ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 3 Mei 1890.
JACHT- en YISCHACTEN.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Wat ons ontbreekt.
\IlX\YSflJDl\GEA.
Feuilleton.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1.30, franco per post
f 1.60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
46ste JAARGANG.
No. 5842.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter
kennis vau belanghebbenden, dat zij, die voor het
Beizoen van 1890—1891 eene Juclit- of "Viscli-
«cto verlangen, zich daartoe ter Gemeente-Secretarie
behooren aan te melden; en dat zij, die ter zake van
onvermogen eene kostelooze vergunning om te visschen
wenschen te bekomen, aldaar zullen moeten overleggen
de bewijzen van toestemming, door eigenaars van de
vischwaters af te geven.
Hy noodigt de belanghebbenden uit, die aanvragen
zoo spoedig mogelijk te doen, opdat ieder in tijds van
zijne acte zal kuunen voorzien zijn.
Zierikzee, don laten Mei 1890.
De Burgemeester,
W. A. OCHTMAN, Wetli. 1°. 13.
Wat ons ontbveekt is geestdrift.
Dat klinkt vreemd in onzen nuchteren, verstan-
digen tijd. We houden niet van de menschen, die
zoo'n drukte en zoo'n beweging hebben en die altijd
maar met het hoofd door den muur willen loopen,
die met hun opgewondenheid en hun opwinding
iemand van de wijs zouden brengen, en die wel
verlangen zouden, dat men met hen maar door dik
en dun draafde.
Neen, in waarheid wij houden niet van die
menschen.
Wij hebben meer op in onze eeuw en in onzen
tijd met kalme, bedaarde lieden, die het voor en
het tegen goed en nauwkeurig nagaan, die wikken
en wegen, alvorens zij een besluit nemen en die
vooral niet te ver gaan en zich niet inlaten met
dingen, waarbij de mogelijkheid van niet-slagen
niet is uitgesloten.
En daarom is ons leven ook zoo kalm en
zoo alledaagsch. En daarom bewonderen we
nog wel, op een afstand wel te verstaan,
de dapperen, die om de eer van de vlag te redden,
de lont in het kruit staken, doch vragen toch,
wie er nu nog aan denken zou, voor een paar el
doek, zijn zeer gewaardeerde persoonlijkheid in de
lucht te laten vliegen Wij hebben eerbied, nu
achterna, voor de mannen en de vrouwen, die
zich voor hun geloof en hun beginselen lieten
martelen en dooden en liever hun leven dan hun
overtuiging prijs gaven, maar als we zulke
dingen in het licht van onzen tyd bezien, dan
zou dat alles onder onze verhoudingen toch wel
wat sterk overdreven zijn, en als nu eens iemand
meent, dat hij zijn overtuiging geen geweld mag
laten aandoen en daardoor in moeielijkheden komt,
dan noemen wij zoo iemand al heel gauw nog
al aanstellerig en vinden dat hem practische zin
ontbreekt.
Practische zin. Daarop komt het aan. Al het
andere is maar gekheid.
Wij zullen de laatsten zijn, om practischen zin
te veroordeelen, om koele overweging en kalm beleid
af te keuren, om aan te bevelen, dab men, zonder
de gevolgen te overwegen, enkel aan de uitspraken
van een warm gemoed gehoor geeft, maar met
practischen zin en nuchter verstand alleen komen
wij toch niet waar wij wezen moetendaar moet
een heilig vitur in ons gloeien. Wij moeten het
geloof bezitten, dat bergen verzetten kan: het geloof,
dat wij voor eene goede zaak strijden en daarom
zullen overwinnen.
Zie, met onzen uitsluitend practischen zin, met
ons zeer nuchter verstand, met ons over1
koel beleid zien wij in elke zwarigheid een berg,
dien wij niet bestijgen kunnenin elke moeielijk-
heid een onoverkomelijke hinderpaal, en be
sluiten wij, liever bij de pakken neer te zitten, dan
ons moeite te geven voor eene zaak, die wij maar
al te haastig als eene hopelooze beschouwen.
Hopeloos? welke goede zaak is ooit hopeloos?
Slaat de geschiedboeken open, onze roemrijke vader-
landsche geschiedenis vooral! Zouden onze vaderen
in de 16e eeuw de wapens aangegord hebben om
den strijd te strijden voor de vrijheid van geloof
en van geweten, voor de burgerlijke en staatkun
dige vrijheid, tegen de machtigsten der verdrukkers,
tegen Spanje in verbond met Rome, als zij ook de
kansen van slagen tegenover de gevaren der onder
neming zoo zorgvuldig in de weegschaal hadden
gelegd, als wy dat tegenwoordig gewoon zijn te doen?
En wanneer hadden ooit nieuwe denkbeelden de
meerderheid voor zich? Stond Luther niet alleen
tegenover de wereldlijke en geestelijke machten van
zijnen tyd toen hij zijne stellingen aan de slotkapel
te Wittenberg sloeg? Dat zou hij niet gedaan
hebben, als hy enkel met zijn gezond verstand te
rade gegaan was! Dat deed hij, omdat de macht
zijner innerlijke overtuiging hem dreef en hem op
den Rijksdag te Worms, een tegenover allen, deed
uitroepenHier sta ik, God helpe my, ik kan
niet anders.
Maar hoe zal men ons vragenwilt gij dan
den staatkundigen strijd onzer dagen vergelijken
met Luther's hervorming?
In het wezen der zaak hebben wij denzelfden
strijd te strijden, al zij het in minder reusachtige
afmetingen; al hebben wij tal van medestanders,
terwijl hij aanvankelijk alleen stond; al zijn de
machten, die wij tegenover ons zien, zwak, in ver
houding tot de reuzen, waartegen hij te strijden
had.
In 'f wezen der zaak geldt het denzelfden strijd
voor de vrijheid van onderzoek, voor het recht op
een eigen overtuiging, tegen de machten, die over
de geesten hoerschen willen, en ze hier onder het
juk van Rome, daar onder dat van formulieren en
schriftgeleerden willen doen hukken
In naam van den godsdienst wilde men Luther
tot herroepen dwingen, in den naam van den gods
dienst onze vaderen den nek doen krommen onder
de heerschappy der Spanjaardenin naam van
den godsdienst trekt men in deze dagen tegen ons te
velde.
't Geldt den strijd van het Evangelie tegen de
revolutie, is de leuze, die tegen ons aangeheven
wordt, waarmee de heer v. d. Velde te Bleiswijk
't laatst nog weer de kiezers aan zijne zijde trachtte
te brengen en gebracht heeft.
Het Evangelie tegen de revolutie? Het zou de
moeite loonen, als men, niet aan den heer v. d.
Velde, die in zijn ongelukkige redevoering de door
slaande bewijzen gaf, dat hij spreken moest over
dingen, die hij niet verstond, als men althans niet
wil aannemen, dat hij met het oog op de stembus
enkel om de zaken heen praatte, ten einde niemand
voor het hoofd te stooten, als men bijv. dr. Kuyper
eens wilde afvragen, welke vruchten van de revolutie
de zoogenaamde anti-revolutionairen verwerpen,
welk kwaad de vrijzinnige beginselen aan het
Evangelie doen?
Niet tegen het Evangelie is onze strijd gericht,
maar daartegen dat men de Staat ondergeschikt
wil maken aan de Kerk. En waarom In de eerste
en voornaamste plaats in het belang van den gods
dienstdat zeker niet gebaat zou worden als een
of andere kerkelijke partij de Staatsmacht kon ge
bruiken om haar denkbeelden aan andersdenkenden
op te leggen. Maar wie wil dat? De kerkelijke
partijen ontkennen, dat dit hun doel zijn zou: Wij
leven immers nu onder het stelsel van het „christe
lijk bewustzijn?"
Maar wat is dat?
Verstaat men daaronder, dat de godsdienst als
een zuurdeesem alles doortrekt, dat de godsdienstige
mensch ook als staatsman zich door de beginselen
van den godsdienst laat leiden, dan is dat juist
hetgeen de vrijzinnigen willen en bedoelen en altijd
verkondigd hebben. Doch als dit niet voldoende is,
wat wil men dan? Wat is er in hfëlrvhelang van
Christendom en godsdienst gedaan onder dit Minis
terie naar het christelijk bewustzijn? De onderwijs
wet! Wat geeft die voor den godsdienst meer, dan
bij de grondwetsherziening van vrijzinnige zijde
werd aangeboden Of wil men ons wijzen op het
voornemen om de verplichte koepokinenting op te
heffen? Acht de roomseh-katholiek dat in het belang
van den godsdienst? En zijn de anti-revolutionairen
het met de roomsch katholieke bondgenooten eens,
dat het belang van den godsdienst vordert den
persoonlijken dienstplicht niet in te voeren en
daardoor 's lands onafhankelijkheid in gevaar te
brengen
Wat deden wij tegen wat deed gij voor het
Evangelie? Wij vrijzinnigen, hebben voor ons en
voor u, voor allen het recht verworven, om een
eigen overtuiging te hebbengij anti-revolutionairen
en roomsch-katholieken wilt, als gij iets anders wilt
clan wij, op dat recht inbreuk maken.
Dat recht hebben wij te verdedigen. Dat recht
is thans niet veilig. Is de strijd voor dat recht,
het hoogste, dat de mensch bezitten kan, het
recht op een eigen overtuiging, op een onbelem
merde vrijheid van geweten, niet de hoogste
inspanning van alle krachten waard?
Maar dan moet ook ons koel verstand ons
de klippen wijzen, die wij te omzeilen hebben,
doch ons warm hart, de ware geestdrift, die een
heilige overtuiginghet geloof in de zaak, die men
dient, schenken kan, moet ons den koers aanwijzen,
dien wij volgen moeten en, onder stormen en ge
varen, moet dat doel met onwankelbare trouw in
het oog gehouden worden
Eerst dan, als wij staan in de kracht van het
geloof aan onze eigen beginselen, zal het ons gelukken,
daarvoor anderen te winnen. Dat geloof, en de
geestdrift, die da&rvan de vrucht is, is datgene
wat onder ons te veel ontbreekt.
Transvaal.
in -Zuid-Afrikaan en Vollcsvriend van 1 April
leest men:
j Pretoria, 29 Maart. Het Grootkruis der Orde van
den Nederlandschon Leeuw werd gisteren formeel over
handigd aan Z.H.Ed. den president, door den heer Van
Asch van Wijck, burgemeester van Amersfoort, die
hiertoe een bepaalden last had van de Nederlandsche
Regaeriug. Do president nam de Orde aan, onder voor
behoud van de goedkeuring van den Volksraad."
Frankrijk.
Voor het hof van Angoulême stond terecht een
moeder, beschuldigd de wieg, waarin haar kind van
P/a jaar lag, te hebben in brand gestoken; zy was
toen naar hot veld gegaan, om aan toeval te doen
gelooven. Het kind werd natuurlyk verkoold gevonden
en een meisje van 4 jaren, dat dicht by de wieg sliep,
was door den rook gestikt. Het bleek dat vrouw
Sabaud 8 kinderen had gehad, van welke slechts 1 in
leven was gebleven (bij was idioot); do anderen waren
door mishandelingen en van ontbering gestorven, en
de echtgenoot der dame is thans juist in de gevangenis,
De pothuizen verdwijnen meer en meer te Amster
dam en met hen de eerzame schoenlappers, die van
den vroegen morgen tot den laten avond lustig zaten
te kloppen en te hameren. Voor de pothuizen treden
de prachtige gevels in de plaatsde vroolijke lappers
worden vervangen door deftige schoen- en laarzen
makers, die hun waar zoo duur mogelijk laten be
talen. Het spijt mij voor de pothuizen en hunne
lustige bewoners.
Op den hoek der ***gracht, eene der deftigste der
hoofdstad, staat toch nog zoo'n pothuis, dat aan het
kapitale heerenhuis waaraan het behoort, vastgehecht
is als een bochel op den rug van een flink mans
persoon", naar de vergelijking van den ouden
schoenlapper, die het jaren bewoonde of liever er in
werkte. Ik heb den man goed gekend en ik kan
gerust zeggen, dat hij mij graag bij zijn werkplaatsje
had, waar ik dikwijls zeer genoegelijk met hem ge
babbeld heb. Hij was een mannetje van zestigjarigen
leeftijd ongeveer, klein en mager, gelijk de meesten
zijner collega's. Zyne haren waren reeds zeer grijs,
evenals zijne bakkebaarden, die nu juist niet altyd
even net verzorgd waren. Daar ik iederen dag een
paar keer zijn pothuis voorby moest, was ik lang
zamerhand met hem in kennis gekomen en het miste
nooit, wanneer ik passeerde, dat bij mij niet zijn
vriendelijk 9goeden morgen" of goeden avond,
mijnheer!" toeriep.
Morgen, mijnheer", wenschte hij my ook eens op
zekeren dag, dat ik langzaam voorbij drentelde,
morgen, mijnheer 1"
Er was iets droevigs in den toon zijner stem, die
anders zoo vroolijk en opgeruimd klonk.
Morgen, Jan", antwoordde ik, 9lief weertje, he?"
9 Dat is wel waar, mynheer", hervatte Jan, hij
drukte sterk op dat woordje dat. Bijzonder mooi
weertje, dat moet ik zeggen".
Hier zweeg hij, terwijl zijn hand ter sluiks langs
zijne oogleden gleed. Die beweging was mij niet ont
gaan. Ik leunde met de armen op het onderdeurtje,
stak mijn hoofd binnen het pothuisje en vroeg be
langstellend9 Wat is er Jan. Mankeert er iets
aan?"
Jan schudde het hoofd, doch keek my niet aan en
zeicle op onduidelijken toon:
9Wat zou er aan mankeeren, meneer? Niets, voor
zoover ik weet. Alleen plagen de zinkings me van
morgen nog al erg", en weer deed hij moeite om een
opkomende traan terug te dringen.
9 Neen, Jan", antwoordde ik, 9 de zinkings zijn het
niet; er is iets gebeurd, dat onaangenaam voor je
is. Wil je het mij liever niet zeggen, dan kan ik het
natuurlijk niet kwalijk nemen. Ik hoop maar",
vervolgde ik, ziende dat de oude man langzaam het
hoofd naar mij omwendde, 9 dat ik niet onbescheiden
geweest ben".
»Volstrekt niet, meneer", zeide Jan, »u bent in 't
geheel niet onbescheiden geweest. Het doet mij
pleizier, dat u medelijden heeft met een armen, ouden
man als ik ben en daarom Hier zweeg hij
andermaal, keek mij eenige oogenblikken treurig aan
en begon met eene soort zenuwachtige haast een
paar laarzen te poetsen. Ik begreep er niets van.
Altijd was de oude man opgeruimd en vroolijkvaak
zong hij met zijne eenigszins bevende stem liedjes
uit zijne jeugd en nu Hij was bepaald bedroefd.
Daar hij mij echtey niet scheen te willen inlichten
nopens de oorzaak van zijn verdriet, wilde ik den
ouden man vaarwel zeggen en mijn weg vervolgen
toen hij eensklaps de laars, waaraan hij bezig was, uit
zijne hand liet vallen, mij met den borstel een paar
tikjes op den arm gaf en zeide:
Hoor reis hier, meneerIk ken u en weet, dat u
den spot niet zult drijven met de smarten van een
oud man. 't Is waar, meneer, de zinkings zijn het
niet. Het is wat anders. Het is wat anders", ver
volgde bij, peinzend voor zich uit starend.
Ik was nu wezenlijk nieuwsgierig geworden naar
de oorzaak zijner smart, en, gedeeltelijk om hem
eenigszins op te beuren, gedeeltelijk om hem weder
aan de praat te krijgen, zeide ik
9Kom aan, Jan! Zoo heel erg zal het toch niet
zijn!" Ik ben heel mijn leven een slecht trooster ge
weest en was het ook nu.
9Zoo erg niet, meneer?" zuchtte hij, »och, n weet
niet wat u zegt".
En weer schudde hij het grijze hoofd en vervolgde
»Als u een oogenblikje naar me luisteren wilt, dan
zal ik u ereis vertellen, wat me zoo bedroefd maakte.
Als ik vervelend wordt, moet u het maar zeggen,
meneer". Hy zette de laaren ter zijde, legde de
schoenborstel neder en begon met eene haperende
stem:
»U moet dan weten, meneer, dat ik een lief klein
dochtertje heb, och zoo'n lief meisje. Ze is altijd zoo
goed voor den ouden man. Voor een poosje nog komt
ze naar mij toe met een ruikertje bloemen, Mooie,
meneer, roode, witte, gele en ik weet al niet wat
meer. Die had ze voor der eigen centjes gekocht.
9 Grootvader", zei ze, »hier hebt u een mooi rui
kertje". 9 Marietje", zei ik, 9 hoe kom je daaraan?"
want u begrijpt, dat ik nieuwsgierig was waarom ze
die bloemen gekocht had. Ik zeg dan zoo: >Nou,
Marietje, hoe kom je daaraan, kind? 9 Wel, groot
vader, u bent immers van daag jarig", zei ze, en ze
keek me ereis lachend aan. Kyk, meneer, dat was
ik glad vergeten. Maar dat lieve kind had er wel
goed om gedacht en daarom die bloemen voor me
gekocht. Zoo is ze nu altijd, meneer, altijd even goed
en vriendelijk en bij de hand, 0 zoo bij de hand en
ze is pas negen jaar oud".
De schoenmaker had eenigszins vlug gesproken en
het was hem aan te zien, dat het hem pleizier deed
eens met een ander over zijn kleinkind te kunnen
spreken.
»Maar", zeide ik, >wat is er dan met dat lieve
kind gebeurd? Is ze ziek of zoo iets?"
Juist, meneer", antwoordde de oude, >ze is ziek;
leelijk ziek ook. Van de week komt ze uit de school,
want ze gaat op school en is wat knap meneer, ze
komt dan uit de school en ze zag zoo bleek, zoo bleek
als de letterlijke dood! U begrijpt meneer, hoe ik
verschrok".
Ik zeide dat ik me zoo iets zeer goed kon voor
stellen, en hij vervolgde:
9Kom", zeg ik zoo tegen haar, wat scheelt er
aan, beste meid? Ben je niet goed?"
9 Och, grootvader", zei ze, 9 ik heb een beetje pijn
in mijn hoofd, maar dat zal wel overgaan, eer ik een
jongen word". Want grappig was ze altyd
wegens mishandeling van een der kinderen die den
dood tengevolge had. Het hof van Augoulêine veroor
deelde deze modelmoeder slechts tot 2 jaren opsluiting
wegens manslag door onvoorzichtigheid, aangezien de
opzet niet was bewezen.
Parys, 1 Mei. Louise Michel is gisterenmiddag
gearresteerd, op het oogenblik, dat zij aan het gare
de Lyon uit den trein stapte. Goron, chef van de
veiligheidspolitie, had den stationschef verzocht het
portier van den waggon, waarin zij met burger Thévenin
gezeten was, gesloten te houden, totdat de overigo
reizigers gedeeltelijk vertrokken waren. Louise Michel
en haar reisgenoot werden toen uitgenoodigd den chef
naar de prefectuur te volgen. Onder hevig protest
moesten zij aan het bevel gehoor geven; zij verklaarden,
dat de chef voor het volk rekenschap zou moeten af
leggen van zijn daad, vooral daar zij belemmerd wer
den in hunne vrijheid, om gisteravond op te treden in
de zaal Pavier. By het voorloopig onderzoek verklaarde
Louise Michel de volle verantwoordelijkheid op zich
te nemen van het gesprokene in het Loire-departement,
waarover de politie-rechter een tek-grafnch verslag
bezatook burger Thévenin bevestigde, dat die woorden
door hen waren gesproken, waarop het bevel werd ge-
teekend, de beklaagden, op grond van ophitsing tot
verstoring der openbare orde, in voorloopige hechtenis
te houden.
Duitschland.
Borlyn, 1 Mei. In de stacl is het rustig. Langs
de straten is alles gelijk gewoonlijk. In de fabriek van
Ludwig Löwe is alles in volle werking; slechts ongeveer
50 man zijn er weggebleven. Een talrijke bijeenkomst
van ledigloopende werklieden is heden ochtend door
een politie-agent zonder moeite uiteengedreven. In
Rossmann's fabriek van naaimachines is het geheelo
personeel, op vijf man na, aan het werk. E?n groot
aantal werklieden, die vandaag geen arbeid verrichtten,
zijn 's ochtends naar het Grünewald en op andere uit
stapjes in de nabijheid van Berlijn uitgegaan. Uit de
voorsteden is tot nog toe geenerlei bericht van onge
regeldheden ontvangen.
Te Metz, Wiesbaden, Munster, Straatsburg en
Neurenberg is alles aan hot werk. Te Stettin bemerkt
men slechts weinig ledigloopende werklieden.
Uit Neunkirchen wordt gemeld, dat de mijnwerkers
der firma Stumm, alsook in andore mijnwerken, voltallig
aan don arbeid zijn. Evenzoo is er in het onderdistrict
Dortmund niets van arbeidsrust te bespeuren.
België.
Brussel, 1 Mei. In geheel België heerscht vol
komen orde. In do kolendistricten hebben de mijn
werkers wel talryke optochten gehouden, door roode
vanen voorafgegaan, zingende en den achturigen
werkdag eischende, maar de orde is niet gestoord.
Ook to Gent en Antwerpen heeft er tot dusver geene
betooging plaats gehad.
Nederland.
'sGi'avenhago, 1 Mei. Z. M. de koning
heeft zyu dank doen betuigen aan de »Vereeniging
tot bevordering der belangen van ridders der Militaire
Willemsorde beneden den rang van officier" onder de
zinspreuk: Moed, beleid en trouw", voor de aangeboden
hulde en wenscben. Z. M. is overtuigd dat de ver-
eeniging tot zegen zal zyn van alle ridders en tot
heil van h«t land.
Tweede Kamer. Gekozen zyn tot rapporteurs
over het wetsontwerp tot splitsing der groote kies
districten de heereu Reekers, Travaglino, Seret, Rutgers
en Michiels.
De heden opgemaakte candidatenlyst voor raadsheer
in den Hoogen Raad bestaat uit de heeren De Ranitz,
raadsheer in het hof alhier, 't Hooft, advocaat te
'b Bosch, en Weve, president der rechtbank alhier.
Aan den heer Glinderman, afgevaardigde voor
Oostburg, is verlof verleend de regeering te inter-
pelleeren over de storing op de Zeeuwsche telegraaf
kabels en den lieer Van Gijn, afgevaardigde voor
Dordrecht, over de heffing van registratierechten bij
den verkoop van koopmansgoederen.
Morgen te 11 uur zitting.
Buist, 30 April. By de verkiezing van een lid
van den Gemeenteraad alhier, werden uitgebracht op
den heer L. van Woltberghe 70 en op den heer
■■.i» .i*". i.mw. jjgxr.
E11 ze maakte toen nog de boterhammen klaar
dat doet ze altijd en ze zette de koffie en zoo al meer.
Maar zelf at of dronk ze niet. Ze zei, dat de pijn in
der hoofd erger werd en toen is ze maar naar hed
gegaan. Den volgenden morgen dat is dan eer-
gisterenmorgen, ziet u was ze wat beter, maar
nou is ze er erg miserabel aan toe. De bosdokler is
bij er geweest en die schudde bet hoofd. Het zou
wat te zeggen wezen, meneer", ging bij voort, wee
moedig bet hoofd schuddende, 9 bet zou toch wat te
zeggen wezen, als ik haar moest verliezen".
Hier brak bij in tranen los. 9 Meneer mot den
ken", ging bij snikkende voort, 9 dat ze alles is, wat
ik op de wereld heb. Mijne vrouw is dood, mijne
kinders zijn dood en nou zij ook nog 1 O, ik mag er
niet aan denken!"
Ik poogde hem wat op te beuren. 9 Kom, Jan",
zeide ik, 9je moet den moed zoo gauw niet laten
zakken, jongen. Er is misschien niet eens gevaar.
Die dokters wiegelen soms zoo gauw met bun bol.
Bovendien ze is jong. En wie is er al niet eens ziek
geweest in zijn jonge jaren?"
Jan keek me eenigszins bemoedigd aan. 9 Zou u
denken, meneer", vroeg hij, »dat Marietje nog kan
Wel ja, man", antwoordde ik,waarom niet? We
zullen bet beste maar hopen".
Jan knikte met een zeer ernstig gelaat, greep de
laars weder, die hy had laten vallen en den borstel
opnemende, maakte bij zich gereed, zijn werk te
hervatten.
Hoor reis, meneer", zeide hij, »u mot bet mij niet
kwalijk nemen, dat ik daareven gehuild heb. Geloof
mij, ik kan het niet laten".
»Wel neen, Jan", was mijn antwoord, 9 volstrekt
niet. Maar ik moet voort en wenscb je beterschap
met Marietje. Ik zal morgen ochtend wel komen
hoor en, hoe bet met baar is".
Dankje, meneer", riep Jan mij achterna en ik
stapte verder.
Den volgenden morgen wandelde ik op bet ge
wone uur naar bet pothuisje van den ouden schoen
lapper. Ik had den vorigen dag onder mijne bezigheden
dikwijls aan hem en zijne kleindochter gedacht. Ik