ZIEK1KZEESCI1E NIEUWSBODE. Zaterdag 8 November 1890. Directeur-Uitgever J. WAALE. Een ander beginsel? NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. De wraak van Oom Frits. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is ƒ1,30, franco per post ƒ1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, ƒ10,per jaar. 47ste JAARGANG. No. 5922. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. In de openingsrede, waarmede in 1888 bet tegenwoordig Ministerie voor de Volksvertegen woordiging optrad, sprak het zijn voornemen uit, dat voortaan rekening zou worden gehouden met het Christelijk bewustzijn van het Nederlandsche volk. Daarin ligt eene beschuldiging tegenover voor gangers, waarvoor geen enkele grond wordt aan gevoerd; daarin ligt eene zelfverheffing, die met Christelijken ootmoed in lijnrechten strijd is, maar daarmee zullen wij ons niet ophouden. Het oordeel, in hoeverre deze ministers meer Christe lijk zijn of meer Christelijk bewustzijn hebben dan anderen, komt den eenen mensch over den anderen, naar onze bescheiden meening, niet toe. Bovendien, men moet de woorden nemen in de beteekenis waarin ze gebruikt worden, en in den mond dergenen, die de openingsrede stelden, hadden de aangehaalde woorden niet de beteekenis, dat de Ministers zich bij hun taak door hun Christe lijk bewustzijn zouden laten leiden, maar juist, dat van dat Christelijk bewustzijn uiterlijk blijken zou in hun daden, in hunne wetgevende maat regelen men wilde daarmee zeggen, dat een ander, dat het Christelijk beginsel, het liberalistisch begin sel vervangen zou. Onder het thans levend geslacht zijn er velen, die reeds eenmaal eene verandering van beginsel in ons staatsbestuur hebben bijgewoond. Toen het //liberalistisch" beginsel, ruim veertig jaar geleden, zich eindelijk na veel strijd had baange broken, en het eerste Ministerie Thorbecke als het eerste Ministerie dier richting optrad, toen had men niet te vragenis er nu inderdaad een andere richting aan het roer; gaan wij nu werkelijk een anderen weg uit? Welk een werkzaamheid op on derscheiden gebied van wetgeving openbaarde zich toen, welk een volhardend streven om de nieuwe richting te belichamen, niet in een enkel wetje, hier of daar door een enkele op zich zelf staande bepaling, maar in onze geheele staatsinrichting. Zóó handelt een partij, die in waarheid meent, dat haar beginsel beter is dan dat der partij, die zij bestreed en overwonnen heeft; zóó handelt eene partij, die niet alleen zegt, maar ook overtuigd is, dat wat zij wil en beoogt en voorgestaan heeft, beter is voor land en volk, dap wat haar voor- gaugster gewrocht heeft. En voor de in 1888 optredende regeering en de partij, waaruit zij was voortgekomen, was het meer dan ooit plicht, aldus te handelen, want is het niet de Standaard, het hoofdorgaan dier partij, die onophoudelijk verkondigt: tusschen de liberalistische partij die in 1848 optrad en de conservatieve die zij verdrongen had, bestaat in beginsel geen verschil; gij zijt loten van denzelfden stam, de een wat meer achterlijk dan de ander, maar in herkomst, in richting, iu einddoel volkomen aan elkander gelijk. Maar wij, anti-liberalen, wij hebben een ander beginsel, steunen op een anderen grondslag, beoogen een ander einddoel dan gij. Welnu. Wij schrijven thans 1890. Dat jaar loopt ten einde1891 staat voor de deur, waarin het eerste wetgevend tijdperk onder het nieuwe beginsel zal worden afgesloten. Men zal ons niet van overijling beschuldigen, als wij nu vragen: waaruit blijkt thans, dat er een ander beginsel heerscht? Men lette wel op; wij hebben het nu niet over de meerdere of mindere werkzaamheid van het Ministerie, niet over de meerdere of mindere deugdelijkheid der wetten, die het tot stand bracht of der ontwerpen, die het indiende; wij vragen alleen naar bewijzen, dat met het Christelijk bewustzijn des volks meer rekening is gehouden dan vroeger, dat een liberalistische regeering door een Christelijke regeering vervan gen is. Het antwoord op die vraag wordt niet gegeven door den arbeid van den Minister van Justitie op het gebied der arbeids-wetgeving, want daarvoor bestaat tegenwoordig bij alle partijen en alle richtingen samenwerking, niet alleen, maar men is het ook (als men de socialistische partij uit zondert) tamelijk wel eens over de wijze, waarop de Staat in deze moet optredenmen vindt het antwoord ook niet in de spoorwegovereenkomsten, of in de belastingontwerpen, of in het ontwerp voor de legerwet, want dat zijn eenvoudig regelingen van geheel practischen aard. Maar, zoo zal men ons toevoegen, gij vergeet de onderwijs wet en gij vergeet het ontwerp dat de gedwongen koepokinenting wil afschaffen! Heen, wij vergeten die niet. Wij weten dat dit alles is, waarin men de openbaring van het Christelijk beginsel dezer regeering zoeken moet en vinden kan, en wij vinden het zeer weinig. Wat de onderwijswet betreft, die geeft aan de voorstanders van het bijzonder onderwijs juist zoo veel als hun van vrijzinnige zijde aangeboden en toen smadelijk afgewezen werd, en wat het vaccine- ontwerp betreft, wij zullen de aanneming betreuren, maar verheugen ons over de indiening. Ziedaar dan nu het verschil tusschen de anti-revolutionaire vrijheid en den liberalistischen dwangAlles blijft zooals het was, behalve dat een vader, die bezwaar heeft tegen het doen inenten zijner kinderen, daar van vrijgesteld kan worden, mits dat hij daarom trent een verklaring ga afleggen op het stadhuis. Wat toch blijkt hieruit? Dit, dat men aan zich zeiven verplicht was om iets te doen, na het misbaar dat men over het dwangstelsel der bestaande wet had gemaakt, maar dat men, nu het op han delen aankomt, terugdeinst voor de verantwoorde lijkheid; die het met zooveel hevigheid verdedigde stelsel leggen zal op hen, die het invoeren! Nu blijkt het, dat wat men als een onduldbare dwang heeft voorgesteld, niets was dan een heilzame band, waarvan het nut en het geoorloofde niet duidelijker bewezen kon worden dan door de be schroomde, ja angstvallige wijze, waarop een zoo ';urig man ais de tegenwoordige Minister van binnenlandsche zaken dien band een weinig losser tracht te maken! Waar is hier de bezieling, de geestkracht, de volharding, de inspanning, die een nieuw beginsel aan zijn aanhangers schenkt? Is dit nu de vrucht van den veeljarigen strijd? Zijn daarmee de kiezers tevreden, aan wie men geleerd heeft, de liberalen te haten met een doodelijken haat, dat hun mannen hetzelfde zouden doen als hun voorgangers, doch minder goed, met minder toewijding, met minder ijver, omdat zij zich aangewend hebben liet werk dier voorgangers af te keuren; den grondslag, waarop het rust, te ondermijnen; het beginsel, waarvan het uitgaat, te veroordeelen? Indien waarlijk een ander beginsel opgekomen ware vooral indien inderdaad een zoo verheven beginsel als het Christelijk beginsel tot dusver veronachtzaamd en nu weer ten troon geheven ware, dan zou men andere, grootere, betere dingen gezien hebben. De schoonste rechtvaardi ging van het 40-jarig bewind der vrijzinnige richting is de matheid, waardoor het eerste wetgevende tijdperk gekenmerkt wordt van de partij, die ge meend heeft haar plaats te moeten innemen, en die zoo weinig te verbeteren vond in haar werk, zoo weinig in de plaats wist te stellen van wat zij tot stand bracht, zoo weinig verrichtte van wat zij ongedaan moest laten! Zuid-Airika. Den 10 October heeft de Staatspresident der Zuid- Afrikaansche republiek, de heer S. J. P. Kruger, zyn 658ten verjaardag gevierd. By deze gelegenheid heeft een vertegenwoordiger van het Transvaalsche blad De Pers zich naar hem begeveo en hem verzocht om eene korte schets van zyn vroegeren levensloop. De heer Kruger heeft toen welwillend de verlangde mede- deelingen gedaan, die nu in het blad worden vermeld. Daaraan is bet volgende ontleend: Stephanus Johannes Paulus Kruger, zoon van Kasper Kruger, broeder van den nu overleden commandant Gert Kruger, werd den 10 October 1825 te Colesberg geboren. Hy is eerst gehuwd geweest met mej. A. M. du Piessis, na wier overlyden hy (in 1848) in het huwelyk trad met mej. Gesina Suzanna Frederika Wilhelmina du Piessis, eene nicht van zyne eerste echtgenoote. Uit het eerste huwelyk heeft hy een kind, uit het tweede zestien, waarvan er zeven joDg zyn overleden, zoodat hy thaDs nog tien kinderen heeft. In 1835 stak zyn vader de Oranjerivier over, en in 1836 en 1837 vond de groote trek plaats naar de oevers der Yaalrivier. In laatstgenoemd jaar vergezelde Kruger, toen Blechts 13 jaar oud, Piet Retief in den oorlog tegen Dingaan, en in dat zelfde jaar vergezelde hij ook Hendrik Pretorius in de Drakensberg-expeditie. In 1839 stak Kruger de Yaalrivier over en nam deel aan den tocht tegen Moselekatse. Tegen het einde van dat jaar ging de familie Kruger naar Mooiririer, nu bekend onder den naam van Potchefstroom. Het was in dien tyd, dat de grondslag der Transvaalsche republiek gelegd werd, onder twee commandaDten- generaal, A. Pretorins en H. Potgieter. Op 18jarigen leef- tyd werd Kruger aangesteld al# assistent-veldcornet en een jaar later als veldcornet. In 1852 werd hy benoemd tot commandant van verschillende districten, waar onder Pretoria, Potchefstroom, Rustenburg enz. Terwyl hy in deze positie werkzaam was, werd by benoemd tot commandant-generaal en lid van den Uitvoerenden Raad. Dit geschiedde in 1862, terwyl Pretorius president was. In deze betrekkingen bleef Kruger tot het begin van 1876 of '77, toeD de Volksraad hem koos tot vice-president van de republiek en herkoos als lid van den Oitvoerenden Raad. Destyds was Burgers president. Deze verliet het land en toen kwam de tusschenregeering. In zyne hoedanigheid als vice-president, protesteerde Kruger toen er tegen, dat een vreemde mogendheid zich inliet met zaken, die door autoriteiten der republiek be hoorden geregeld te worden, en fay stelde alles in het werk tot het herkrijgen der staatBonafhankelykheid. In 1877 begaf hy zich naar Engeland, met het doel om tegen de annexatie te protesteeren; doch het resultaat daarvan kon niet als bevredigend beschouwd worden. In 1879 begaf hjj zich naar de Kaapkolonie, om in zake de confederatie waaraan de republiek niet wilde deelnemen te onderhandelen. In 1880 riep hy, nog steeds in zyne hoedanigheid van vice- president, den volksraad te Paardekraal byeen. In Maart 1881 eindigde de oorlog tusschen de republiek en Groot-Brittanië, na den beslissenden slag by Langsnek. In 1883 ging Kruger andermaal naar Engeland, met het doel, opheffing der souvereiniteit te verkrygen, en in dat zelfde jaar werd hy gekozen tot Staats-president van de republiek. Daarna ging hjj nog eens naar Engeland, en keerde in 1884 terug zonder den ge- wenschten uitslag. Een groot gedeelte van Europa werd op deze reis door hem bezocht. In 1888 werd hy met eene overgroote meerderheid van stemmen tot Staatspresident herkozen, welke waardig heid hy thans nog bekleedt. Niettegenstaande de vele moeilijkheden en beslommeringen, die hy in vroegere jaren heeft moeten doorstaan, is hy nog steeds sterk en gezond en neemt hjj met een merkwaardigen lust en jjver de op hem metende plichten waar. Engeland. Maandag is het proces van Mary Wheeler, alias Pearcy, beschuldigd van moord, op juffrouw Hogg en haar kind gepleegd, voor de rechtbank van Marylebone aangevangen. De eerste dag was gewjjd aan bet ver boor der verschillende getuigen. De publieke tribune was, zooals zich laat denken, stampvol, en onder de nieuwsgierigen bevonden zich vele bekende Londensche personen. De beschuldigde maakt een gunstigen indruk en heeft een zeer zacht uiterlyk. Na het getuigenverhoor werd de zaak tot den Hen verdaagd. De zitting werd door niets bijzonders gekenmerkt. Frankrijk. In een der straten van een Fransch stadje knabbelde een New-foundlander aan een been op een houten brug, die over een breede, snelvlietende rivier lag. Een verbazende groote bulldog kwam daar langs en, zonder eenigen eerbied voor een andermans eigendom te gevoelen, probeerde bjj zich meester te maken van een maal, dat zjjn honger en begeerljjkheid kon be- Tusschen twee tegenstanders van geljjke kracht, en beiden zeer weinig geneigd tot verzoening, dunrden de toebereidselen tot de ontmoeting niet lang en spoedig ontstond er eene schermutseling. De twee strijders wierpen zich met zooveel woede op elkander, dat zy, zonder los te laten, over den rand der brug gleden en Bamen in de rivier tuimelden. Yoor den New-foundlander was het maar eene kleine moeite naar de oppervlakte te komen zwemmen en eenige honderde meterB verder, op het eenige punt der rivier dat bereikbaar was, aan land te komen. Na zich in de zon het water van den dikken pels geschud te hebben, was hjj op het punt zich te verwjjderen, toen hjj een blik op zyn tegenstander wierp. De bulldog, gewoon aan land te vechten, maar niet aan het water gewend, werd door den stroom mee gesleurd. Het ongelukkige dier beproefde te vergeefs tegen te spartelen: nog eenige seconden en bjj was verloren. De New-foundlander zag het gevaar, sprong te water, greep zyn tegenstander bjj den halsband en bracht hem veilig aan den oever. De twee honden wisselden een onbeachryfelyken blik, kwispelden langzaam en plechtig met hun staarten, zwygend en deftig en verwjjderden zich met waardig heid, ieder naar een anderen kant. Luxemburg-. Luxemburg;, 5 Nov. De hertog v aan de grens door de regeering begroet, inspecteerde het detachement gendarmerie. Hjj droeg dezelfde Nas- sausche generaals uniform ah verleden jaarde erfprins droeg de Oostenrjjksche huzaren-uniform. Aan het spoorwegstation werd de hertog door eene onafzienbare menigte toegejuicht, welke door hem minzaan begroet werd. Bjj hunne aankomst passeerden de hertog en de erfprins de compagnie vrijwilligers. Yoor het station zoowel als laDgs den geheelen weg naar het paleis staat het publiek opeengehoopt, dat met eerbiedige en aanhoudende vivats de vorsteljjke personen begroetto. De hertog verscheen op het balkon, waarop de troepen defileerden, daarachter muziekkorpsen en verschillende vereenigingen, onder de onafgebroken geestdrift en toejuichingen der menigte, die het plein en de aan grenzende straten vulde. Bjj de receptie heeft hertog Adolf aan den voorzitter der Kamer verklaard: Ik heb niets anders te zeggen, TJit het Duitseh. I. Frits Eberhard was een man van middelbaren leeftijd. In de stad zijner inwoning hield men hem echter voor veel ouder dan hij werkelijk was, waarschijnlijk met het oog op zijne afgezonderde leefwijze, waaraan hij ook, hoewel ten onrechte, den naam van een zonderling te danken had. Hij was inderdaad niet veel ouder dan veertig jaar, en volstrekt geen zonderling mensch, maar een man, die geheel voor de wetenschap leefde. Zyne boeken waren zjjn liefste gezelschap, en hij was tevreden als men hem met rust liet en hij zich ongestoord in zijne studiën verdiepen kon. Het was negen uur des morgens. Frits Eberhard bevond zich op zijne studeerkamer en las aandachtig in een' dikken foliant, toen hem een' brief over handigd werd. Wie ter wereld kon hem thans iets té schrijven hebben, den dag vóór het Kerstfeest. Hij schoof zijn bril naar het voorhoofd en bekeek het postmerk aandachtig. »Nog wel uit de stad", prevelde hij bij zichzelf, >daar ben ik inderdaad nieuwsgierig naar". Behoedzaam het couvert open snijdende, haalde hy een blaadje blauw postpapier voor den dag, zooals kooplieden gewoonlijk gebruiken. Bovenaan was dan ook den naam eener firma gedrukt, en links daaronder een opgaaf van ver schillende soorten van sigaren, snuif en tabak. Het épistel was van den volgenden inhoud WelEdelGeb. Heer! Gisteravond ben ik bij U aan huis geweest met het voornemen om U persoonlijk geluk te wenschen. Tot mijn leedwezen trof »ik U niet aan. Ik haast mij dus U schriftelijk »te feliciteeren. Op het lot, dat U onlangs »door mijne tusschenkomst ter hand werd gesteld, is namelijk de hoofdprijs, 75,000 »Mark gevallen. >Mij vleiend© ook in het vervolg van tyd »met uwe bestellingen vereerd te worden, >noem ik mij met de meeste achting, Uio Dienstiv. Dienaar CARL SAÜPE, Sigaren-Handelaar." Met klimmende verbazing had Dr. Eberhard dit schrijven gelezen. Was het geen vergissing wat daar in dien brief stond? Hij nam zijn bril af, veegde de glazen met zijn rood zijden zakdoek zorgvuldig schoon en zette hem weder voor de oogen. Nogmaals las bij het papier aandachtig door. »Het zou toch waar kunnen zijn", zeide hij peinzend, »maar 75,000 Mark en dat voor 3 Mark!" want zooveel had dat lot immers gekost? Hij trok eene lade in zijne schrijftafel open en nam daaruit het bewuste lot. Ja juist het heeft 3 Mark gekost, en daar krijg ik er nu 75,000 voorl Goede hemel! Wat zal ik met al dat geld beginnen". Behoedzaam, als ware het een breekbaar kleinood, legde hij het fameuse lot neder in den brieventasch en schoof de lade toe. »Ik heb genoeg om onbekommerd televen en meer begeer ik niet", sprak hij bij zichzelf. »Wat heb ik aan zulk een groote som Al de arme menschen uit ons klein stadje had men er gelukkig meö kunnen maken. Ja! als ik vrouw en kindoren had, dan was het wat anders, maar nuZoo'n oude vrijer 1 Mjjne bloedverwanten zijn bemiddeld, zij behoeven mijn geld niet en voor Geertruida is gezorgd". Een zacht tikken aan de deur stoorde hem in zijne overpeinzingen en nog voor hy daartoe verlof gegeven had, stoof zijne oude huishoudster Brigitta de kamer binnen, verwonderd uitroepende: >Daar is de vrouw van den Commertieraad, die vraagt of zij den heer doctor een oogenblik spreken mag." Mijne schoonzuster?" vraagde Frits niet minder verbaasd, terwijl hij van zijn stoel opsprong. »Ja mijnheer". Welnu, zeg mevrouw dat ik haar met genoegen ontvangen zal". Reeds stevende eene statige in fluweel en bont gehulde dame de kamer binnen. Men moet den geleerden man wel in zijn eigen cel vervolgen, als men het genoegen wil hebben hem te zien", riep zij uit, letterlijk met open armen op Dr, Eberhard toetredend. Geheel verbluft bleef deze midden in de kamer staan. Werktuigelijk nam hij eene der hem toe gestoken handen, en liet het zich gedwee welgevallen, dat men de zijne hartelijk schudde. Gij moet het U zelf wijten," ging de dame levendig voort, »dat ik U bij uwen arbeid kom storen. Waarom hebt gij in zoo lang niet naar ons omgezien! Maar nu laat ik U niet los, ik kom met het bepaalde doel om U uit te noodigen den Kerstavond in ons midden te vieren. Het lijkt mij zoo droevig zulk een' avond ge heel alleen door te brengen, en daarom moet gij mij beloven heden onze gast te zijn. Precies 8 uur worden de lichten van den kerstboom aan gestoken, ik hoop dat gij op uw tyd zult passen. Maar nu adieu, ik wil U niet langer ophouden," bij deze woorden naar de opengeslagen boeken wijzende: »Ket blijft dus afgesproken; tot van avond." En even onverwacht als zij verschenen was, verdween de ruiscbende gedaante, een geur van viooltjes en resida's in het stille studeervertrek achterlatende. Frits had geen tijd gehad om van zyne ver bazing te bekomen, nog minder om de uitnoodiging af te slaan, waarvan hij geen gebruik had willen maken. Het was dus een uitgemaakte zaak, hij zou den avond in het gezin van zijn oudsten broeder doorbrengen. Inmiddels zette hij zich weder aan zijn schrijf tafel, maar het werken wilde niet vlotten. In nadenken verzonken staarde hij voor zich uit. Hij was de jongste zoon van den overleden burge meester Eberhard. Zyn beide broeders hadden zich in den handel begeven, maar hij had zijn geluk in zijne boeken gezocht en gevonden. Bij den dood des vaders werd diens niet onbelangrijk vermogen tusschen de drie zonen verdeeld. Op zijn by zonder verlangen had men Frits het oude, zoo i'ustig midden in een grooten tuin gelegen huis, waarin hij was opgegroeid, toegewezen. Hier leefde hij in stille afzondering met zijne boeken. Zijn beide broeders huwden spoedig, en wel met twee zusters, de dochters van hun chef, waarioor zij zich bij het overlyden huns schoonvaders in het bezit zagen van de voor naamste handelszaak van het stadje. In den eersten tijd zag Frits zijne bloedver wanten gedurig, maar langzamerhand verminderde die omgang, De eenvoudige geleerde voelde zich niet te huis in de koopmanswereld, zijne gedachten en belangen bewogen zich in een geheel andere richting, ook voelde hij zich weinig aangetrokken tot zijn hoogmoedige wereldsgezinde schoonzusters, die den boekwurm", zooals zij hun zwager noemden, met zekere minachting behandelden. Men bleef elkaar echter altijd nog van tyd tot tyd zien, totdat er eene zekere gebeurtenis plaats greep, die aan allen omgang een eind maakte. Dr. Eberhard had zich namelijk het lot aan getrokken eener weeze, Geertruida Baumann, wier vader zijn beste vriend was geweest. Het kind was veertien jaar oud toen zij bijna gelijktijdig haar ouders verloor. Dr. Eberhard werd haar voogd, en hij plaatste het meisje onder geschikt toezicht in eeDe naburige academiestadwaar zij eene wetenschappelijke opleiding ontving. Hare ouders hadden haar niets achtergelaten, maar haar voogd belastte zich met hare geheele verzorging, en hierin lag de oorzaak van de ergernis zijner bloedver wanten, want zijne schoonzusters vreesden, dat de erfenis van oom Frits aan hare kinderen ontgaan zou. Aan de mogelijkheid, dat deze verstokte oude vrijer ooit een eigen gezin zou kunnen hebben, had niemand ooit gedacht. Sedert jaar en dag hadden Frits en zijne bloed verwanten elkander niet meer gezien,en nu op eens dit onverklaarbaar bezoek 1 Hij kon maar niet begrijpen, waaraan bij dat te danken had. Een herhaald kloppen stoorde hem andermaal in zijne overpeinzingen en de oude Brigitta diende een tweede bezoek aan. Mevrouw Eberhard verzoekt den doctor een oogenblik te mogen spreken." Thans was het Susanna, de vrouw van zyn tweeden broeder. Frits kon ternauwernood zijne ooren gelooven, hij knikte slechts toestemmend. Spoedig daarop verscheen Mevrouw Susanna Eberhard in eigen persoon. Ook zij trad minzaam groetend op haren zwager toe, en reikte hem beide handen. »Wat zijt gij toch een booze Frits", riep zij uit, waarom zien wij U toch nooit meer hij ons. Moet men U dan met geweld aan uwe een zaamheid ontrukken? Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1