ZIEBIKZEESGIIE NIEUWSBODE. Dinsdag 25 November 1890. De dood des Konings. Directeur-Uitgever J. WAALE. AFKONDIGING. Er is geld noodig. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, ƒ10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 5929. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.. Het HOÖFD vain het Gemeentebestuur te Zierikzee maakt bekend, dat door den heer Provincialen Inspecteur der Directe Belastingen te Middelburg zijn executoir ver klaard twee kohieren voor de belasting op, het Personeel dezer gemeente, dienstjaar 1890/9I (voljaarsrecht no. 6en 2e kwartaal no. 7), en het tweede kwartaalskohier van het Patentrecht - over dat dienstjaar, die op heden aan den heer Ontvanger der Directe Belastingen alhier worden ter hand gesteld ter invordering, en dat ieder verplicht is zijn aanslag op den by de wet bepaalden voet te voldoen. Zierikzee, den 22 November 1890. Ch. W. VERMEIJS. Van alle zgden maakt men zich ten strijde gereed. Naar het .zich laat aanzien, zal het bij de stembus in 1Ö91 warm toe gaan. Wij hebben herhaaldelijk gewezen op de waar schijnlijkheid, dat de >bondgenooten", die nu zoo erg met elkander overhoop liggen, het tegen dien tyd wel weer met elkander eens zullen worden en dat de bestaande breuken wel zullen worden dicht gepleisterd. Het Centrumhet blad dat tot voertuig strekt van, de denkbeelden van den leider der r.-katholieken, dr. Schaepman, bevatte dezer dagen reeds een paar artikelen, waarin over het twisten der broederen een krachtig afkeurend oordeel werd uitgesproken. Gezegd werd o. a., dat, »om den dreigenden aan val met goed gevolg te doorstaan, eendracht on misbaar isIn die artikelen werd beweerd, dat »het liberalisme wel gedwongen is, zjjn toevlucht te nemen tot groote woorden en fraaie beloften. Het kan zich moeieljjk op iets anders beroepen. En dat de linkerzijde ditmaal een nog hooger toon belooft aan te slaan, dan bjj vroegere ge legenheden en in nog klinkender termen hare politieke waar zal aanbevelen, ligt aan hare rol als oppositieparty." Wg behoeven na al wat wg in den laatsten tgd geschreven hebben, deze beschuldiging niet meer te wederleggen. Onze lezers zullen daarby dadelgk denken aan den pot, die den ketel verwgt dat hg zwart is. Welke party heeft ooit meer met groote woorden en ydele beloften de kiezers bedot, dan de vereenigde rechterzijde bg de stembus van 1888? En wanneer de toon nu niet nog hooger stygt, wanneer byv. de Stand., evenals wg deden, spreekt van de matheid, waarvan de rechterzgae blyk geeft dan komt dit omdat de rechter- zyde zelve erkennen moet verre gebleven te zgn beneden het ideaal, dat zg zich in 1888 stelde. Dat blijkt ook uit de wgze, waarop men ons bestrgden wil. Daar de vergelgking van het regeering3beleid der rechterzyde met dat der linkerzijde tot alles behalve schitterende uitkomst zou leiden, moet men er wat anders op vinden en daar men de vrgzinnige beginselen zelve niet kan aantasten, neemt men een gemakkelgk middel te baat, om ze toch te künnen brandmerkenmen dringt aan de vrgzinnige richting een karakter op, dat zg niet heeft, en geeselt er dan met alle vry moedigheid op los, »Het liberalisme voert ons naar het socialisme", heet het, met gespatiöerden druk, in het Centrum. Wg willen met dat blad over dit punt niet in een pennenstrgd treden, maar een enkele vraag doen: Hoe komt het dat de Commune en het Communisme konden opkomen in het r .-katholieke Frankrykhoe, dat het socialisme zulk een belangrgke rol kan spelen in het con- fessioneele on autocratische Duitschland, en dat het zoo slecht aarden kan in het vrgzinnige Nederland? Hoe komt het, dat de Internationale ineenzakte, toen men haar in het vrye Neder land, naar de vrgzinnige beginselen, toeliet, openly k te vergaderen en in alle vryheid te beraadslagen Wg wyzen op die beschuldigingen, enkel Om aan te toonen, dat onze tegenpartg geen middelen ontzien zal om de kiezers wederom op een dwaal spoor te leiden. Daartegenover rust op ons. en de onzen de dure plicht om die kiezers beter in te lichten. Aan opgewektheid daartoe zal het niet ontbreken. Wg verwachten, dat in 1891 in onze gelederen wederom groote geestdrift heerachen zal, en dat, zoo wg nog niet weder de meerderheid mochten heroveren, het alom blyken zal, dat velen de schellen van de oogen gevallen zgn. Maar Wg vinden bg de tegenpartg weinig, dat wg ter navolging kunnen aanbevelen, maar één goed voorbeeld geeft zg wel. Zg begrgpt beter dan wg, dat de gver voor de beginselen gepaard moet gaan met offervaardigheid. Zg weet, als het noodig is, dieper in de beurs te tasten dan de onzen. In dit opzicht moeten wij ons zeiven herzien. Naar mate de verkiezingstyd nadert, zullen de eischen klimmen. Aan goeden raad, aan pogingen om de goede zaak te steunen zal het niet ont breken. Men moet sprekers doen optreden; men moet kleine geschriften verspreiden; men moet door de pers de kiezers voorlichtendaarbg komen, als de verkiezingen zelve naderen, de strooibiljetten, die verspreid; de opwekkingen, die mondeling en schriftelgk tot de kiezers gericht moeten worden. Wg herinneren ons nog met levendige ingenomen heid, de groote opgewektheid, die in 1888 hier en daar heerschte. Geen moeite was te groot en geen kosten werden ontzien. Maar het hinkende paard kwam achteraan. De groote uitgaven'hadden in menige kas een groot tekort doen ontstaan. Die tekorten zgn nu wel later gedekt, maar zulke er varingen werken ontmoedigend en voor de toe komst belemmerend. Het spreekt van zelf, dat de oesturen, die, na afloop van den veldtocht, het bezwaar van een groote leemte tusscben middelen en uitgaven hebben te dekken, bg een volgende gelegenheid voorzichtiger worden, en dat dienten gevolge het gevaar dreigt, dat maatregelen achter wege blijven, die noodig genomen moeten worden. Uw Koning is niet meer, o Volk van Nederland! De krachtige Oranjestam, door den ruwen stormwind van het lot zoo vroeg van bloesems en vruchten beroofd, is ten slotte zelf gevallen en die slag doet den Vaderlandschen grond sidderen. Treffend snel is ons Vorstenhuis verstorven In een kort tijdsverloop ontving de graf kelder te Delft de stoffelijke overblijfselen van vijf leden der Koninklijke Familie, waarvan twee, als de hoop van ons land, de middaghoogte des levens nog niet bereikt hadden. Helaaswaarom mocht onze laatste Koning uit het Oranjehuis geen mannelijken troon opvolger naast zijne stervenssponde zien, waarom moest hij oud en eenzaam ten grave dalen? Overpeinzingen van dien aard voeren ons terug tot het tijdperk, waarin de toe komst van ons Vorstenhuis zoo verzekerd scheen door eene rij van zonen en kleinzonen, uit Koning Willem I geboren. Wie had zich toen kunnen voorstellen het feit, waarvoor we thans geplaatst zijn? Nederlanders! ziet ge het ernstige van den toestand wel in? Weet ge wel goed, wat het zeggen wil, met een laatsten mannelijken afstammeling een geslacht te zien heengaan, dat drie eeuwen is geweest de roem en de kracht en de toevlucht van ons Volk? ZietI wanneer daar tijden aanbraken, zooals onze historie ze herhaaldelijk heeft opgeleverd, tijden waarin de kreet //Oranje komt!" hetzelfde beteekende als//We zijn gereddan zal geen nieuwe Oranjevorst meer opstaan om ons die oude waarheid te bevestigen. Wij hebben nog, het is waar en het worde dankbaar erkend, eene lieve Prinses, eens, zoo we hopen, onze Koninginmaar laat ons toch inzien, dat deze een overgang in een ander stamhuis wel vergemakkelijken, maar geenszins verhoeden kan! Dat feit, de aantocht eener nieuwe dynastie, is wel het meest geschikt ons al het weemoedige te doen gevoelen, dat daar ligt in den dood van Willem den Derde. Niet zonder een innig samengroeien te bewerken, kunnen drie volle eeuwen over een Vorstenhuis en een Volk heentrekken, als de eerste regeerende Vorst dier Dynastie tevens de grondlegger was der vrijheid, welke dat volk geniet. Wat men ook zegge, de Nederlander is nauw gehecht aan het Oranjehuis. Het Volk kende zijn Vorst en de Vorst kende zijn Volk; eigenaardigheden, deugden en gebreken werden wederzijds ingezien, op prijs gesteld en geduld. Als het er op aankwam steunde het Volk niet op de tusschen hem en den Vorst geplaatste regeeringsgeslachten, maar begaf zich tot den Landsbestuurder zeiven, en omgekeerd. Wij allen hebben nu het treurige voor recht tijdgenooten te mogen zijn van de gebeurtenis, die, lang voorzien, toch niet nalaat in het gemoed van elk waar Vader lander een pijnlijk gevoel te verwekken. We zullen getuigen zijn van een overgangs toestand, waarin Prinses Wilhelmina de verbinding vormt van het uitgebloeid verleden met de in knop besloten toekomst. En welke bloemen de wonderplant van het toekomende ook levere, deze zekerheid hebben we, dat daaronder slechts ééne Oranjebloem zal zijn, de laatste die voor ons bloeit! Willem III, den 19 Februari 1817 te Brussel geboren uit den toenmaligen kroon prins Willem en Anna Paulowna Groot vorstin van Rusland, werd op 32jarigen leeftijd tot den troon geroepen door liet onverwacht overlijden van Koning Willem II op 17 Maart 1849. Den 12 Mei d. a. v. te Amsterdam plechtig ingehuldigd, aan vaardde Hij het bewind in een tijd, die vrij bewogen mocht heeten. Buitenslands hadden hevige revolutie-stormen gewoed en binnenslands moest de nieuwe Grondwet, voor weinige maanden aangenomen, uit gevoerd en door organieke wetten gevolgd worden. Toch mag de regeering van Koning Willem III, van den begjnne af, echt constitutioneel genoemd worden, omdat onze Vorst, ondanks opduikende moeielijk- heden, steeds zijne Ministers koos uit de meerderheid, die bij de verschillende rich tingen van ons Parlement achtereenvolgens de heerschende was. De vele belangrijke wetten op te tellen, welke in het ruim 41jarig tijdvak van Zijn bestuur tot stand kwamen, achten we in deze korte schets niet gepast. Liever wijzen wij er- op, hoe Willem III zich in den particulieren omgang met zijn Volk gedroeg als een bevorderaar der wetensebappen, een ondersteuner van veel belovende maar min bemiddelde kunstenaars, een weldoend vriend der ongelukkigen. Iedereen denkt bij dit laatste onwillekeurig aan den watersnood in Gelderland ten jare 186J. In zijn edelaardig pogen werd Hij trouw ter zijde gestaan door onze onvergetelijke vorige Koningin Sophia Fre- derika Mathilda van Wurtemberg, met welke Prinses Hij 18 Juni 1839 gehuwd was en die Hij tot 3 Juni 1877 mocht bezitten. Uit dit huwelijk werden drie zonen geboren, n.l. Willem Nicolaas Alexander Frederik Karei Hendrik, geb. 4 Sept. 1840, overleden te Parijs 11 Juni 1879, Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karei, geboren 15 September 1843, overleden in Juni 1850 en Willem Alexander Karei Hendrik Frederik, geboren 25 Aug. 1851, overleden te 's Gravenhage 21 Juni 1884. Den 7 Januari 1879 hertrouwd met Adelheid Emma WilhelminaTheresia Vorstin van Waldeck-Pyrmont, werd uit dit hu welijk te 's Gravenhage op 31 Augustus 1880 geboren onze Prinses, Wilhelmina Helena Paulina Maria, de eenige spruit, die bij 't einde der negentiende eeuw uit het Koninklijk Oranjehuis is overgebleven. Het 41jarig bestuur van onzen Koning is een tijd van rust, vrede en voorspoed geweest, waarvan ons land de vruchten plukte op velerlei gebied. Nochtans waren ook voor het Vorstelijk Huis de lot wisselingen weggelegd, zoo eigen aan elk menschenleven. Mocht aan den eenen kant het gansche Volk met liet Doorluchtig Geslacht jubelen op 12 Mei 1874, 19 Febr. 1887, 12 Mei 1889 en 31 Aug. 1890, aan de andere zijde zat onze Natie in rouw neer met datzelfde Stamhuis, sedert de levensweg des Konings niet altijd meer effen bleef, maar integendeel langs menig graf voerde. Op 3 Juni 1877 overleed Koningin Sophia, 11 Juni 1879 Kroonprins Willem, 8 September 1881 de grijze Prins Frederik, 29 Mei 1883 Prinses Marianne en 21 Juni 1884 Kroonprins Alexander. Die allen het is eene der schaduw zijden van het oud worden - zag onze Koning voor zich heengaan. Reeds in Januari 1889 was het gevaar te duchten', dat Willem III door de oude kwaal, eene nierziekte, aan Natie, Gade en Dochter zou ontnomen worden. Zijn sterk, echt Russisch gestel heeft Hem toen, tot verbazing van Zijne geneesheeren, be houden en Hem weer in staat gesteld tot afdoen van regeeringszaken, waarvan Hij een tijd lang ontheven was geweest. In September j.l. vertoonden zich wederom voorboden der kwaal, die, gepaard met de hersenverweeking, hand over hand is toe genomen en eindelijk, nadat op 20 Nov. het Regentschap door de Koningin reeds was aanvaard, den lloogen lijder op Zondag 23 Nov. 's morg. te kwart voor zes ure, uit zijne langdurige smarten verloste. Rust in vrede, grijze Vorst! bij de velen wier stof in het Koninklijk praalgraf te Delft vernacht. Weest verzekerd, dat Uw Volk als één man zal staan voor de rechten en de veiligheid van Hen, die Gij achter liet en legt gerust het hoofd neer bij de gedachte, dat de burgers van Nederland nimmer, neen nimmer! zullen tekort komen in den heiligen plicht der dankbaarheid, waairop Uw geslacht sedert drie eeuwen, door offers van goed en bloed, het volste recht heeft verkregen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1