ZIERIKZEESCM NIEUWSBODE. Zaterdag 20 December 1890. Directeur-Uitgever J. WAALE. BEKENDMAKING. NIEUWJAARS-COLLECTE. WEEKMARKT. Geen voorspel ling meer. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. In den Biechtstoel. r- "w Yerachijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post ƒ1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, 10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 5940. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot d Maandags, Woensdags en Yrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat op heden is afgekondigd het door den Raad, in zijne Vergadering van den 45 dezer, vastgestelde besluit tot wijziging der Verordening voor den openbaren afslag van visch in deze gemeente. Zierikzee, den 18 December 1890. De Burgemeester en Wethouders, Ch. W. VERMEIJS. De Secretaris, JAN SNELLEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee; In aanmerking nemende de bestaande Verordeningen tot Wering der Bedelarij in het algemeen, HEBBEN GOEDGEVONDEN: 40. Ter kennis van de Ingezetenen te brengen, dat, ter ver lichting van den nood der armen, op Dinsdag den 23 December e.k., des middags eene Collecte zal gedaan worden, om uit het beloop daarvan, eene buitengewone uitdeeling aan alle behoeftigen te doen. 2°. Aan alle behoeftigen te verbieden, om op den 4 Januari eerstkorhende, aan de woningen der Ingezetenen rond te gaan om, onder voorgeven van Nieuwjaar-wenschen, te bedelen. Zij noodigen de Ingezetenen uit, om op den aanstaanden Nieuwjaarsdag geene giften aan hunne huizen uit te reiken aan zoodanige armen, die, ondanks dit verbod, aan de woningen mochten komen bedelen, en verzoeken hen op den 23sten dezer milde bijdragen in de Collecte te doen en alzoo mede te werken aan het doel, hetwelk het Bestuur zich bij het verbod van bedelarij voorstelt. Zierikzee, den 18 December 1890. De Burgemeester en Wethouders, Ch. W. YERMEIJS. De Secretaris, JAN SNELLEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat wegens het invallen van den aanstaanden EEKSTEN KERSTDAG op Don derdag, de gewone MARKTDAG in de volgende week zal worden gehouden op "Woeiiscï&g- den 34 December e.k. Zierikzee, den 19 December 1890. De Burgemeester en Wethouders, Ch. W. VERMEIJS. De Secretaris, JAN SNELLEN. Wie kent niet die eigenaardige, met oude letter bedrukte almanakken, meestal gebonden in een geel kalfsleeren omslag? In tal van gezinnen en vooral bij ouderen van dagen is bet goed- koope boekje steeds een welkome gids en vraag baak door de vele mededeelingen en opgaven van allerlei aard, die er in te vinden zijn. Maar wat vooral de aantrekkelijkheid in veler oog verhoogd, zijn de weersvoorspellingen die het geheele jaar door trouw bjj iedere week staan opgeteekend. Wanneer men zijn parapluie op de wandeling moet meenemen, of de schaatsen voor den dag halen, of wat zuinig op zijn regenwater moet wezen met het oog op eenige weken droogte, 't is alles vooruit bekend, 't heele jaar door van 1 Januari af tot den laatsten December toeten minste het staat er bij gedrukt! Wij zouden waarlijk niet graag kwaad van die eerwaardig oude jaarboekjes spreken, maar dat we een loopje nemen met die weersvoor spellingen Wij hebben onder onze kennissen iemand, die vroeger jaren lang belast is geweest met de samenstelling van die zelfde jaarboekjes en die beeft ons maar wij vertellen het hier in ver trouwen wel eens verklapt, hoe die weers voorspellingen in de wereld kwamen. Hij onze vriend dan en eenige .ander? heeren kwamen, kort voor de uitgave van bet jaarboekje, een avondje bij elkaar en, als alles wat den almanak betrof was afgehandeld dan 't werd altijd tot 't laatste bewaard, net andersom als in praatje werd er over bet weer Wat zouden we geven, sprak er dan een, een drogen of een natten zomer, en een strengen winter of niet? Wat dunkt jelui? De een wilde zus, de ander zoo, juist naar 't hem inviel; in den regel werd er om geloot. Naar dat het lot dan uitviel, werd een zekere hoeveelheid droge of natte of veranderlijke of vriezende dagen, natuurlijk met overleg over de jaargetijden verdeeld, in een hoed geworpen en bij iedere week werd aangeteekend wat het lot beslist had: droog of koud, nat of warm. Wij zouden nog vergeten te vertellen, dat er bovendien wat rekening was gehouden met volle en nieuwe maan, met den stand van de zon in de teekens van den dierenriem en mogelijk met nog een paar andere dingen, maar in ieder geval was de manier, waarbij die weersvoorspellingen in be doelde almanakken kwamen, toch altijd dezelfde. Nu is het wel waar, dat er, ook buiten de alma nakken om, nu en dan voorspeld wordt bijvoor beeld, dat er zoo en zooveel dagen storm op de westkust van Engeland en Ierland of ergens anders zal heerschen en dat die voorspellingen in den regel zeer juist uitkomen en vooral voor de scheep vaart van heel groot nut zijn; maar de waarde van zulke voorspellingen hangt af van de wijze waarop die worden gedaan. Zoo'n stormvoorspelling, die dan over eenige dagen moet uitkomen, is berekend naar het ver schil in hoogte van de weerglazen, waargenomen over een groot deel van de wereld, is gegrond op bet verschil in warmte in verschillende plaatsen en op nog veel meer andere waarnemingen, door hoogst bekwame mannen gedaan, die er hun gansche leven aan wijden om achter de verschil lende geheimen van de natuurverschijnselen te komen en oorzaken en gevolgen in de natuur wetten nauwkeurig trachten op te sporen. Zie, daar zit de groote kunst niet alleen, maar ook de waarde van eene voorspelling in, want voorspellen en voorspellen is twee. Zoo is er indertijd voorspeld storm, niet op de Engelsche of Pransche kust, maar storm in onze Tweede Kamer zoodra het regeeringsbeleid in handen zou komen van twee partijen, die ieder een gansch anderen weg op willen. Er is in tal van couranten precies zooals bij die weersvoorspellingen voor gewaarschuwdmaar kie zers van bet jaar 1888 hebben gedacht dat het zoo'n voorspellinkje gold als uit den Enkhuizer of soortgelijken almanak. Laat maar ieder die er nog belang in stelt, boe zijn eigen land geregeerd wordt en welke wetten en regelen zullen gelden voor allen en in het belang van allen, laat ieder met de band op het hart zich afvragen of niet overal en voortdurend die waarschuwing geklonken heeft: dat een samengaan, een verbond tusschen Roomsch- Katbolieken en Anti-revolutionairen nooit zou en kon strekken tot beil van land noch volk. Doch wat heeft'^men in '88 gedaan? Men beeft die waarschuwing in den wind geslagen. Thans staat men voor de treurige werkelijkheid, dat die voorzeggingen en herbaalde voorspellingen in allen deele zijn uitgekomen. Het beeft niet lang geduurd of de groote twistappel, bet subsidiëeren van bijzondere scholen, werd aan de orde gesteld en met allerlet wel, met aller medewerking kwam men op dat punt tot overeenstemming. Het was toen in veler oog alsof de lucht wat opklaarde eu al die voorspellingen vreeselijk over dreven zouden blijken. Maar later kwamen wolkjes en voortdurend meer wolken, totdat er zware buien hingen, en er nu erg boos weer op handen schijnt, juist en precies zooals in die voorspellingen van den beginne af waarschuwend bad weerklonken. De Roomscb-Katholieken zijn volstrekt niet ingenomen met de voorgestelde wijziging in de wet betreffende de verplichte inenting van de schoolkinderen. Die onschatbareder menschheid ten zege strekkende ontdekking van het middel tot be strijding van een der vreeseljjkste kwalen, moet als partyleuze dienst doen en uit de onkunde en het onverstand van bekrompen ouders moet munt geslagen worden ter wille eener partij. En nog gaat dit wetsontwerp naar het oordeel van de Standaard, bet toon- en bevelgevend blad der anti-revolutionairen, niet ver genoeg. Niet alleen de liberalen, neen de katholieken zien met bezorgdheid dit dry ven in deze richting dier partij tegemoet. Maar ook op andere punten komt er van die zijde verzet. »Wij willen behoud van plaatsvervanging bij de loting", klinkt het van alle kanten in de Roomscbe gelederen en de anti-revolutionaire bond- genooten willen er niet van hooren en eischen persoonlijke vervulling van dienstplicht. De Standaard-partij wil nog meer en roept om allemans stemrecht, een uitbreiding van het kiezers- ziorps, waarover de Katholieken nog volstrekt niet gehoord zijn, laat staan de wenschelijkheid er van onderschreven hebben. Zoo verward en droevig en gespannen, is nn de feitelijke toestand van dit oogenblik. Is het nog wonder, dat het hoofdblad der Katholieken, de Tijd, na opsomming van al die tegenstrijdige wenschen en eischen der bond- genooten, ten slotte onlangs tot het besluit kwam dat bet, zooals het nu tusschen Katholieken en Anti-revolutionairen gaateenvoudig niet kan blijven gaan. Dit is nu niet het oordeel van liberalen, die den geheelen gang van zaken voorspeld hebben en precies hebben zien uitkomen zooals zij gedacht en gezegd hebben; neen, in de Tijd zelve staat het met ronde woorden te lezen, dat het zoo niet langer kan. Er zijn helaas menscben, die, als zij geen pleizier hebben in eigen genoegen, zich maar vermaken met bet leed van anderen. Die leeljjkste aller eigenschappen hopen wij, dat niet één onzer lezers zal bezittenmaar dat de verantwoordelijkheid van hen, die een toestand als de bestaande hebben helpen in het leven roepen, groot is, zal wel niemand betwisten en evenmindat bij anderen, die gewaarschuwd en voorspeld hebben, een zeker gevoel van berusting bestaat in de overtuiging, dat zij gedaan hebben wat zij konden, om te voorkomen wat nu helaas werkelykheid is geworden. Zoo kan bet niet langer, is gezegd, en wij herhalen het hier. Aan u. lezer en kiezer, wanneer gij nu of later wordt geroepen om voor uw deel aan te geven, in welke richting land en maatschappij moeten worden geregeerd en bestuurd, aan u om te overwegen en te beoordeelen hoe en waardoor onze regeering in een toestand is gekomen, die niet langer houdbaar is. Hier geldt het thans niet meer eene voorspelling, eene op deugdelijke gronden uitgesproken ver wachting, dat het de grootste onmogelijkheid was, dat Calvinisten en Roomschen gezamenlijk een land konden besturen, neen, hier spreken de feiten; hier is geschiedenis. Wij zullen er uit leeren voor nu en later. Oost-Indië. Batavia, 13 Nov. Atjeh-berichten. De kapt. der genie Vlasblom wordt geëvacueerd. Het rollend wachthuis of blokhuis, een jjzeren waggon, waarvan de wielen in beweging worden ge bracht door een ketting zonder einde, zooals by de vélocipèdes, is zoo mooi dicht, dat de manschappen, die daarin geplaatst moeten worden, eon goede zweetkuur zullen ondergaan. De zwaarte is van dien aard, dat acht man, aan de zwengels geplaatst, met moeite dien wagen op de rails in beweging kunnen brengen. Een stuk hout of een steen op de rails is voldoende om dat voertuig in volle rust te houden. Dat onding weegt pl. m. 5300 kilo en heeft natuurlyk veel geld gekost, maar zal in de wagenloods bljjven pryken als standmodel. Wordt het in dienst gesteld, dan zullen onze onder nemende Atjehers een goed succes hebben om dat rollend gevaarte tot stilstand te brengen en te overvallen. Wie de ingenieuse uitvinder van die rollende broeikast is, is niet bekend. Tgdingen van buiten de linie hebben wy niet, omdat Tengkoe di Toeroe niets laat passeeren, dan kwaad en eigen volk. Veel kwaad volk is daar aanhoudend in beweging. Toekoe Amin gaat de linie langs met 50 gewapenden en Patjoet mat Tahier met 40 geweerdragenden, terwijl in de vyandelyke bentings goed wacht werd gehouden. Benting Baroe telt een bezetting van 30, Lamprada 50, Tjot Passa 40, Benting Toengkoep 100 en missigit Toengkoep 50 geweerdragenden. Zyn schoonmoeder is Tengkoe di Tiroe ook kwyt. Door het onhandig omgaan met een onzer Diet gesprongen granaten, sprong dat projectiel en werd zy door een granaatscherf doodelyk getroffen. Hy is thans op marsch naar Lambada. Van de Westkust, en voornamelyk van onze ver sterking te Melaboe, ontvingen wij het bericht, dat de militaire kommandant aldaar bij Kota Ateung of 1. Op een' kouden winteravond begaf de Abt Taber zich door de rue Mouffetard naar zijn parochiekerk. Er viel een slagregen, en het waaide hard, zoodat bet den goeden man moeite kostte zijne parapluie op te houden, en den wind het hoofd te bieden. Geen wonder, dat hij met een weemoedig gevoel terugdacht aan zijn gezellig studeervertrek, en den belangrijken foliant, dien hij met de brilleglazen er naast, op de tafel had laten liggen. Het ergste was echter, dat hy alle reden had om te vreezen, dat zijn moeilijke tocht vruchteloos zou zyn. Maar het was Zaterdagavond, en enkele oude moedertjes uit de buurt kwamen dan somtijds ter biecht, om den volgenden Zondagmorgen met een vrij geweten hoogtijd te kunnen vieren. De trouwe herder gevoelde zich daarom verplicht zijn plaats in den biechtstoel in te nemen, ten einde de weinige geloovigen, die daaraan behoeftè mochten gevoelen, absolutie te geven. Het was hem bovendien hoogst onaangenaam zich des Zaterdagavonds in de rue Mouffetard te vertoonen. Op dien avond werden de weekloonen uitbetaald, en de straat wemelde van werklieden en allerlei slag van menscben, die weinig eerbied gevoelden voor zijn geestelijk gewaad. Al is men nog zulk een vroom priester, toch onder vindt men een onaangename gewaarwording, wan neer men zich het voorwerp gf" '\an onwel willende blikken, van belee^" ukkingen. Zoo was onze abt altijd eenigszins huiverig om een zeker wijnhuis voorbjj te gaan, waar het heldere gaslicht door de groote ruiten op straat viel, en een lucht van alcoholische dranken u reeds van verre tegenstroomde. Voor de deur verdrongen zich steeds een menigte slechtgezinde werklieden, die nooit nalieten, wanneer zij den armen geestelijke zagen, hem met een oneerbiedig kraai! kraai!" te begroeten. Het booze weer, waarmee de abt Taber te wor stelen had, bevrijdde hem op dien avond echter van den spot dezer kwaadwilligen, en ongehinderd bereikte hij zjjne kerk. Hier doopte hij den vinger in het wij waterbakje, maakte eerbiedig het teeken des kvuises, boog de knie voor het altaar, en begaf zich vervolgens naar den biechtstoel. Heden was hij niet te vergeefs gekomen, een boeteling wachtte op hem. Een mannelijke boetelingDat was een bijzonder geval in de kerk van Saint-Mélard, die in een arbeiderswijk gelegen was. Toen de abt bij het rosachtige licht, dat een hanglamp in de kleine boetkapel verspreidde, de witte kiel en de zware met groote spijkers beslagen laarzen van den knie lenden man ontwaardde, hield hij hem voor een werkman, die pas zijn dorp verlaten en in de groote stad zijn eenvoudig geloof nog niet verloren had. Hij verwachtte dan ook de mededeeling van eene geringe overtreding, toen de boeteling met een zware stem, die hij zooveel mogelijk trachtte te verzachten, aldus begon: Mijnheer de pastoor!" »Ik ben geen pastoor, mijn vriend. Noem mij Eer waarde Vader, en zeg uw Onze Vader op." De werkman, wiens gelaat door de schaduwen van den biechtstoel aan het oog van den priester onttrokken was, begon langzaam het gebed te prevelen, waarvan hij zich de woorden als met moeite scheen te herinnerden, en vervolgde toen op denzelfden gesmoorden toon: Mijnheer de pastoor neen ik bedoel Eer waarde Vader. Vergeef het mij, als ik mij niet goed uitdruk. In geen vijf en twintig jaar heb ik gebiechtniet sedert den tijd, toen wij ons dorp verlieten. En te Parijs och Eerwaarde Vader, gij zult ook wel weten, wat er te Parijs van een mensch wordt Ik was echter niet slechter, dan de andere, en ik dacht, de goede God zal het zoo nauw niet nemen. Maar nu heb ik iets op myn geweten, dat mij vreeselijk zwaar drukt, zoo zwaar, dat ik het niet langer alleen kan dragen, en daarom moet gij mij aanhooren, mijnheer de pastoor Ik heb een man gedood!" De abt sprong verschrikt op. Een moordenaar! Zijn belangstelling was in hooge mate opgewekt. Dit was iets anders, dan de beuzelachtige over tredingen, die de meeste biechtelingen hem gewoon lijk kwamen mededeelen, waarnaar hij ter nauwer- nood luisterde, en waarvoor hij werktuigelijk absolutie verleende. Een moordenaar In het hoofd, dat het zijne bijna aanraakte, was een vreeselijke misdaad opgekomen; de handen, die gevouwen op de rand van den biechtstoel lagen, waren wellicht nog met bloed bevlekt! Een ge weldige ontsteltenis, die niet vrij was van eenigen angst, overviel den goeden abt, die slechts eenige onsamenhangende woorden kon uitbrengen. Ontlast uw gemoed, mijn zoon de Godde lijke genade is oneindig groot Ik zal u alles vertellen," ging de man voort met een stem, die van innerlijke ontroering getuigde. Ik ben een metselaar en meer dan twintig jaar geleden kwam ik naar Parijs met nog een jongen uit ons dorp; een speelmakker uit mijne kinder jaren. Wij hadden naast elkander op school gezeten, samen vogelnestjes uitgehaald, kortom wij waren als broeders opgegroeid. Hij heette Philippe myn naam is Jacques en hij was een groote knappe kerel. Ik ben altijd gedrongen en klein van postuur geweest. Geen knapper werkman dan hy, en daarbij kranig, goedhartig, met het hart op de tong. Naast hem was ik maar een sukkel. Ik hield van mijn vriend en bewonderde hem. Ik was er trotsch op met hem te gaan, en in mijn schik als hij mij op den schouder klopte, en mij zyn »goeien lomperd" noemde. Het geluk was ons dienstig, want te Parijs aangekomen vonden wij werk by denzelfden baas, maar des avonds liet hij my meestal alleen, dan ging hy uit met andere kameraden. Dat was op zyn leeftyd niet meer dan natuurlykhy hield van pretmaten, hij was vrij en behoefde zich om niemand te bekommeren. Ik daarentegen was genoodzaakt zuinig te leven, want ik had eene oude zieke moeder achtergelaten, die ik met een gedeelte mijner verdiensten moest onderhouden. Mijn middagmaal gebruikte ik in hetzelfde huis, waar ik mijn intrek genomen had, en waar ook een fruitvrouw woonde, die voor vrij gezellen kookte. Philippe maakte geen gebruik van deze gelegenheid en nam zijn middagmaal elders. Nu, ik moet zeggen, hij kon licht beter keuken vinden, maar de vrouw was een arme weduwe, wie het moeite kostte om door de wereld te komen, zoodat deze schikking haar zeer welkom was en ik wil het u eerlijk be kennen, zij bad eene dochter, die al dadelyk myn hart gestolen had. Arme Catherina',! Gij zult nog meer van haar hooren, mynheer de pastoor. Drie jaren heb ik daar aan huis verkeerd, zonder het meisje ooit van mijne liefde te spreken. Zooals ik u zeide, was ik slechts een middel matig werkman, en het weinige, dat ik van mijn geringe verdiensten overhield, moest ik aan mijne arme moeder zenden. Ik kon er niet aan denken een huishouden op te richten. Eindeljjk nam Onze Lieve Heer de brave ziel tot zich; nu kon ik my ruimer bewegen, en werd het my mogelijk eenig geld in de spaarbank te brengen. Toen ik meende dat er genoeg was om te kunnen trouwen, vraagde ik Catherina om mijne vrouw te worden. Zij zeide niet dadelyk ja, maar ook niet neen. Nu, ik had ook niet verwacht, dat mijn aan zoek baar in verrukking zou brengen, want ik wist wel, dat ik geen knappe kerel was. Z|j raadpleegde echter hare moeder, die mij kende als een geschikt werkman en een oppassend mensch, en Catherina gaf hare toestemming tot ons huwelijk. Och, wat braken er toen ge lukkige dagen voor my aan! Wel vermoedde ik, dat myn verloofde mij slechts uit berekening het jawoord gegeven had, en niet zooveel van my hield als ik van haar, maar zij bezat een goed hart en op den langen duur hoopte ik hare genegenheid door mijne standvastige liefde te winnen. Natuurlyk had ik aan Philippe, dien ik dage lijks op het werk zag, alles medegedeeld en toen ons huwelyk bepaald was, wensehte ik, dat b|j Catherina zou leeren kennen. Hij kwam en toen en toen, maar gij hebt bet overige misschien reeds geraden, mijnheer de pastoor. Philippe was een mooie jongen, hij was vrooljjk, innemend, kortom zoo geheel anders dan ik en zonder dat hij daar aanleiding toe gaf, had hij het hart van Catherina veroverd. Zij was echter een braaf en eerlijk meisje en toen zij zich reken schap van haar gevoel had gegeven, sprak zij openhartig met mij. Daarom was het toch niet minder hard en ik zal dien morgen nooit vergeten. Het was haar verjaardag, ik ging mijn verloofde gelukwenschen en bracht in een lederen étui een gouden medaillon als verjaarsgeschenk mede. Zij ontving mij alleen in de kamer achter den winkel, waar zij bezig was myn middagmaal gereed te maken. Toen ik het doosje uit m|jn zak nam en haar het sieraad toonde, barstte zij uit in tranen. Vergeef m|j, Jacques," snikte zij, maar be waar dat voor de vrouw met wien gij trouwen zultIkik kan uwe vrouw niet worden. Ik heb een ander liefik bemin Philippe!" (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1