r.-katho
lieke geloof en het calvinistisch geloof, door hunne
aanhangers geacht worden als de waarheid tegenover
enkel dwaling te staan, zoolang heeft de Maasbode
volmaakt gelijk als zij zegt: //men kan niet te
gelijk den Paus en dr. Kuyper gehoorzamen."
Zouden, zoo vraagt men misschien, dan dr.
Schaepman en dr. Kuyper dat niet zelf ook be
grijpen? Zeker wel. Zij hebben wel altijd geweten
dat de klove er was, en steeds even wijd en even
diep bleef gapen tusschen beiden. Maar juist daarom
hebben zij dat //geloof boven geloofsverdeeldheid"
uitgevonden als een sluier, waarmee zij de klove
een wijle onzichtbaar maken konden, opdat beide
drommen meenen zouden, dat zij samen optrokken
voor ééne zaak, samen één doel beoogden, samen
op één gemeenschappelijken grondslag stonden.
Doch waartoe dat? In het belang van godsdienst
en geloof was op die wijze toch niets te winnen!
Neen, maar op die wijze kon men de vrijzinnige
partij ten onder brengen en zelf het roer in handen
krijgen, 't Was met het staatkundig doel, om de
macht te verwerven, dat het //geloof boven geloofs
verdeeldheid" dienst moest doen.
Want men wist, dat, zonder wederkeerige hulp,
men dat doel niet kon bereiken.
Ziedaar de grondoorzaak van het verbond. Zie
daar, waarom men eenvoudige mensclien in den
waan gebracht heeft, dat zij 't geloof en den gods
dienst bevorderen konden dooreen vaan te volgen,
die niet slechts de hunne niet was, maar die zij
in hun hart verfoeiden. Dit geldt zoowel voor r.-
katholieken die op anti-revolutionairen, als van
anti-revolutionairen die op r.-katholieken moesten
stemmen.
Maar ziedaar ook de redenen waarom, ondanks
al het licht, dat is opgegaan over de onmogelijk
heid van het bondgenootschap, toch desamenwerking
bij de stembus in alle districten, waar die noodig
is, zeer wel kan gehandhaafd worden. Men moet
hier wel onderscheiden in districten waar de bond-
genooteu elkanders steun niet behoeven, of
daar waar zelfs met ouderlingen steun, toch geen
zegepraal te behalen is, zooals bijv. te Rotterdam
waar de Maasbode verschijnt, kan men vrij
elkander ongezouten de waarheid zeggendaar waar
men elkander noodig heeft om //den liberaal" er
uit te houden, daar is het een ander geval.
Daar zal men doen, wat volgens de Maasbode niet
kan, daar zal men //eenheid uit tweedracht, vrede
uit beginselen van scheiding doen voortkomen,"
daar zal men //het onmogelijke mogelijk maken."
Wat staat ons daartegenover te doen? Dat is,
dunkt ons, zeer eenvoudig. Wat hun mogelijk is
bij volkomen tegenstrijdigheid in beginsel, moet ons
niet moeielijk vallen bij volmaakte overeenstemming
van beginselen; waar het onzen tegenstanders ge
lukt is om ons ten onder te brengen, door een
ouoverkomenlijke klove aan het gezicht te ontrekken,
daar behooren wij over de kleine verschillen heen
te stappen, die ons zonder noodzaak van elkander
verwijderen, en moeten wij in het belang van het
vaderland,* dat slechts bij toepassing der vrijzinnige
beginselen wel kan varen, aaneensluiting, samen
werking zoeken, opdat wij niet slechts in beginsel
één, maar ook ter bereiking van een gemeen
schappelijk doel eendrachtig zijn.
Amerika.
Te New-Orleans wordt het onderzoek betreffende
den moord der Italianen voortgezet, tot dusver echter
zonder eenige uitkomst. De leden der jury verklaren,
dat zij, toen zjj de Italianen vryspraken, dit deden op
grond van het requisitoir van het openbaar ministerie,
dat niet van de schuld der aangeklaagden overtuigd
scheen te zijn.
Intusschen heeft de moord weer een nieuw slachtoffer
geëischt. De heer Frank Waters, een journalist, die den
moord veroordeelde, kreeg in een koffiehuis te New-
Orleans twist over het geval met den heer Dann, een
der staats-procureurs die het onderzoek in zake den
moord vaD den politie-commandantHenneesy had geleid.
De twist liep zoo hoog, dat de revolvers voor den dag
werden gehaald. De heer Waters werd doodgeschoten
ea de heer Dunn werd zoo ernstig gewond, dat ook
zjjn dood als zeker wordt beschouwd.
Volgens een telegram, doer de Italia, te Chicago,
ontvangen van een officier der Italiaansche oorlogsvloot,
die te Spezzia werkzaam is, zjjn door de Italiaansche
regeering aan den hevelhebber van het Italiaansche
eskader in de Middellandsche Zee geheime bevelen
gezonden betreffende het optreden der marine naar
aanleiding van den moord der Italianen te New-Orleans.
Ook is door eenige der Italiaansche codsuIs in de Ver.
Staten een nota openbaar gemaakt, welke zij, naar het
heet, van den Italiaanschen gezant Baron di Fara te
Washington hebben ontvangen, en die aldus luidt
»Broeders, blyft kalm. De Italiaansche regeering zal
handelen".
De grootste landhoeve ter wereld is in Louisiana
(N.-A.). Zij toch heeft een uitgestrektheid van 100
Eng. Mjjlen van Noord naar Zuid; en 25 van Oost
naar West. De l'/i millioen" acres land waaruit deze
hoeve bestaat werden 7 jaar geledeu gekocht door
eenige kapitalisten uit het -Noorden die het nog heden
bevolken. Te dien tyde was het nu open weideveld
voor het vee der naburige handelaren. Thans is het io
regelmatige tranches" verdeeld. De afschutting der
verschillende hoeven alleen heeft 125 000 gekost. Be
mesting, bemaling, bebouwing, alles geschiedt met door
stoom gedreven machinerieën, waarvan de benoodigde
gebouwen eene oppervlakte van J/2 Eog. myl beslaan.
Paarden worden er niet als trekkracht gebruikt; zjj
dienen daar slechts voor het vervoer der herders van
de 16000 stuks vee die op de hoeven aanwezig zijn. De
Maatschappij bezit drie eigen stoombooten, die een
geregelden dienst tusschen de verschillende stations
onderhouden, een eigen scheepswerf, bankinstelling,
stoomrjjstpellerjj enz. Do voornaamste der verbouwde
producten zijn katoen, grstieu, Buiker en rjjst.
Rjsï.ind.
Eerst thans is een gruwelijk voorval bekend geworden,
dat den 31n Augustus van het vorig jaar in de ge
vangenis der Russische stad Kursk heeft plaats gevonden.
Een joDge man was wegens een gering politiek misdrjjf
aangeklaagd en naar de gevangenis overgebracht.
Anderhalf jaar was hij in arrest, geheel afgezonderd
en van gemeenschap met de buitenwereld verstoken en
zonder ook maar iets te weten van het lot dat hem
wachtte. Men had besloten hem door de kwellingen der
voorloopige opsluiting tot bekentenissen te dwingen.
Hjj had niet alleen geen enkele bezigheid te verrichten,
maar men had hem bovendien van den beginne af in
een ongemakkelijke en haast donkere cel overgebracht.
Door dergeljjke afschuwelijke maatregelen had de politie
reeds vroeger bekentenissen van arme gevangenen
weten af te peraen.
Duitscliland.
Berlijn, 25 Maart. Naar men hier hoort, heeft
het bezoek van koning Leopold te Londen voornamelijk
ten doel gehad, met lord Salisbury te onderhandelen
over zekere rechten van den Kongostaat op land ten
zuidwesten van het Tanganikameer. Aldaar in bet
gebied der bronnen van de Lualaba liggen rjjke erts-,
inzonderheid kopergronden, tot wier exploitatie zich
reeds vroeger eene Belgische handelsonderneming heeft
gevormd. Doch nu maken EogelBche belanghebbenden
evenzeer aanspraak op die terreineD, waartoe zij zich
er op beroepen dat Engelsche reizigers en zendelingen
aldaar reeds werkzaam waren eer de Belgen plan
hadden om daarheen te gaan. Terwijl achter die
Engelsche belanghebbenden de invloedrijke Britsche
Zuidoost-Afrikaansche Compagnie staat, schjjnt koning
Leopold met zijne vertoogen te Londen vooralsnog geen
beslissend succès te hebben verkregen.
Berlijn, 26 Maart. De Neue Freie Pressc bericht,
dat Duitscbland en Oostenrijk het over alle belangrijke
punten van het handelsverdrag eenB geworden zijn en
de onderteekening der overeenkomst onmiddelyk te
verwachten is, zoo niet heden, dan toch waarschijnlijk
vóór Paschen.
Men ia het eens geworden, niet slechts aangaande
de quaestie der meest begunstigde natie, maar omtrent
een volledig tariefverdrag, en bjj name omtrent de
inkomende rechten op hot graan. Hoeveel deze ver
laagd worden, weet men nog niet zeker; maar het
schijnt gebleven te zjjn bjj het voorstel, datDuitschland
in den aanvang deed, namelyk bjj een recht van 3l/2
mark. Differentiaal recht by het graan schijnt niet te
zjjn toegestaan. Van den anderen kant heeft Oosten
rijk toegestemd in voor Duitscbland bevredigende ver
lagingen der rechten op njjverheidsproducten.
Nogtans zal door beide partyen deze overeenkomst
niet dadeljjk bjj den Oostenrykschen Rijksraad en den
Duitschen Rijksdag worden ingediend. Zjj zal slechts
als grondslag dienen voor de onderhandelingen met
andere staten, welke beide mogendheden in onderlinge
verstandhouding zullen aanknoopen. Voeren deze on
derhandelingen niet tot het gewenschte doel, dan zal
het verdrag tusschen Duitschland en Oostenrijk alleen;
slagen zjj wel, dan zullen alle handelsverdragen te
zamen in werking treden.
Vervolg der Nieuwstijdingen in het Tweede Blad.
XXIII.
Een Damjoodje.
Geen enkel Nederlander, van af den leeftijd,
waarop men leert, dat Amsterdam de hoofdstad is
des Rijks en tal van merkwaardigheden bevat, o. a.
»den Apentuin", of bjj weet dat het voornaamste
plein in deze wereldstad de Dam is. Een groot plein,
wel wat hoekig, ofschoon volstrekt geen regel matigen
veelhoek vormende, versierd met een paar onooge-
ljjke gebouwen, waarbij de Beurs, eene ontzettende
menigte tramwagens, eene Hollandsche Maagd op
een boog voetstuk, aan het onderste gedeelte van
het voetstuk weet u onophoudelijk water gevende
uit eenige leeuwenkoppen, die dus fonteinen zjjn,
het geheel een huldeblijk van den volksgeest van
1830 en te gelijk als praktische Hollandsche Maagd
als hoofdfontein der Waterleiding. Een paleis met
vele zalen er in en vele soldaten er voor, een ont
zettend gekrioel van mensehen en dieren en ten
slotte en niet het minst aenige exemplaren van de
Damjoodjes.
Komt op den Dam van welke zijde gij wiltDe
Kalverstraat uit tusschen »Zeemanshoop" en Groote
Club" door, ongetwijfeld ziet ge op elk der hoeken
een of meer Damjoodjes staan. Van den Nieuwendijk
afkomende loopt ge zeer zeker een of meer dier
heeren te gemoet. Van het Damrak, door de Visch-
steeg, van den Vijgendam, uit de Beursstraat of de
Paleisstraat of de Mozes- enASronstraat, overal ziet gij
ze staan in eenigszins havelooze kleedij, met tramkaar
tjes of schoenenbak of »negotie" voorzien. Maar het
keurcorps is gelegerd rondom de Hollandsche Maagd,
daar treft men ze aan in alle houdingen, zittend op
den schoenenbak, liggende op de balustrade van de
kom der fontein, hangende of liever leunende tegen
een lantaarnpaal of een kiosk, maar voortdurend
pruimende, voortdurend rondkijkende naar een
f mazzel". Let op dat joodje, dat daar schijnbaar
zoo achteloos, schier droomend tegen dien lantaarn
paal leunt. Uit zijn vest komt een omslag van een
boekje kjjken, waaruit eeu tramkaartje steekt. Bij
wijlea laat hij met geregelde poozen schier machi
naal zijn tramkaartjes heere" hooren. Denkt hij
wellicht aan zijn gelukkig tbuis ergens in de
Batavierstraat, waar zijne Sara/haren Levie wacht,
waar zijne kinderen met ongeduld hunnen waardigen
vader verbeiden? Ziet hij misschien in zijne ge
dachten dien trap, langs welken met veel moeite
opklouterende hij zijne appartementen bereiken kan,
dien trap, waarlangs alleen bij en zijn gezin zonder
levensgevaar zich bewegen kunnen? Geniet hij dan
met wellust van den heerlijken geur, verspreid
in de wel wat kleine kamer, waarin hij huist,
door de >koekies", die de nijvere Sara met
veel olie en duf meel bakt voor den snoep-
lustigen telg Israels, voor wien een mootje baring
of een paar schijven biet van eene restauratie
in de opene lucht nog onbereikbaar zijn Ziet
hij mogelijk diezelfde Sara een juweel van
een vrouw, die hem reeds elf kinderen heeft
geschonken en hem binnen kort met nummer
twaalf zal verrassen 's avonds bare leedere
vingeren wijden aan het kruien van eene groote
kruiwagen, beladen met de kostelijke producten
van bare bakkunst? Zou zijn geest dan alleen
rondzweven te midden dier huiselijke voor het
mannen- en vaderhart verrukkelijke, schier ide
alistische toestanden
Och neen, onze Levie overweegt slechts, op
wat wijze hij het meeste profijt zal trekken van
dien eenvoudigen buitenman, die daar met half
geopenden mond rond staat te kijken en zich
in al die drukte schier niet weet te bergen.
Kijk, daar schiet Levie regelrecht op den een
voudigen man aan, duwt hem zijn >boekie met
tramkaartjes" onder den neus en vraagt half eer
biedig, half vertrouwelijk:
»Mot iewes 'n tramkaartje, meneer?"
»'n Tramkaartje man?" is de half verwonderde
uitroep van den man, »Wat zou ik er mede doen?
Ik heb een paar goede stappers en bijgevolg kan
ik heel goed loopen."
Het joodje schudt nu medelijdend het hoofd
en vervolgt: Mar uwés mot toch met de tram
gereden hebben, as uwé in Amsterdam geweest
ia. Dat hoort er zoo bij."
»Zoo, hoort dat er zoo bij?" vraagt de buiten
man met iets wijfelends in de stem, dat de jood
onmiddelijk overtuigt, dat hij hem beet heeft.
»Wis en waarachtig", zegt Levie, »en uwés kan
er een heel eind voor rijden."
Het gevolg is, dat de goede buitenman in eene
tram stapt, voorzien van een van Levie's kaartjes
en henengevoerd wordt naar een punt der stad,
waar hij volstrekt niets noodig heeft. Levie heeft
den man maar even tweemaal te veel laten betalen,
hem verzekerende, dat hij het kaartje uit mensch-
lievendheid voor zoo'n schijntje gaf, en de lui in
den tram niets dan klinkklare afzetters zijn.
Een oogenblik later, ons joodje leunt weer
tegen den paal, daar verschijnt een dikke boerin
ter tooneel. Zij is gepakt en gezakt met een
hoedendoos, een reiskoffertje en eene groote parapluie.
Zij is reeds vroeger te Amsterdam geweest en
gewaarschuwd door de ondervinding en door de
wijze raadgevingen van haren echtvriend, om zich
niet te laten foppen, is zij moederziel alleen van
het station naar den Dam gesukkeld met een
bewonderingswaardige plaatselijke kennis, die baai-
maar vjjf malen in den steek heeft gelaten. Maar
al vragende kan men te Rome komen, dus ook
wel een dikke boerin met parapluie, reiskoffer
en hoedendoos van het station naar den Dam.
Maar nu is zij er en nu is zij toch warempel
vergeten, hoe zij van den Dam op het Rokin
moet komen. Zooals men weet, behoeft zij slechts
het Damplein over te steken. Bovendien ontnemen
baar het geraas der talrijke rijtuigen, de menigte
voetgangers, het geschreeuw der handeldrijvende
kooplieden in komkommers en pijpedoppen en de
angstige zorg voor hare geringe bagage, het laatste
greintje van die verbazende tegenwoordigheid van
geest, die in gewone omstandigheden den trots
van haren liefhebbenden gemaal uitmaakt. In dien
uitersten nood schieten drie of vier reddende
engelen in de gedaante van even zooveel op buit
loerende Damjoodjes op haar toe, doch Levie is
het eerste bij haar en eer het goede mensch tijd
heeft om zich er tegen te verzetten, is zij reeds
door dien gedienstigen geest ontlast van reis
koffer, parapluie en hoedendoos. Waar mot iewes
naar toe?" vraagt Levie met een zijner innemendste
grijnslachjes om den breeden mond. Nog half-
verbijsterd antwoordt zij. Naar het Rokin" en
reeds draaft Levie weg, gevolgd door de beangste
vrouw, die moeite heeft haren gids bij te houden.
Maar wat nu, Levie gaat niet regelrecht op
het Rokin aan. Ziet, hij gaat door de Mozes- en
ASronstraat, achter het Paleis om, langs de
"Voorburgwal, steekt de Sint Luciensteeg door,
duikt in de Kalverstraat weer op, rent naar de
Munt en wacht daar eindelijk de dood vermoeide
vrouw op, die duizend angsten heeft uitgestaan,
uit vrees, dat zij hare parapluie, welke Levie
als een geweer over den schouder droeg, uit het
oog verliezen zou.
»Daar is het Rokin" zegt Levie, met de recht
vooruitgestokene parapluie bedoelde gracht aan
wijzende.
>Twee kwartjes maar, as uwé belieft," vervolgt
hij, de niet zeer zindelijke hand ophoudende.
Zuchtend geeft de boerin hem het gevraagde. Levie
verlaat haar, na een beleefden tik aan de klep
van zijn smerige pet en gaat weer naar den
Dam tegen zijn paal leunen. Later komt de
boerin tot de ontdekking, dat Levie haar een
heel eind heeft laten omloopen om do twee kwartjes.
Zijne confraters met de schoenenbak hebben in
dien tjjd ook niet stil gezeten. Met nauwlettende
zorg bestudeeren zjj de laarzen der voorbijgangers.
Zoodra er een paar laarzen aankomt, dat niet
helder genoeg blinkt naar den zin der schoenen
poetsers, monsteren zij met een oogopslag het
voorkomen van den eigenaar van het schoeisel.
Valt dit mee, dan roepen zij: Schoenen poetsen,
meneer!" Een enkel hoofdschudden is niet vol
doende, om hen af te schrikkeneen barsch
»neen" heeft ook niet altijd succes. Dikwijls kan
de toeschouwer genieten van een soort wedren
tusschen een voorbijganger met ongepoetste laarzen
en een schoenenjood met zijn bak in de eene
hand en de schoenborstels in de andere hand.
Vaak voert Mozes of Bram zijn slachtoffer ih
triomf terug eu overtuigt hem met een vloed
van woorden of dwingt hem door zedelijk geweld
zijn schoeisel te laten reinigen.
Een tamelijk algemeene klacht, door de Dam
joodjes vaak geuit, is: »Och, de boertjes zijn
geen boertjes meer", waarmede zij tot hun aller
grootste spijt genoodzaakt zijn toe te geven, dat
de geestverwanten van den Gelderschen boer en
zijn zoon van Cremer iets meer ondervinding
hebben opgedaan en nu niet meer de gemakkelijke
dupe worden van slimme zonen Israels, behoudens
enkele uitzonderingen natuurlijk.
Weer of geen weer, de Damjoodjes zijn altijd
op hun post; van den vroegen morgen tot den
laten avond, de Sabbath er buiten gerekend.
Maar zoo innig zijn zij aan de plek gehecht,
dat zij haar zelfs op hunnen rustdag trouw be
zoeken. Ziet gij daar dien heer in dat fijne pak
met dien hoogen hoed Zijn boordje is tweemaal
zoo hoog als men gewoonlijk draagt. Zijn lichte
broek is onberispelijkzijn handen zijn verborgen
in glacé handschoenen; zijn schoeisel schittert u
tegen. Aan zijn linkerarm stapt statig eene dame
voort, in het volle gewicht van een prachtige
muts of vaak hoed met de schitterendste linten
en bloeinen, een omslagdoek van het levendigs!,
patroon, een zwart zijden japon en stoffen laarzen.
Op haren boezem prijkt een gouden horlogeketting',
in haar ooren, om haar hals een aanzienlijke
hoeveelheid van hetzelfde metaal. Papa rookt een
cigaar. Voor dit tweetal wandelt een kleine kolonie
van hunne telgen. De allerkleinsten zijn thuis
gebleven onder toezicht van de oudste dochter.
Drie jonge heeren met rottingen en sigaretten,
vier jonge dames met veel beweging. Het is de
keurbende van het gezin. Kijk, de oude heer
staat stil, een tamelijk luid »pst! pstll" van de
oude dame waarschuwt het kroost en in een
oogenblik zijn de kinderen geschaard rondom »den
oorsprong huns levens". Met majestieuse gebaren
wijst deze zijn aandachtig luisterend gezin op de
plaats zijner dagelijksehe werkzaamheden; geeft
hun de noodige inlichtingen en stapt verder, na
eenige vriendelijke knikjes gewisseld te hebben
met de tramconducteurs. Want die achtingswaardige
heer is niemand anders dan Levie, die dame de
alom vermaarde bakster van »koekies", de jonge
heeren en dames dezelfde jeugdige rondventers
van gebakken visch en aardbeien", die men op
de werkdagen kan zien. Doch het is maar eens
per week Sjabbes" en daarom dus genoten en
zich getooid met al die ontzettendende prachtige
dingen, welker luister de toeschouwer tot innig
gemeende bewondering dwingt. Het is waar, de
Oostersche natuur der Damjoodjes en hunne vrouwen
verloochent zich nooit.
ZELANDUS.
Op 29 Maart 1891
35-jarige Ecbtvereeniging
van
ABRAHAM QWIST Cz.
CATHARIENA POLDERMAN Md.
te St.-Maartensdijk,
Antwerpen, 26 Maart 1891.
Hun aandenkende Zuster,
TRIJNTJE POLDERMAN Md., Echtgenoot
en Kinderen.
Getrouwd
J. .GOEMANS
Leeraar a. d. H. B. S.
en
J. F. W. E. ten BOSCH.
Arnhem, 26 Maart 1891.
Heden overleed onze veel geliefde Moeder,
Behuwd- en Grootmoeder, de Wed. PETERSE, geb.
Versepdt, ia den ouderdom van 86 jaren.
J. PETERSE.
A. PETERSE—Van 't Hor.
JOHA PETERSE.
A. RENSEN—Petersb.
W. P. RENSEN.
J. C. RENSEN.
Zierikzee, 22 Maart 1891.
Strekkende deze tot kennisgeving aan Vrienden en Bekenden
buiten de stad.
Wegens buitenlandsche betrekkingen eerst heden
geplaatst.
Heden werd ons ouderhart weder diep getroffen
door het afsterven van ons eenigst geliefd Zoontje
Jan Antonie
in den lieven leeftijd van bijna 14 maanden. Treurig
staren wij op 2 van onze lievelingen. Zwaar valt het
ons te dragen. God geve ons kracht.
Zierikzee, J. de BRUIN.
25 Maart 1891. C. M. de BRUINKrakeel.
Die iets te vorderen hebben van-
of versoliul<ïlg<l zjjn aan den boedel
van .X* BOOT JP se., in leven Timmerman te
Kerkwerve, gelieven daarvan opgaat of be
taling1 te doen vóór of op April U891,
ten kantore van Notaris Mr. J. MOOLENBURGH te
Zierikzee.
Zy die iets te vorderen hebben van -
of verscl»ul<llg<l zijn aan den boedel
van JAN GILDEN, in leven Winkelier, Breestraat te
Zierikzee, worden verzocht daarvan opgaaf of be
taling te doen vóór IS April 1891, ten
kantore van den Notaris P. WAIJ, te Zierikzee.
NÜTSSPAARBANK.
Voor de bewyzen, afgegeven tot 28 Februari I.I.,
kunnen de boekjes worden afgehaald.
De boekhouder der Spaarbank,
J. FRANSE.
Zierikzee, 23 Maart '91.
TE HHU1N11VGEM,
van 's morg. Y tot 's midd, 2 ure.