door de regeering by wyziging van hoofdstuk I der
staatsbegrootiug van 1891 voorgesteld het bedrag van
het inkomen der Koningin, in afwachting van hetgeen
daaromtrent in de bij art. 24 der grondwet bedoelde
wet zal worden bepaald, voorloopig voor memorie"
uit te trekken.
Verder ia in dat hoofdstuk het jaarlüksch inkomen
der Koningin-Weduwe geraamd op de by art. 28 der
Grondwet vastgestelde som van 150.000.
Moordrecht. De heer L. de Vries alhier is
benoemd tot onderwijzer aan de burgerschool te Alkmaar.
Brecla., 11 Dec. Onder de cadets der militaire
academie is nu in weinige weken het derde slacht
offer gevallen van de daar heerschende gastrische
koortsen, die een typheus verloop hebben. Twee der
slachtoffers behoorden tot het eerste studiejaarbeiden
waren niet van zeer sterke constitutie en hadden steeds
behoorljjk hun aandeel gekregen van het ongehoorde
ontgroenen, dat daar vooral des avonds op de slaap
zalen geschiedt, waar de jongelieden van 16 jaar
staan onder toezicht van ongeveer 3 jaar ouderen.
Het feit, dat men eerst n& het uitbreken der genoemde
ziekte de voorzorg heeft genomen om alleen water ten
gebruike te geven dat vooraf gekookt is, wyst, in
eene algemeen als gezond bekende omgeving, op de
noodzakelijkheid dat daartoe vroeger ware overgegaan.
Vlaardingeu, 13 Dec. De winter is in 'tland,
en Vlaardingen lokt weer de Westlanders" van alle
kanten. Dat geeft een leven en drukte, die scherp af
steekt tegen de stilte in de natuur. Vermakelijk is het
te zien, hoe de buitenlui elkander verdringen om een
zakje van de bekende »Vlaardingsche ysmoppen", uit
gestald voor de ramen der bakkerswinkels, meester te
worden. Wie er geen als welkom thuis" meebrengt,
is niet in Vlaardingen geweest.
Had de korte dooi den liefhebbers van schaatsen
rijden bjjna een poets gebakken, bjj de nieuwe vorst
dreigde een ander gevaar. De Delftsche schuiten braken
dagelyks door 'tys, 't volk begon te morren; en misschien
was 'tniet bjj morren gebleven. Nu is dat gevaar ge
weken, de schuiten slapen hun jjsslaap zoo zegt men,
omdat de valbrug te Schipluiden gesloten is. 'tlJa
is tusschen Schipluiden en Delft onberijdbaar. Waarom
de baanvegers de grootste oneffenheden niet wegnemen
ia onbegrjjpeljjk. Dat wordt in andere Btreken altjjd
gedaan. De menschen begrijpen hun belang nog niet.
Goes, 14 Dec. Het St. Nicolaasfeest van Volks
vermaken was ongetwijfeld oorzaak, dat de lezing
van den Eerw. heer Menting, pastoor te Echt, door
een niet talrijker publiek werd bijgewoond. Werden
dergelijke lezingen meer herhaald en voor talrjjker
publiek gehouden, zy zouden menigeen de oogen doen
opengaan. Zeker is het dat menig orthodox protestant
voor zulk eene logica zou terugdeinzen. Als zjj ver
nemen, dat het Protestantisme is de ontkenning van
alle goddelyk gezag; dat het ontkenning en oproer
preekt; 6d dergelijke liefelijkheden aan het adres van
het hun dierbaar geloof - zjj zouden allicht meenen,
dat R. K. en orthodoxe protestanten onmogelijk bond-
genooten kunnen zjjn.
Overigens was de geheele lezing een waar prachtstuk
zoowel door inhoud als door voordracht.
Met de schrilste kleuren werd de toestand geschetst
van Rome tjjdens het heidendom, om daarna aaD te
geven wat de kerk daarin verbeterd heeft. Door alle
eeuwen heen is er slechts één macht geweest, die een
gezegenden invloed heeft uitgeoefendde kerk; slechts
één draagster der beschaving: de kerk; slechts één
die het gebod heeft betracht gaat henen en onderwijst
alle volken, alweder de kerk.
Twee vjjanden heeft de kerk gehad, de revolutie en
het protestantisme. Maar zjj zal ook deze overwinnen,
en eerst dan iB de sociale kwestie opgelost. Al wat
men tot dusver heeft uitgedacht om die kwestie op
te lossen, zjjn slechts palliatieven; bescherming van
fabrieksarbeiders, goed onderwjjs, goede woningen,
spaarbanken zjjn geen geneesmiddelen.
Alleen als de kerk mot en door het kruis zegeviert,
zal het groote rjjk van waarheid en gerechtigheid zjjn
gesticht.
De bekwame spreker werd door den president der
R. K. Kiesvereeniging, de heer Stieger ingeleid en
bedankt.
Heden wordt het lOjarig bestaan der arbeiders-
vereeniging >Eigen Hulp" op feestelijke wjjze door de
leden gevierd. Het programma is zeer afwisselend, want
het muziekgezelschap luistert belangeloos het feest op
de oude heer Bamberg zal de leden door zjjne toeren
verbazen; eenige leden voeren een tooneelstukje op;
een tombola verspreidt allerlei surprises onder de leden,
terwjjl tot slot aan alle leden met hunne vrouwen of
meisjes een ruime maaltjjd wordt aangeboden.
De opmerking werd gemaakt, dat lezingen, cursussen
en dergelijke weinig of niets tot den bloei der ver-
eeniging hebben bjjgedragen, maar dat het ledental bjj
elk feestje merkbaar toenam. Hoe zal het aantal leden
dan toenemen bjj zulk een feestprogramma.
De vereenigiüg »IJsvermaak" zou reeds aan het
werk getogen zjjn, had zjj niet van zeer bevoegde zjjde
eene wenk gekregen om met het houden eener collecte
eenige weken te wachten. De veelheid der collecten in
den tegenwoordigen tjjd zou een nadeeligon invloed
hebben op de grootte van het bedrag.
Bruimsse, 13 Dec. Door het Dageljjksch Be
stuur dezer gemeente is 1,1. Woensdag de vergrootte
haven opgenomen. Voorloopig werd het uitgevoerde
werk goedgekeurd behoudens enkele aanmerkingen,
waarin gedurende den tjjd van onderhoud zal worden
voorzien.
Ofschoon de verrichto werken reeds op 1 October en
15 November hadden moeten geëindigd zjjn, kon door
verschillende omstandigheden eerst deze week de op
levering plaats hebben. Het vergrootte deel was echter
nog tjjdig gereed om aan de vele vaartuigen, die van
de haven gebruik maakten om suikerbieten te laden
een voldoende ligplaats te verschaffen.
Door deze vergrooting is in eene dringende behoefte
voorzien.
Daar door de strenge vorst ook de stoombooten
niet meer kunnen varen, staat de mossel- en oester-
handel hier zoo goed als stil. Slechts met groote
moeite en kosten kunnen nog enkele orders uitgevoerd
worden. Donderdag is het nog aan een schuit van
H. Okkerse gelukt 95 balen mosselen naar het station
Vlake te brengen. Bljjft echter het vriezend weêr
aanhouden dan zal ook zeer spoedig van die gelegen
heid geen gebruik meer kunnen worden gemaakt.
ZieriUseee, 15 Dec. J.l. Dinsdag hield de Af-
deeling van de Ned. Protestantenbond alhier hare
eerste openbare vergadering met Dames, waarin als
Spreker optrad de Heer T. J. Kielstra, pred. te Middel
burg, die een boeiende rede hield over het geloof aan
Onsterfelijkheid en zich van de aandacht van het zeer
talrjjk gehoor steeds wiBt meester te maken. Bovendien
werd deze bijeenkomst opgeluisterd door een zangkoor,
bestaande uit ruim 70 leden, hetwelk eenige liederen
van de Ned. koraalvereeniging liet hooren en zich op
verdienstelijke wjjze van zjjne taak kweet. Enkele
liederen werden zelfs zoo goed gezongen, klonken zoo
vol en zuiver, dat men zich verwonderen moet hoe in
zulk een korten tjjd, na slechts 4 of 5 vooroefeningen,
dit Koor op deze allezins bevredigende wjjze kon op
treden. Een groot deel echter van dit Zangkoor behoort
tot de Yolkszangvereeniging onder leiding van den
Heer Letzer. De Heer Letzer had op verzoek van het
Bestuur der Afdeeling, ook de leiding van dit Koor op
zich genomen en zich met de vooroefeningen belast.
Hem, alsmede het koor en voorts hen die op dien
avond de pianobegeleiding en 1t bespelen van een Har
monium op zich namen komt de dank toe van alle
aanwezigen, die een stichieljjken en genotvollen avond
doorbrachten en wier tolk, de Voorzitter der Afdeeling,
ds. Miiller was, toen hjj den Spreker, het Zangkoor
pn zjjn directeur, alsmede de Heeren Da Brand en
Ezerman een woord van dank en waardeering bracht.
De Afdeeling, die reeds verre over de 100 leden telt,
neemt in de laatste weken in aantal leden nog aan
merkelijk toe en zal, waar allen op zulk eene wjjze
belangeloos samenwerken, zonder twjjfel tot de bloei-
enste Atdeelingen kunnen gerekend worden.
ZAAK VER POORTJE c.s.
Zierilizee, 13 Dec. In de zitting der Rechtbank
werd heden de behandeling dezer zaak voortgezet.
Als eerste getuige trad nu op de heer C. J. de Vulder
van Noorden, burgemeester van Tholen en Oud-Vosmeer,
die verklaarde dat Verpoorte hem over den diefstal
van een effect by de gebroeders Was niet vroeger
heeft gesproken, dan nadat hem dat van den heer van
Heel was ter oore gekomen. De bekl. kwam echter
wekeljjks bjj getuige en deze beschouwde hem als een
ijverig ambtenaar, waarom by ook medegewerkt heeft
dat bekl. 2maal eene gratificatie van 50 beeft ver
kregen.
Daarna werden in de morgen-zitting gehoord twee
publieke vrouwen, die by de tweede beklaagde hadden
gewoond en aan wien zjj 5f een coupon had laten zien
öf daarover en over een effect had gesproken, haar
tevens belovende een gedeelte van den opbrengst daar
van te zullen geven.
De verklaringen van Dina Verpoorte, hoe en op welke
wjjze zy de coupon en het effect heeft verkocht, worden
volkomen door verschillende getuigen bevestigd, zoo
mede wat zjj heeft moeten missen voor den verkoop
van het effect, nl. 220, behalve de toegezegde be
looning van 100. De tusschenpersonen, die hierin
hebben gewerkt, hebben geene mooie rol gespeeld. Het
scheen dat zjj vermoeden dat het stuk op eentr oneer
lijke wjjze was verkregen en alzoo buitensporige be
looningen eischten of namen.
Uit de verklaringen van twee postbeambten, één te
Amsterdam en één destyds te Tholen, bleek, dat Dina
Verpoorte aan haar broeder een aangeteekenden brief
postè restante heeft verzonden, die door den eersten
bekl. dan ook te Tholen is afgehaald en die blykens
het gewicht meer heeft moeten bevatten dan een vel
postpapier.
De eerste bekl. ontkent echter, dat daarin eenig geld
heeft geweest.
Des namiddags werd één der voornaamste getuigen
gehoord, nl. Daniël Vas Nunes, schoenmaker te Amster
dam. Dina Verpoorte had reeds verklaard, dat zjj met
dezen getuige, met wien zjj 10 12 jaar had geleefd,
aan haar broeder had gezonden een brief, waarbjj een
bankbiljet van ƒ100, een 60 en één ƒ40. Vooraf
had zjj baar broeder geschreven dat deze persoon zou
komen en hjj hem te Bergen op Zoom zon afhalen.
Alzoo geschiedde het ook. De getuige verklaart dat
Verpoorte aan het hek van het station te Bergen op
Zoom was, dat zjj toen samen zjjn opgewaudeld en in
't café by Luycks op verzoek van Verpoorte in een af
zonderlijk kamertje zjjn gegaan, dat hjj hem daar de
brief eu het geld heeft overhandigd en Verpoorte, na
inzage van den brief, heeft gezegd>het is goed." Toen
hebben zjj daar een glas bier gebruikt en heeft hjj van
Verpoorte een bankbiljet van 40 ontvangen om bjj
dan kastelein te wisselen in 4 muntbiljetten van 10.
Dit zou geschied zjjn. (De kastelein verklaart echter
zilvergeld te hebben gegeven). Verpoorte heeft hem
toen gegeven een muntbiljet van 10 om dit namens
zjjne zuster aan Verpoorte's vrouw te geven. Dit is dan
ook geschied.
De beklaagde Verpoorte erkent den getuige te hebben
afgehaald en een brief van hem te hebben ontvangen
van zjjne zuster, doch ontkent ten stelligste eenig geld
van hem te hebben ontvangen Het bankbiljet van
40 was van getuige afkomstig.
Niettegenstaande de Voorzitter den getuige herhaal
delijk wjjst op het gewicht zjjner verklaring onder
eede, die zeer bezwarend is voor den beklaagde, houdt
deze zjjne verklaring vol.
Dina Verpoorte bevestigt deze ook nogmaals volko
men.
Vervolgens worden gehoord een paar getuigen, met
wien beklaagde (hoewel zeer laat) over den effecten
diefstal heeft gesproken en eindeljjk een tweetal ge
tuigen betreffende schapenhandel met den beklaagde,
en voor dezen handel heeft bjj gewisseld een bank
biljet van 60, dat hy nu beweert te hebben opge
spaard om in Januari a.s. een gedeelte zjjner schuld
af te doen.
Hiermede was het getuigenverhoor afgeloopen.
De Voorzitter, Mr. J. P. Gau, sprak toen tot de 2de
beklaagde en herinnerde haar aan hare bekentenissen,
doch ook aan haar misdryf. Niet alleen wist zjj dat
het bedoelde effect op een of andere wjjze oneerljjk
was verkregen, zoodat zjj de heelster was, doch zjj gaf
toch ook aan haar broeder een zeer klein bedrag van
de opbrengst, al hadden verschillende tusschenpersonen
daarvan ook medegedeeld.
Zy verklaarde te gevoelen dat zjj schuldig was, doch
bleef er bjj, dat zjj eene volledige bekentenis had
afgelegd. In den beginne had ze onwaarheid gesproken
om haren broeder te behoeden, doch spoedig bleek
haar dit niet meer mogeljjk en heeft zjj alles nuur
waarheid medegedeeld.
De eerste beklaagde bljjft bjj zjjne volledige ont-
kentenis. Hjj heeft het effect niet gezien, niet met zjjn
zuster er over geschreven, geen geld ontvangen, en
bljjft steeds trachten om te doen vermoeden dat de
gebroeders Was het effect hebben verloren.
De Voorzitter wjjst hem op de duidelyke verklarin
gen zjjner zuster, hoe zy hem in den aanvang heeft
willen sparen en beveelt hem nogmaals aan te bekennen.
Hjj zal het toch ook wel zonderling moeten vindon
(als politieman) dat het vermiste effect door zjjoe
zuster is verkocht en wyst hem ook nog op het eerst
in Maart opgemaakte proces-ver baal, waarin voor hem
zonderlinge uitdrukkingen voorkomen.
Niettegenstaande dat alleB houdt de beklaagde zjjn
onschuld vol.
De zitting wordt daarop verdaagd tot Maandag a.s.
des voormiddags 97s ure, komende alsdan het tweede
f»unt van aanklacht tegen den beklaagde in behande-
ing, n.l. dat hjj in November 1889 als rijksveldwachter
brigade-kommandant te Tholen, belast met het opspo
ren en by proces-verbaal constateeren van misdrjjven,
door misbruik van gezag W. de R., weduwe van P. K.
te St. Philipsland zou gedwongen hebben twee rijks
daalders ten zjjnen behoeve te overhandigen aan den
rijksveldwachter J. J. R. aldaar en wel door valscheljjk
voor te wenden, dat hy in het begin van October 1889
in het logement van genoemde weduwe door hare
schoondochter S. F., huisvrouw van J. K., bestolen
was en aan die weduwe door den rijksveldwachter R.
te doen zeggen dat proces-verbaal wegens diefstal tegen
meergenoemde schoondochter zoude worden opgemaakt
en de zaak vervolgd zoude worden, indien hem niet
door of wege haar een bedrag van 5 werd gegeven.
Een talrjjk publiek woonde ook deze zitting by.
Bij het ondervragen van den beklaagde, verklaarde hij
in den nacht van 10 op .11 Oct. gelogeerd te hebben in de
herberg der Wed. Kramer, dat hij na zijn logies te hebben
betaald is gegaan naar zijn logement, zich te bed heeft
begeven en verzocht hem den volgenden morgen ten 7 ure
te wekken. Dit is ook geschied. Hij had zijn broek opge
hangen aan de deur der bedstede. Hij was, gewekt door
de behuwddochter der Wed. Kramer, nog een oogenblik
blijven liggen, terwijl zij de blinden had geopend en is
daarna opgestaan en heeft zich naar de gelagkamer begeven
om zijn ontbijt te gebruiken. Bij het betalen ontdekte hij
dat hij twee rijksdaalders vermistte uit zijn portemonnaie,
zeide dit ook aan de Wed. Kramer en hare dochter, ver
zocht haar te zoeken achter de blinden, doch nergens werd
iets gevonden. Hij begaf zich toen naar Tholen. Hij hield
vol dat het geld in zijne portemonnaie was en den volgen
den morgen er uit, Zjj was dus in die herberg geweest
en hij vermistte het geld bij zijn vertrek, zoodat hij
aan zijn ambtgenoot Rademaker opdroeg de zaak te onder
zoeken, doch daaraan toevoegde, dat, als zij de 5 betaalde,
haar geene vervolging zou geschieden. Die opdracht is ook
gedaan door den brigadier Rademaker, die herhaaldelijk bij
de Wed. Kramer is geweest.
Wij kunnen natuurlijk op den dag der uitgave onzer Cou
rant geen geheel verslag dezer zitting geven. De hoofdzaak is
deze: Beklaagde hield vol, dat hij bij zich had gehad in eene
portemonnaie, behalve eenig klein geld, 2 rijksdaalders, die hy
den volgenden morgen vermistte. Hij wilde de oorzaak dier ver
missing brengen op de behuwddochter van de Wed. Krarher,
die tijdens zijne korte nasiaap zijn broek zou hebben nage
zien en de portemonnaie daaruit en daarbij de 2 rijksdaalders
had genomen. Reeds zeer spoedig echter verklaarde hij aan
den brigadier Rademaker, dat, indien de Wed. Kramer f 5
gaf, geen proces-verbaal zou worden gemaakt. Verschillende
wegen bewandelt hij, totdat eindelijk op aanhoudend aan
dringen de 5 van Rademaker door hem worden ontvangen
bij de Wed. Kramer, onder de uitdrukkelijke bijvoeging
dat zij dat geld (op aandringen van haar schoonzoon) heeft
gegeven en dat zij dat niet gaven omdat zij zich schuldig
achten, doch alleen om de eer van het logement te hand
haven. Ofschoon zij kwitantie dier f 5 verzochten, acht be
klaagde het raadzaam dit niet te doen. Hij ontving de f 5
en bewees dat liiermede de geheele zaak was afgedaan.
Althans hij gaf er ook geen kennis van aan den heer Olficier
van Justitie. Beklaagde beweerde dit te hebben vergeten.
Andere getuigen bevestigen den loop der zaak, de bekende
eerlijkheid der bewoners van het logement, en vooral de
brigadier van St.-Philipsland, geeft verklaringen, die zeer
bezwarend voor beklaagde zijn, doch blijken geven, hoe
ongaarne hij deze taak op zich nam, en niet met genoegen.
Na afloop van het getuigenverhoor, wijst de Voorzitter,
(die deze geheele belangrijke zaak op humane, doch ernstige
wijze heeft geleid), den beklaagde op het verklaarde door
al de getuigen, vooral door zijn vroegeren ambtgenoot,
wijst hem vervolgens op verschillende feiten, liet opleggen
van het stilzwijgen aan zijne vrouw, de geheime gesprekken
met zijn ambtgenoot, het onwaarschijnlijke zijner vroegere
beweringen, enz., enz.
De beklaagde hield steeds zijne onschuld vol; hij had de
f 5 bij zich om wild te kunnen koopen, en dat hij alleen
had aangeboden, de f 5 terug te willen hebben, om de
zaak in der minne te schikken, zonder schade voor hem
en de verdachte.
Na eenige discussie tusschen den beklaagde en den briga
dier Rademaker, waarbij de beklaagde steeds op en aan
merkingen maakt, wordt de zitting gesloten tot heden
middag 1 ure, toen de Subst. Officier van Justitie, Mr. Horch,
zijn requisitoir nam.
REQUISITOIR.
Het is een tal van jaren geleden, dat een nog in functie
zijnd Voorzitter van een onzer hoogere rechtscolleges, ter
gelegenheid dat een rechterlijk ambtenaar, ter zake van
openbare dronkenschap, voor dat college zich te verant
woorden had, dien dag een rouwdag noemde voor de Justitie.
Ofschoon lang geleden, zijn die woorden mij steeds bij
gebleven en ik had niet gedacht, dat ik deze nog eenmaal
voor de mijne had mogen maken. En waarlijk kan dit met
volle recht van deze zaak worden gezegd. Want is het niet
treurig en bedroevend, dat zich hier voor uwe rechtbank
voor hoogst ernstige feiten te verantwoorden heeft een man,
die geroepen is misdrijven op te sporen en de bedrijven in
handen der Justitie te brengen, die geroepen was om een
misdrijf tot klaarheid te brengen, waar hij zelf öf als
ambtenaar öf als medeplichtige, ten nauwste betrokken
was en die door die misdrijven niet alleen zich zeiven en
zijn gansche huisgezin, maar ook een zijner naaste bloed
verwanten, zijn eigen zuster, ongelukkig heeft gemaakt?
Is het niet een pijnlijk gezicht èn voor mij, die op zijne
verklaringen en op zijne processen-verbaal in deze zaal zoo
menigmaal recht heb gevraagd èn voor het geheele corps
der Rijksveldwacht, wiens naam hij bezoedeld en bevlekt
heeft, dien man op deze plaats te zien staan?
En tochstaat hij daarde man, die gedurende
zijn gansche loopbaan als Rijksveldwachter, van zijne eerste
indienststelling af, tot nog kort geleden toe, waar hij is
opgeklommen tot bijna de hoogste trap, waarop een veld
wachter klimmen kan, steeds het volste vertrouwen genoten
heeft van zijne superieuren, door zijne onderhebbenden als
het ware vereerd en door zijne medeburgers geacht en
gezien werd.
Ik heb dit meenen te moeten vooropstellen in de eerste
plaats om de verdediging te voorkomen, die natuurlijk zal
wijzen op het gunstig verleden van den eerste beklaagde,
maar in de voornaamste plaats om het heden tegen dat
verleden des te sterker te doen uitkomen. Ik wil gaarne
toegeven, dat hij een braaf, eerlijk en verdienstelijk ambte
naar, die het volste vertrouwen waardig was, geweest is,
doch hij is van de hoogte, waarop hij met moeite en
inspanningen uit eigen kracht geklommen was, zoo jammer
lijk gevallen, dat opstaan voor hem onmogelijk is.
Want afgescheiden van de feiten, waarvoor hij terecht
staat en gesteld, dat uwe rechtbank ter zake van deze het
onschuldig over hem uitspreekt, dan nog heeft hij feiten
gepleegd, die hem de kleedij van rijksveldwachter onwaardig
maken, daar hij zijn eed als ambtenaar schandelijk heeft
geschonden.
Want is het niet gebleken dat hij in strijd met zijne
instructie gaven en giften van anderen heeft aangenomen,
zonder daarvoor het vereischt verlof te hebben bekomen,
en wat het ergste is, heeft hij niet, kennis dragende dat
in zijn bewakingskring eenig misdrijf was gepleegd of eenig
feit was voorgevallen, daarover gezwegen tegenover zijn
superieuren en getalmd daarvan proces-verbaal op te maken,
doch eindelijk, nadat hem dit, als het ware met bedreigingen
was gelast, dit bij ambtseedig geschrift geconstateerd?
Doch welk ambtseedig geschrift? Een proces-verbaal dat
van het begin tot het einde logen en onwaarheid bevat.
Later kom ik hierop terug: nu slechts de vraag
waarom heeft hij een feit, dat in December plaats vond,
eerst op het einde van Maart d.a.v. bij proces-verbaal ge
constateerd? en waarom die feiten anders voorgesteld als
zij werkelijk hebben plaats gehad? Niet omdat hem ge
heimhouding was opgedragen, maar omdat hij zich schuldig
gevoelde, omdat hij wist, dat als de zaak bij het parket
bekend werd, er alles in het werk zou worden gesteld om
het verlorene terug te vinden en den dader op te sporen
en dien dader moest geheim blijven, want die dader was
hij zelf.
Als wij den geheelen loop van de zaak nagaan, als wij
alles wat gebeurd is toetsen aan zijne handelingen, aan
zijne gesprekken en aan zijne verantwoordingen dan kunnen
wij niet anders dan tot de conclusie komen, dat hij de
man is geweest die het effect heeft weggenomen, dat hij
de man is geweest, die het heeft doen verkoopen en een
gedeelte van de opbrengst voor zich heeft ontvangen.
Er blijft echter genoeg over waarvoor wij zijne bekentenis
niet noodig hebben, om daarna zijne schuld te bewijzen.
Gaan wij na wat er is geschied:
Hij gaat in breedvoerige besprekingen na de verklaringen
van de verschillende getuigen, o. a. 4o. zijn bezoek op het
kantoor van den heer van Heel en Co.; 2o. enzoovoorts.
E.A.H. na al het besprokene zal er bij U geen twijfel
meer bestaan omtrent de schuld van den eersten bekl. aan
het hem in de eerste plaats ten laste gelegde feit. Over de
'overtuiging zal ik maar niet spraken, deze is al lang ge
vestigd.
Wat het tweede feit betreft, moet ik nog zeggen, dat
dit nog schandelijker is dan liet eerste. Die logement
houdster en hare familie waren van jaren gunstig bekend
en dit bleek ten volle zoo door getuigen als door infor-
matiën.
Aan den rijksveldwachter brig. tit. Rademaker, een zijner
ondergeschikten, droeg hij toch op om van de wed. IC. de
f 5, in ons vorig nommer reeds beschreven, door ambts-
dwang te ontvangen en hem te overhandigen.
Nadat over het in de tweede plaats ten laste gelegde
feit de getuigen zijn gehoord meent Z.Ed.Achtb. dat ook
dit feit is bewezen.
Hij hoopt van de rijksveldwachters in het algemeen te
mogen verwachten, dat zij met dienstbetooning zullen blijven
voortgaan, alhoewel dit feit voor hun een klad heeft gelegd
op hun uniform. Ilij twijfelt daar niet aan.
Z.Ed.Achtb. bespreekt de verschillende verstandhouding
tusschen broeder en zuster, den invloed die de eerste op
de laatste uitoefende nadat zij eenmaal was gevallen en in
hem den meerdere zag die niet tot diefstal in staat zou zijn.
Na verschillende besprekingen over hetgeen V's vrouw
zelf gezegd had bij zijne arrestatie en bij diens gevangen
neming om haar ongelukkig te maken en dan liever te
bekennen wat hij toch gedaan had, was beklaagde even
ijskoud vertrokken maar had toch gezegd: Vrouw, ge zult
»mij in langen tijd niet terugzien."
Na ernstig op al het voorgevallene gewezen te hebben
kon men het dien Ambtenaar aanzien, dat het hem
moeielijk was een requisitoir te vragen. Volgens hem
moest dit voor den lsten streng, voor de 2de minder zijn.
Die eisch luidde voor no. 1, C. V., 3 jaar, voor no. 2,
8 maanden, met aftrekking die zij in voorloopige hechte
nis hebben doorgebracht.
De verdediger van den eersten beklaagde, Jhr. Mr. de
Casembroot, verklaarde niet te willen spreken over de
schuld of onschuld van zijn cliënt. Hij meende echter dat
diens schuld niet wettig en overtuigend was bewezen. Daar
toe voerde ZEd. aan verschillende verklaringen van de gebr.
Was en den heer van Heel, terwijl in elk geval door geen
enkel bewijs was gestaafd, dat hij het bewuste stuk aan
zijne zuster had overhandigd. Een wettig en overtuigend
bewijs voor zijne schuld bestond er dus niet, want eene
verklaring van zekeren heer Daniël omtrent de overbrenging
van gelden van beklaagde, achtte hij zoowel met het oog
op den persoon als op de wijze waarop die zou geschied
zijn, volkomen onbewezen.
Hij concludeerde dus tot vrijspraak van den eersten be
klaagde.
De verdediger der tweede beklaagde, Mr. A. J. F. Fokker,
betuigde zijn dank aan den Voorzitter, waardoor zijne taak
gemakkelijk was gemaakt, zoomede aan het Openbaar
Ministerie voor de welwillende wijze, waarop over zijne
cliënt was gesproken. Ook hij meende, dat zij het slacht
offer van haar broeder was geworden en dat zij in den
beginne in het geheel niet wist dat het gezonden stuk op
oneerlijke wijze was verkregen. Tegen haar broeder zag
zij met eerbied op; zij meende dat hij niets onbetamelijks
zou doen. Toen zij eenmaal in het schuitje was, voer zij
mede en de atmosfeer, waarin zij leefde, bracht mede, dat
zij uit de zaak haalde wat zij halen kon. Zij heeft steeds
berouw getoond over hare daad, is nu totaal geruïneerd,
van alles beroofd en daarom meent pleiter dat zij genoeg
straf heeft gehad in haar voor-arrest en beveelt haar ten
zeerste bij de clementie der Rechtbank aan.
De Subst.-Officier van Justitie blijft bij zijn gehouden
requisitoir.
De beschuldigden, nogmaals gehoord, verklaart de eerste
nogmaals onschuldig omtrent het eerste feit te zijn, geeft
een omstandig verhaal van hetgeen hij steeds voor zijne
zuster is geweest, hoe hij haar heeft gered uit den onze-
delijken toestand, waarin zij verkeerde, doch erkent dat hij
van het tweede feit den heer Officier van Justitie had kennis
moeten geven. Met het oog op zijn gezin beveelt hij zich
in de genade der Rechters aan.
De uitspraak wordt hierop bepaald op Maandag 29 De
cember, des voormiddags 44 ure.
Een woord van dank aan den Voorzitter der Rechtbank,
Mr. J. P. Cau, voor de wijze waarop voor de verslaggevers
was gezorgd.
Zierikzee, 15 Dec. Zooals uit eene advertentie
in ons vorig No. bleek, zal het Harmonie-Gezelschap
Kunst en Eer" een concert geven ten voordeele der
armen en zal de inteekenlyst daartoe dezer dagen
worden aangeboden.
Een woord van aanbeveling zal zeker overbodig
zyn; het Harmonie-Gezelschap, dat ons in den Zomer
zoovele schoone concerten geeft en by alle feestelijk
heden hulp verleend, biedt thans zyne gaven aan ter
ondersteuning der armen, die vooral in dezen vroeg-
tydigen en strengen winter groote behoefte hebben.
Wjj vertrouwen dus, dat zoowel met het oog op het
edele doel als op de behoeften der armen, de ljjst zal
voorzien worden met milde inteekening.
Het programma is alB volgt samengesteld
1. Marche Funèbre. Chopin. 2. Ouverture La
Bohémienne. Balfe. 3. Trio voor Viool, Alt en
Piano. Mozabt. 4. Fantaisie Polonaise. Baüdonck.
5. Un jour de Victoire. Fantaisie. Joh. M. Coenen.
6. Solo voor Viool. 7. La Corbeille de Poses.
Fantaisie. Van Dam. 8. Coneert voor Clarinet.
Scholtbns. 9. Potpourri sur des motifs d'opéras.
Vbrdi.
Ziorikzee, 45 Dec. In de heden namiddag ge
houden raadsvergadering, waren afwezig de heeren Boeije,
Fokker en de Crane.
Na voorlezing en goedkeuring der notulen van het ver
handelde in de vorige twee vergaderingen, wordt de nieuw
benoemde Secretaris de heer J. Snellen, door den waar-
nemenden Secretaris, den heer Bethe, Commies-Griffier,
binnengeleid.
Nadat de heer Snellen in handen van den "Voorzitter de
vereischte verklaring, bedoeld bij art. 23 der Grondwet en
de beloften bedoeld bij art. 100 der Gemeentewet had afgelegd,
houdt de Voorzitter eene toespraak tot den heer Snellen,
die door dezen wordt beantwoord.
Daarna neemt hij als Secretaris zitting en verlaat de
waarnemende Secretaris de vergadering.
Voor kennisgeving worden aangenomen:
4°. een brief van den heer Directeur van het Kabinet
des Konings, waarin hij den dank van H. M. de Koningin
overbrengt voor de door den Raad betoonde deelneming
bij gelegenheid van het diep betreurd overlijden van Z. M.
Koning Willem III.
2°. Drie brieven van de Ged. Staten, houdende goed
keuring der raadsbesluiten tot uitgifte van grond in erf
pacht aan P. van Duivendijke en tot regeling van de jaar
wedden der onderwijzers aan de openbare lagere scholen,
en terugzending van een exemplaar der door hen goed
gekeurde gemeentebegrooting voor 4891.
3°. een brief van hetzelfde College, met toezending van
een uittreksel uit het Kon. Besluit, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit tot wijziging der verordening op de
invordering van de belasting op tooneelvertooningen en
andere openbare vermakelijkheden.
Ter inzage van de leden wordt gelegd het verslag van
de Ambachtsschool over 4889/90.
De ingekomen begrooting van het Burger-Weeshuis voor
4894, wordt gesteld in handen van de heeren Moolenburgh,
Zuurdeeg en de Clercq, tot onderzoek en verslag.
Op een adres van J. Wagenaar, betrekkelijk de door
Burgem. en Weth. op zijn vroeger ingediend verzoekschrift
genomen afwijzende beschikking, om n.l. eenige opgaande
boomen, staande aan weerszijden van de Nobelpoort te
laten kandelaren, daarbij verzoekende, dat dit als nog zal
geschieden, wordt andermaal afwijzend beschikt.
Een bericht van de heeren D. Q. Mulock Houwer en
C. II. Hummelinck, dat de hun verleende concessie tot den
aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding in deze
gemeente niet wordt aanvaard, wordt voor kennisgeving
aangenomen, terwijl hun zal worden te kermen gegeven,
dat de Raad van hun aanbod om de door hen gemaakte
plannen en studiën over te nemen, geen gebruik wenscht
te maken.
Op het verzoek van het Bestuur van den Adriana Johanna-
polder, om gratis voor hen af te staan, uit de slikken en
schorren der gemeente, den grond die zij te kort komen
voor de verhooging van den dijk over het Verste Sas (on
geveer 3G0 M3.), wordt op voorstel van Burgem. en Weth.,
na beraadslaging, gunstig beschikt.
Een schrijven van de Plaatselijke Schoolcommissie, met
bericht, dat de heer Jhr. C. C. Th. Six het Secretariaat
dier Commissie heeft op zich genomen, wordt voor kennis
geving aangenomen.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt gedeeltelijke
afschrijving van hoofdelijken omslag over 4890 verleend aan
de Wed. W. van Oorschot, wegens het overlijden van
haren man.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
der op 8 dezer gedane opneming der boeken en kas van
den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt, dat zij in orde
Vvaren en in kas was f 9748,98.
Door den heer Six wordt verslag uitgebracht namens de
Commissie, belast met het onderzoek van het voorstel van
Commissarissen over de vischmarkt, om de verordening op
den openbaren afslag van visch in deze gemeente zoodanig
te wijzigen, dat in den tijd, dat de zon vóór 7 uur 's avonds
ondergaat, afslag van visch tot 7 uur des avonds zal
mogen plaats hebben.
Overeenkomstig het advies der Commissie, wordt dien
overeenkomstig besloten.
Namens de Commissie voor de Strafverordeningen, wordt
door den Voorzitter verslag uitgebracht omtrent de adressen
van de alhier bestaande stoombootmaatschappijen, om ver
andering te brengen in den tijd van het varen der stoom
booten in de haven, met voorstel, om ter tegemoetkoming
aan de geopperde bezwaren, de Verordening op de havens
zoodanig te wijzigen, dat stoombooten voortaan inplaats
van in 20 minuten, in 15 minuten de haven mogen bevaren.
Dienovereenkomstig wordt na beraadslaging besloten.
Aangehouden wordt de behandeling van een door de
Commissie voor de Strafverordeningen nieuw ontworpen
reglement tot voorkoming en blussching van brand, hetwelk
aan de leden ter kennisneming zal worden rondgezonden.
Tengevolge van het verleend eervol ontslag van den heer
Mr. J. F. van der Lek de Clercq, wegens vertrek uitdeze gemeente