zierikzëesci1e nieuwsbode. Zaterdag 22 Maart 1890. Directeur-Uitgever J. WAALE. Een Polderbelang. NIEUWSTIJDINGEN. Feuilleton. Henriëtte. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1.30, franco per post f 1.60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per weekf 10,per jaar. 46ste JAARGANG. No. 5825. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, "Woensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar 'plaatsruimte berekend. Plaatsing van Kinderen op de School B. Zitting van COMMISSARISSEN dier School in het Schoollocaal aan het Kerkhof (Hoofd de onderwijzer P. van der Have), op Maandag' tien S4 Maart 1890, 's avonda 'T'1/» uuri tot het om vangen en beoordeelen der aanzoeken om plaatsing van kinderen op die School. Binnenkort kan in de Tweede Kamer tegemoet gezien worden de behandeling van een ontwerp-wet tot vaststelling van bepalingen betreffende 's Rijks waterstaatwerken. Dit ontwerp bevat, nevens eenige voorschriften die meer op de scheepvaart betrekking hebben, bepalingen voor de polders van zooveel géwicht en van zoo ingrijpenden aard, dat het nuttig is de opmerkzaamheid der polderbesturen tijdig genoeg daar op te vestigen om maatregelen te kunnen nemen hunne bezwaren aan de Tweede Kamer kenbaar te maken. Volgens de toelichting is de wet bestemd te vervangen de Koninklijke besluiten, waarin zijn opgenomen door straffen te handhaven bepalingen ter bescherming van 's Rijks Waterstaatswerken en ter verzekering van de veiligheid en de doelmatigheid van het gebruik dier werken. Feitelijk gaat hare strekking echter veel verder. In art. 1 no. 4 wordt den Koning de bevoegdheid gegeven bij algemeenen maatregel van bestuur door straffen te handhaven bepalingen vast te stellen betreffende het afleiden van water uit- en het af voeren van water in de openbare wateren onder beheer van het Rijk, waaronder mede verslaan worden de territoriale wateren. Die bevoegdheid te regelen sluit dus in, te beperken en zelfs te verbieden, in hoogste ressort. Van oudsher tot heden zijn de waterschappen en polders volkomen vrij geweest in het af- en aanvoeren van water. Geene beperkingen bestaan daarin. Elke polder is vrij zijn polderwater op die plaats en in die wijze te loozen als hem dat goeddunkt. Die vrijheid nu staat aan de polders ontnomen te worden en het gevaar dreigt dat de polderbesturen ten deze opzichte worden onderworpen aan algemeene voor schriften, die hoe goed ook in het algemeen, voor de bijzondere belangen der aan hun zorg toever trouwde gronden nadeelig zijn. Het afleiden van water uit de openbare wateren is iets dat in Zeeland, door polderbesturen althans, niet dan bij hooge uitzondering, b.v. om de wei landen heinbaar te maken, geschiedt. Een Zeeuwsch belang is hiermede niet gemoeid. Doch zooveel te meer is het voor de Zeeuwsche polders van ge wicht te behouden hun eeuwenoud recht om daar, waar 't hun best voorkomt hunne suatiesluizen te bouwen, hunne boezems te maken, hunne stoom gemalen te stichten, en al die werken te gebruiken op de wijze voor eiken polder het meest geschikt. Wordt dit ontwerp wet, dan bestaat de moge lijkheid dat de voorschriften by algemeenen maat regel te geven vastgesteld zullen worden op de wellicht eenzijdige voorlichting van ambtenaren met de belangen der Zeeuwsche polders niet hekend, of meer op de belangen van scheepvaart en van anderen aard acht gevende, zoodat de polderbesturen niet langer in staat zullen zijn de gronden voor te hoogen waterstand te behoeden. Dit is wel niet als een zeker onmiddellijk gevolg te duchten, doch de mogelijkheid nu of later bestaat, en dat is voldoende om aan te dringen op het be houd van het recht dat door de polders sinds eeuwen ongehinderd en in volkomen vryheid is Men moet niet kunnen behoeven te duchten dat eenmaal krachtens een algemeenen maatregel een polder verplicht zal zijn zijne uitwateringssluizen te verleggen, zijn stoomgemaal te verplaatsen, de geheele inwendige wateraanvoer te veranderen, omdat bijvoorbeeld het vaarwater voor die sluizen verondiept en in het belang der scheepvaart eene verplaatsing dier werken aanbevelenswaardig is. Dit is nu eene onmogelijkheidwordt het ontwerp wet niet gewijzigd aangenomen, dan staat men aan de mogelijkheid bloot. Nu meen ik te mogen betwijfelen dat ooit de behoefte gebleken is aan de polders hunne aloude vrijheid op dit punt te ontnemen. Het is zelfs aannemelijk dat de bepaling van dit artikel met het oog op geheel andere toestanden is ontworpen, doch het gevaar voor de polders blijft. Wenschelijk is derhalve dat het recht dat de polderbesturen van de oudste tijden gehad hebben over hunne uitwatering uitsluitend te beschikken. gehandhaafd blijve. Door eene inlassching dat van de onderwerpen door bedoelden maatregel te om schreven worde uitgezonderd de regeling van het afleiden en afvoeren van water in 's Rijks wateren, wanneer dit geschiedt door de besturen van die waterschappen en polders welke van ouds gewend zijn dit vrij te doen, is dit gemakkelijk te be reiken. Niet minder bedenkelijk kan zijn de bevoegdheid bij hetzelfde artikel gegeven om bij algemeenen maatregel van bestnur het veranderen of het opzette lijk belemmeren van den loop der openbare wateren onder 's Rijks beheer, te regelen. Zoolang de Zeeuwsche polders met oeverafschui- vingen en vallen te kampen hebben, zal 't voor hen van het allerhoogst gewicht zijn den stroom door dammen, hoofden en andere werken zooveel mogelijk uit de kust te houden of te verwijderen, en, indien de middelen ooit worden uitgevonden het over komen der zandbanken te beletten, zal 't van onbe rekenbaar nut zijn die toe te passen. Dit alles is thans geregeld door de wet van 24 Februari 1806 welke de bevoegdheid tot het maken van alle dergelijke werken geeft, behoudens minis- terieele goedkeuring. Noch in de Memorie van Toelichting, noch in het verslag der afdeelingen is te vinden of de wet van 1806 door deze wet zal worden afgeschaft. Mis schien is de bedoeling dat de wet van 1806 als eene lex specialis niet afgeschaft wordt, ofschoon aan den anderen kant de wet van 1806, vaststellende een algemeen rivier- en waterrecht, tegenover dit ont werp m. i. niet eene bijzondere wet genoemd kan worden. Doch wat ook de bedoeling van den wet gever moge zijn, ik geloof toch dat de wet van 1806 door de nieuwe wet zeker gedeeltelijk afgeschaft zal worden daar bezwaarlijk de Minister krachtens de wet van 1806 handelingen toestaan kan die hij Koninklijk Besluit krachtens de nieuwe wet zijn verboden. Dit klemt te meer voor de Zeeuwsche polders omdat, al is de wet van 1806 altijd wel aangenomen alsook geldende voor de Zeeuwsche slroomen, het toch op goede gronden betwijfeld mag worden of die wet op de zoogenaamde zeegaten wel toepasselijk is (zie Bijdragen enz., 28e deel, p. 149.) Het maken van zink- en stortwerken, thans ook geregeld bij de wet van 1806, zal voortaan komen onder al. 7 van art. 1 van het ontwerp »het werpen van vaste stoffen in 's Rijks wateren", en ook bij algemeenen maatregel geregeld worden. Deze alinea 7 is vermoedelijk geschreven met het oog op het loozen van faecaliën in rivieren, het wer pen van koolasch van boord der schepen en derge lijke handelingen, doch daar zinksteen moeilijk iets anders als een vaste stof te noemen is, zal zinken en storten ook onder al. 7 vallen. Hier als elders is de wetgever door te veel generaliseerende bepalin gen het goede doel dat hem voor oogen stond voorbij gestreefd. Wanneer de betrekkelijke bepalingen der wet van 1806 door dit ontwerp komen te vervallen, zoo bestaat de mogelijkheid dat het maken van dergelijke werken tot het verleggen of verwijderen van den stroom, en het uitvoeren van zink- en stortwerken voortaan zelfs verboden is, en de groote waarschijn lijkheid dat de Zeeuwsche polders in de toekomst bij het maken van werken tot behoud hunner dijkage en tot verdediging hunner vooroevers van 't aller eerst gewicht, aan allerlei belemmerende ten be hoeve van mindere belangen gemaakte, beperkingen zullen zijn onderworpen. Daarom is wenschelijk dat ook hieromtrent in het ontwerp wet eene uitzonde ring worde gemaakt. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland zijn voorgegaan met op de bezwaren voor polders uit de tegenwoordige redactie van het ontwerp voort spruitende, de Tweede Kamer te wijzen. Ook Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, en het bestuur van Schouwen hebben zich deswege geadres seerd tot de Tweede Kamer. Het was het doel van mijn schrijven aan te toouen dat alle Zeeuwsche polders met zeewater keerende dijken gelijkelijk belang er bij hebben dat hunne belangen door de nieuwe wet niet noodeloos worden geschaad. Moge de kennisgeving dezer bezwaren de besturen dier polders aanleiding geven tot de Tweede Kamer adressen van adkaesie te richten met de bedenkingen tegen nos. 4 en 7 van art. 1 door bovengenoemde adressanten reeds ingediend. Zullen deze adressen effect hebben, dan dient men dit tijdig te doen, wijl nog voor Paschen de behandeling der wet gewacht kan worden. Mr. A. J. F. FOKKER. Oost-Indië. Men Bchjjft van Atjeh d.d. 10 Februari: Het is in den laatsten tjjd weer treurig gesteld op Atjeh. Dagelijks hoort men bjjna op de linie de doffe dreunen van 't geschut, dat wjjd en zjjd dood en verderf zaait in kampongs en rimboe, maar helaas 'tmag niet baten. De Atjeher ia in die 17 jaren op en top soldaat geworden. Hg weet niet beter of 't hoort zoo, dat hg elk moment de kana loopt een granaatscherf of een blauwe boon op te vaDgen. Valt bg, welnu strydende voor de goede zaak van den Mahomedaan, komt hg toch iD 't rgk der hemelen. Pakang Kroeng Tjoet heeft de laatate dagen weer eenige offers geëischt. Men waa daar nog steeds bezig den boel open te kappen en de daar staande bentings te slechten bentingéén er van was een onneembare vesting. Slechts een 8-tal meters in 't vierkant beslaande, bestond hij uit een hoogen aarden wal, waar onze 8 duimertjes weinig tegen vermogen en daarvoor een eenige meters dikke doerie heg, terwjjl een smal voet pad voor 1 persoon begaanbaar en afgesloten door 3 op elkaar volgende zware deuren toegang verleende tot dit onneembare fortje. Gelukkig dat nu dezen keer ook de bevriende kampongs onkundig waren gelaten van onze komst. Hadden de Atjehers hun stelling verdedigd, wellicht had men een herhaling van 26 Juli kunnen bjjwoneo. Enfin er werd nog steeds gekapt en opgeruimd, maar op een morgen hadden de heeren zich voor de variatie weer eens in hun oud nestje opgesteld en dus er uitj luitenant Ferguson en een 4tal fuseliers moesten het echter ontgelden, den vorigen dag waren ook al een 4tal minderen gekwetst; den volgenden middag vielen er uit den kampongsrand weer een 5tal schoten, waarvan één den kapt. van den Btaf Van Heutz door den arm ging en in de lever drong. De man ia na tuurlijk nog lang niet buiten gevaar. Verder laten de aanhangers van onzen braven Tengkoe di Toeroe ons in de buurt van Lampeneroet ook niet met rust, ook daar wappert lustig dagelybs de Atjeh-vaan. Er loopen al geruchten van een demonstratie met een paar bataljons, want 't wordt te gek nu wg op onze posten de kruitmagazijnen reeds met zandzakken moeten beschermen tegen het geregeld vuur van een oude gladde 9-duimer, daar gooien ze de niet ge sprongen 8 c.M. granaten mede terug. Heel aardig gericht en 'tgranaatje behoorljjk van ean tydbuisje voorzien. Engeland. Toen de werkatakende dokwerkers te Liverpool een bgeenkomst hieldeD, reed voorbg het lokaal, waar de vergadering werd gehouden, een met graan geladen wagen. De werkstakers maakten zich van den wagen meester en wierpen het graan over de straat. Daardoor ontstond een gevecht, waarbg de voerman door een messteek ernstig werd gewond en vele personen onder den voet raakten. Omstreeks 2000 karrevoerders te Liverpool hebben zich bij de werkstaking aangesloten, hoewel zy zeiven geen grieven hebben. Er werd een optocht gehouden, waaraan 20,000 personen deelnamen un die bet verkeer stremde, maar overigens geen ongeregelbeden veroor zaakte. De reeders trachtten te Plymouth te lossen, maar het werkstakers-comité zond een afgevaardigde naar Plymouth om dit te beletten. Het aantal werk stakers in de fabrieken by Newcastle bedraagt reeds 20,000. Op een conferentie tusschen de mijnwerkers en eigenaars van Noord-Somerset, die te Bith gehouden werd, is besloten dat een onmiddelijke loons verhooging van 5 pCt. en een gelyke vermeerdering van loon in Juli zal gegeven worden, wanneer de steenkoolprijzen dit toelaten. De werklieden-afgevaardigden verklaarden, dat de werkstaking in Noord-Somerset hiermede was geëindigd. De mynen worden als het ware overal belegerd door Bteenkoolkoopersgruis en sintels worden tegeu hoogen prijs verkocht. Vele fabrieken zjjn reeds gesloten en •duizenden katoenarbeiders worden met ontslag be dreigd, omdat de machines niet langer kunnen werken. Frankrijk. De nona, de nieuwe slaapziekte, welke als een voortzetting van de influenza wordt beschouwd, is in het zuiden van Frankryk verschenen. JDuitschland. Eene achtbare familie te Duisburg is in diepen rouw gedompeld door den zelfmoord barer eenige dochter. Het 23jarige meisje was sedert twee jaren in een onderwys-inBtituut te Londen werkzaam en had kennis met een Franschman aangeknoopt. De bruidegom wist het meisje, dat hem haar vol vertrouwen schonk, op schandelyke wgze te bedriegen. Hy maakte haar wys, dat hg borgtocht moest stellen en het meisje gaf hem al hare spaarpenningen, die een niet onaanzienlijk bedrag vertegenwoordigden. Daarna verdween de be drieger spoorloos. Bovendien vernam nu de beklagens waardige, dat de bedrieger reeds gehuwd en vader van eenige kinderen was. De jonge Dnitsche onder wijzeres trok zich het geval zoo aan, dat zy zich op hare kamer doodschoot, omdat zy hare schande niet overleven wilde, zooals zij aan hare ouders vooraf had geschreven. De arme ouders zjjn naar Londen gereisd, om de begrafenis van hun kind by te wonen. Te Berlyn wordt verzekerd, dat Emin Pacha zich bereid heeft verklaard als Gouverneur van Duitsch Oost-Afrika op te treden. Bevliy**» 20 Maart. Aan de Köln. Ztg. wordt geseind: Keizer Wilhelm heeft het verzoek om ontslag van vorst Bismarck, waarvoor de redenen in een uit voerig schryven sjjn nedergelegd, aangenomen. Nederland. *s Oravenliaar©, 20 Maart (Tweede Kamer). De belastingvoorstellen van de heeren Borgesius c. s. waren nog den ganschen dag het onderwerp van debat. De heer Heemskerk vervolgde zyne bestryding dier vooretellen. Dat de afschaffing van den zoutaccyns den arbeid uit den druk zal opheffen, ontkende hg. Een dubbeltje per week als gevolg daarvan is daartoe on toereikend. Alleen een geronde organisatie van den arbeid zal verbetering brengen. En, al moge de boeren stand door afschaffing van zoutaccyns eenigzins worden ontlast, daartegenover staat de oplegging der inkomsten belasting. Naar het Fransch van Francois Coppéê. VIII. Inderdaad, de strijd begon onmiddellijk. Even voor het eten ging Armand als naar gewoonte zijn moeder in haar boudoir opzoeken. Dien dag trad hij er voor 't eerst binnen met neergeslagen oogen en angstig kloppend hart. Maar toen hg Mevr. Bernard op hare gewone plaats voor haar borduurraam zag zitten, herleefde hij weer en kwam de herinnering aan zijn gelukkige kindsheid bij hem op. Hij kon de ge dachte niet verdragen dat er een slagboom, een bolwerk tusschen hem en zijn moeder bestond en dat hg niet meer de eenige en teerbeminde zoon van vroeger was. Hij liep met open armen, bevende handen en een om vergiffenis smeekenden blik op haar toe. Maar met een heftig en afwijzend gebaar hield ze hem terug en wierp hem een >neen, als 't u blieft" toe, dat den jongeling aan de werkelijk heid herinnerde en hem het bloed in de aderen deed verstijven. Daar de bediende was komen zeggen dat het middagmaal opgediend was, gingen ze naar de eet zaal en zetten zich zwijgend aan tafel. Deze maaltijd was altijd voor hen een goed, ge lukkig oogenblik geweest. Dan bespraken ze de kleine gebeurtenissen van den dag, maakten plannen voor den volgenden dag en rustten uit onder aan- genamen, vertrouwelijken kout. Maar dien dag hadden twee onzichtbare gasten, de toorn en de schaamte, met hen aan den huiselijken disch plaats genomen. Moeder en zoon raakten bijna de gerechten niet aan, die opgediend werden en spraken geen woord. Zij keerden terug naar het boudoir, waar twee lampen in de sombere schemering der lange dagen een zwak schgnsel verspreiddenen toen de bediende die de koffie gebracht had, hen alleen had gelaten, verbrak Mevr. Bernard plotseling het zwijgen en zeide tot haar zoon op bitteren toon: Je gaat van avond zeker naar je bgeenkomst? Inderdaad had hij een rendez-vous met Henriëtte. Hij kleurde in het duister en wist in zijne verwar ring niets uit te brengen dan: Maar moeder I Toen barstte Mevr. Bernard uit: Ga maar, riep ze uit, terwijl ze van veront waardiging beefde, ga maar naar je maltressel Voortaan behoefje er niet meer om te liegen. Want je hebt me voorgelogen, je hebt me schandelijk be drogen 1 Ha! dat begint al mooi met je liefdeDie meid heeft je al een laagheid doen begaan. Ik beef als ik er aan denk wat die ongelukkige van je maken en waartoe ze je brengen zal. Ga haar maar weer opzoeken, mijn jongen. Ik houd je niet terug. Maar ze viel zich zelve in de rede, toen ze haar zoon hoorde snikken. Je schreit! sprak ze op zachter toon. Hij wierp zich aan baar voeten, overdekte haar handen met kussen en tranen. Vergeef me, lieve moeder, fluisterde hij. Ver geeft het me, moeder, dat ik u verdriet aandoe Maar als ge wistIk bemin haar Dit woord dreef plotseling het teder gevoel terug, dat zich langzamerhand van haar meester maakte. Je bemint haar! zeide ze, en "haai-stem trilde van woesten, bitleren spot, je bemint mijn naaister Maar ongelukkig kind, dat is je toch geen ernst Je bent dwaas 1 Ik had gehoopt, ja, ik was zoo onnoozel geweest om te gelooven, dat je in je jongelingsjaren het hart rein zoudt bewaren, tot den dag waarop ik je aan een of ander jong meisje zou uithuwelijken. Dat was mijn droombeeld, ik beken het en ziedaar, op welk een wreede wijze je het doet verdwijnen. Toch was ik niet onredelijk. Ik was bereid een gril, een aanval der hartstóchten te begrijpen, door de vingers te zien Twintig jaren zijn twintig jaren, dat weet ik Maar daar ga jij me nu de eerste de beste japon naloopenDie gewone naaister, die nauwelyks mooi kan heeten, het hof maken 1 Ik dacht woarljjk, dat je een fijnere smaak had Maar genoeg er over I Ik zou mijn waardigheid als moeder en eerbare vrouw kwetsen door langer over zoo'n schandaal te spreken. Al je 't goedvindt zullen we over dit onderwerp zwijgen. Ik heb zelfs ongelijk gehad er me driftig over te maken en je verwijtingen te doen. Laat ik hopen dat je ze spoedig tot je zelf zult richten en ge- strengere dan de mijneEen dwaas kind, voor wie ik goed ben geweest! Eene ellendige, kleine indringster, die ik beschermd, aangehaald heb en die nu mijn zoon slecht maakt I Neen Armand, het kan je geen ernst zijn. Je weet niet wat je zegt. En spoedig, morgen misschien reeds, als je er wat over nagedacht hebt, als die verfoeilijke gril over is, zal je er over blozen dat je me hebt durven zeggen, dat je die meid béminde! Wat legde ze bet slecht aan, die arme vrouw! Wat deed ze verkeerd haar zoon in zijn liefde te kwetsenNu reeds lag hg niet meer bij haar ge knield, bedekte hg hare banden niet meer met tranen, noch vleidde bij haar meer als een kind. Bevende over zijn geheele lichaam, was hij opgestaan en zeide eerbiedig, maar met drooge oogen en heesche stem Ik bid u moeder, spreek niet meer zooGe kent het arme meisje niet, ge zijt onrechtvaardig jegens haar 1 En, daar ik haar niet verdedigen kan zonder u alles te bekennen weet dan dat ik de eerste ben Maar bij kon zijn zin niet voltooien. Mevr. Bernard barstte in een honenden lach uit. Vervolgens zeide ze, terwijl ze zich trotsch en gebiedend in baar volle lengte verhief, met donkeren, onheilspeilenden blik: Geen woord meer daarover, hebt u me rer- staan, mijn zoon? En dit >u" waarmee ze hem voor 'teerst aansprak, trof den jongeling als een messteek in het hart. Geen woord meer daarover Ik zie dat u nog meer misleid en verblind is dan ik dacht. Houdt uw vertrouwelijke mededeelingen voor u en laat mij alleen. Die dame wacht u, zonder twijfel en een gentleman moet nooit te laat komen. En Armand door smart overstelpt achterlatende, vluchtte Mevr. Bernard in haar slaapkamer. Ze bleef daar in de duisternis vrjj lang zitten. Ze voelde in haar hart en in haar hoofd een opwel ling van toorn rommelend opkomen, een storm van haat jegens die Henriëtte, jegen8 die nietswaardige vrouw, die haar de onschuld en zooals ze dacht ook de liefde haars zoons had ontroofd. Nu zag ze in de herinnering het aardige figuurtje van het naaistertje, haar bescheiden blik, haar natuurlijke bevalligheid terug. Neen, die kleine was niet leelijk, niet alle- daagsch. Ze kon zelfs behagen, bemind worden. Deze gedachte vervulde het hart van de veeleischende moeder, van de weduwe, die vroeger door haar echtgenoot was verwaarloosd, van woede. Ze ver foeide Henriëtte als een vijandin, als een mede dingster. Toen werd Mevr. Bernard des Vignes, de vrome en welopgevoede dame, die in de wereld geleefd en voorheen aan het hof had geschitterd, voor eenige oogenblikken weer de woeste boerin van de heide velden van Sartenede dochter van den ouden Antonini en voelde ze door have aderen het Corsi- kaansch bloed stroomendat bloed, ziedend van wrok en dorstend naar wraak. Als ze op dit oogenblik de maltresse van haar zoon onder de oogen had gehad, zou ze zich als een woedend dier op haar geworpen en haar het gelaat met de nagels hebben opengereten. Dit afschuwelijk verlangen, dat ze bij zich op voelde komen, deed haar plotseling als 't ware tot bezinning komen. Ze verdreef het met afgrijzen en had een afkeer van zichzelve. Daarna begon ze eensklaps aan haar zoon te denken met een plotse linge toegevendheid, een echt moederlijke zwakheid. Ze was te streng jegens hem geweesti De jeugd moet uitrazen. Niettegenstaande alles, was Armand goed en beminde hij haar. Zelfs al was het zoo, dat hij iets voor die Henriëtte gevoelde, dat zou zoo niet blijven. Bovendien zou ze nooit aannemen dat Ar mand de eerste minnaar van die meid was geweest. Een huisnaaistertje, dat uitgaat waarheen en wan neer ze wilEu dan te Parijs 1 Och, komHaar zoon zou spoedig van zulk een omgang genoeg hebben. De smaak en de manieren van dat kind uit het volk zouden hem vroeg of laat kwetsen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1890 | | pagina 1