ZIERIKZEESCIIE MEI USROIIE. Zaterdag 6 December 1890. VADERSMART. Directeur-Uitgever J. WAALE. NIEUWSTIJDINGEN. 0 FEUILLETON. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per ƒ1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. eens per week, ƒ10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 5934. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Yrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend. TEEKENEN DES T1JDS. De verbonden partijen, die te zamen de rechterzijde uitmaken, liggen van tijd tot tijd duchtig met elkander overhoop. Het ligt niet op onzen weg, ons daarin telkens te mengen, maar nu en dan, als daartoe eens aanleiding bestaat, er op te wijzen, kan geen kwaad. Zulk eene aanleiding bestaat thans, nu een drietal feiten zich in een kort tijdsbestek voordeed, die in hun onderling verband een nieuw bewijs leveren voor de innerlijke zwakheid van het verbond, dat den eenigen grondslag uitmaakt, waarop de tegenwoordige meerder heid en het uit haar voortgekomen ministerie steunt. Het eerste dier verschynselen is de Noordbrabantsche motie. De voorzitters van alle r.-kath. kiesvereenigingen in Noordbrabant hebben met algemeene stemmen eene motie aangenomen, gericht tegen den persoonlijken dienstplicht en de houding der regeering in zake de legerwet en waarin op grond daarvan met op één na algemeene stemmen de overtuiging wordt uitgesproken i>dat verdere samenwerking tusschen dit ministerie en de Staten-Generaal ongeivenschl moet geacht worden." Wij hechten aan die motie geen overdreven gewicht. Wy zien er niet meer in dan eene nieuwe openbaring van den bekenden weerzin der r.-katholieken tegen den persoonlijken dienstplicht. Hoe de kamerleden stemmen zullen, wordt door deze motie niet uitgemaakt. Maar wat er wel uit blijkt, en wat de motie tot een teeken des tijds maakt is, dat vele leiders der r.-katholieken blijkbaar de plaatsvervanging bij de Militie niet prijs willen geven voor het behoud van dit Ministerie. Wy wijzen er in het voorbijgaan op, dat deze houding een eigenaardig licht werpt op de bewering, dat de anti-liberalen moeten strijden tegen het ongeloof, moeten arbeiden aan de taak om het christelijk be- wustzyn meer tot zyn recht te doen komen. Wat een diep besef van hun christenplicht moeten de mannen wel hebben, die voor het volharden in dien strijd en het voleinden van dien ardeid, niet de plaatsvervanging ten offer willen brengen! Dat dit en niet anders de vraag is, blijkt duidelijk uit de wijze, waarop de Brabantsche heeren en de bladen die met hen instemmen door anderen worden terecht gewezen. Dat geschiedt, niet omdat men het afbreken van de legerwet afkeurt, maar enkel en alleen omdat men gevaar ducht voor de instandhouding van het bondgenootschap, voor het behoud van het ministerie. Het tweede feit, waarop wij wijzen willen, heeft minder opspraak verwekt, maar is van niet minder beteekenis. Het is een artikel van de Maasbodemet het opschrift: *de katholieken onder het jukwaarin betoogd wordt, dat de roomsch-katholieken »zich krommen onder een juk, dat hun in den vorm van een bondgenootschap met de anti-revolutionaire partij, aangevoerd door den heer Kuijper, is opgelegd." «Zullen", zoo wordt in dat artikel gevraagd, »de r.- katholieken zich nog langer verlagen tot vasallen, tot sleepdragers der anti-revolutionairen? «Het blad wil alleen samenwerking op den voet van gelijkheid, samenwerking met behoud van eigen waardigheid, van eigen zelfstandigheid." Als de anti-revolutionaire partij dat niet wil, dan zou het blad de r.-kath. partij in het veld willen zien onder het eigen vaandel, zij het ook met gedunde gelederen. En zou, zoo vraagt zij ten slotte, het niet mogelijk zijn, «een Staatspartij te vormen uit gematigde elementen van verschillende richtingen samengesteld, die zich redelijker jegens ons zou betoonen dan de intransigenten der anti-revolutionaire fractie, eene Staatspartij, die onze zelfstandigheid eer biedigend, onze grieven waardeerend, met ons op waardige, en eervolle wijze zou willen medewerken tot waarachtig heil van land en volk? De Maasbode gelooft van ja. Wij willen bij dit ideaal niet stilstaan, en er alleen op wijzen, dat het zeker niet te verwezenlijken is, dan met loslating van alle uitsluitend r.-katholieke en uit sluitend antirevolutionaire denkbeelden, want die sluiten elkander uitmen zou dus moeten komen tot de vrijzinnige party, en met haar voor de gelijke rechten van allen opkomen, of men zou moeten vormen eene partij zonder staatkundige kleur, die zich enkel met de behartiging van de stoffelyke belangen der natie onledig houdt. Doch dit daargelaten. Het blijkt dat de Maasbodeen zij die in dit blad hunne denk beelden verkondigd zien, eigenlijk verder gaan dan de Noordbrabantsche heeren. Dezen komen alleen tegen de afschaffing der plaatsvervanging op; genen verfoeien het juk, dat het bondgenootschap hun oplegt. - Is er kans, dat hierin verandering kome? Weinig, als wij nagaan, wat de Stand, ongeveer tegelijkertijd schreef. Dat is het derde feit waarop wij meenen de aandacht te moeten vestigen. Dit blad handelde over de samenwerking van politieke partijenen heeft daarover eene opvatting, die alle gedachte aan eenheid van richting tusschen de bondgenooten ten eenenmale overboord werpt. Hoor slechts hoe dit blad zich over het bestaande bondgenootschap uitlaat: «omdat er bij de stembus van 1888 tot op zekere hoogte eenige samenwerking tusschen de anti-revolutionaire en de r.-katkolieke party viel te constatetiren, zou de anti- revolutionaire partij' met behulp der linkerzijde geen I legerwet mogen doorzetten, waar men van r.-katholieke zijde tegen is. Uit een dergelijk beginsel zou echter voortvloeien, dat de twee, die samenwerken, zich tevens verbinden om al hetgeen, waarover ze het niet eens zijn, te laten rusten. Dan heeft samenwerking niet enkel de beteekenis, dat men positief samen wil han delen, maar dat ook exclusief alles uitgesloten wordt, waaromtrent men het samen niet eens is." Neen zegt de Stand, «samenwerking van partijen voor een wel- omschreven doel laat u in al wat niet omschreven is, over en weer de beweging vrij". «Willen de r.- katholieken iets waarmede de ant-revolutionairen niet instemmen, en waarvoor ze den steun der conservatief- liberalen kunnen erlangen, dan mogen hunne afge vaardigden vrijelijk met de conservatief-liberalen tegen j de anti-revolutionairen stemmen. Maar omgekeerd wenscht de anti-revolutionaire partij de vrijheid te hebben om, wanneer zij met behulp der radicale liberalen een punt van haar programma kan verwezen lijken, die hulp aan te nemen, ook al stemt Rome tegen. Ziedaar dus wódrvoor de r.-katholieken zich het juk laten opleggen, waarover de Maasbode klaagt: dat de anti-revolutjonairen de r.-katholieken helpen zullen datgene te verwerven wat zij zeiven ook willen, maar zonder eenigen bezwaar zich met de radicalen zullen vereenigen om door te dryven wat de r.-katholieken niet willen! Wat wordt er zóó van den gemeen- schappelijken strijd tegen het liberalisme, tegen de revolutie? Doch bovenal: wat wordt er van de kracht eener parlementaire meerderheid, samengesteld uit twee partijen, waarvan de eene zich tegenover de andere tot niets anders gebonden acht, dan wat zij zelve goed vindt en wenscht en waarvan de andere voor een deel het bondgenootschap als een ondragelijk juk beschouwt, en voor een ander deel allés prijs wil geven, als hel maar een voorrecht behouden mag, dat niet meer van onzen tijd is en dat daarom terecht de anti-revolutionaire bondgenooten willen helpen afschaffen Samengaan bij de stembus, men moge dat dan geen bondgenootschap, maar zooals de Stand, nu doet, •samenwerking van politieke partijen" noemen, vordert van de gekozenen meer dan de Stand, nu geven wil, ook meer dan de anti-revolutionaire aan de r.-katholieke, en deze aan gene partij kan toestaan. Om die reden is het onmogelijk, dat het bondgenoot schap of de samenwerking duurzaam zij, al zal het misschien nog gelukken de breuken bij de stembus van 1891 dicht te pleisteren. Keizerlyke Hoogheid Grootvorst Alexia van Rusland te l'/a uren; aan Zyn Keizerlyk-Koninklyke Hoogheid Aartshertog Frederik van Oostenryk-Hongarye te 2 uren; aan Zyn Konioklyke Hoogheid Prins Albert van Pruisen te 2l/j uren; aan Zyn Doorluchtige Hoog heid Prins Eduard van Saksen-Weimar te 2s/< uren; aan Zyn Koniöklyke Hoogheid Prins Waldemar van Denemarken te 3 '/4 uren en daarna aan Zyn Hoogheid den Hertog Johan Albert van Mecklenburg-Strelits. Haar Majesteit Koningin Wilhelmina is by deze audientiën tegenwoordig geweest. TERAA DEBESTELLIItiG van het stoffelyk overschot van Zijne Majesteit Koning WILLED III. Eng-eland. Londen, 3 Dec. De Nationale Liga besliste gisteren, dat Paraell op zyoen post blyven moet. Londen, 4 Dec. In de Nederlandsche berk hield ds. Adama van Scheltema een plechtigen lijk dienst ter nagedachtenis van Koning Willem III, welke bijgewoond werd door den gezant en de beambten der Nederlandsche legatie. Nederland. Grrtivenliagje, 4 Dec. Haar Majesteit de Koningin-Regentes heelt gisteren aan de volgende Vorstelyke Personen audiëntie verleend: aan Zjjn De begrafenis van het stoffelyk overschot van den Koning had Donderdag 11. plaats. Voor zooveel van de ontvangen berichten een geheel is te maken, voegen wij die hier bijeen. Bij de overbrenging van het stoffelijk overschot van haren gemaal naar den rouwwagen, was de Koningin-Regentes in de vestibule van het paleis. Toen de kist door de onder officieren-dragers naar voren werd gebracht, werd het hulsel onmiddellijk gevolgd door de Koningin-Regentes, ondersteund door de groothertogin van Saksen-Weimar en daarachter de hofdames. H. M. was geheel onder den indruk van dit pijnlijke oogenblik. De inrichting van den lijkstoet, geheel overeenkomstig het programma, maakte een overweldigenden indruk. Hij bewoog zich langzaam door de straten der residentie. Het duurde anderhalf uur, vóórdat het laatste militaire escorte in de richting van den Delftschen weg uit het oog verdween, uitgeleid door het dagelijksch bestuur. Op dat oogenblik weerklonk het Wilhelmus in den rouw- marsch der schutterij, De houding van het volk was kenmerkend. Op de meeste punten heerschte plechtige stilte, nu en dan afgebroken door de treurtonen der muziekkorpsen. Bijna allen stonden blootshoofds, toen het lijk langs hen heen toog, en de rijen werden ondanks het gedrang geen oogenblik verbroken. En allen verspreidden zich of keerden huiswaarts onder den indruk, dat Koning Willem III bij het voor altijd verlaten zijner geliefde residentie met alle eer en praal, een vorst waardig, werd omgeven, en dat zijn beeld als van een koning, die veel voor zijn volk gedaan heeft en die met waardigheid den schepter voerde tot heil en welvaart zijner onderdanen, in de nagedachtenis bewaard zal blijven. Aan de overzijde van den rouwwagen was een rouw- schild met 's Konings naamcijfer, terwijl tegen de vier zijden op de baar met rouwkoorden waren gehecht vier wapens: Oranje-Nassau, Wurtemberg, Rusland en Pruisen, zijnde de kwartieren van den Koning. Ook de bloemkransen, door de naaste verwanten ge schonken, waren op en om de kist gerangschikt. Onder de duizenden ging een kreet van bewondering en van instemming op met de ontzagwekkende demonstratie der opstapeling van al de bloemkransen, onmiddellijk achter het stoffelijk overschot. Dit was iets nieuws bij vorstelijke begrafenissen in Nederland. Op het Huygensplein stonden werklieden-vereenigingen met eene rouwbanier. Eenige vertraging in den opmarsen was het gevolg van het hevig steigeren der paarden, tengevolge waarvan het voorspan moest worden weggenomen van het zesspannig rijtuig, waarin hadden plaats genomen de grootvorst van Rusland, de aartshertog Frederik, prins Albert van Pruisen en prins Eduard van Saksen-Weimar. De vier bereden officieren, die als aide-ceremoniemeesters in den stoet fungeerden, waren de Ie luits. Michelhofï van de Maréchaussée, Kamerling Helmolt van de Huzaren, Rutgers van Rozenburg van de rijdende artillerie, d'Hame- court van de veld-artillerie. De 26 kamerheeren, bestemd tot het dragen van het Koninklijk Lijk, waren: baron Taets van Amerongen van Natewisch, H. W. J E, baron Taets van Amerongen, ridder Huyssen van Kattendijke, G. Ch. baron Snouckaert van Schauburg, G. A. baron de Constant Rebeque, A. baron Bentinck, A. baron van Pallandt van Neerynen, F. graaf van Randwijk, baron Van Brienen van de Groote Lindt, jhr. mr. Van Pabst van Bingerden, H. L. baron van Heemstra, jhr. W. C. A. Alberda van Ekenstein, S. J. graaf van Lim burg Stirum, baron Osy van Zegwaart, A. O. J. E. M. graaf de Marchant d'Ansembourg, jhr. E. van Weede, H. baron van Knobelsdorff van Nieuwenhuis, G. A. baron Tindal, baron Wassenaer van Rosande, baron Ch. de Tornaco, graaf Van Rechteren van Appeltern, jhr. Verheijen, A. W. J. J. baron van Nagell, du Chartel de la Hovarderie, J. A. H. baron van Zuijlen van Nijevelt en jhr. mr. B. Th. de Beaufort. De aanwezige onderofficieren, behulpzaam bij het dragen, warende adj.-onderofficier Bevelander en sergeant de Groot van de grenadiers en jagers; de adj.-onderofficier vaandel drager Van Splunten, van het ie reg. inf.; de sergeant Lamers van het 8e reg. inf.; de wachtmeester Iiensen van het le reg. huzaren; de wachtmeester Van Dalen, van het 2e reg. huzaren; de fourier Van Baarsel, van het 2e reg. veld-artilleriede sergeant Laudenar, van het 4e reg. vesting artillerie; de sergeant-majoor Van der Rest en de sergeant Abspoel van de Haagsche schutterij; twee onderofficieren van de Delftsche schutterij; de opper-wachtmeester Karne- beek, van de hoefsmidsschool; de sergeant-majoor Van Oostveen, van de genie; en van de zeemacht, de opper-kon- stabel Boerma, de adj.-onderofficier Besanger, de opper stuurman Röther, de opper-schippers De Jong en Van Meeuwen, de eerste timmerman Vink, de majoor torpedo maker Van der Vogt. Voorts de sergeant-majoor Sörensen, van de mariniers; de sergeant Joustra, van de hospitaal compagnie en de wachtmeester Boogaard, der maréchaussees. Bij de deputaties was er eene van de zeemacht, waarVan het hoofd is de luitenant ter zee 1ste klasse C. F. A. Gregory, en bestaande uit 2 officieren, 3 adelborsten van het Kon. Instituut voor de marine, en 15 onderofficieren en minderen. De handhaving der orde in de kerk te Delft was opge dragen aan de kamerheeren W. Th. baron van Herzeele, R. baron van Lijnden en baron Steengracht van Moyland, bijgestaan als aide-ceremoniemeesters door jhr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, P. A. J. baron de Smeih van Alphen en A. E. baron van Bogaarde van der Bruggen. Ds. Van Koetsveld sprak bij deze plechtigheid de volgende woorden: «Nog eens, o God, nog eens staan wij hier, en is weder de deur geopend van den grafkelder, waarin de geschie denis van ons land en vorstenhuis, als met doodsbeenderen is geschreven; nog eens en nu helaas de laatste uit de mannelijke lijn van Oranje. «Toen een meer dan zeventigjarige tot hofprediker werd benoemd, wie kon toen vermoeden, dat het zijn zou, om binnen 12 jaren al de 5 vorsten van Oranje ten grave te brengen?- De taak is bijna al te zwaar, vooral deze laatste. •Mijn hart is vol, mijne herinneringen overstelpen mij. Ik heb mijnen Koning liefgehad, en hij mij, en de liefde is niet altijd welsprekend. «Vier malen zag ik hem daar tegenover mij, en nu in dezen wijden kring van Vorsten al waardeeren wij hunne belangstelling geen eigen zoon of broeder zelfs, om te troosten. De eenige zuster weent te huis in stilte. «God trooste haar! «Dat juist is het aandoenlijke van dezen oogenblik. De zonen, die onzen Koning hadden moeten opvolgen, wachten hem al lang in het graf, en wij brengen hier onzen afscheids groet aan dén laatsten Oranje-Nassau, Zal het zijn om hem te oordeelen, zooals de oude Egyptenaars hunne dooden deden? Maar dat staat aan ons niet: »De geschiedenis oordeelt den Koning; •Maar de mensch oordeelt God alleen. »En wat zal nu de geschiedenis van dezen Koning zeg gen? Hij heeft het langst geregeerd van alle Oranjevorsten, l 41 '/j jaaren was de 5e in regeeringsjaren van de 80 J vorsten van Europa. Na de 40 jaren kon hij zeggen»Myn volk zal van mij getuigen, dat ik mijn koninklijk woord, gegeven bij het aanvaarden mijner regeering, heb gestand I gedaan." Dit woord schetste die regeering geheel. Het I Russisch bloed, dat door zijne aderen vloeide, mocht hem doen neigen tot het onbeperkt persoonlijk gezag, als Koning eerbiedigde hij, naar zijnen eed op de grondwet, de wettig uitgesproken wenscheri van zijn volk, en stelde zich boven de partijen. Het protestantisme getrouw en met een anderen Willem III voor oogen, handhaafde hij toch als Koning de vrijheid van geweten, en aller gelijke rechten. «En sprak hij met verrukking van zijns vaders helden daden, zou hij zelf gaarne zijn bloed vergoten hebben voor zijn vaderland, als Koning bewaarde hij ons den vréde en toonde alleen zijnen heldenmoed door voor zijne onderdanen zijn leven te wagen in den watersnood. De kunsten des vredes heeft hij aangemoedigd, en al wat voor land en j volk werd gedaan, uitgelokt of begunstigd, hel laatst nog de ontginning onzer heiden. i Wat al belangrijke werken zijn onder zijne regeering totstandgebracht, heilzame wetten en besluiten uitgevaar digd, industrie, handel en welvaart toegenomen, en de eer van het kleine Nederland gehandhaafd in den vreemde, want hij had zijn volk lief; zooals hij sprak bij den aanvang der regeering: «Ik verbind mij aan een volk, grooter door deugden dan door grondgebied, krachtiger door eensgezind heid dan door zielental". «Het is een grootsche roeping Koning van zulk een volk te zijn"; zoo begon, zoo ver volgde hij. Nog hoor ik zijne stentorstem bij de eerste steenlegging voor het monument in het Willemspark«Een prins van Oranje kan nooit, nooit te veel voor het volk van Nederland doen". Daarom wandelde hij ook vrij onder ons om, want de liefde van zijn volk was zijne lijfwacht. En nu, nu stemmen alle partijen samen in dezelfde rouw klacht, alleen niet wie de maatschappij willen omkeeren en verwoesten. «Zoo hebt gij uwe taak volbracht, mijn Koning 1 Veel heeft usv hart geleden, maar voor Nederland bleef het altoos kloppen. En nu wachten u daar beneden 33 vorsten en vorstenkinderen uit het Huis van Oranje: zoo gaan ook de koningen heen, afgesneden als halmen in den oogst; maar de Koning der Koningen blijft. «En zoo moge dan nu de geschiedenis den Koning oordeelen; maar den mensch oordeelt God alleen. «Toch bewaren ook wij onze herinneringen, de goede en lieflijke vooral, die daar als de tonen eener windharp ruischen over de graven. Wel weten wy het allen, hoe opbruischend en hartstochtelijk het karakter was van den Ontslapene, en hoe hij, in alles oprecht, als mensch vaak het zelfbedwang miste, dat hem als Koning sierde. Waartoe zou ik het verzwijgen? Ik heb hem nooit gevleid bij zijn leven en denk het niet te doen na zijn dood. Maar wat niet allen zoo goed weten, is de innerlijke goedheid en Meester Noll was wel de zonderlingste dien men zieh kan voorstellen. Zoodra kg zich vertoonde met zgn op afzichtelgke wijze gegrimeerd gezicht, zgn gefriseerde gele pruik en met een zwart trieot met zilveren lovertjes over zgn schrale leden, werd hg met algemeene toejuichingen begroet en ten spijt van zgne mededingers werd zijn succes hoe langer hoe grooter. lederen avond werd kg toegejuicht, teruggeroepen, met handgeklap begroet. Niemand echter in het «Great Circus" kende de woonplaats noch den éigenlgken naam vau den gelukkigen paljas. Hij kwam nooit voor het uur, waarop de voorstelling begon en ging heen zoodra zijn «werk" klaar was, zonder een oogenblik langer te blijven om met zgn kameraden een praatje te maken of een borrel te drinken. Het was trotschheid, zeiden sommigen, dwaas heid, dachten anderen. Zeker is het, dat niet een hansworst, niet een rijdster zich veroorloofde den roemrijken clown de grove aardigheden toe te voegen, die den grond vormden van het gewone gesprek onder deze bemin nelijke artisten. Van onder de laag meel, die zijn gelaat bedekte, van onder zijn belachelgk paljassenpak straalde iets eerlijks door en als hg zijn pruik van vlas afzette, boezemden de rimpels in zijn hoog gewelfd voor hoofd een onwillekeurig gevoel van eerbied in. De arme man had de ellende van nabij gekend. Toen hg als weduwnaar met een kind, dat hg vergoodde, was achtergebleven, was hij aan het werk gegaan om zgn kleine Marie een behoorlgke opvoeding te kunnen geven. Maar de laatste ziekte zijner vrouw had al zijn spaarpenningen verslonden. Zeer vaak moest hg ontbgten met een stuk brood om zijn kind niet een stuk speelgoed te onthou den, dat ze graag hebben wilde. Het ;ongeluk scheen hem te vervolgen; niets gelukte hem en strijdensmoede dacht hij er over een wanhopig besluit te nemen, toen men hem een voordeelig baantje in een paardenspel te Parijs aanbood. Hg aarzelde lang om het paljassenpak aan te trekkendoch hg zeide bg zich zeiven «De hoofdzaak is: ik zal geld verdienen; Marie zal gelukkig zjjn, wat kan bet overige me schelen?" Eu hg nam het aanbod aan. Daar hg echter uit een soort van schaamte niet wilde, dat zgn dochter hem zoo zou zien, vertrouwde hij haar toe aan eene oude tantedie dicht bg Parijs woonde, lederen Donderdag ging hg eenige uren bg haar doorbrengendaar vergat hij de geleden smart en deed een voorraad geluk op voor het overige van de week. Lachende en babbelende wandelden ze door het veld, terwijl de vader het teedere handje van het kind in zjjn ruige hand hield. Bg den aanblik van dit blonde krullekopje voelde de arme man zijn gemoed overvloeien van vreugdebg omringde zgn geliefd dochtertje met geheel moederlijke zorg. O, hoe ver waren zgn gedachten in deze gelukkige oogenblikken van het zwarte tricot met zilveren lovertjes en zeker zouden de lieden, die dan dit hui'germannetje met een blauwen bril op ont moetten, zeer verwonderd geweest zgn, als men hun gezegd had, dat dit nu de grappige hansworst van het «Great Circus" was. Daarna keerde de clown treurig naar zijn post terug. Bg de avondvoorstelling had hg al zgn geestkracht noodig om niet in snikken uit te barsten. Maar hij moest zijn smart terugdringen, om toch te lachen, om maar altjjd te lachen. En onder het maken van dolle sprongen, gooide hg er zijn vroolijke geestigheden uit, die verloren gingen onder de toejuichingen der menigte, terwgl zgn hart in stilte bloedde. Vele jaren gingen op deze wgze voorbij. Het meisje werd vrouw. Men sprak er over haar uit te buwen en de vader, die zoo trotscb op zgn kind was, maakte prachtige plannen voor de toekomst; plannen, die, helaasI nooit zouden verwezenlgkl worden Op een morgen ontving Noll een brief, waarin stond, dat Marie sedert twee dagen hel huis barer tante had verlaten en dat, niettegenstaande de opsporingen, die men gedaan had, men haar niet had kunnen ontdekken. Eensklaps zakte de arme man in elkaar. Gedurende langer dan een maand, verscheen hij niet weer in het «Great Circus." Hg be steedde dien tijd om de hoofdstad iu alle richtingen te doorzoeken en van alle kanten inlichtingen in te winnen. Het was te vergeefs. Langzamer hand gingen de spaarpenningen, die hg met zooveel moeite had bgeengebracht, heen in nutte- looze pogingen, en Noll was weldra geen stuiver rijk. Hg moest brood hebbentoen was de ongelukkige verplicht weer naar het circus te gaan. Op zekeren avond bemerkte bij tusschen de toeschouwers eene jonge blonde vrouw, zeer net gekleed en vergezeld van verscheidene heeren, met wie zij op luidruchtige wgze zat te praten. Instinctmatig naderde Noll haar. De jonge vrouw, die hem op dit oogenblik aanzag, stond zeer verwonderd op en riep plotseling onder een schaterlach uit: «Kijk, daar heb je papal Goeden avond papa". Toen voelde de clown iets van binnen bg hem breken en zgn gelaat verbleekte onder de dikke laag meel, die het bedekte. Maar met bovennatuurlijke kracht hield hij zich staande en zich tot de menigte keerende, zeide hij: «Dames en Heeren, ik ga me verdrinken. Vaarwel I" En hij liep hard weg, terwgl de gansche zaal, zonder de beteekenis zijner woorden te begrgpen, hem storm achtige toejuichingen nazond. Den volgenden morgen haalden visschers uit de Seine een Igk op, dat reeds geheel ver stijfd was en op zonderlinge wgze bedekt was met een zwart tricot met zilveren lovers. Het gelaat, dat hier en daar nog de sporen van blanketsel droeg, hetwelk het verblgf in het watèr niot geheel had kunnen afwisschen, zag er af- zichtelijk uit met zijn groote, doffe oogen, zijn grgnzenden mond en zgn holle kaken, waar tegen het water de sluike lokken van een ge poederde pruik had geplakt. En in een der handen, die door een laatste zenuwtrek dicht- geklemd was, vond men nog een medaljon, met het portret van een jong meisje en eeu lokje blond haar er in. Edmond Porciïer.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1