ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 3 Mei 1890. JACHT- en YISCHACTEN. Directeur-Uitgever J. WAALE. Wat ons ontbreekt. \IlX\YSflJDl\GEA. Feuilleton. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1.30, franco per post f 1.60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 46ste JAARGANG. No. 5842. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt ter kennis vau belanghebbenden, dat zij, die voor het Beizoen van 1890—1891 eene Juclit- of "Viscli- «cto verlangen, zich daartoe ter Gemeente-Secretarie behooren aan te melden; en dat zij, die ter zake van onvermogen eene kostelooze vergunning om te visschen wenschen te bekomen, aldaar zullen moeten overleggen de bewijzen van toestemming, door eigenaars van de vischwaters af te geven. Hy noodigt de belanghebbenden uit, die aanvragen zoo spoedig mogelijk te doen, opdat ieder in tijds van zijne acte zal kuunen voorzien zijn. Zierikzee, don laten Mei 1890. De Burgemeester, W. A. OCHTMAN, Wetli. 1°. 13. Wat ons ontbveekt is geestdrift. Dat klinkt vreemd in onzen nuchteren, verstan- digen tijd. We houden niet van de menschen, die zoo'n drukte en zoo'n beweging hebben en die altijd maar met het hoofd door den muur willen loopen, die met hun opgewondenheid en hun opwinding iemand van de wijs zouden brengen, en die wel verlangen zouden, dat men met hen maar door dik en dun draafde. Neen, in waarheid wij houden niet van die menschen. Wij hebben meer op in onze eeuw en in onzen tijd met kalme, bedaarde lieden, die het voor en het tegen goed en nauwkeurig nagaan, die wikken en wegen, alvorens zij een besluit nemen en die vooral niet te ver gaan en zich niet inlaten met dingen, waarbij de mogelijkheid van niet-slagen niet is uitgesloten. En daarom is ons leven ook zoo kalm en zoo alledaagsch. En daarom bewonderen we nog wel, op een afstand wel te verstaan, de dapperen, die om de eer van de vlag te redden, de lont in het kruit staken, doch vragen toch, wie er nu nog aan denken zou, voor een paar el doek, zijn zeer gewaardeerde persoonlijkheid in de lucht te laten vliegen Wij hebben eerbied, nu achterna, voor de mannen en de vrouwen, die zich voor hun geloof en hun beginselen lieten martelen en dooden en liever hun leven dan hun overtuiging prijs gaven, maar als we zulke dingen in het licht van onzen tyd bezien, dan zou dat alles onder onze verhoudingen toch wel wat sterk overdreven zijn, en als nu eens iemand meent, dat hij zijn overtuiging geen geweld mag laten aandoen en daardoor in moeielijkheden komt, dan noemen wij zoo iemand al heel gauw nog al aanstellerig en vinden dat hem practische zin ontbreekt. Practische zin. Daarop komt het aan. Al het andere is maar gekheid. Wij zullen de laatsten zijn, om practischen zin te veroordeelen, om koele overweging en kalm beleid af te keuren, om aan te bevelen, dab men, zonder de gevolgen te overwegen, enkel aan de uitspraken van een warm gemoed gehoor geeft, maar met practischen zin en nuchter verstand alleen komen wij toch niet waar wij wezen moetendaar moet een heilig vitur in ons gloeien. Wij moeten het geloof bezitten, dat bergen verzetten kan: het geloof, dat wij voor eene goede zaak strijden en daarom zullen overwinnen. Zie, met onzen uitsluitend practischen zin, met ons zeer nuchter verstand, met ons over1 koel beleid zien wij in elke zwarigheid een berg, dien wij niet bestijgen kunnenin elke moeielijk- heid een onoverkomelijke hinderpaal, en be sluiten wij, liever bij de pakken neer te zitten, dan ons moeite te geven voor eene zaak, die wij maar al te haastig als eene hopelooze beschouwen. Hopeloos? welke goede zaak is ooit hopeloos? Slaat de geschiedboeken open, onze roemrijke vader- landsche geschiedenis vooral! Zouden onze vaderen in de 16e eeuw de wapens aangegord hebben om den strijd te strijden voor de vrijheid van geloof en van geweten, voor de burgerlijke en staatkun dige vrijheid, tegen de machtigsten der verdrukkers, tegen Spanje in verbond met Rome, als zij ook de kansen van slagen tegenover de gevaren der onder neming zoo zorgvuldig in de weegschaal hadden gelegd, als wy dat tegenwoordig gewoon zijn te doen? En wanneer hadden ooit nieuwe denkbeelden de meerderheid voor zich? Stond Luther niet alleen tegenover de wereldlijke en geestelijke machten van zijnen tyd toen hij zijne stellingen aan de slotkapel te Wittenberg sloeg? Dat zou hij niet gedaan hebben, als hy enkel met zijn gezond verstand te rade gegaan was! Dat deed hij, omdat de macht zijner innerlijke overtuiging hem dreef en hem op den Rijksdag te Worms, een tegenover allen, deed uitroepenHier sta ik, God helpe my, ik kan niet anders. Maar hoe zal men ons vragenwilt gij dan den staatkundigen strijd onzer dagen vergelijken met Luther's hervorming? In het wezen der zaak hebben wij denzelfden strijd te strijden, al zij het in minder reusachtige afmetingen; al hebben wij tal van medestanders, terwijl hij aanvankelijk alleen stond; al zijn de machten, die wij tegenover ons zien, zwak, in ver houding tot de reuzen, waartegen hij te strijden had. In 'f wezen der zaak geldt het denzelfden strijd voor de vrijheid van onderzoek, voor het recht op een eigen overtuiging, tegen de machten, die over de geesten hoerschen willen, en ze hier onder het juk van Rome, daar onder dat van formulieren en schriftgeleerden willen doen hukken In naam van den godsdienst wilde men Luther tot herroepen dwingen, in den naam van den gods dienst onze vaderen den nek doen krommen onder de heerschappy der Spanjaardenin naam van den godsdienst trekt men in deze dagen tegen ons te velde. 't Geldt den strijd van het Evangelie tegen de revolutie, is de leuze, die tegen ons aangeheven wordt, waarmee de heer v. d. Velde te Bleiswijk 't laatst nog weer de kiezers aan zijne zijde trachtte te brengen en gebracht heeft. Het Evangelie tegen de revolutie? Het zou de moeite loonen, als men, niet aan den heer v. d. Velde, die in zijn ongelukkige redevoering de door slaande bewijzen gaf, dat hij spreken moest over dingen, die hij niet verstond, als men althans niet wil aannemen, dat hij met het oog op de stembus enkel om de zaken heen praatte, ten einde niemand voor het hoofd te stooten, als men bijv. dr. Kuyper eens wilde afvragen, welke vruchten van de revolutie de zoogenaamde anti-revolutionairen verwerpen, welk kwaad de vrijzinnige beginselen aan het Evangelie doen? Niet tegen het Evangelie is onze strijd gericht, maar daartegen dat men de Staat ondergeschikt wil maken aan de Kerk. En waarom In de eerste en voornaamste plaats in het belang van den gods dienstdat zeker niet gebaat zou worden als een of andere kerkelijke partij de Staatsmacht kon ge bruiken om haar denkbeelden aan andersdenkenden op te leggen. Maar wie wil dat? De kerkelijke partijen ontkennen, dat dit hun doel zijn zou: Wij leven immers nu onder het stelsel van het „christe lijk bewustzijn?" Maar wat is dat? Verstaat men daaronder, dat de godsdienst als een zuurdeesem alles doortrekt, dat de godsdienstige mensch ook als staatsman zich door de beginselen van den godsdienst laat leiden, dan is dat juist hetgeen de vrijzinnigen willen en bedoelen en altijd verkondigd hebben. Doch als dit niet voldoende is, wat wil men dan? Wat is er in hfëlrvhelang van Christendom en godsdienst gedaan onder dit Minis terie naar het christelijk bewustzijn? De onderwijs wet! Wat geeft die voor den godsdienst meer, dan bij de grondwetsherziening van vrijzinnige zijde werd aangeboden Of wil men ons wijzen op het voornemen om de verplichte koepokinenting op te heffen? Acht de roomseh-katholiek dat in het belang van den godsdienst? En zijn de anti-revolutionairen het met de roomsch katholieke bondgenooten eens, dat het belang van den godsdienst vordert den persoonlijken dienstplicht niet in te voeren en daardoor 's lands onafhankelijkheid in gevaar te brengen Wat deden wij tegen wat deed gij voor het Evangelie? Wij vrijzinnigen, hebben voor ons en voor u, voor allen het recht verworven, om een eigen overtuiging te hebbengij anti-revolutionairen en roomsch-katholieken wilt, als gij iets anders wilt clan wij, op dat recht inbreuk maken. Dat recht hebben wij te verdedigen. Dat recht is thans niet veilig. Is de strijd voor dat recht, het hoogste, dat de mensch bezitten kan, het recht op een eigen overtuiging, op een onbelem merde vrijheid van geweten, niet de hoogste inspanning van alle krachten waard? Maar dan moet ook ons koel verstand ons de klippen wijzen, die wij te omzeilen hebben, doch ons warm hart, de ware geestdrift, die een heilige overtuiginghet geloof in de zaak, die men dient, schenken kan, moet ons den koers aanwijzen, dien wij volgen moeten en, onder stormen en ge varen, moet dat doel met onwankelbare trouw in het oog gehouden worden Eerst dan, als wij staan in de kracht van het geloof aan onze eigen beginselen, zal het ons gelukken, daarvoor anderen te winnen. Dat geloof, en de geestdrift, die da&rvan de vrucht is, is datgene wat onder ons te veel ontbreekt. Transvaal. in -Zuid-Afrikaan en Vollcsvriend van 1 April leest men: j Pretoria, 29 Maart. Het Grootkruis der Orde van den Nederlandschon Leeuw werd gisteren formeel over handigd aan Z.H.Ed. den president, door den heer Van Asch van Wijck, burgemeester van Amersfoort, die hiertoe een bepaalden last had van de Nederlandsche Regaeriug. Do president nam de Orde aan, onder voor behoud van de goedkeuring van den Volksraad." Frankrijk. Voor het hof van Angoulême stond terecht een moeder, beschuldigd de wieg, waarin haar kind van P/a jaar lag, te hebben in brand gestoken; zy was toen naar hot veld gegaan, om aan toeval te doen gelooven. Het kind werd natuurlyk verkoold gevonden en een meisje van 4 jaren, dat dicht by de wieg sliep, was door den rook gestikt. Het bleek dat vrouw Sabaud 8 kinderen had gehad, van welke slechts 1 in leven was gebleven (bij was idioot); do anderen waren door mishandelingen en van ontbering gestorven, en de echtgenoot der dame is thans juist in de gevangenis, De pothuizen verdwijnen meer en meer te Amster dam en met hen de eerzame schoenlappers, die van den vroegen morgen tot den laten avond lustig zaten te kloppen en te hameren. Voor de pothuizen treden de prachtige gevels in de plaatsde vroolijke lappers worden vervangen door deftige schoen- en laarzen makers, die hun waar zoo duur mogelijk laten be talen. Het spijt mij voor de pothuizen en hunne lustige bewoners. Op den hoek der ***gracht, eene der deftigste der hoofdstad, staat toch nog zoo'n pothuis, dat aan het kapitale heerenhuis waaraan het behoort, vastgehecht is als een bochel op den rug van een flink mans persoon", naar de vergelijking van den ouden schoenlapper, die het jaren bewoonde of liever er in werkte. Ik heb den man goed gekend en ik kan gerust zeggen, dat hij mij graag bij zijn werkplaatsje had, waar ik dikwijls zeer genoegelijk met hem ge babbeld heb. Hij was een mannetje van zestigjarigen leeftijd ongeveer, klein en mager, gelijk de meesten zijner collega's. Zyne haren waren reeds zeer grijs, evenals zijne bakkebaarden, die nu juist niet altyd even net verzorgd waren. Daar ik iederen dag een paar keer zijn pothuis voorby moest, was ik lang zamerhand met hem in kennis gekomen en het miste nooit, wanneer ik passeerde, dat bij mij niet zijn vriendelijk 9goeden morgen" of goeden avond, mijnheer!" toeriep. Morgen, mijnheer", wenschte hij my ook eens op zekeren dag, dat ik langzaam voorbij drentelde, morgen, mijnheer 1" Er was iets droevigs in den toon zijner stem, die anders zoo vroolijk en opgeruimd klonk. Morgen, Jan", antwoordde ik, 9lief weertje, he?" 9 Dat is wel waar, mynheer", hervatte Jan, hij drukte sterk op dat woordje dat. Bijzonder mooi weertje, dat moet ik zeggen". Hier zweeg hij, terwijl zijn hand ter sluiks langs zijne oogleden gleed. Die beweging was mij niet ont gaan. Ik leunde met de armen op het onderdeurtje, stak mijn hoofd binnen het pothuisje en vroeg be langstellend9 Wat is er Jan. Mankeert er iets aan?" Jan schudde het hoofd, doch keek my niet aan en zeicle op onduidelijken toon: 9Wat zou er aan mankeeren, meneer? Niets, voor zoover ik weet. Alleen plagen de zinkings me van morgen nog al erg", en weer deed hij moeite om een opkomende traan terug te dringen. 9 Neen, Jan", antwoordde ik, 9 de zinkings zijn het niet; er is iets gebeurd, dat onaangenaam voor je is. Wil je het mij liever niet zeggen, dan kan ik het natuurlijk niet kwalijk nemen. Ik hoop maar", vervolgde ik, ziende dat de oude man langzaam het hoofd naar mij omwendde, 9 dat ik niet onbescheiden geweest ben". »Volstrekt niet, meneer", zeide Jan, »u bent in 't geheel niet onbescheiden geweest. Het doet mij pleizier, dat u medelijden heeft met een armen, ouden man als ik ben en daarom Hier zweeg hij andermaal, keek mij eenige oogenblikken treurig aan en begon met eene soort zenuwachtige haast een paar laarzen te poetsen. Ik begreep er niets van. Altijd was de oude man opgeruimd en vroolijkvaak zong hij met zijne eenigszins bevende stem liedjes uit zijne jeugd en nu Hij was bepaald bedroefd. Daar hij mij echtey niet scheen te willen inlichten nopens de oorzaak van zijn verdriet, wilde ik den ouden man vaarwel zeggen en mijn weg vervolgen toen hij eensklaps de laars, waaraan hij bezig was, uit zijne hand liet vallen, mij met den borstel een paar tikjes op den arm gaf en zeide: Hoor reis hier, meneerIk ken u en weet, dat u den spot niet zult drijven met de smarten van een oud man. 't Is waar, meneer, de zinkings zijn het niet. Het is wat anders. Het is wat anders", ver volgde bij, peinzend voor zich uit starend. Ik was nu wezenlijk nieuwsgierig geworden naar de oorzaak zijner smart, en, gedeeltelijk om hem eenigszins op te beuren, gedeeltelijk om hem weder aan de praat te krijgen, zeide ik 9Kom aan, Jan! Zoo heel erg zal het toch niet zijn!" Ik ben heel mijn leven een slecht trooster ge weest en was het ook nu. 9Zoo erg niet, meneer?" zuchtte hij, »och, n weet niet wat u zegt". En weer schudde hij het grijze hoofd en vervolgde »Als u een oogenblikje naar me luisteren wilt, dan zal ik u ereis vertellen, wat me zoo bedroefd maakte. Als ik vervelend wordt, moet u het maar zeggen, meneer". Hy zette de laaren ter zijde, legde de schoenborstel neder en begon met eene haperende stem: »U moet dan weten, meneer, dat ik een lief klein dochtertje heb, och zoo'n lief meisje. Ze is altijd zoo goed voor den ouden man. Voor een poosje nog komt ze naar mij toe met een ruikertje bloemen, Mooie, meneer, roode, witte, gele en ik weet al niet wat meer. Die had ze voor der eigen centjes gekocht. 9 Grootvader", zei ze, »hier hebt u een mooi rui kertje". 9 Marietje", zei ik, 9 hoe kom je daaraan?" want u begrijpt, dat ik nieuwsgierig was waarom ze die bloemen gekocht had. Ik zeg dan zoo: >Nou, Marietje, hoe kom je daaraan, kind? 9 Wel, groot vader, u bent immers van daag jarig", zei ze, en ze keek me ereis lachend aan. Kyk, meneer, dat was ik glad vergeten. Maar dat lieve kind had er wel goed om gedacht en daarom die bloemen voor me gekocht. Zoo is ze nu altijd, meneer, altijd even goed en vriendelijk en bij de hand, 0 zoo bij de hand en ze is pas negen jaar oud". De schoenmaker had eenigszins vlug gesproken en het was hem aan te zien, dat het hem pleizier deed eens met een ander over zijn kleinkind te kunnen spreken. »Maar", zeide ik, >wat is er dan met dat lieve kind gebeurd? Is ze ziek of zoo iets?" Juist, meneer", antwoordde de oude, >ze is ziek; leelijk ziek ook. Van de week komt ze uit de school, want ze gaat op school en is wat knap meneer, ze komt dan uit de school en ze zag zoo bleek, zoo bleek als de letterlijke dood! U begrijpt meneer, hoe ik verschrok". Ik zeide dat ik me zoo iets zeer goed kon voor stellen, en hij vervolgde: 9Kom", zeg ik zoo tegen haar, wat scheelt er aan, beste meid? Ben je niet goed?" 9 Och, grootvader", zei ze, 9 ik heb een beetje pijn in mijn hoofd, maar dat zal wel overgaan, eer ik een jongen word". Want grappig was ze altyd wegens mishandeling van een der kinderen die den dood tengevolge had. Het hof van Augoulêine veroor deelde deze modelmoeder slechts tot 2 jaren opsluiting wegens manslag door onvoorzichtigheid, aangezien de opzet niet was bewezen. Parys, 1 Mei. Louise Michel is gisterenmiddag gearresteerd, op het oogenblik, dat zij aan het gare de Lyon uit den trein stapte. Goron, chef van de veiligheidspolitie, had den stationschef verzocht het portier van den waggon, waarin zij met burger Thévenin gezeten was, gesloten te houden, totdat de overigo reizigers gedeeltelijk vertrokken waren. Louise Michel en haar reisgenoot werden toen uitgenoodigd den chef naar de prefectuur te volgen. Onder hevig protest moesten zij aan het bevel gehoor geven; zij verklaarden, dat de chef voor het volk rekenschap zou moeten af leggen van zijn daad, vooral daar zij belemmerd wer den in hunne vrijheid, om gisteravond op te treden in de zaal Pavier. By het voorloopig onderzoek verklaarde Louise Michel de volle verantwoordelijkheid op zich te nemen van het gesprokene in het Loire-departement, waarover de politie-rechter een tek-grafnch verslag bezatook burger Thévenin bevestigde, dat die woorden door hen waren gesproken, waarop het bevel werd ge- teekend, de beklaagden, op grond van ophitsing tot verstoring der openbare orde, in voorloopige hechtenis te houden. Duitschland. Borlyn, 1 Mei. In de stacl is het rustig. Langs de straten is alles gelijk gewoonlijk. In de fabriek van Ludwig Löwe is alles in volle werking; slechts ongeveer 50 man zijn er weggebleven. Een talrijke bijeenkomst van ledigloopende werklieden is heden ochtend door een politie-agent zonder moeite uiteengedreven. In Rossmann's fabriek van naaimachines is het geheelo personeel, op vijf man na, aan het werk. E?n groot aantal werklieden, die vandaag geen arbeid verrichtten, zijn 's ochtends naar het Grünewald en op andere uit stapjes in de nabijheid van Berlijn uitgegaan. Uit de voorsteden is tot nog toe geenerlei bericht van onge regeldheden ontvangen. Te Metz, Wiesbaden, Munster, Straatsburg en Neurenberg is alles aan hot werk. Te Stettin bemerkt men slechts weinig ledigloopende werklieden. Uit Neunkirchen wordt gemeld, dat de mijnwerkers der firma Stumm, alsook in andore mijnwerken, voltallig aan don arbeid zijn. Evenzoo is er in het onderdistrict Dortmund niets van arbeidsrust te bespeuren. België. Brussel, 1 Mei. In geheel België heerscht vol komen orde. In do kolendistricten hebben de mijn werkers wel talryke optochten gehouden, door roode vanen voorafgegaan, zingende en den achturigen werkdag eischende, maar de orde is niet gestoord. Ook to Gent en Antwerpen heeft er tot dusver geene betooging plaats gehad. Nederland. 'sGi'avenhago, 1 Mei. Z. M. de koning heeft zyu dank doen betuigen aan de »Vereeniging tot bevordering der belangen van ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van officier" onder de zinspreuk: Moed, beleid en trouw", voor de aangeboden hulde en wenscben. Z. M. is overtuigd dat de ver- eeniging tot zegen zal zyn van alle ridders en tot heil van h«t land. Tweede Kamer. Gekozen zyn tot rapporteurs over het wetsontwerp tot splitsing der groote kies districten de heereu Reekers, Travaglino, Seret, Rutgers en Michiels. De heden opgemaakte candidatenlyst voor raadsheer in den Hoogen Raad bestaat uit de heeren De Ranitz, raadsheer in het hof alhier, 't Hooft, advocaat te 'b Bosch, en Weve, president der rechtbank alhier. Aan den heer Glinderman, afgevaardigde voor Oostburg, is verlof verleend de regeering te inter- pelleeren over de storing op de Zeeuwsche telegraaf kabels en den lieer Van Gijn, afgevaardigde voor Dordrecht, over de heffing van registratierechten bij den verkoop van koopmansgoederen. Morgen te 11 uur zitting. Buist, 30 April. By de verkiezing van een lid van den Gemeenteraad alhier, werden uitgebracht op den heer L. van Woltberghe 70 en op den heer ■■.i» .i*". i.mw. jjgxr. E11 ze maakte toen nog de boterhammen klaar dat doet ze altijd en ze zette de koffie en zoo al meer. Maar zelf at of dronk ze niet. Ze zei, dat de pijn in der hoofd erger werd en toen is ze maar naar hed gegaan. Den volgenden morgen dat is dan eer- gisterenmorgen, ziet u was ze wat beter, maar nou is ze er erg miserabel aan toe. De bosdokler is bij er geweest en die schudde bet hoofd. Het zou wat te zeggen wezen, meneer", ging bij voort, wee moedig bet hoofd schuddende, 9 bet zou toch wat te zeggen wezen, als ik haar moest verliezen". Hier brak bij in tranen los. 9 Meneer mot den ken", ging bij snikkende voort, 9 dat ze alles is, wat ik op de wereld heb. Mijne vrouw is dood, mijne kinders zijn dood en nou zij ook nog 1 O, ik mag er niet aan denken!" Ik poogde hem wat op te beuren. 9 Kom, Jan", zeide ik, 9je moet den moed zoo gauw niet laten zakken, jongen. Er is misschien niet eens gevaar. Die dokters wiegelen soms zoo gauw met bun bol. Bovendien ze is jong. En wie is er al niet eens ziek geweest in zijn jonge jaren?" Jan keek me eenigszins bemoedigd aan. 9 Zou u denken, meneer", vroeg hij, »dat Marietje nog kan Wel ja, man", antwoordde ik,waarom niet? We zullen bet beste maar hopen". Jan knikte met een zeer ernstig gelaat, greep de laars weder, die hy had laten vallen en den borstel opnemende, maakte bij zich gereed, zijn werk te hervatten. Hoor reis, meneer", zeide hij, »u mot bet mij niet kwalijk nemen, dat ik daareven gehuild heb. Geloof mij, ik kan het niet laten". »Wel neen, Jan", was mijn antwoord, 9 volstrekt niet. Maar ik moet voort en wenscb je beterschap met Marietje. Ik zal morgen ochtend wel komen hoor en, hoe bet met baar is". Dankje, meneer", riep Jan mij achterna en ik stapte verder. Den volgenden morgen wandelde ik op bet ge wone uur naar bet pothuisje van den ouden schoen lapper. Ik had den vorigen dag onder mijne bezigheden dikwijls aan hem en zijne kleindochter gedacht. Ik

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1