Bijvoegsel bij den Zierikzeeschen Nieuwsbode van Zaterdag 21 Februari 1891. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD ZIERIKZEE, gehouden den 10 Februari 1891. Yoorzitter, de heer Ch. W, Vermeijs, Burgemeester. Afwezig zijn bij de opening der vergadering, de heeren S. J. Ochtman en Mr. Moolenburghbeiden met kennis geving de eerste wegens ongesteldheidde laatste door ambtsbezigheden verhinderdalsmede de heeren W. A. Ochtman, Six, Houwer, Fokker én de Crane, die echter later ter vergadering komen. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden voorgelezen en goedgekeurd. De heeren W. A. Ochtman, Six en Houwer zijn ter" vergadering aanwezig. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. drie brieven van Gedep. Staten, houdende goedkeu ring der raadsbesluiten van den 7 en den 19 Januari 1.1. tot beschikking over den post voor Onv. Uitg. der gemeente- begrootingen voor 1890 en '1891en tot af- en over schrijving van- en op posten der gemeente-begrooting voor 1890; 2°. een brief van hetzelfde College, houdende terug zending van een exemplaar der door hen vastgestelde gemeente-rekening over 1889; 3°. een brief van hetzelfde College, dat zij tegen de verordening op het openbaar lager onderwijsna de wijziging daarin bij raadsbesluit van den 19 Januari 1.1. gebracht, geen bedenking meer hebben en thans goed keuren de daarbij vastgestelde regeling van den leeftijd waarop de kinderen tot de scholen worden toegelaten. Yoor kennisgeving aangenomen; 4°. het verslag der Vereeniging tot opleiding van bewaar- schoolhouderessen te Leiden over 1890. Voor kennisgeving aangenomen en ter visie voor de leden gelegd ter Secretarie. De Voorzitter geeft kennis dat in 1890, blijkens de door den marktmeester overgelegde statende opbrengst is geweest van de jaarmarktgeldenf 596,95 de weekmarktgelden y> 140,32s de gelden ontvangen van de paarden- en veemarkt86,20 de gelden ontvangen van de half- vastenmarkt2,05 en voorts, dat blijkens den door den Gemeente-Ontvanger ingezonden staatwegens vergunningsrechten voor den verkoop van sterken drank in het klein, over 1890 is ontvangen f 1603,75. Voor kennisgeving aangenomen. De heer Fokker is ter vergadering gekomen. - De Voorzitter stelt de ingekomen rekening van het pensioen en weduwenfonds der gemeente-beambten en bediendentot onderzoek en verslag in handen eener Commissiebestaande uit de heeren Fokker, de Clercq en de Looze. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt vervolgens besloten af- en over te schrijven op de gemeentebegrooting voor 1890 1°. van II. IX, Art. 14 (Aankoop van inschrijving op de Grootboeken der Nat. Schuld) op H. IH, Afd. III, Art. 5 (Voor het effenea van uitgegraven Zeiketerrein en het doen van andere werkzaamheden daaraan) 119,94. 2°. van H. X, Art. 1 Onvoorziene Uitgaven): u, op H. I, Afd. II. Art. 1 (Kosten van licht) f 8,96r'. b. op II. I, Afd. II, Art. 11 (Kosten van onderhoud, schoonmaken en meubeleeren van voor den huishoudelijken dienst bestemde gebouwen en vertrekken) f 70,17. c. op H. II, Afd. I, Art. 3 (Jaarwedde van den Amb tenaar, belast met de heffing der waaggelden) f 20,07, d. op II. IH, Afd. II, Art. 1 (Onderhoud van de openbare gebouwen, enz.) f 511,81. e. op PI. Ill, Afd. II, Art. 5 (Onderhoud van wegen en voetpaden) f 21,33s. op H. V, Afd. I, Art. 9 (Bureaubehoeften, kosten van licht, brandstoffen enz. ten behoeve der politie en nachtwachts) f 24,78s. ij. op H. VII, Afd. II, Art. 3 (Onderhoud van gebou wen en meubelen Middelbaar Onderwijs) f 58,96. h. op H. VII, Afd. III, Art. 6 (Kosten van het aan schaffen en onderhouden van schoolmeubelen) f 18, i. op II. IX, Art. 6 (Kosten van markten) f 4,49. j. op H. VH, Afd. III, Art. 5 (Kosten van het instand houden van schoollokalen en onderwijzerswoningen) f 52,83. 3°. van H. VI, Afd. II, Art, 1 (Subsidie aan het Bur gerlijk Armbestuur) a. op II. VII, Afd. III, Art. 5 (Kosten van het instand houden van schoollokalen en onderwijzerswoningen) f 115,45s; b. op II. Ill, Afd. II, Art. 3 (Onderhoud van bruggen) f 168,01. Voor. zooveel noodig, behoudens goedkeuring van heeren Gedep. Staten. Namens Burgem. en "Weth. stelt de Voorzitter voor, aan den heer S. J. Ochtman, in beschikking op het door hem gedaan verzoek, eervol ontslag te verleenen als Regent van het Burgelijk Armbestuur, met ingang van het tijd stip dat zijn opvolger in functie treedt en zulks onder dankbetuiging voor de door hem in die betrekking aan de gemeente bewezen diensten. De Voorzitter deelt nog mededat zijn ingekomen 1°. een adres van den heer E. W. Mus, om zijne ambachts- en industrieschool te mogen sluiten en de aan die school voor 1891 toegekende subsidie te mogen behou den daar de school hem niet alleen geen voordeel heeft opgeleverd, maar hij zelfs nog een tekort van die inrich ting heeft. De Voorzitter zegt daarbijdat de heer Mus door Burgem. en Weth. gehoord, de bedoeling heeft de school met den 1 Juli a.s. te sluiten en daar zij overtuigd zijn, dat adres sant geen voordeel heeft gehad van zijne inrichting, die aan vele jonge lieden ten goede gekomen is, stelt hij namens Burgem. en Wetb. voor, gunstig op het verzoek te beschikken, en hem de volle toelage van f 200 over 1891 te doen behouden. Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoof delijke stemming besloten; 2°. een verzoekschrift van den heer E. W. Mus, dat hij' voornemens is op den grond der vroegere meestoof buiten de Nobelpoorteene inrichting te maken ter bereiding van houtsoortenMusvocht en creosootoliewelk laatste artikel bij hem goedkooper is dan bij andere handelarenen hou dende verzoek, om de perkoen palen die aan het West-- havenhoofd noodig zijn, te mogen leveren. Op voorstel van den Voorzitternamens het Dagelijksch Bestuur gedaanwordt besloten dit verzoekschrift te stellen in handen van Burgem. en Weth. om daarop bij voor komende gelegenheid te letten; 3°. een adres van mej. de wed. L. van der Ploeg, geb. van der Ploeg, om in erfpacht te bekomen, een perceeltje gemeentegrond in de Molenstraatdeel uitmakende van het perceel kadastraal bekend Sectie B No. 1560, groot 34 centiaren. De Voorzitter deelt namens Burgem. en Weth. mede, dat hun is gebleken, dat in 1873 door L. van der Ploeg Jz. "den echtgenoot der adressante bij het stichten van een huis mede in gebruik is genomen een naastgelegen perceel erf aan de gemeente toebehoorende, in de veronderstelling dit met anderen grond van zijn vader in eigendom te hebben verkregen, zonder dit perceel te hebben gekocht of in erfpacht te hebben ontvangen, zoodat de grondbelasting voor dat stuk grond nog steeds ter name der gemeente wordt gebracht. Wel betaalt de adressante steeds deze belasting, doch om aan de bestaande onregelmatigheid een einde te maken kwam het Burgem. en Weth. wenschelijk voor, dat de bedoelde grond door haar werd gekocht of in erfpacht ge nomen, hetgeen haar is medegedeeld en waarvan het thans door haar gedaan verzoek het gevolg is. Burgem. en Weth. stellen voor, het bedoelde stuk grond aan de verzoekster op de gewone voorwaarden en tegen jaarlijksche betaling van 68 cent, voor onbepaalden tijd in erfpacht af te staan. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter brengt ter tafel: 1°. een voorstel van Burgem. en Weth., waarin zij te kennen geven, dat na de wijziging bij het raadsbesluit van 19 Januari 11. artikel 4 der verordening op het openbaar lager onderwijs thans bepaalt, dat de kinderen om als leerlingen op de scholen A, B en C te worden toegelaten den leeftijd van 6 jaren moeten hebben bereikt, of dien uiterlijk 6 maanden na de toelating moeten bereiken, terwijl het tweede lid van art. 1 van het besluit, regelende het getal scholen voor lager onderwijs en den omvang van het onderwijs voorschrijft, dat de scholen A, B en C, bestemd zijn voor jongens en meisjes niet jonger dan 6 jaar. Ten einde nu laatstgenoemd besluit met de hiervoren bedoelde verordening in overeenstemming te brengen, stellen zij voor, in de plaats van het woord »zes" in het tweede lid van art. 1 van het besluit regelende het getal scholen enz. van 17 November 1890, te lezen: vijf en -een half." Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen; 2°. een voorstel van Burgem. en Weth.naar aanleiding van het in hunne handen om bericht en raad gesteld schrijven van Burgem. en Weth. van Brouwershaven, waarbij deze verzoeken adhaesie te willen betuigen aan het mede daarbij in afdruk toegezonden adres van den Raad dier gemeente aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal, strekkende tot het verkrijgen eener betere verbinding van de eilanden Schouwen en Duiveland met den vasten wal. Burgem. en Weth. geven daarbij te kennen, dat hoewel ook naar hun oordeelhet zeer wenschelijk is, dat de eilanden Schouwen en Duiveland op eene betere wijze in verbinding komen met den vasten wal, dan dit tot heden het geval is, en de behoefte aan eene betere verbinding zich vooral in een winter als dezen, die gelukkig maar hoogst zelden voorkomt, dubbel laat gevoelenzij den Raad toch niet meenen te mogen voorstellen om adhaesie te betuigen aan het adres van den gemeenteraad van Brouwers haven, zooals het daar ligt: '1°. omdat het hoofdzakelijkja uitsluitend gegrond is op omstandigheden, zeer exceptioneel en hoogst zeldzaam, welke bezwaarlijk kunnen aangenomen worden voor de regeling van den gewonen toestand. Een winter, zoo vroeg ingevallen, zoo fel en zoo langdurig, behoort in ons land wel tot de zeldzaamheden, welke geen tweemaal in de 100 jaar voorvallen. Het adres wijst hoofdzakelijk op de belemmering van het vervoer van goederen en op de daar door ontstane schade; die schade bestaat, maar niet voor deze streken alleen; ook het vasteland, zelfs plaatsen onmiddellijk aan het Spoor gelegen, hebben geheel of ge deeltelijke stremming van het vervoer moeten ondervinden, hebben onmiddellijk schade geleden, hetwelk Burgem. en Weth. daarop in bizonderheden nagaan. In gewone omstandigheden zal het vervoer van de goederen waarop het adres doelt, toch geschieden met de tegenwoordig bestaande vervoermiddelen te water, als veel voordeeliger en weinig meer tijdeischend 2°. omdat het adres eene bereidverklaring bevat om subsidie te verleenen. Wordt dus aan het adres adhaesie betuigd, dan wordt daardoor derhalve reeds nu gezegd, dat ook deze gemeente bereid zal zijn, voor eene betere verbinding eene subsidie te verleenen, en waar het bekend is, dat de meeste gemeenten van onze eilanden slechts weinig middelen bezitten en derhalve voor een werk, dat, wordt het uitgevoerd zooals de gemeenteraad van Brouwershaven dit in zijn adres wenscht, eenige milioenen zou kosten, slechts kleine subsidicn zouden kunnen geven, wordt natuurlijk van de gemeente Zierikzee eene groote subsidie verwacht. Het komt aan Burgem. en Weth. voor, dat het belang dat deze gemeente bij eene betere verbinding met den vasten wal heeft, eene groote subsidie niet zou billijkente meer omdat men met vrij goede zekerheid mag aannemen, dat het geld voor eene dergelijke verbinding als subsidie gegevennimmer eenige rente zou afwerpen en deze gemeente daardoor jaarlijks een groot renteverlies zou hebben, en zeer waarschijnlijk naar andere middelen zou moeten omzien om dat renteverlies te dekken. Bovendien meenen zij het niet te mogen verzwijgen, dat Zierikzee, het centrum der buitengemeenten, met betrekking tot de bedoelde verbinding met het vaste land, in eene andere verhouding staat dan de overige gemeenten van Schouwen en Duiveland en zeer zeker gemak en in sommige opzichten mogelijk eenig voordeel eener verbinding aan het vaste land zal hebben, maar ontwijfelbaar groot gevaar zal loopen groote voordeelen, die het thans heeft, te verliezen. Kunnen Burgem. en Weth. zich dus, om het hierboven aangevoerde niet vereenigen met het adres, zooals het daar ligt, en dat eene verbinding beoogt door spoor of stoom tram, waaraan ontzaglijke kosten zijn verbonden, toch achten zij het in het belang der gemeente, dat de com municatie met het vaste land, op andere wijze zooveel mogelijk voorziet, ook in buitengewone omstandigheden, waartoe naar hun inzien nog veel kan worden gedaan b.v. het aanleggen van een tram van Stavenisse naar Tholen, van een goeden kunstweg van St. Philipsland tot Bergen op Zoom en bij stremming der gewone vaart naar Holland, van een dienst met een stoomboot, geschikt om zee te bouwen, waardoor desnoods, met behulp van een ijsbreker, ten einde de haven open te houden, de gemeen schap met den vasten wal, Stavenisse, Catsche Veer, Veere, Vlissingen of Rotterdam (buitenom) kan onder houden worden. Zij beamen ook, dat van Rijkswege nog wel het een en ander voor deze streken mag worden gedaan. Op grond van het bovenvermelde stellen Burgem. en Weth. den Raad voor: 1°. geen adhaesie te betuigen aan het adres van den Gemeenteraad van Brouwershaven, zooals het daar ligt; 2°. zich naar aanleiding daarvan bij adres te wenden tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, met verzoek te willen bevorderen, dat van Rijkswege eene betere gemeenschap worde tot stand gebracht tusschen de eilanden Schouwen en Duiveland en den vasten wal, en 3°. de redactie van dit adres over te laten aan Burgem. en Weth. De Voorzitter opent de beraadslagingen over dit voorstel. De heer de Crane is ter vergadering gekomen. De heer Zuurdeeg verkrijgt het woord en geeft te kennen, dat de grieven van Burgem. en Weth. tegen het adres van den Gemeenteraad van Brouwershaven, allen schijn hebben van gezocht te zijn. Moge het dezen winter meer' dan gewoonlijk zijn gevoeld, toch is de klacht over ons isolement niet van heden of gisteren, maar van de zijde van landbouw, handel en industrie reeds sedert jaren geopperd, en hoewel het door Burgem. en Weth. in twijfel schijnt te worden getrokken, is er geen kwestie van, of Zierikzee heeft belang bij de opheffing van dat isolement, hetgeen op staathuishoudkundige gronden is uit te maken. De bekende en zoo dikwerf verdedigde stelling: »in ons isolement ligt onze kracht", moge op kerkelijk en wellicht ook ander gebied opgaan, maar is overigens in het algemeen onjuist en werkt verlammend. Spr. heeft dan ook de overtuiging, dat verbetering van communicatie middelen voor deze gemeente eene wenschelijke zaak is. Wat betreft het bezwaar omtrent subsidie, zegt hij, dat het al of niet verleenen daarvan, afhankelijk is van de middelen die de Hooge Regeering zal aanwenden, doch men moet nooit vergeten, dat Zierikzee niet geheel op zichzelve staat. Zierikzee is één met Schouwen en Duiveland en van die eilanden de hartader. Met Schouwen en Duive land is het alles, zonder die niets. Het technische gedeelte van de zaak kan thans buiten beschouwing blijven meent Spr.er zijn verschillende wijzen waarop wij geholpen kunnen worden en als maar eerst van den goeden wil der Regeering gebleken is, is dit ook van later zorg. Daar men nu eenmaal begonnen is zich te wenden tot de Tweede Kamer, zou hij wenschen, dat ook Zierikzee dien weg volgdeal behoort men zich ook al rechtstreeks tot het Ministerie te wenden, daar toch de ondervinding heeft geleerd, dat bij de Ministeriën veel in den doofpot wordt gestoken en deze zaak acht hij daartoe veel te ernstig. Spr. zou voorstellen, het adres van Brouwershaven, zooals het daar ligt te handhaven en te ondersteunen, want als Zierikzee niet medegaat, zal men het verzoek verzwakken en al kan men het adres zelve ook critiseeren, dit doet er niet toe, als men het in hoofdzaak eens is. Hij vindt het zelfs jammer, dat er zoo lang gewacht is, om de zaak flink aan te vatten. De Voorzitter merkt op, dat Burgem. en Weth. het eens zijn met den heer Zuurdeeg, dat deze zaak eene oude kwestie is; dat hun voorstel getuigt, dat ook zij verbetering van communicatie gewenscht achten, doch de wijze waarop die tot stand zal komen, wenschen zij aan de Regeering over te laten en niet zich te bepalen tot die, welke de Raad van Brouwershaven 'aangeeft, die financieel ingrijpend zou zijn en kans oplevert dat er niets tot stand komt of zoo ja, dat uit Zierikzee zich alles verlegt. De gronden, die de Raad van Brouwershaven aanvoert, komen voor namelijk neder op dezen buitengewonen winter en zijn wat sterk en de bewering, dat Zierikzee moet medegaan met Schouwen en Duiveland, gaat niet op; er zijn slechts 9 adressen van adhaesie ingekomen, hetgeen niet van veel sympathie getuigt. Wat de subsidie betreft, als de gemeenteraad het ver leenen daarvan voorspiegelt, zal hij ook zedelijk verplicht zijn later eene subsidie te verleenen. Burgem. en Weth. achten het ook beter het adres, vooral nu het adres van Brouwershaven in handen van den Minister is gesteld en de Kamer op reces gescheiden is, aan den Minister van Waterstaat Handel en Nijverheid te zenden. De heer Fokker acht het beterhet adres van den Raad van Brouwershaven niet af te breken en niet verstandig of diplomatiek, om te beginnen met te zeggen, dat men daaraan geene adhaesie schenkt, hetgeen vooral hier in deze eilanden een zonderlingen indruk zou maken. De clausule dat geen adhaesie wordt geschonken zou hij wen schen weg te laten, dan staat voor Burgem. en Weth. toch den weg open om alle andere motieven die zij dienstig achten aan te voeren. Ook ziet hij er geen bezwaar in het adres tot de Tweede Kamer te richtenmen kan dan afschrift zenden aan den Minister van Waterstaat. De heer Boeije meent, dat het bezwaar door den heer Fokker aangevoerd niet bestaat, omdat het de bedoeling niet is in het adres te vermeldendat geen adhaesie wordt gehecht aan het adres van den Raad van Brouwershaven. Ook Burgem. en Weth. willen verbetering van communicatie, doch ,zij wenschen zich niet te beperken tot hetgeen ge noemde Raad vraagthetgeen wellicht te veel is en waarvan het gevolg kan zijn, dat men niets verkrijgt, maar willen alleen het verlangen naar eene betere communicatie kenbaar makenzonder aan te geven op welke wijze die tot stand moet komen, en derhalve nu zelfstandig een verzoek doen. Spr. hoopt dat de Raad van Brouwershaven hieruit niet zal opmakendat Burgem. en Weth. niet willen medegaan met het verzoek, omdat zij de gronden niet deelen. De gronden achten zij niet geheel juist en ook overdreven, maar van wangunst moet het den schijn niet hebben. Meer in algemeene termen wenschen Burgem. en Weth. ver betering van gemeenschapsmiddelen te vragenwant als men vraagt wat Brouwershaven en ook Bruinisse wenscht, zal het verzoek geheel op den achtergrond treden. De heer de Clercq vereenigt zich met het gevoelen van den heer Fokker, dat de Raad niet behoort te verklaren - geen adhaesie te schenken aan het adres van den Raad van Brouwershaven. Dat College verzoekt eene betere verbinding onzer eilanden met den vasten wal en men kan voldoen aan zijn wensch door het verzoek, zij het dan ook in meer algemeene termen, te ondersteunen, hetgeen ook gewenscht is voor de eenheid, die onze kracht moet uitmaken. De Voorzitter maakt de opmerking, dat het niet in de bedoeling ligt, aan den Minister of aan de Kamer te kennen te geven, dat men geen adhaesie betuigt aan het verzoek, maar wel dat deze vergadering meer zelfstandig zal optreden. De heer de Clercq geeft de voorkeur aan eene aansluiting aan het adres van Brouwershaven. De heer Röell geeft ter oplossing van de gerezen be zwaren in overweging, dat de Raad zich tot de Regeering zal wenden, naar aanleiding van het adres van Brou wershaven. De heer Boeije meent, dat men niet behoeft te gewagen van adhaesie aan het adres van den Raad van Brouwers haven doch zich kan bepalen tot het betuigen van adhaesie aan den wensch van dien Raad, om eene betere verbinding dezer eilanden met den vasten wal te bekomen. Burgem. en Weth. wijzigen daarop hun voorstel en stellen nader voor: 1°. Adhaesie te schenken aan den wensch van den Raad van Brouwershaven, dat eene betere verbinding van Schouwen en Duiveland met den vasten wal wordt verkregen; 2°. dat de Raad zich naar aanleiding van het adres van den Raad van Brouwershaven zal wenden tot de Tweede Kamer der Staten-Generaalmet verzoek, maat regelen te nemen, dat eene betere verbinding van Schouwen en Duiveland met den vasten wal tot stand komt; 3°. dat de redactie vau het adres aan Burgem. en Weth. zal worden overgelaten en een afschrift van het adres zal worden gezonden aan den Minister van Water staat, Handel en Nijverheid. De heer Six verklaart zich voor het voorstel van Burgem. en Weth. Hij stelt er zich echter weinig vrucht van voor, doch geeft in overweging, dat speciaal in het adres zal worden gewezen op het onvoldoende postverkeer; wellicht zijn er dan eenige practische resultaten te ver wachten. De heer Zuurdeeg merkt op, dat de Raad van Brou wershaven daarop ook de aandacht heeft gevestigd. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. bereid zijn aan den wensch van den heer Six te voldoen en vraagt, naar aanleiding eener opmerking van heer Zuurdeeg, of deze liever eene commissie uit den Raad wenscht te doen benoemen, aan welke de redactie van het adres worde opgedragen. De heer Zuurdeeg verlangt dit niet, maar is tevreden als de geest van den Raad in het adres wordt uitgedrukt. Het nader drieledig voorstel van Burgem. en Weth, wordt daarop aangenomen met algemeene stemmen. In behandeling komt, een voorstel van Burgem. en Weth. naar aanleiding van het raadsbesluit van 21 October 1890, waarbij in beginsel is besloten tot het dempen van het westelijk gedeelte der Oude Haven. Burgem. en Weth. stellen voor: 1°. te besluiten, om het dempen van een gedeelte der binnenhaven, het verdiepen van het overblijvende gedeelte der haven en het verdiepen der buitenhaven, met eenige andere daarmede in verband staande werken te doeu uit voeren volgens overgelegde teekeningen en begrooting van kosten 2°. te bepalendat de verkoop van inschrijvingen op het Grootboek der 21/., pCt. Nat. Schuld (ƒ41250 nominaal), waardoor blijkens de gemeentebegrooting voor den dienst 1891de middelen tot dekking der kosten van voornoemde werken zullen worden verkregenzal plaats hebben op tjjd en wijze als Burgem. en Weth. daarvoor het meest ge schikt achten. Uit de bij de stukken gevoegde nota der Commissie van Fabricage blijkt, dat: 1°. de demping zich zal uitstrekken tot aan de oostelijke grens van het Kraanplein, waardoor haars inziens het best rekening gehouden wordt zoowel met practische als met aesthetische eischen. De vorming van een flink nieuw plein (het verbreede Kraanplein) in het beste deel der stad, kan voor de gemeente van veel nut zijn, en waar het geldt een werk van blijvend karakter te maken, mag voorzeker het uiterlijk der stad niet uit het oog worden verloren 2°. dat, ofschoon bepaalde voorstellen ten opzichte der bestemming van het gedempte gedeelte praematuur zouden zijnde Commissie de beste oplossing zou achtenbestra ting van het verbreede Kraanplein en aanleg van een eenvoudig plantsoenof liever van een gazon met enkele perken heesterstusschen het Havenplein en het verbreede Kraanplein 3°. dat aan den afsluitmuur met het oog op de groote breedte van het blijvende deel der Oude Haven, op aesthe tische gronden een hoekigen platten grond gegeven is. Ook aan het muurtje bestemd om hooge vloeden te keeren is een eenigszins levendig karakter gegeven. 4°. dat twee nieuwe brandputten zullen worden gemaakt, waarvan de toevoerleiding eenigszins wijd ontworpen, in verbinding met de bestaande leiding zal worden gebracht 5°. dat in den afvoer van straatwater zal worden voor zien door het leggen van buizen aan weerszijden van het gedempte deel der haven; 6°. dat alle oude materialen het eigendom der gemeente i

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1891 | | pagina 5