Rijden met een kruiwagen over een klinkerpad
te Zierikzee.
P. W. en J. de W., beide te Zierikzee, ieder 1,
subs. 1 dag hechtenis.
Straatschenderij.
(Hangen achter aan een rjjdende vigelante).
L. de W. Lz. te Zierikzee 3, snba. 2 dagen hechtenis.
Dronkenschap.
P. T. te Zierikzoe 3, subs. 2 dagen hechtenis.
D. R. te Zierikzee 0,50, subs. 1 dag hechtenis.
P. K. te Haamstede f 1, subs. 1 dag hechtenis.
Loopen over eens anders grond.
J. v. A., J. L. en C. v. L. Jz, allen te Zonnemaire,
10, subs. 3 dagen hechtenis.
By invallend dooiweer op een kunstweg in Zeeland
ryden met een te zwaar beladen wagen met velgen
van te kleine breedte.
J. B. te Brouwershaven en A. G. te Kerkwerve,
ieder 1, subs. 1 dag hechtenis.
Terwyl vrygesproken zijn, aangeklaagd wegens over
treding der jachtwet, C. W. J. te Oosterland, W. B. Pzn.
te Serooskerke, T. V. en L. T. te Viane.
In de zitting van het kantongerecht te Zierikzee van
11 Maart j.l., werd in de zaak van T. V. te Yiane,
beklaagd van overtreding der jachtwet, door den
getuige L. T. te Yiane eene valsche verklaring onder
eede afgelegd, die later door hem werd herroepen.
A.s. Zondag middag ten 12 ure zal door de d.d.
schutterij eene parade worden gehouden op het
Havenplein alhier.
Men schreit ons uit Westelyk Zeeuwsch-
Ylaanderen
De heeren P. Hennequin en G. J. Gerritsen, burge
meesters van Aardenburg (en St. Kruis) en Breskens
(en van Groede en Nieuwvliet) zijn de twee personen
in het kiesdistrict Oostburg, uit welke de liberale
party een candidaat zal moeten aanwyzen om in Juni
tegenover den aftredenden heer N. Glinderman diens
zetel in de Tweede Kamer te betwisten. Druk is men
aan beide zijden in-de weer om vrienden te winnen,
die lid zullen worden van de kiesvereeniging, gevestigd
in de hoofdplaats van het kiesdistrict. Bleef het daar
nu by, de onmisbare eensgezindheid der party zou geen
gevaar loopen. Erger is het, dat beide candidaten, of
liever de voorvechters en vrienden dier heeren, elkander
in het haar zittenverschillende grieven tegen elkander
worden opgescharreld, die slechts wonden kunnen of
verwydering tengevolge hebben. In ons kiesdistrict laat
men zich al te veel leiden door de meerdere of mindere
sympathie voor den een of ander. Verschillende dorps
grootheden staan hier elkander in den weg, en intusschen
zien ze allen over het hoofd, dat hy, die door daden
gatoond heeft iets tot stand te kunnen brengen en die
ongetwyfeld ons district tot zegen zou kunnen zijn,
no. 1 behoorde te zijn, waarom men bij de stembus
zich eendrachtelijk zou moeten scharen.
In verschillende berichten en ingezonden stukken,
die de Middelburgse/ie Courant dezer dagen bevatte,
kon men de jammerlybe verwarring opmerken, die by
de liberale party ontstaan is. Wat meer navolging
van de anti-revolutionaire kiezers, onder wie zelden
tweedracht by de verkiezing bestaat, zou ook ons ten
goede kunnen komen en niet nalaten een goeden
indruk te maken op het kleinere deel van het district-
dat aan de overzyde van den Braakman ligt.
By kon. besluit is aan Th. van Uye Pieterse,
op zyn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Juli
1891, eervol ontslag verleend als notaris te Ylissingen.
Voorts zyn, behalve de Woensdag reeds vermelden,
verplaatst de controleurs der dir. bel. invoerr. en ac*.
G. J. J. Greidanus van Groenlo naar Zaltbommel;
J. W. van Riet van Hoorn naar Groenlo; P. Dubois
van Almelo naar Hoorn; P. H. Balfour van Burleigh
van Gorinchem naar Assen; H. W. G. Ras van
Alphen naar GorinchemH. Gamerlingh van Doetinchem
naar ZaandamW. Vlug van Purmerend naar
Doetinchem; M. Blonker Herny van Delfzjjl naar
HellovoetsluisD. Schindler van Geertruidenberg naar
Vlaardingen.
Door den minister van binnenlandsche zaken is,
onder dagteekening van 9 Maart jl., de volgende
missive gericht aan de Ged. Staten der onderscheidene
provinciën:
>Myne aandacht is in den laatsten tjjd bjjzonder
gevestigd op het betreurenswaardig feit, waarvan ook
in de regeeringsverslagen betreffende den toestand van
het lager onderwys by herhaling molding is gemaakt,
dat vele kinderen in de grootere gemeenten van onder
wijs verstoken blyven of de lagere school te vroeg
moeten verlaten wegens gebrek aan ruimte in de
openbare scholen. De verklaring van dit euvel moge
voor een deel te vinden zyn in de sterke toeneming
der bevolking in de groote centra en in de onmoge
lijkheid om terstond aan alle aanvragen tot plaatsing
te voldoen, het wil my toch voorkomen, dat hiermede
de bestendiging van dezen gebrekkigen toestand niet
is gerechtvaardigd en dat art. 18 van de wet op het
lager onderwys niet toelaat, vrede te hebben met een
onvoldoend getal scholen in eenige gemeente, waar
toch art. 16 van gemelde wet niet alleen aan de ge
meente-besturen de verplichting oplegt om te zorgen
voor een genoegzaam aantal scholen, maar het aan
gehaald art. 18 daarenboven aan Ged. Staten en aan
's lands regeering de zorg opdraagt om voor de na
leving der bedoelde verplichting te waken.
»Er bestaat, naar mjjne zienswyze, bjjzondere aan
leiding om meer dan tot dusverre op de stipte naleving
van het wettelyk voorschrift toe te zien, waar het
gebrek aan de noodige ruimte geeoszins is toe te
schryven aan onverwachte omstandigheden, doch een
voudig aan de nalatigheid der gemeentebesturen, om
tydig in de behoefte aan schoolruimte te voorzien.
Niet zelden schynen de aanzienlyke uitgaven voor den
bouw van de noodige scholen gevorderd, de gemeente
besturen te nopen, deze kosten zooveel mogelyk over
eenige jaren te verdeelen, of do uitvoering van besluiten
tot stichting van scholen eenigen tjjd te verdagoD, in
de hoop, dat de verlangde uitbreiding nog onnoodig
zal bljjkendoch de wet laat dergeljjk uitstel niet toe.
>En evenmin kan ten deze een beroep worden toe
gelaten op het financieel bezwaar, aan de nakoming
der wet verbonden. Het zal toch ook u niet onbekend
zjjn gebleven, en er is in de regeeringsverslagen
menigmaal op gewezen, dat ouder de gemeentebesturen,
die in dit opzicht te kort schieten, er worden aange
troffen, die niet alleen in gunstige geldeljjke omstandig
heden verkeeren, maar die aanzienljjbe bedragen over
hebben voor oprichting en instandhouding vau inrich
tingen voor middelbaar en hooger onderwijs, niet zelden
ook voor uitgaven van kunst en wetenschap, welke
evenwel vaak uitsluitend of voor een zeer groot deel
ten nutte van de meergegoede bevolking strekken. Is
aan de gemeentebesturen vrjjhoid gelaten de inkomsten
der gemeenten ook voor dergel jjke uitgaven te doen
strekken, de regeering heeft te waken, dat in de eerste
plaats worde voorzien in de behoeften, waat-vau de
vervulling door de wet aan locale besturen is opgedragen.
Dein de grondwetgeschreven verplichtingmet betrekking
tot het lager onderwys, welke in art. 16 van de wet
op het lager onderwjjs aan de gemeentebesturen is
overgedragen, bekleedt daaronder eene eerste, zoo niet
de voornaamste plaats.
»Ik heb derhalve de eer u te verzoeken, aan deze
aangelegenheid uwe aandacht bjjzonder te wjjden en
voor het geval in eene gemeente het getal scholen
onvoldoende blijkt te zjjo, de noodige vermeerdering
onverwjjld te bevelen".
Voor hen, die naar Transvaal willen vertrekken,
kan het nuttig zijn eenige aandacht te wjjden aan de
volgende mededeelingen, door onzen minister van
buitenlandsche zaken van den consul-generaal te Pretoria
ontvangen en in de St.-Cl. van Zaterdag geplaatst.
»Mot het oog op de vele Hollanders, die tegen
woordig hior buiten betrekking zijn en wier aantal
gedurig door nieuwe aankomelingen wordt vermeerderd,
gevoel ik mjj verplicht een waarschuwend woord te
doen hooren, ten einde ondoordachte emigratie naar de
Transvaal zooveel mogeljjk tegen te gaan.
>Gedurende het afgeloopen jaar was de toestand bier
niet zeer bevredigend, waartoe allerlei oorzaken hebben
samengewerkt, niet het minst de inkrimping van het
mjjnwezeD in sommige deelen van het land, waardoor
het gouvernement verplicht is geweest, enkele kantoren
geheel op te heffen, of bjj andere in de nabjjheid
gelegene te voegen. Bezuiniging van ambtenaren, ook
bjj post- en telegraafdienst, stond hiermede ia het
nauwste verband.
»Het aantal personen, die prospecteer- en delvera-
licenties namen, is ook veelal door gebrek aan onder
nemingsgeest en middelen van bestaan, zeer verminderd,
waardoor handel en verkeer gevoelig hebben geleden.
>Als een gevolg van een en ander zjjn de inkomsten
van den staat ver achtergebleven bjj de cijfers van
vorige jaren, en is de regeering genoodzaakt geweest,
de uitvoering van sommige publieke werken voorloopig
uit te stellen, tot groot nadeel van de vele ambachts
lieden, die daarop hadden gehoopt; ook de algemeene
opmeting van het land, waartoe reeds voor jaren was
besloten en die aan velen een ruime verdienste beloofde,
is verschoven tot betere tjjden.
»Werd in 1888 en '89 byna iedereen spoedig na aan
komst geplaatst, tegenwoordig is het omgekeerd,
hetgeen voor degenen, die hier zonder middelen komen,
aanleiding geeft tot groote teleurstelling niet alleen,
maar meermalen ook tot geheel verval.
Daarom, wie in Holland een bestaan heeft, bljjve
voorloopig ten minste gerust daar, en wie na lezing
van het bovenstaande het toch wil wagen, hierheen
te emigreeren, zorge ten minste 500 in den zak te
hebben bjj aankomst, om gedurende de eerste maanden,
zoo noodig, zonder verdienste te kunnen leven".
Eenigen tjjd geleden kwamen in de bladen mede
deelingen voor omtrent de voor hoofden van het parket
en burgemeesters uit de wet op het krankzinnigenwezen
voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de tijde
lijke en daarop volgende definitieve inbewaringstelling
van behoeftige krankzinnigen. Uit die mededeelingen
(naar aanleiding van een in Deo Haag laatsteljjk voor
gekomen geval) was op te maken, dat bjj volkomen
humane en onpartijdige opvatting door alle autoriteiten,
zoowel rechterljjke als administratief-gemeentelyke, van
hunne taak, verschil van meening, te goeder trouw,
omtrent de bedoeling van den wetgever nu en dan een
wanverhouding veroorzaakte, die onwillekeurig voor de
patiënten nadeelige gevolgen kon hebben.
Thans vernemen wjj, dat te 'sHage tusschen bedoelde
autoriteiten, na onderling overleg, omtrent de bedoeling
van den wetgever op dit punt eenstemmigheid is ver
kregen, zoodat men veilig mag aannemen, dat voortaan
aan elke onzekerheid een einde is gekomen en de
regelmatige loop van zaken uit dien hoofde niet weder
zal worden gestoord.
Wat zyn er nog bjjgeloovige menschen in de
wereld
Te Ze ven wolden begaf een jjmker zich naar een
vriend en vroeg dezen, of hij den korf met bjjen, af
komstig van zjjn dezer dagen overleden vader, ook
wilde koopen. Het antwoord luidde toestemmend. Maar,
vroeg de kooper uit volle overtuiging hebt ge,
toen uw vader overleed, daarvan de bjjen ook bericht
gegeven door even aan de korven te tikken? De ijmker
gat onbewimpeld te kennen, dat hjj aan zoo iets
nooit had gedacht. Dit vond de ander jammer, want
volgens zjjne meening hadden de bjjen nu geen waarde
meer en van den handel kon niets komen.
Tot de vermakeljjke brieven, die een redactie kan
ontvangen, mag zeer zeker onderstaande gerekend worden,
welke het AT. v. JV. ontving.
Amsterdam, 11 Maart 1891.
Men Heer de Redacteur
zoo ik in u krant van het huwelijk van het bruid
schat van 3 Millioen gelezen heb zoo wensch ik door
u in kennis te komen met de ouders van de jonge
dame die dat huwelyk vragen.
Men Heer ik die u zulks vraagt ben van nette huize
zoo noem ik mjj in verkorting
M. S. P.
Ik verwagt antwoord in u krant van den 13 Maart
1891.
Aanbestedingen, Verkoopingen, enz.
Ten overstaan van den Notaris Mr. J. C. van der Lek de
Clercq, d.d. 18 Maart 1891, is door de wed. M. van Driel
verkocht: Een woonhuis en erve te Nieuwerkerk, sectie M,
no. 335, groot 01 Are 65 Centiaren, voor f 555.
KERKNIEUWS.
Beroepen bjj de Herv. gemeente te Oostkapelle,
ds. J. Willemse te Hardingsveld.
Beroepen by de Ned. Herv. gem. te Kats, de
heer BierenB, candidaat te Haarlem.
Gekozen als notabele bjj de Herv. gem. te Kats,
de heer M. Tazt-laar, die dt ze benoeming heeft aan
genomen.
Gemengde Berichten.
Februari is eene voordeelige maand geweest voor
de NederlandBche schatkist, welke ƒ570.000 meer heeft
ontvangen dan een jaar geleden, doch een nadeelige
voor het streven der vereeniging tot wering van het
Bterkedrank-misbruik, daar zjj eene meerdere opbrengst
van het gedistilleerd aanwjjat van meer dan honderd
duizend gulden. Januari maakte het in dit opzicht
trouwens Dog de helft erger. Zooals Jack the Ripper"
te Londen zijn moorden pleegt, ongestraft, hoe de
politie ook op hem let, zoo is byna nacht op nacht te
Amsterdam een dievenbende aan bet werk. De laatste
»operatie" gold een goud- en zilverwinkel op de St.
Antoniebreestraat. Ondanks dikke spiegelruiten, bedekt
met groote luiken en zware, dubbele jjzeren roeden, en
ondanks de onmiddellijke nabjjheid van een politie
bureau, is daar inbraak gepleegd en hebben de dieven
7 zilveren horloges, 15 goudeu medaillons, 1 gouden
zak-étagère en 2 stel zilveren slalepels buitgemaakt.
Boer: Wat kost het als ik mijn ezel laat photo-
grapheeren? Photograaf: Drie gulden. Boer: En als ik
mjj laat photographeeren? Photograaf: Ook drie galden.
I Boer: En wanneer ik naast den ezel ga staan, wat kost
het dan? Photograaf: Ook maar drie gulden. Of ik er
één of twee op een blad zet is mjj hetzelfde. Een
candidaat, die om de stem der kiezers te winnen, eene
leziDg houdt, beklimt de tribune en begint: Mjjne
Heeren" Maar van de volgende woorden verstaat
niemand een lettergreep. Plotseling roept een
dikke bierbrouwer, met een zware stem: »Het ver
wondert me niet, dat die man myn stem wenscht"!
Onder een vreeseljjk gelach der vergaderden, verlaat
de candidaat de vergadering. Zoo gaat het ook
met een boerinnetje onder Kampei veld. Zjj moest zich
houden bjj haar soort en alzoo behield zjj haren vrijer,
daar zy ook anders in de doornen zou vallen, en die
doen dikwjjls pjjn. De zoon van een oudepikdraad
te Nieuweveld wordt aangeraden geen laster uit te
strooien van dames, waar niets van te zeggen valt.
Nu zingt men:
Jacob met uw valsche snuit,
Strooi geen laster van haar uit,
Want 't is met U ook zoo gesteld,
Een ezelshoofd en toch geen gold.
Een heer te Zierikzee moest toch geen brieven
schryven aan een meisje te Amsterdam; zulks past
niet voor een getrouwd man, want als zjjn vrouw het
te weten bomt, danEen landbouwer te
Haamstede met zjjno dochter worden aangeraden zich
wat fatsoenljjker te gedragen, en indien zjj dit niet
doen, zullen wjj alles openbaar maken, wat we van
een weduwe en onderwijzer weten.
Ingezonden Stukken.
Kunstbeschouwing.
Er moest verleden Maandag zeker iets bijzonders te hooren
zijn, omdat zeer velen zich naar de Concertzaal spoedden.
Eenige dames en heerenOpera- en Concertzangers uit
Amsterdam toch, hadden het voornemen opgevat om het
publiek te Zierikzee te vergasten op eenige solo's, duetten
en andere voordrachten op het gebied van zang. Of zich
de menigte haar gang naar de zaal heeft betreurd? Er zijn
redenen om het tegendeel aan te nemen, In de eerste
plaats hebben de dames Van Ophemert-Schwenke en Jas
pers door haren zuiveren en gekuischten zang genotvolle
oogenblikkeu verschaft. Hare duetten vooral werden schoon
vertolkt. Mej. Jaspers en de heer Schmier brachten o.a. een
drietal tweestemmige canons ten gehoore, die vooral om de
kunstige compositie de aandacht zeer verdienden.
Was het eerste gedeelte van het Programma bijna uit
sluitend aan dramatischen zang gewijd, het tweede gedeelte
gaf, op eene enkele uitzondering na, liederen, en nu bleek
de heer H. Venverloo beter op zijne plaats te zijn dan vóór
de pauze en meer een lyrisch zanger tc wezen. Hij be
schikt over een krachtige, ofschoon niet altijd klankrijke
tenorstem, maar maakte dit goed door een schoone voor
dracht van No. 1, a, b en nog een nommer als toegift.
Hij werd daarvoor luide toegejuicht. Jammer dat het uiter
lijk van dien heer niet in zijn voordeel is. Men zou hem
moeten hooren, zonder hem te kunnen zien. De heer
Schmier heeft het voorrecht een diepe en in de lage tonen
welluidende basstem te bezitten, maar zijn voordracht is
niet vrij te pleiten van soberheid en droogheid. Minder ge
past voor deze gelegenheid was de voordracht van de natu
ralistische compositiën door en van den heer Schmier.
Ofschoon op zichzelf niet onverdienstelijk, behooren ze
minder in een Concertzaal te huis.
Voorts viel op te merken, dat mej. Jaspers en de heer
Venverloo, behalve hunne talenten in den zang, ook hunne
gaven als begeleiders op de piano op niet onverdienstelijke
wijze deden kennen.
Ongetwijfeld zullen de uitvoerenden tevreden geweest
zijn over de buitengewoon talrijke opkomst.
Zierikzee, 18 Maart '1891. N. N.
Mijnheer de Redacteur
In het ingezonden stuk, voorkomende in den Nieuwsbode
van 12 dezer, lazen wij den wensch eener «zanglustige" van
Eikerzee. Wij achten zulks niet overbodig, maar stemmen
er luide mede in, omdat wij ons zeiven gaarne zouden willen
aansluiten, als er natuurlijk een begin mede werd gemaakt.
Dan zouden er b.v. velen zich moeten aansluiten, welke rang
of stand zij ook mogen bekleeden; derhalve, ieder moest
trachten zulk een zangschool tot stand te brengen. Moge
er spoedig een aanvang mede worden gemaakt. Niet alleen
tot de ontwikkeling in het jong leven, zooals die verslag
gever ons voorgaf, ,maar ook tot den bloei der gemeente
en der zangschool zelve.
U dankzeggende voor de opname dezer regelen,
Eenige Dorpelingen.
Aan den heer Directeur-Uitgever van den
Zierikzeesclien Nieuwsbode.
Mijnheer de Directeur!
Tot heden wachtte ik te vergeefs op de vervulling Uwer
belofte, nl. dat U op het geschetter vóór de jachtwet, van
Mr. van Appeltern, voorkomende in uw blad van 24 Febr.
e. v. zoudt terugkomen.
ZEd. kleedt zijne beschouwingen, zijne vragen echter zóó
hoogst beschaafdzóó net, zóó logisch in, dat het zonde en
schande zou zijn, daarop niet te repliceeren; sta mij dus
toe dat ik zulks tracht te doen.
Om te beginnen verklaar, ik gaarne, geheel eensluidend
met ZEd. te denken over zijn geliefkoosd woord «geschetter";
minder eens ben ik het met hem, op wien het van toe
passing is.
»De gustibus non est disputandum."
ZEds. «Saluut!" beantwoord ik gaarne, doch de hij dien
vorstelijken term behoorende 101 kanonschoten gelieve ZEd.
mjj te schenken, want die zijn mij te kostbaar, en boven
dien mag ik mij niet doover maken dan ik nu reeds ge
schetterdben.
Dit ter inleiding. Nu ter zake; te beginnen met het
ontstaan der leenen.
Zooals reeds in uwe vroegere nommei-s is aangegeven, is
het woord «Leen" en «Leenheer" een woord uit het duister
verleden, en toont het duidelijk aan wat het bedoeldin
casu, waren het de machtigen der aarde, die hunne Ridder
lijke vasallen met leenen begiftigden, waardoor die vrije
mannen voordeelen genoten, doch tevens afhankelijke
menschen werden.Nu, zoo gaat het nog hedendie
giften of ambten aanvaard, is zijne vrijheid kwijt. Uitvoerig
uit te weiden over den oorsprong enz. der leenen, laat uwe
ruimte, mijn tijd niet toe; zij, die daarvan meer willen
weten, verwijs ik b. v. naar BoxhornSmallegangede
Deducteiboeken, en het stuk a. o. 1454, waaruit o. a. blijkt
dat een der Heeren van Haamstedewegens vergrijpen
tegen zijn Meester, van zijn leen werd ontzet.
Ik wil echter niet betwisten, dat uit geldgebrek etc. der
Meesters, sommige Edelen wellicht eigenaren van gronden
en rechten zijn geworden, d. w. z. die hebben gekocht, of
van goede rijke Meesters hebben gekregen; doch dan be
staan althans moeten er bestaan koopacten of gift
brieven; waar die ontbreken is er iets aan den knikker
wat leelijk riekt. Of nu alle de ltd, die beweren leenheer
lijke rechten te bezitten, hun beweren kunnen staven, in
trouwe, dat weet ik niet, maar zulks kan onderzocht
worden.
Vandaar dan ook dat ik noch gezegd, noch geschreven
heb, noch verlang, dat zij, die bewijzen b. v. recht op het
jachtrecht te hebben op andermans gronden, daarvan, zon
der vergoeding, ontzet zullen worden; die zóó iets denkt
zou oneerlijk denken, niet waar? Wat de afkoop geheel
iets anders als andermans rechten ontroovenbetreft,
zie art. 3 der jachtwet, ik erken, daarvan wordt
weinig gebruik gemaakt; doch daarvoor zijn méér en gel-
diger redenen dan Mr. v. A. aangeefteerstens toch hebben
de ruimgefortuneerde grondeigenaren meestal zeiven
zonen van Nimrod geen belang bij den afkoop, want
hunne pachters geven het wild de kost; tweedens ontzien
zij vaak elkander; derdens kan de pachter niet zijn pacht
goed vrijkoopen, ook al bezat hij de middelen daartoe, en
vierdens zal menigeen huiverig zijn om rechten over te
nemen waarbij, den verkooper niet de geldige bewijzen van
eigendom kan overleggen. Oorspronkelijke acten uit dertien
honderd, zijn rara avis; koopers willen bewijzen zoo klaar
als een Schaapmannetje, zonder suiker.
Daarenboven zijn de regelen tot afkoop b. v. van het
jachtrecht, zoodanig, dat een kleine weinig gefortuneerde
grondbezitter, of grondeigenaar-landbouwer, er niet aan
denken zal, aan denken kan; voorbeelden te over heeft
men daarvan gezien, toen afkoop der tienden in de mode
was. A. kon, doch wilde niet; B. wilde wel, maar kon
niet; C. was onverschillig; D. deed moeite om 't geheele
plan in duigen te werpen en toch had men daar houdvast
aan de opbrengst van den grond sedert een aantal jaren;
doch hoe zal men aan een maatstaf komen een eerlijke
vrij nauwgezette althans voor het jachtrecht? De
eigenaar van het jachtrechteen geboren sportman, die
vaak in niets anders lust heeft, niets anders kan, dan achter
wild loopen, is zooals Mr. v. A. zegt het schieten
van een haaswaarvoor f 1,50 is te makenf 10 waard,
terwijl de landbouwer er natuurlijk slechts hoogstens de
werkelijke waarde voor kan besteden; hecht de jacht-
eigenaar even buitensporige prijzen aan de fazanten, snip
pen, eenden, patrijzen, konijnen, enz., dan zou men een
Cresus moeten zijn om aan dien eisch te voldoen.
Bleef het daarbijer zou een billijke mouw zijn aan te
passen, doch de vraag rijst direct tusschen partijen: hoe
veel wild zit er op het jachtveld Men koopt toch geen
kat in een zak?
Wel is waar beslist de Rechtbank, indien de belangheb
benden 't over den prijs niet eens kunnen worden, doch
de door haar vast te stellen som kan onmogelijk juist zijn,
daar de Rechters moeten uitspraak doen op de verklaring
van anderen, die het zelf niet weten; geen wonder dus,
dat van het recht, bij art. 3 der jachtwet de grondeige
naren en gebruikers aangeboden, zoo zeldzaam wordt ge
bruik gemaakt.
Hoe Mr. v. A. op het denkbeeld komt dat als de beklemde
grondeigenaren in één jachtrecht gelegen, hun '/t recht
afkoopen, en het afgekochte wekelijks laten afjagen, wat
strijdig inet de wet zou zijn, de overige 3/4 wildloos
zouden worden, gaat boven mijn begrip; integendeel, juist
Zie Schetsen over Rotterdam IV, voorkomende in het
2e blad B der Nieuwe Rolterd. Crt. van 12 Maart 1891,
op die vrijplaatsen zou het wild zich ophoudenvermenig
vuldigen, en van daaruit 's nachts strooptochten op den
afgekochten grond maken; men wil en kan het wild toch
niet aan kettinktjes leggen, en de dieren zijn zoo dom niet
als de mensch wel meent. Mr. v. A's krachtgste argument
is dus zwak, zéér zwak.
Al evenmin wordt art. 26 der jachtwet zóó toegepast als
Mr. v. A. voorstelt. Zie hier feiten:
In vroeger jaren vroeg hij, die in zeker gedeelte van
Schouwen overvast had van het konijn, voor zich, vaak
ook voor anderen, direct aan den Commissaris des Konings,
om eene kostelooze vergunning tot het schietenstrikken
en met honden bemachtigen dier dieren op al zijne gronden
en zonder eenig bezwaar werd het verzoek ingewilligd.
De tijden veranderen, de gebruiken evenzoo. In plaats dat
den landbouwer op die eenvoudige wijze in de gelegenheid
wordt gesteld het schadelijk gedierte, wat vruchten, boomen,
duinen, dijken vernield, te bemachtigen van vergunning
tot het schieten van het zoogenaamd vwild" is nimmer
sprake geweest is er door Ja dat laat zich
gissen druk op hoogere machten uitgeoefend, en mag
de belanghebbende zich niet meer rechtstreeks met zijn
verzoek om machtiging tot Z.E. den Comm. des Konings
wenden, maar moet liij eerst bij zijn Burgemeester om een
stuk verzoeken als het volgende
Provinciaal blad No. 188 Vrij van zegel
Aan den COMMISSARIS DES KONINGS in
«De ondergeteekende (naam en voornaam van den ver
zoeker) van beroep wonende te
verzoekt voor de maanden eene buitengewone
verdrijven met pistool
machtiging tot het fvan
de door t>et>ouw<l wordende gronden
zie later te stellen noot gelegen in de gemeente
Het jachtrecht op deze gronden behoort aan
die blijkens het hierbij gevoegd bewijs tegen het verleenen
van machtiging geen bedenking heeft. zie noot 2
Op deze gronden wordt thans geteeld zie noot 3
den 18
Handteekening van den verzoeker.
Op de andere zijde van het blad staat:
De Burgemeester der gemeentegeeft na
ingesteld onderzoek op de onderstaande vragen het volgende
antwoord
VRAAG. ANTWOORD.
1°. Is de schade, welke door
het in het adres genoemd ge
dierte toegebracht wordt, van
dien aard, dat eene buitenge
wone machtiging noodig;
moet geacht werden?
20. a. Is het verdrijven met a. Alleen als men met
pistool met los kruit voldoende scherpe lading wil schieten,
te achten, en zoo neen
waarom niet?
3°. Bestaat er reden om te
vermoeden, dat de belangheb
bende van de buitengewone
machtiging misbruik zal maken
om overtreding der jachtwet
te bedekken?
4. b. Wordt het bedoelde b. Alleen als de jacht
gedierte genoegzaam verjaagd op klein wild open is.
door het schieten der houders
van groote jachtakten, en
zoo neen waarom niet?
den 18
De Burgemeester voornoemd
Hoe gemakkelijk zijn die vragen, niet waar? Hoe gemak
kelijk in te vullen voor den requestrant en den Burgemeester?
En toch hoe verschillend met de lezing die Mr. v. A.
(«aan ieder, zonder onderscheid, die door wild of konijnen
schade lijdt, den weg opent om zonder akte in gesloten
jachttijd, dat wild of die konijnen te schieten, of op
elke andere wijze te bemeesteren, enz.") daarvan geeft,
immers
1°. De requestrant is de pas afgesneden om uitvoerig
zijne belangen schriftelijk aan den Cómm. des Konings
kenbaar te maken;
2°. mag er slechts sprake van bebouwd wordende
gronden zijn, zoodat men geen recht erlangt om het ge
dierte op de weiden en in boomgaarden, bosschenenz., te
vervolgen, wat vroeger geoorloofd was
3°. moet den verzoeker erkennen, dat het jachtrecht
aan die of die, van daar tot waar, behoort, wat men in
sommige gevallen niet geloofd, en dus niet met
zijne liaudteelceniujg- wil erkennen
4°. is het vrij naïef, van een liefhebber der jacht, tevens
eigenaar der jacht, te vertrouwen, dat zulk een persoon
geen bezwaar heeft tegen het verleenen van machtiging,
om in zijn jacht met geweer en honden te komen, strikken
te zetten;
5°. schijnt het bezigen van honden en strikken niet
geoorloofd te zijn, iets wat vroeger wel het geval iuas;
6®. schijnt het denkbaar geacht te worden, dat schieten
in het belang kan zijn van het jachtveld of ile visscherij
7°. is niet duidelijk of, indien de rechthebbende weigert
toestemming te geven, hijof den verzoeker, de redenen
van weigeren moet kenbaar maken.
Pro primo, is dus den verzoeker reeds aan handen en
voeten gebonden vóór dat de Burgemeester antwoord op
de lager gestelde vragen heeft gegeven, waarvan de inwilli
ging van het verzoek grootendeels afhankelijk wordt gesteld.
Neem nu eens aan, dat het volgende achter de vragen
wordt gezet:
le vraagNeen.
2e Ja.
3e Kan wel zijn, zou kunnen wezen,
4e Ja.
Wat zal dan het verzoek baten? Want men geeft den
vrager geene met redenen omkleedeafwijzende beschikking,
zoodat, in een geval als wij hiervoren vooronderstelden
den eigenaar der jacht reeds vooruit aan hen kan zeggen
die voornemens zijn om kostelooze buitengewone machti
gingen tot het op hunne gronden schieten van konijnen
aan te vragen: je zult ze niet hebben!
Zoo worden goede bedoelingen van den wetgever tot
nihil gereduceerd, en des ondanks laat Mr. v. A. het voor
komen, alsof niets gemakkelijker ware dan Jan en alle
man in het bezit van eene buitengewone machtiging te
stellen, iets wat trouwens den landbouwer allesbehalve
wenschelijk acht; hij wil niets anders als heer en
meester op zijn grond zijn, zooals elk Nederlander in
zijn buis is.
Uit hetgeen vervolgens door Mr. v. A. wordt bijgebracht,
heeft de Staat in 1852 z\jn jachtrecht om niet weggegeven.
Hoe kwam de Staat aan dat recht? Waarom dat recht
aan sommige grondeigenaren geschonken Waarom bij die
schenking de voorwaarden gemaakt, dat het wild niet ge
heel mocli tuitgeroeid worden? Toch niet omdat het zoo
aangenaam, zoo voordeelig voor den landbouwer is. Ik
heb de wet van '52 niet onder de hand, doch hoop de toe
lichting daarbij voldoende zal zijn om de overtuiging te
schenken, er billijk gehandeld isdat er echter eenig gegrond
motief kan bestaan om, ten genoege van jaaglustigen,
schadelijk gedierte te beschermen, is en blijft in mijn
oog absurd.
Wat belet de meestal ruim gefortuneerde, weinig om
handen hebbende liefhebbers van jagen, om verder te
trekken dan de Ardennen, en in woestijnen en wildernissen,
jaar in jaar uit, naar hartelust te jagen op leeuwen, tijgers,
olifanten en dergelijk gespuis? Daartoe behoort niet alleen
overleg, geoefendheid, kracht, maar héél vrat méér moed toe
dan om op een haasje te schieten. Deden de heeren
jagers alzoo, ze waren pionniers der beschaving, en den
landbouwer hier, zou wel zorgen geen overlast, geen schade
van de Nederlandsche langoorige veldleeuwtjes te ondervinden.
Ten blijke dat ik voor zulke kranige, nuttge jagers
Noot 1. Deze omschrijving behoeft wijziging ingeval
van schieten in het belang van het jachtveld of van de
visscherij.
Noot 2. Weigert de rechthebbende, dan behooren de
reden van weigering opgegeven te worden, opdat met die
redenen rekening kunne gehouden worden bij de over
weging of des ondanks eene machtiging zal worden verleend.
Noot 3. Niet in te vullen, als de aanvraag strekt tot
het schieten in het belang van de visscherij of van het
jachtveld.