ZIEK1KZEESCI1E NIEUWSBODE.
Zaterdag 8 November 1890.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Een ander beginsel?
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
De wraak van Oom Frits.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post
ƒ1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, ƒ10,per jaar.
47ste JAARGANG. No. 5922.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
In de openingsrede, waarmede in 1888 bet
tegenwoordig Ministerie voor de Volksvertegen
woordiging optrad, sprak het zijn voornemen uit,
dat voortaan rekening zou worden gehouden met
het Christelijk bewustzijn van het Nederlandsche
volk.
Daarin ligt eene beschuldiging tegenover voor
gangers, waarvoor geen enkele grond wordt aan
gevoerd; daarin ligt eene zelfverheffing, die met
Christelijken ootmoed in lijnrechten strijd is,
maar daarmee zullen wij ons niet ophouden. Het
oordeel, in hoeverre deze ministers meer Christe
lijk zijn of meer Christelijk bewustzijn hebben
dan anderen, komt den eenen mensch over den
anderen, naar onze bescheiden meening, niet toe.
Bovendien, men moet de woorden nemen in de
beteekenis waarin ze gebruikt worden, en in den
mond dergenen, die de openingsrede stelden, hadden
de aangehaalde woorden niet de beteekenis, dat
de Ministers zich bij hun taak door hun Christe
lijk bewustzijn zouden laten leiden, maar juist,
dat van dat Christelijk bewustzijn uiterlijk blijken
zou in hun daden, in hunne wetgevende maat
regelen men wilde daarmee zeggen, dat een ander,
dat het Christelijk beginsel, het liberalistisch begin
sel vervangen zou.
Onder het thans levend geslacht zijn er velen,
die reeds eenmaal eene verandering van beginsel
in ons staatsbestuur hebben bijgewoond. Toen
het //liberalistisch" beginsel, ruim veertig jaar
geleden, zich eindelijk na veel strijd had baange
broken, en het eerste Ministerie Thorbecke als het
eerste Ministerie dier richting optrad, toen had
men niet te vragenis er nu inderdaad een andere
richting aan het roer; gaan wij nu werkelijk een
anderen weg uit? Welk een werkzaamheid op on
derscheiden gebied van wetgeving openbaarde zich
toen, welk een volhardend streven om de nieuwe
richting te belichamen, niet in een enkel wetje,
hier of daar door een enkele op zich zelf staande
bepaling, maar in onze geheele staatsinrichting.
Zóó handelt een partij, die in waarheid meent,
dat haar beginsel beter is dan dat der partij, die
zij bestreed en overwonnen heeft; zóó handelt eene
partij, die niet alleen zegt, maar ook overtuigd is,
dat wat zij wil en beoogt en voorgestaan heeft,
beter is voor land en volk, dap wat haar voor-
gaugster gewrocht heeft.
En voor de in 1888 optredende regeering
en de partij, waaruit zij was voortgekomen, was
het meer dan ooit plicht, aldus te handelen, want
is het niet de Standaard, het hoofdorgaan dier
partij, die onophoudelijk verkondigt: tusschen de
liberalistische partij die in 1848 optrad en
de conservatieve die zij verdrongen had,
bestaat in beginsel geen verschil; gij zijt loten
van denzelfden stam, de een wat meer achterlijk
dan de ander, maar in herkomst, in richting, iu
einddoel volkomen aan elkander gelijk. Maar wij,
anti-liberalen, wij hebben een ander beginsel,
steunen op een anderen grondslag, beoogen een
ander einddoel dan gij.
Welnu. Wij schrijven thans 1890. Dat jaar
loopt ten einde1891 staat voor de deur, waarin
het eerste wetgevend tijdperk onder het nieuwe
beginsel zal worden afgesloten. Men zal ons niet
van overijling beschuldigen, als wij nu vragen:
waaruit blijkt thans, dat er een ander beginsel
heerscht? Men lette wel op; wij hebben het nu
niet over de meerdere of mindere werkzaamheid
van het Ministerie, niet over de meerdere of
mindere deugdelijkheid der wetten, die het tot
stand bracht of der ontwerpen, die het indiende;
wij vragen alleen naar bewijzen, dat met het
Christelijk bewustzijn des volks meer rekening is
gehouden dan vroeger, dat een liberalistische
regeering door een Christelijke regeering vervan
gen is.
Het antwoord op die vraag wordt niet gegeven
door den arbeid van den Minister van Justitie op
het gebied der arbeids-wetgeving, want daarvoor
bestaat tegenwoordig bij alle partijen en alle
richtingen samenwerking, niet alleen, maar men
is het ook (als men de socialistische partij uit
zondert) tamelijk wel eens over de wijze, waarop
de Staat in deze moet optredenmen vindt het
antwoord ook niet in de spoorwegovereenkomsten,
of in de belastingontwerpen, of in het ontwerp
voor de legerwet, want dat zijn eenvoudig
regelingen van geheel practischen aard. Maar, zoo
zal men ons toevoegen, gij vergeet de onderwijs
wet en gij vergeet het ontwerp dat de gedwongen
koepokinenting wil afschaffen!
Heen, wij vergeten die niet. Wij weten dat
dit alles is, waarin men de openbaring van het
Christelijk beginsel dezer regeering zoeken moet
en vinden kan, en wij vinden het zeer weinig.
Wat de onderwijswet betreft, die geeft aan de
voorstanders van het bijzonder onderwijs juist zoo
veel als hun van vrijzinnige zijde aangeboden en
toen smadelijk afgewezen werd, en wat het vaccine-
ontwerp betreft, wij zullen de aanneming betreuren,
maar verheugen ons over de indiening. Ziedaar
dan nu het verschil tusschen de anti-revolutionaire
vrijheid en den liberalistischen dwangAlles blijft
zooals het was, behalve dat een vader, die bezwaar
heeft tegen het doen inenten zijner kinderen, daar
van vrijgesteld kan worden, mits dat hij daarom
trent een verklaring ga afleggen op het stadhuis.
Wat toch blijkt hieruit? Dit, dat men aan zich
zeiven verplicht was om iets te doen, na het
misbaar dat men over het dwangstelsel der bestaande
wet had gemaakt, maar dat men, nu het op han
delen aankomt, terugdeinst voor de verantwoorde
lijkheid; die het met zooveel hevigheid verdedigde
stelsel leggen zal op hen, die het invoeren! Nu
blijkt het, dat wat men als een onduldbare dwang
heeft voorgesteld, niets was dan een heilzame
band, waarvan het nut en het geoorloofde niet
duidelijker bewezen kon worden dan door de be
schroomde, ja angstvallige wijze, waarop een
zoo ';urig man ais de tegenwoordige Minister van
binnenlandsche zaken dien band een weinig losser
tracht te maken!
Waar is hier de bezieling, de geestkracht, de
volharding, de inspanning, die een nieuw beginsel
aan zijn aanhangers schenkt? Is dit nu de vrucht
van den veeljarigen strijd? Zijn daarmee de kiezers
tevreden, aan wie men geleerd heeft, de liberalen
te haten met een doodelijken haat, dat hun mannen
hetzelfde zouden doen als hun voorgangers, doch
minder goed, met minder toewijding, met minder
ijver, omdat zij zich aangewend hebben liet werk
dier voorgangers af te keuren; den grondslag,
waarop het rust, te ondermijnen; het beginsel,
waarvan het uitgaat, te veroordeelen?
Indien waarlijk een ander beginsel opgekomen
ware vooral indien inderdaad een zoo verheven
beginsel als het Christelijk beginsel tot dusver
veronachtzaamd en nu weer ten troon geheven
ware, dan zou men andere, grootere, betere
dingen gezien hebben. De schoonste rechtvaardi
ging van het 40-jarig bewind der vrijzinnige richting
is de matheid, waardoor het eerste wetgevende
tijdperk gekenmerkt wordt van de partij, die ge
meend heeft haar plaats te moeten innemen, en die
zoo weinig te verbeteren vond in haar werk, zoo
weinig in de plaats wist te stellen van wat zij tot
stand bracht, zoo weinig verrichtte van wat zij
ongedaan moest laten!
Zuid-Airika.
Den 10 October heeft de Staatspresident der Zuid-
Afrikaansche republiek, de heer S. J. P. Kruger, zyn
658ten verjaardag gevierd. By deze gelegenheid heeft
een vertegenwoordiger van het Transvaalsche blad
De Pers zich naar hem begeveo en hem verzocht om
eene korte schets van zyn vroegeren levensloop. De
heer Kruger heeft toen welwillend de verlangde mede-
deelingen gedaan, die nu in het blad worden vermeld.
Daaraan is bet volgende ontleend:
Stephanus Johannes Paulus Kruger, zoon van Kasper
Kruger, broeder van den nu overleden commandant
Gert Kruger, werd den 10 October 1825 te Colesberg
geboren. Hy is eerst gehuwd geweest met mej. A. M.
du Piessis, na wier overlyden hy (in 1848) in het
huwelyk trad met mej. Gesina Suzanna Frederika
Wilhelmina du Piessis, eene nicht van zyne eerste
echtgenoote. Uit het eerste huwelyk heeft hy een
kind, uit het tweede zestien, waarvan er zeven joDg
zyn overleden, zoodat hy thaDs nog tien kinderen heeft.
In 1835 stak zyn vader de Oranjerivier over, en in
1836 en 1837 vond de groote trek plaats naar de
oevers der Yaalrivier. In laatstgenoemd jaar vergezelde
Kruger, toen Blechts 13 jaar oud, Piet Retief in den
oorlog tegen Dingaan, en in dat zelfde jaar vergezelde
hij ook Hendrik Pretorius in de Drakensberg-expeditie.
In 1839 stak Kruger de Yaalrivier over en nam deel
aan den tocht tegen Moselekatse. Tegen het einde van
dat jaar ging de familie Kruger naar Mooiririer, nu
bekend onder den naam van Potchefstroom. Het was
in dien tyd, dat de grondslag der Transvaalsche
republiek gelegd werd, onder twee commandaDten-
generaal, A. Pretorins en H. Potgieter. Op 18jarigen leef-
tyd werd Kruger aangesteld al# assistent-veldcornet en
een jaar later als veldcornet. In 1852 werd hy benoemd
tot commandant van verschillende districten, waar
onder Pretoria, Potchefstroom, Rustenburg enz. Terwyl
hy in deze positie werkzaam was, werd by benoemd
tot commandant-generaal en lid van den Uitvoerenden
Raad. Dit geschiedde in 1862, terwyl Pretorius president
was. In deze betrekkingen bleef Kruger tot het begin
van 1876 of '77, toeD de Volksraad hem koos tot
vice-president van de republiek en herkoos als lid van
den Oitvoerenden Raad.
Destyds was Burgers president. Deze verliet het
land en toen kwam de tusschenregeering. In zyne
hoedanigheid als vice-president, protesteerde Kruger
toen er tegen, dat een vreemde mogendheid zich inliet
met zaken, die door autoriteiten der republiek be
hoorden geregeld te worden, en fay stelde alles in het
werk tot het herkrijgen der staatBonafhankelykheid.
In 1877 begaf hy zich naar Engeland, met het doel
om tegen de annexatie te protesteeren; doch het
resultaat daarvan kon niet als bevredigend beschouwd
worden. In 1879 begaf hjj zich naar de Kaapkolonie,
om in zake de confederatie waaraan de republiek
niet wilde deelnemen te onderhandelen. In 1880
riep hy, nog steeds in zyne hoedanigheid van vice-
president, den volksraad te Paardekraal byeen. In
Maart 1881 eindigde de oorlog tusschen de republiek
en Groot-Brittanië, na den beslissenden slag by Langsnek.
In 1883 ging Kruger andermaal naar Engeland, met
het doel, opheffing der souvereiniteit te verkrygen, en
in dat zelfde jaar werd hy gekozen tot Staats-president
van de republiek. Daarna ging hjj nog eens naar
Engeland, en keerde in 1884 terug zonder den ge-
wenschten uitslag. Een groot gedeelte van Europa werd
op deze reis door hem bezocht.
In 1888 werd hy met eene overgroote meerderheid van
stemmen tot Staatspresident herkozen, welke waardig
heid hy thans nog bekleedt. Niettegenstaande de vele
moeilijkheden en beslommeringen, die hy in vroegere
jaren heeft moeten doorstaan, is hy nog steeds sterk
en gezond en neemt hjj met een merkwaardigen lust
en jjver de op hem metende plichten waar.
Engeland.
Maandag is het proces van Mary Wheeler, alias
Pearcy, beschuldigd van moord, op juffrouw Hogg en
haar kind gepleegd, voor de rechtbank van Marylebone
aangevangen. De eerste dag was gewjjd aan bet ver
boor der verschillende getuigen. De publieke tribune
was, zooals zich laat denken, stampvol, en onder de
nieuwsgierigen bevonden zich vele bekende Londensche
personen.
De beschuldigde maakt een gunstigen indruk en
heeft een zeer zacht uiterlyk. Na het getuigenverhoor
werd de zaak tot den Hen verdaagd. De zitting werd
door niets bijzonders gekenmerkt.
Frankrijk.
In een der straten van een Fransch stadje knabbelde
een New-foundlander aan een been op een houten
brug, die over een breede, snelvlietende rivier lag.
Een verbazende groote bulldog kwam daar langs en,
zonder eenigen eerbied voor een andermans eigendom
te gevoelen, probeerde bjj zich meester te maken van
een maal, dat zjjn honger en begeerljjkheid kon be-
Tusschen twee tegenstanders van geljjke kracht, en
beiden zeer weinig geneigd tot verzoening, dunrden de
toebereidselen tot de ontmoeting niet lang en spoedig
ontstond er eene schermutseling.
De twee strijders wierpen zich met zooveel woede op
elkander, dat zy, zonder los te laten, over den rand
der brug gleden en Bamen in de rivier tuimelden.
Yoor den New-foundlander was het maar eene kleine
moeite naar de oppervlakte te komen zwemmen en
eenige honderde meterB verder, op het eenige punt
der rivier dat bereikbaar was, aan land te komen.
Na zich in de zon het water van den dikken pels
geschud te hebben, was hjj op het punt zich te
verwjjderen, toen hjj een blik op zyn tegenstander
wierp.
De bulldog, gewoon aan land te vechten, maar niet
aan het water gewend, werd door den stroom mee
gesleurd. Het ongelukkige dier beproefde te vergeefs
tegen te spartelen: nog eenige seconden en bjj was
verloren.
De New-foundlander zag het gevaar, sprong te water,
greep zyn tegenstander bjj den halsband en bracht hem
veilig aan den oever.
De twee honden wisselden een onbeachryfelyken blik,
kwispelden langzaam en plechtig met hun staarten,
zwygend en deftig en verwjjderden zich met waardig
heid, ieder naar een anderen kant.
Luxemburg-.
Luxemburg;, 5 Nov. De hertog v
aan de grens door de regeering begroet, inspecteerde
het detachement gendarmerie. Hjj droeg dezelfde Nas-
sausche generaals uniform ah verleden jaarde erfprins
droeg de Oostenrjjksche huzaren-uniform. Aan het
spoorwegstation werd de hertog door eene onafzienbare
menigte toegejuicht, welke door hem minzaan begroet
werd. Bjj hunne aankomst passeerden de hertog en de
erfprins de compagnie vrijwilligers. Yoor het station
zoowel als laDgs den geheelen weg naar het paleis
staat het publiek opeengehoopt, dat met eerbiedige en
aanhoudende vivats de vorsteljjke personen begroetto.
De hertog verscheen op het balkon, waarop de troepen
defileerden, daarachter muziekkorpsen en verschillende
vereenigingen, onder de onafgebroken geestdrift en
toejuichingen der menigte, die het plein en de aan
grenzende straten vulde.
Bjj de receptie heeft hertog Adolf aan den voorzitter
der Kamer verklaard: Ik heb niets anders te zeggen,
TJit het Duitseh.
I.
Frits Eberhard was een man van middelbaren
leeftijd. In de stad zijner inwoning hield men hem
echter voor veel ouder dan hij werkelijk was,
waarschijnlijk met het oog op zijne afgezonderde
leefwijze, waaraan hij ook, hoewel ten onrechte,
den naam van een zonderling te danken had.
Hij was inderdaad niet veel ouder dan veertig jaar,
en volstrekt geen zonderling mensch, maar een
man, die geheel voor de wetenschap leefde. Zyne
boeken waren zjjn liefste gezelschap, en hij was
tevreden als men hem met rust liet en hij zich
ongestoord in zijne studiën verdiepen kon.
Het was negen uur des morgens. Frits Eberhard
bevond zich op zijne studeerkamer en las aandachtig
in een' dikken foliant, toen hem een' brief over
handigd werd. Wie ter wereld kon hem thans iets
té schrijven hebben, den dag vóór het Kerstfeest.
Hij schoof zijn bril naar het voorhoofd en bekeek
het postmerk aandachtig. »Nog wel uit de stad",
prevelde hij bij zichzelf, >daar ben ik inderdaad
nieuwsgierig naar". Behoedzaam het couvert open
snijdende, haalde hy een blaadje blauw postpapier
voor den dag, zooals kooplieden gewoonlijk gebruiken.
Bovenaan was dan ook den naam eener firma
gedrukt, en links daaronder een opgaaf van ver
schillende soorten van sigaren, snuif en tabak.
Het épistel was van den volgenden inhoud
WelEdelGeb. Heer!
Gisteravond ben ik bij U aan huis
geweest met het voornemen om U persoonlijk
geluk te wenschen. Tot mijn leedwezen trof
»ik U niet aan. Ik haast mij dus U schriftelijk
»te feliciteeren. Op het lot, dat U onlangs
»door mijne tusschenkomst ter hand werd
gesteld, is namelijk de hoofdprijs, 75,000
»Mark gevallen.
>Mij vleiend© ook in het vervolg van tyd
»met uwe bestellingen vereerd te worden,
>noem ik mij met de meeste achting,
Uio Dienstiv. Dienaar
CARL SAÜPE,
Sigaren-Handelaar."
Met klimmende verbazing had Dr. Eberhard dit
schrijven gelezen. Was het geen vergissing wat daar
in dien brief stond? Hij nam zijn bril af, veegde de
glazen met zijn rood zijden zakdoek zorgvuldig
schoon en zette hem weder voor de oogen. Nogmaals
las bij het papier aandachtig door. »Het zou toch
waar kunnen zijn", zeide hij peinzend, »maar
75,000 Mark en dat voor 3 Mark!" want zooveel
had dat lot immers gekost? Hij trok eene lade in
zijne schrijftafel open en nam daaruit het bewuste
lot. Ja juist het heeft 3 Mark gekost, en daar krijg
ik er nu 75,000 voorl Goede hemel! Wat zal ik
met al dat geld beginnen". Behoedzaam, als ware
het een breekbaar kleinood, legde hij het fameuse
lot neder in den brieventasch en schoof de lade toe.
»Ik heb genoeg om onbekommerd televen en meer
begeer ik niet", sprak hij bij zichzelf. »Wat heb
ik aan zulk een groote som Al de arme menschen
uit ons klein stadje had men er gelukkig meö kunnen
maken. Ja! als ik vrouw en kindoren had, dan was
het wat anders, maar nuZoo'n oude vrijer 1
Mjjne bloedverwanten zijn bemiddeld, zij behoeven
mijn geld niet en voor Geertruida is gezorgd".
Een zacht tikken aan de deur stoorde hem in
zijne overpeinzingen en nog voor hy daartoe verlof
gegeven had, stoof zijne oude huishoudster Brigitta
de kamer binnen, verwonderd uitroepende:
>Daar is de vrouw van den Commertieraad, die
vraagt of zij den heer doctor een oogenblik spreken
mag."
Mijne schoonzuster?" vraagde Frits niet minder
verbaasd, terwijl hij van zijn stoel opsprong.
»Ja mijnheer".
Welnu, zeg mevrouw dat ik haar met genoegen
ontvangen zal".
Reeds stevende eene statige in fluweel en bont
gehulde dame de kamer binnen.
Men moet den geleerden man wel in zijn eigen
cel vervolgen, als men het genoegen wil hebben
hem te zien", riep zij uit, letterlijk met open armen
op Dr, Eberhard toetredend.
Geheel verbluft bleef deze midden in de kamer
staan. Werktuigelijk nam hij eene der hem toe
gestoken handen, en liet het zich gedwee welgevallen,
dat men de zijne hartelijk schudde.
Gij moet het U zelf wijten," ging de dame
levendig voort, »dat ik U bij uwen arbeid kom
storen. Waarom hebt gij in zoo lang niet naar
ons omgezien! Maar nu laat ik U niet los, ik
kom met het bepaalde doel om U uit te noodigen
den Kerstavond in ons midden te vieren.
Het lijkt mij zoo droevig zulk een' avond ge
heel alleen door te brengen, en daarom moet gij
mij beloven heden onze gast te zijn. Precies 8
uur worden de lichten van den kerstboom aan
gestoken, ik hoop dat gij op uw tyd zult passen.
Maar nu adieu, ik wil U niet langer ophouden,"
bij deze woorden naar de opengeslagen boeken
wijzende: »Ket blijft dus afgesproken; tot van
avond." En even onverwacht als zij verschenen
was, verdween de ruiscbende gedaante, een geur
van viooltjes en resida's in het stille studeervertrek
achterlatende.
Frits had geen tijd gehad om van zyne ver
bazing te bekomen, nog minder om de uitnoodiging
af te slaan, waarvan hij geen gebruik had willen
maken. Het was dus een uitgemaakte zaak, hij
zou den avond in het gezin van zijn oudsten
broeder doorbrengen.
Inmiddels zette hij zich weder aan zijn schrijf
tafel, maar het werken wilde niet vlotten. In
nadenken verzonken staarde hij voor zich uit. Hij
was de jongste zoon van den overleden burge
meester Eberhard. Zyn beide broeders hadden zich
in den handel begeven, maar hij had zijn geluk in
zijne boeken gezocht en gevonden. Bij den dood
des vaders werd diens niet onbelangrijk vermogen
tusschen de drie zonen verdeeld. Op zijn by zonder
verlangen had men Frits het oude, zoo i'ustig midden
in een grooten tuin gelegen huis, waarin hij was
opgegroeid, toegewezen. Hier leefde hij in stille
afzondering met zijne boeken. Zijn beide broeders
huwden spoedig, en wel met twee zusters, de dochters
van hun chef, waarioor zij zich bij het overlyden
huns schoonvaders in het bezit zagen van de voor
naamste handelszaak van het stadje.
In den eersten tijd zag Frits zijne bloedver
wanten gedurig, maar langzamerhand verminderde
die omgang, De eenvoudige geleerde voelde zich
niet te huis in de koopmanswereld, zijne gedachten
en belangen bewogen zich in een geheel andere
richting, ook voelde hij zich weinig aangetrokken
tot zijn hoogmoedige wereldsgezinde schoonzusters,
die den boekwurm", zooals zij hun zwager noemden,
met zekere minachting behandelden.
Men bleef elkaar echter altijd nog van tyd tot
tyd zien, totdat er eene zekere gebeurtenis plaats
greep, die aan allen omgang een eind maakte.
Dr. Eberhard had zich namelijk het lot aan
getrokken eener weeze, Geertruida Baumann, wier
vader zijn beste vriend was geweest. Het kind
was veertien jaar oud toen zij bijna gelijktijdig
haar ouders verloor. Dr. Eberhard werd haar voogd,
en hij plaatste het meisje onder geschikt toezicht
in eeDe naburige academiestadwaar zij eene
wetenschappelijke opleiding ontving. Hare ouders
hadden haar niets achtergelaten, maar haar voogd
belastte zich met hare geheele verzorging, en hierin
lag de oorzaak van de ergernis zijner bloedver
wanten, want zijne schoonzusters vreesden, dat
de erfenis van oom Frits aan hare kinderen
ontgaan zou.
Aan de mogelijkheid, dat deze verstokte oude
vrijer ooit een eigen gezin zou kunnen hebben,
had niemand ooit gedacht.
Sedert jaar en dag hadden Frits en zijne bloed
verwanten elkander niet meer gezien,en
nu op eens dit onverklaarbaar bezoek 1 Hij kon
maar niet begrijpen, waaraan bij dat te danken had.
Een herhaald kloppen stoorde hem andermaal in
zijne overpeinzingen en de oude Brigitta diende
een tweede bezoek aan.
Mevrouw Eberhard verzoekt den doctor een
oogenblik te mogen spreken."
Thans was het Susanna, de vrouw van zyn
tweeden broeder.
Frits kon ternauwernood zijne ooren gelooven,
hij knikte slechts toestemmend.
Spoedig daarop verscheen Mevrouw Susanna
Eberhard in eigen persoon. Ook zij trad minzaam
groetend op haren zwager toe, en reikte hem
beide handen. »Wat zijt gij toch een booze Frits",
riep zij uit, waarom zien wij U toch nooit meer hij
ons. Moet men U dan met geweld aan uwe een
zaamheid ontrukken? Wordt vervolgd.)